Operation Manual

4 Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de
contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting.
5 Herhaal stap 3 en stap 4 met een schoon gedeelte van de doek.
6 Laat de spuitopeningen en de contactpunten volledig opdrogen.
7 Plaats de inktcartridges terug in de printer.
8 Druk het document nogmaals af.
9 Als de kwaliteit niet is verbeterd, reinigt u de spuitopeningen. Zie “Spuitopeningen van de inktcartridges reinigen”
op pagina 54 voor meer informatie.
10 Voer stap 9 nog maximaal twee keer uit.
11 Is de afdrukkwaliteit hierna nog steeds niet naar behoren, dan moet u de inktcartridges vervangen.
Inktcartridges beschermen
Bewaar een nieuwe cartridge in de verpakking tot u de cartridge gaat installeren.
Verwijder een cartridge alleen uit de printer als u de cartridge wilt vervangen of reinigen of wilt opbergen in een
luchtdichte verpakking. Als u de cartridge langere tijd blootstelt aan de open lucht, kan de afdrukkwaliteit
verminderen.
Bewaar de foto-inktcartridge in de bijbehorende opslageenheid als deze niet wordt gebruikt.
Printer onderhouden
55