Operation Manual
3 Houd de spuitopeningen voorzichtig ongeveer drie seconden tegen de doek en veeg in de aangegeven richting.
4 Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de
contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting.
5 Met een schoon gedeelte van de doek herhaalt u stap 3 en stap 4.
6 Laat de spuitopeningen en de contactpunten volledig opdrogen.
7 Plaats de inktcartridges terug in de printer.
8 Druk het document nogmaals af.
9 Als de kwaliteit niet is verbeterd, reinigt u de spuitopeningen. Zie voor meer informatie “Spuitopeningen van de
inktcartridges reinigen” op pagina 120.
10 Herhaal stap 9 nog maximaal twee keer uit.
11 Is de afdrukkwaliteit hierna nog steeds niet naar behoren, dan moet u de inktcartridges vervangen.
Inktcartridges beschermen
• Bewaar een nieuwe cartridge in de verpakking tot u de cartridge gaat installeren.
• Verwijder een cartridge alleen uit de printer als u de cartridge wilt vervangen of reinigen of wilt opbergen in een
luchtdichte verpakking. Als u de cartridge langere tijd blootstelt aan de open lucht, kan de afdrukkwaliteit
verminderen.
Printer onderhouden
121