Operation Manual
20
Printerinstellingen wijzigen
Met het bedieningspaneel kunt u menu-items en bijbehorende waarden selecteren voor afdruktaken
die u wilt uitvoeren. U kunt ook de instellingen en de omgeving van de printer wijzigen. Raadpleeg
Printermenu's voor een beschrijving van alle menu-items.
U wijzigt printerinstellingen als volgt:
• Een instelling selecteren in een lijst met waarden
• Een aan/uit-instelling wijzigen
• Een numerieke instelling wijzigen
U selecteert als volgt een nieuwe waarde als instelling:
1 Terwijl het statusbericht Gereed wordt weergegeven, drukt u op Menu. De menunamen
worden weergegeven.
2 Druk nog enkele malen op Menu totdat het gewenste menu wordt weergegeven.
3 Druk op Selecteren (Select) om het menu of menu-item te selecteren dat op de tweede regel
van de display wordt weergegeven.
– Als u een menu selecteert, wordt dit menu geopend en wordt de eerste printerinstelling
van het menu weergegeven.
– Als u een menu-item selecteert, wordt de standaardinstelling voor dit menu-item
weergegeven.
(Naast de huidige standaardinstelling van de gebruiker wordt een sterretje [*]
weergegeven.)
Bij elk menu-item hoort een lijst met waarden. De volgende waarden zijn mogelijk:
– een woord of woordgroep waarmee een instelling wordt beschreven;
– een numerieke waarde die kan worden gewijzigd;
– de instelling Aan of Uit;
4 Druk op Menu om de gewenste waarde weer te geven.
5 Druk op Selecteren (Select) om de waarde op de tweede regel van de display te selecteren.
Naast de waarde wordt een sterretje (*) weergegeven om aan te geven dat dit nu de
standaardinstelling van de gebruiker is. De nieuwe instelling wordt één seconde lang
weergegeven en verdwijnt daarna weer. Het bericht Opgeslagen wordt kort weergegeven en
vervolgens wordt de vorige lijst met menu-items weergegeven.
6 Druk op Terug (Return) om terug te gaan naar de vorige menu's. Selecteer de overige menu's
waarvoor u nieuwe standaardinstellingen wilt opgeven. Druk op
Start (Go) als dit de laatste
instelling is die u wilt wijzigen.
De standaardinstellingen van de gebruiker blijven van kracht totdat u nieuwe instellingen opslaat of de
fabriekswaarden herstelt. De standaardinstellingen die u hebt geselecteerd met het bedieningspaneel
kunt u ook vervangen door instellingen te kiezen in de toepassing waarmee u afdrukt.