Operation Manual

Windows
14
Stuurprogramma's voor lokaal afdrukken installeren
9 Druk op .
De printer keert terug naar Serieel of Serieel x.
10 Druk een pagina met menu-instellingen af en controleer of de seriële parameters goed zijn ingesteld.
Opmerking: Bewaar deze pagina, zodat u deze later kunt gebruiken.
a Druk op op het bedieningspaneel.
b Druk op tot Rapporten verschijnt, en druk vervolgens op .
c Druk op totdat verschijnt naast Pag. Menu-instellingen, en druk vervolgens op .
d De seriële parameters zijn te vinden onder Standaard serieel (of Serieel optie X als een kaart voor een
seriële interface is geïnstalleerd).
Een printerstuurprogramma installeren
Op de computer die is aangesloten op de printer, moet een printerstuurprogramma worden geïnstalleerd.
Opmerking: Gebruikers van Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) dienen de installatie-instructies in
Windows 95 en Windows 98 (eerste editie) gebruiken uit te voeren.
1 Plaats de cd met stuurprogramma's. De cd wordt automatisch gestart. Als de cd niet automatisch wordt gestart,
klikt u op Start
Æ Uitvoeren en typt u het volgende in het dialoogvenster Uitvoeren:
D:\Setup.exe
Hierbij is D de letter van het cd-romstation.
2 Klik op Install Printer and Software (Printer en software installeren).
3 Klik op Accept (Accepteren) nadat u de licentieovereenkomst voor de software hebt gelezen.
4 Selecteer Custom (Aangepast) en klik op Next (Volgende).
5 Selecteer Components (Onderdelen) en klik op Next (Volgende).
6 Selecteer Local (Lokaal) en klik op Next (Volgende).
7 Selecteer de printer uit de lijst en klik op Add Printer (Printer toevoegen).
8 Vouw het printeritem onder Selected Components (Geselecteerde onderdelen) uit.
9 Klik op PORT: <LPT1> en selecteer de gewenste communicatiepoort (COM1 of COM2).
10 Klik op Voltooien om de installatie van de printersoftware af te ronden.
Parameters instellen voor de communicatiepoort (COM)
Nadat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd, moet u de seriële parameters instellen voor de communicatiepoort die is
toegewezen aan het printerstuurprogramma.
De seriële parameters van de communicatiepoort moeten exact overeenkomen met de seriële parameters die zijn
ingesteld op de printer.
1 Klik op Start Æ Instellingen Æ Configuratiescherm en dubbelklik op Systeem.
2 Klik in het tabblad Apparaatbeheer op + om de lijst van beschikbare poorten uit te vouwen.
3 Selecteer de communicatiepoort die wordt toegewezen aan de printer (COM1 of COM2).
4 Klik op Eigenschappen.