Operation Manual
94 95
Voor instelprocedures in het menu [OPNAME] (→18)
Gebruik van het [OPNAME] menu (Vervolg)
[PRE AF]
De scherpstelling wordt voortdurend bijgesteld om de beweging van uw onderwerp te
volgen, ook wanneer u niet op de ontspanknop drukt. (Verbruikt meer stroom van de
batterij)
■
Opnamemodus:
■
Instellingen:
Instellingen Effect
[OFF] Er wordt pas scherpgesteld wanneer u de ontspanknop halverwege indrukt.
[Q-AF]
(Snelle AF)
Er wordt automatisch scherpgesteld wanneer trilling van de camera gering is,
ook wanneer u niet op de ontspanknop drukt.
[C-AF]
(Continu AF)
De scherpstelling wordt voortdurend bijgesteld om de beweging van uw
onderwerp te volgen, ook wanneer u niet op de ontspanknop drukt.
●
Het scherpstellen kan enige tijd vergen wanneer de zoom plotseling wordt omgezet van
de max. W groothoekstand naar de max. T telestand, of als u plotseling dichter bij uw
onderwerp komt.
●
Druk de ontspanknop halverwege in als het moeilijk is een goede scherpstelling te
verkrijgen.
●
De functie wordt in de volgende gevallen op [OFF] gezet.
In de scènemodi [NACHTPORTRET], [NACHTL. SCHAP], [STERRENHEMEL] of
[VUURWERK]
●
[Q-AF] functioneert niet terwijl tracking AF actief is.
[MEETFUNCTIE]
Bij het corrigeren van de belichting kunt u de positie waar u de helderheid meet, wijzigen.
■
Opnamemodus:
■
Instellingen:
Meetpositie voor helderheid Omstandigheden
Multiple
Hele scherm
Normaal gebruik (voor
evenwichtige foto’s)
Centrum-
gewogen
Midden en omgeving Onderwerp in het midden
Spotmeting
Midden en naaste omgeving
Doel spotmeting
Groot verschil in helderheid tussen
onderwerp en achtergrond
(bijvoorbeeld iemand in
de spotlights op toneel,
achtergrondlicht)
[I. EXPOSURE]
Past bij groot contrast tussen achtergrond en onderwerp automatisch het contrast en de
belichting aan voor meer levensechte kleuren.
■
Opnamemodus:
■
Instellingen: [OFF]/[LOW]/[STANDARD]/[HIGH]
●
[LOW], [STANDARD] en [HIGH] geven de hoeveelheid correctie aan.
●
Als een andere instelling dan [OFF] wordt gebruikt, wordt op het scherm
weergegeven.
●
Wanneer [I. EXPOSURE] werkt, verandert de kleur van .
●
Zelfs als de [GEVOELIGHEID] staat ingesteld op [80] of [100], wanneer de
[I. EXPOSURE] functie wordt ingeschakeld, kunnen de foto’s worden genomen met een
hogere gevoeligheid dan uw gekozen instelling.
●
Onder bepaalde omstandigheden kan het zijn dat de gewenste correctie-effecten niet
worden bereikt.
[KORTE SLUITERT.]
Stelt sluitertijd in op de maximale waarde. We raden u een langere sluitertijd aan voor
heldere foto’s op donkere locaties.
■
Opnamemodus:
■
Instellingen: [AUTO] [1/250] [1/125] [1/60] [1/30] [1/15] [1/8] [1/4] [1/2] [1]
●
Langere sluitertijden maken helderdere foto’s mogelijk, maar vergroten de kans op
trillingen, dus we raden u aan een statief en de zelfontspanner te gebruiken.
●
Aangezien foto’s donker kunnen worden bij een kortere sluitertijd, bijvoorbeeld [1/250],
raden we u aan foto’s in een heldere omgeving te maken (als u de ontspanknop half
indrukt, knippert ( rood bij donkere foto’s).
●
wordt op scherm weergegeven bij andere instellingen dan [AUTO].