Operation Manual
Controleer de inkt
Controleer de inktvoorraden en installeer zo nodig nieuwe inktcartridges.
Controleer de cartridges
1 Verwijder de inktcartridges uit de printer.
2 Controleer of sticker en tape zijn verwijderd van de cartridge.
1
2
3 Plaats de cartridges terug in de printer.
Controleer de standaardinstellingen van de printer en de instellingen voor onderbreken
1 Voer een van de volgende handelingen uit:
• Windows Vista: klik op Configuratiescherm.
• Windows XP: klik op Start.
2 Klik op Printers Printers en faxapparaten.
3 Dubbelklik op het afdrukwachtrijapparaat.
4 Klik op Printer.
• Controleer of de optie Afdrukken onderbreken is uitgeschakeld.
• Als er geen vinkje verschijnt naast Als standaardprinter instellen, moet u het afdrukwachtrijapparaat
selecteren voor elk bestand dat u wilt afdrukken.
Sluit de netvoeding opnieuw aan
1 Druk op om de printer uit te zetten.
2 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
3 Maak de netvoeding voorzichtig los van de printer.
4 Sluit de netvoeding weer aan op de printer.
5 Steek de stekker van het netsnoer in het stopcontact.
6 Druk op om de printer aan te zetten.
Verwijder de software en installeer deze opnieuw
Verwijder de printersoftware en installeer de software opnieuw.
Informatie over waarschuwingsniveaus
• Een groen vinkje geeft aan dat aan de systeemvereisten is voldaan.
• Een geel vraagteken geeft aan dat er niet is voldaan aan de systeemvereisten. De meeste belangrijke functies
werken, maar de prestaties kunnen worden beïnvloed.
112