Operation Manual

Spuitopeningen en contactpunten van de inktcartridge
schoonvegen
1 Verwijder de inktcartridge(s) uit de printer.
2 Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water en plaats de doek op een plat oppervlak.
3 Houd de spuitopeningen voorzichtig ongeveer drie seconden tegen de doek en veeg in de aangegeven richting.
4 Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de
contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting.
5 Herhaal stappen 3 en 4 met een ander schoon gedeelte van de doek en laat vervolgens de spuitopeningen goed
drogen.
6 Plaats de inktcartridge(s) terug in de printer en druk het document nogmaals af.
7 Als de afdrukkwaliteit niet verbetert, kunt u proberen de spuitopeningen schoon te vegen en het document
nogmaals af te drukken.
8 Voer stap 7 nog maximaal twee keer uit.
9 Is de afdrukkwaliteit hierna nog steeds niet naar behoren, dan moet u de inktcartridge(s) vervangen.
47