Operation Manual

2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. In het Startup Device Menu selecteert u het gewenste optische station als het
eerste opstartapparaat. Plaats de noodherstelschijf daarna in het optische-
schijfstation en druk op Enter. Het noodherstelmedium wordt gestart.
v Als u het noodherstelmedium hebt gemaakt met een USB-vasteschijfstation, doet
u het volgende om het te gebruiken:
1. Sluit het USB-vasteschijfstation aan op een van de USB-poorten van de com-
puter.
2. Druk herhaaldelijk op de toets F12 wanneer u de computer aanzet. Wanneer
het Startup Device Menu wordt geopend, laat u F12 weer los.
3. In het Startup Device Menu selecteert u het USB-vasteschijfstation als het
eerste opstartapparaat en drukt u op Enter. Het noodherstelmedium wordt
gestart.
v Als u een noodherstelmedium hebt gemaakt met het tweede interne vasteschijf-
station, stelt u het tweede interne vasteschijfstation in als het eerste opstart-
apparaat in de opstartvolgorde van apparaten om het noodherstelmedium te
starten. Zie “Een opstartapparaat kiezen” op pagina 25.
Opmerking: Het secundaire vasteschijfstation is alleen in bepaalde computer-
modellen aanwezig.
Bij het opstarten vanaf het noodherstelmedium verschijnt Rescue and Recovery.
Voor elk van de functies in het werkgebied van Rescue and Recovery is er Help-
informatie beschikbaar. Volg de instructies om de herstelproces te voltooien.
Stuurprogramma’s installeren of opnieuw installeren
Voordat u stuurprogramma’s installeert of opnieuw installeert, moet er een
besturingssysteem vooraf geïnstalleerd zijn, net als de documentatie en software-
media voor het apparaat.
Stuurprogramma’s voor tijdens fabricage geïnstalleerde apparaten bevinden zich
op het vasteschijfstation van de computer (doorgaans station C:) in de subdirectory
SWTOOLS\DRIVERS. De meest recente stuurprogramma’s voor apparaten die al
in de fabriek zijn geïnstalleerd, vindt u ook op de website http://
www.lenovo.com/support. Andere stuurprogramma’s worden meegeleverd bij de
desbetreffende apparaten.
U installeert het stuurprogramma voor een tijdens fabricage geïnstalleerd apparaat
als volgt:
1. Zet de computer aan.
2. Roep met behulp van de Windows Verkenner of Deze Computer de
directorystructuur van uw vaste-schijfstation op.
3. Ga naar de directory C:\SWTOOLS.
4. Open de map DRIVERS. In de map DRIVERS bevinden zich verscheidene sub-
mappen die zijn genoemd naar de diverse apparaten die op uw computer zijn
geïnstalleerd, zoals AUDIO of VIDEO.
5. Open de map van het gewenste apparaat.
6. Voer een van de volgende handelingen uit:
v Ga naar de subdirectory van het apparaat en zoek het bestand SETUP.exe.
Dubbelklik op het bestand en volg de instructies op het scherm om de instal-
latie te voltooien.
Hoofdstuk 3. Informatie over systeemherstel 21