Operation Manual
Storingen verhelpen
Papierstoringen voorkomen
De volgende tips kunnen papierstoringen helpen voorkomen:
Aanbevelingen voor papierladen
• Zorg ervoor dat het papier vlak in de lade is geplaatst.
• Verwijder geen laden terwijl de printer bezig is met afdrukken.
• Plaats geen afdrukmateriaal in de laden, universeellader of enveloppenlader terwijl de printer bezig is met
afdrukken. Plaats het materiaal voordat u gaat afdrukken of wacht tot u wordt gevraagd afdrukmateriaal te
plaatsen.
• Plaats niet te veel papier. Zorg ervoor dat de stapel niet hoger is dan de aangegeven maximale stapelhoogte.
• Zorg ervoor dat de geleiders in de papierladen, universeellader of enveloppenlader op de juiste wijze zijn
ingesteld en niet te strak tegen het papier zijn geplaatst.
• Schuif alle laden geheel terug in de printer nadat u het papier hebt geplaatst.
Aanbevelingen voor papier
• Gebruik uitsluitend aanbevolen papier of speciaal afdrukmateriaal. Zie “Door de printer ondersteunde
papiersoorten en -gewichten” op pagina 64 voor meer informatie.
• Plaats nooit gekreukt, gevouwen, vochtig, gebogen of kromgetrokken papier.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de printer plaatst.
• Gebruik geen papier dat u zelf op maat hebt gesneden of geknipt.
• Gebruik nooit papier van verschillend formaat, gewicht of soort in dezelfde papierbron.
• Controleer of alle papierformaten en papiersoorten op de juiste wijze zijn ingesteld in de menu's op het
bedieningspaneel van de printer.
• Bewaar het papier volgens de aanbevelingen van de fabrikant.
Aanbevelingen voor enveloppen
• Gebruik het menu Envelopbescherming in het menu Papier om kreuken te beperken.
• Voer geen enveloppen in die:
– gemakkelijk krullen;
– vensters, gaten, perforaties, uitsnijdingen of reliëf bevatten;
– metalen klemmetjes, strikken of vouwklemmetjes bevatten;
– zijn samengevouwen;
– postzegels bevatten;
– een (gedeeltelijk) onbedekte plakstrook hebben als de klepzijde is gesloten of is dichtgeplakt;
– gebogen hoeken hebben;
– een ruwe, kreukelige of gedraaide afwerking hebben;
– aan elkaar kleven of beschadigd zijn.
Storingen verhelpen
119