Operation Manual

Table Of Contents
Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele hardwareopties zijn geïnstalleerd, is het wellicht nodig om de
opties handmatig toe te voegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken. Zie
“Beschikbare opties van het printerstuurprogramma toevoegen” op pagina 26 voor meer informatie.
Kabels aansluiten
Sluit de printer aan op de computer met een USB-kabel of op het netwerk met een ethernetkabel.
Zorg dat de volgende items met elkaar overeenkomen:
het USB-symbool op de kabel met het USB-symbool op de printer
de juiste ethernetkabel op de ethernetpoort
Let op—Kans op beschadiging: Raak tijdens het afdrukken niet de USB-kabel, draadloze netwerkadapters of het
aangegeven deel van de printer aan. Dit kan leiden tot gegevensverlies of een storing.
1
2
4
3
Onderdeel Tot
1 USB-printerpoort Sluit de printer aan op een computer.
2 Ethernetpoort Printer aansluiten op een netwerk.
3 USB-poort Aansluiten op een optionele, draadloze netwerkadapter.
4 Aansluiting van de stroomkabel van de printer Sluit de printer aan op een goed geaard stopcontact.
De printersoftware instellen
De printer installeren
1 Verkrijg een exemplaar van het software-installatiepakket.
2 Voer het installatieprogramma uit en volg de instructies op het beeldscherm van de computer.
3 Voor Macintosh-gebruikers: voeg de printer toe.
Opmerking: Noteer het IP-adres van de printer uit het gedeelte TCP/IP van het menu Netwerk/poorten.
Extra printer instellen 25