Operation Manual
Als de fout opnieuw optreedt, functioneert een van de cartridges niet correct. Voer de volgende procedure uit om te
bepalen welke cartridge niet correct functioneert.
1 Verwijder de inktcartridges uit de inktcartridgehouders en sluit de deksels van de houders.
2 Sluit de scannereenheid.
3 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
4 Steek de stekker van het netsnoer weer in het stopcontact.
5 Druk op als de knop niet brandt.
6 Plaats de zwarte of foto-inktcartridge terug in de printer en sluit het deksel van de houder.
7 Sluit de scannereenheid.
8 Als de fout:
• opnieuw optreedt, vervangt u de zwarte of foto-inktcartridge door een nieuwe cartridge en sluit u vervolgens
het deksel van de cartridgehouder en de scannereenheid.
• niet opnieuw optreedt, plaatst u de kleureninktcartridge terug in de printer en sluit u vervolgens het deksel
van de cartridgehouder en de scannereenheid.
9 Als de fout opnieuw optreedt, vervangt u de kleureninktcartridge door een nieuwe cartridge en sluit u vervolgens
het deksel van de cartridgehouder en de scannereenheid.
Weinig zwarte inkt/Weinig kleureninkt/Weinig foto-inkt
1 Controleer de inktvoorraden en installeer zo nodig een of meer nieuwe inktcartridges.
Zie voor meer informatie over het bestellen van supplies “Papier en andere supplies bestellen” op pagina 107.
2 Druk op om door te gaan.
Verhelp houderstoring
Verwijder eventuele obstakels
1 Til de scannereenheid op.
2 Verwijder eventuele voorwerpen die de baan van de inktcartridgehouder blokkeren.
3 Controleer of de deksels van de cartridgehouders zijn gesloten.
W
F
II
P
R
I
N
T
I
N
G
4 Sluit de scannereenheid.
5 Druk op .
157