Operation Manual
5 Druk op als de knop niet brandt.
6 Plaats de inktcartridges terug in de printer.
Als de fout niet opnieuw optreedt, is het probleem verholpen.
Als de fout opnieuw optreedt, functioneert een van de cartridges niet correct. Voer de volgende procedure uit om
te bepalen welke cartridge niet correct functioneert.
1 Verwijder de inktcartridges uit de inktcartridgehouders en sluit de deksels van de houders.
2 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
3 Steek de stekker van het netsnoer weer in het stopcontact.
4 Druk op als de knop niet brandt.
5 Plaats de zwarte of foto-inktcartridge terug in de printer.
6 Als de fout:
• opnieuw optreedt, vervangt u de zwarte of foto-inktcartridge door een nieuwe cartridge;
• niet opnieuw optreedt, plaatst u de kleureninktcartridge terug in de printer.
7 Als de fout opnieuw optreedt, vervangt u de kleureninktcartridge door een nieuwe cartridge.
Weinig zwarte inkt/Weinig kleureninkt/Weinig foto-inkt
1 Controleer de inktvoorraden en installeer zo nodig een of meer nieuwe inktcartridges.
Zie voor meer informatie over het bestellen van supplies “Papier en andere supplies bestellen” op pagina 129.
2 Druk op om door te gaan.
Verhelp houderstoring
V
ERWIJDER EVENTUELE OBSTAKELS
1 Til de scannereenheid op.
2 Verwijder eventuele voorwerpen die de baan van de inktcartridgehouder blokkeren.
3 Controleer of de deksels van de cartridgehouders zijn gesloten.
4 Sluit de scannereenheid.
5 Druk op .
Problemen oplossen
177