Operation Manual

142Printerproblemen oplossen
Afdrukproblemen Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger als u met de informatie
die hier wordt weergegeven het probleem niet kunt oplossen.
Probleem Actie
Taak is niet afgedrukt of de
verkeerde tekens zijn afgedrukt.
Controleer of
Gereed
wordt weergegeven op het bedieningspaneel voordat u een taak doorgeeft om af te
drukken. Druk op
Start
om terug te keren naar de status
Gereed
.
Controleer of er afdrukmateriaal in de printer is geladen. Druk op
Start
om terug te keren naar de status
Gereed
.
Controleer of de printer de juiste printertaal gebruikt.
Controleer of het juiste printerstuurprogramma wordt gebruikt.
Controleer of de parallelle, seriële of USB-kabel goed is aangesloten aan de achterkant van de printer.
Controleer de aansluiting van de kabel. Controleer of u de juiste kabel gebruikt. Gebruik een IEEE 1284-
compatibele parallelle kabel. Geadviseerd worden de Lexmark producten met artikelnummer 1329605
(3 meter) en 1427498 (6 meter). Controleer of een null modem kabel wordt gebruikt als u serieel RS-232
gebruikt.
Probeer een directe verbinding tot stand te brengen als de printer is verbonden via een schakelapparaat.
Controleer of het juiste papierformaat is ingesteld met behulp van het bedieningspaneel, het
printerstuurprogramma of in de toepassing.
Controleer of u
PCL SmartSwitch
en
PS SmartSwitch
hebt ingesteld op
Aan
.
Als een printspooler wordt gebruikt, controleer dan of die niet is blijven steken.
Raadpleeg “Problemen bij afdrukken via netwerk” op pagina 152 als u afdrukt via een netwerk of met een
Macintosh.
Controleer de printerinterface vanuit het
INSTELLINGMENU
.
Bepaal welke hostinterface wordt gebruikt. Druk een pagina met menu-instellingen af om te controleren of de
interface-instellingen juist zijn. Raadpleeg “De pagina met menu-instellingen afdrukken” op pagina 9.
Als u een seriële interface gebruikt, controleert u ook het volgende:
Of
DSR honoreren
is ingesteld op
Uit
.
De instellingen voor protocol, baud, pariteit en databits. De instellingen in de printer en in de hostcomputer
moeten overeenkomen.