Operation Manual
146 147
Controleer eerst de volgende onderdelen (→146 - 152).
(Wanneer u de menu-instellingen terugzet in de standaardwaarden, kunnen bepaalde
problemen zijn opgelost.
Gebruik in de opnamemodus [RESETTEN] in het menu [SET-UP] (→24).)
Vraag en antwoord Storingen verhelpen
Batterij, spanning
De camera werkt niet, ook niet als deze is ingeschakeld.
●
De batterij is niet goed geplaatst (→13), of moet worden opgeladen.
Lcd-scherm gaat uit, zelfs als de camera is ingeschakeld.
●
[SLAAPSMODUS] is geactiveerd. (→22)
→ Druk de ontspanknop half in om op te heffen.
●
De batterij moet worden opgeladen.
De camera wordt uitgeschakeld als de stroom wordt ingeschakeld.
●
De batterij moet worden opgeladen.
●
De camera is ingesteld op [SLAAPSMODUS]. (→22)
→ Druk de ontspanknop half in om op te heffen.
Dit toestel wordt automatisch uitgeschakeld.
●
Als u de aansluiting maakt op een TV-toestel dat geschikt is voor HDTV Link via een HDMI-
minikabel (optioneel), dan wordt bij uitschakelen van de TV met de daarbij behorende
afstandsbediening ook dit toestel uitgeschakeld.
→ Als u geen gebruik wilt maken van de HDTV Link, zet u de [HDTV Link] dan op [OFF]. (→25)
Gps
Positionering kan niet worden uitgevoerd.
●
Wanneer [GPS-INST.] is ingesteld op [OFF]. (→79)
●
Afhankelijk van de opnameomgeving, zoals binnen of in de buurt van gebouwen, is het niet altijd
mogelijk de signalen van de gps-satellieten correct te ontvangen. (→78)
→ Houd de camera bij het gebruik van de gps-functie enige tijd stil met de gps-antenne omhoog
gericht, in een buitenlocatie waar u de lucht helemaal kunt zien.
De statusindicator knippert terwijl de camera uit is.
●
[GPS-INST.] staat op [ON].
●
Wanneer u de camera uitschakelt in een vliegtuig, ziekenhuis of op een andere locatie waar gps-
systemen niet zijn toegestaan, zet u [GPS-INST.] op [OFF] of
.
Positionering kan even duren.
●
De positionering kan enkele minuten duren wanneer u de camera voor het eerst gebruikt of lange
tijd niet hebt gebruikt.
●
Positionering duurt meestal minder dan twee minuten, maar omdat de posities van de gps-
satellieten veranderen, kan het langer duren, afhankelijk van de opnamelocatie en de omgeving.
●
Positionering kan even duren in omgevingen waar de signalen van de gps-satellieten moeilijk zijn te
ontvangen. (→78)
De locatienaaminformatie wijkt af van de opnamelocatie.
●
Direct nadat de camera is ingeschakeld of wanneer het gps-pictogram een ander pictogram is
dan
, kan de locatienaaminformatie die in de camera is vastgelegd, aanzienlijk afwijken van de
huidige positie.
●
Wanneer wordt weergegeven als locatienaaminformatie, kunt u de locatie in een andere locatie
uit de lijst wijzigen voordat u begint met de opname. (→81)
De locatienaaminformatie wordt niet weergegeven.
●
“- - -” wordt weergegeven als er geen oriëntatiepunt of andere punten dichtbij zijn, of als er geen
informatie staat geregistreerd in de database van de camera. (→81)
→ Tijdens het afspelen kunt u een locatienaam of andere informatie invoeren met [BEWERK
PLAATSNAAM]. (→119)
Opnemen
Er kunnen geen foto’s worden gemaakt.
●
De opname/weergave-schakelaar is niet ingesteld op (opnemen).
●
Kaart/ingebouwd geheugen is vol. → Maak ruimte vrij door ongewenste foto’s te verwijderen (→40).
Opnemen op een kaart is niet mogelijk.
●
De kaart is geformatteerd met een ander apparaat.
→ Formatteer uw kaarten met deze camera. (→26)
●
Zie voor meer informatie over compatibele kaarten (→14).
De opnamecapaciteit is gering.
●
De batterij moet worden opgeladen.
→ Gebruik een volledig opgeladen batterij (bij aanschaf niet opgeladen). (→10)
→ Als u de camera aan laat, raakt de batterij leeg. Schakel de camera regelmatig uit via de
[SLAAPSMODUS] (→22) enzovoort.
●
Controleer de opnamecapaciteit van de kaarten en het ingebouwde geheugen. (→164)
Opgenomen foto’s zien er wit uit.
●
De lens is vuil (vingerafdrukken enzovoort).
→ Schakel de stroom in om de lens uit te schuiven en reinig het lensoppervlak met een zachte,
droge doek.
●
De lens is beslagen (→7).
Opgenomen foto’s zijn te licht/te donker.
●
Foto’s die in donkere ruimten zijn gemaakt, of van heldere onderwerpen (sneeuw, heldere
omgeving enzovoort) nemen het grootste deel van het scherm in beslag. (De helderheid van
het lcd-scherm kan anders zijn dan van de werkelijke foto)
→ Pas de belichting aan (→49).
●
[KORTE SLUITERT.] is ingesteld op een hele korte tijd, bijvoorbeeld [1/250] (→95).
Er worden 2-3 foto’s gemaakt terwijl ik maar één keer op de ontspanknop druk.
●
De camera is ingesteld op het gebruik van de scènemodi [AUTO BRACKET] (→50), [MULTI-ASPECT]
(→51), [BURSTFUNCTIE] (→96), of op [HI-SPEED BURST] (→62) of [FLITS-BURST] (→63).
Er is niet goed scherpgesteld.
●
Er is niet ingesteld op de modus die geschikt is voor de afstand tot het onderwerp.
(Scherpstelgebied varieert, afhankelijk van de opnamemodus.)
●
Onderwerp valt buiten scherpstelgebied.
●
Veroorzaakt door trillingen of beweging van het onderwerp (→89, 98).
Opgenomen foto’s zijn onscherp. Optische beeldstabilisatie werkt niet goed.
●
De sluitertijd is langer in donkere locaties en de optimale beeldstabilisatie is daar minder effectief.
→ Houd de camera stevig met beide handen vast en houd de armen strak langs uw lichaam.
●
Gebruik een statief en de zelfontspanner (→48) wanneer u een langere sluitertijd gebruikt met
[KORTE SLUITERT.].
Kan [AUTO BRACKET] of [MULTI-ASPECT] niet gebruiken.
●
Er is slechts geheugencapaciteit voor maximaal 2 foto’s.