Operation Manual

4 Ga naar:
Lijst Papierformaat > selecteer het papierformaat
Stel een aangepast papierformaat in als er geen passend papierformaat is.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6 Klik op OK of Afdrukken.
Voor Macintosh-gebruikers
1 Open het gewenste bestand en klik op Archief > Pagina-instelling.
2 Selecteer de printer in het voorgrondmenu Stel in voor.
3 Kies in het voorgrondmenu Papierformaat het papierformaat.
Stel een aangepast papierformaat in als er geen passend papierformaat is.
4 Selecteer een richting en klik op OK.
5 Selecteer in de menubalk Archief > Druk af.
6 Kies uw printer in de printerlijst of het voorgrondmenu met printers.
7 Kies in het voorgrondmenu met afdrukopties de optie Afdrukinstellingen of Kwaliteit & media, afhankelijk van uw
besturingssysteem.
8 Selecteer Wenskaarten in het voorgrondmenu Papiersoort.
9 Selecteer in het menu Afdrukkwaliteit een andere afdrukkwaliteit dan Snel afdrukken of Concept.
10 Klik op Bestand.
Tips voor het plaatsen van etiketvellen
Zorg dat de bovenkant van het etiketvel als eerste in de printer wordt ingevoerd.
Zorg dat er een marge van minimaal 1 mm tussen de plakrand en de rand van het etiketvel zit.
Controleer of de papiergeleider of papiergeleiders tegen de zijkanten van het papier zijn geplaatst.
Gebruik volledige etiketvellen. Bij gedeeltelijke vellen (met ontbrekende etiketten) kunnen de etiketten tijdens het
afdrukken losraken, waardoor het papier kan vastlopen.
Afdrukken op papier met een aangepast formaat
Voor Windows-gebruikers
1 Open een document en klik op Bestand > Afdrukken.
2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
3 Ga naar:
Tabblad Printerinstelling > lijst Papierformaat > selecteer Aangepast formaat
4 Pas de instellingen naar wens aan om een aangepast formaat te maken en klik op OK.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
6 Klik op OK of Afdrukken.
Afdrukken
39