Operation Manual

Opmerking: Nadat de printersoftware en eventuele opties zijn geïnstalleerd, is het wellicht nodig om de opties
handmatig toe te voegen in het printerstuurprogramma om deze beschikbaar te maken voor afdruktaken.Zie
“Beschikbare opties bijwerken in het printerstuurprogramma” op pagina 35 voor meer informatie.
Kabels aansluiten
1 Sluit de printer aan op een computer of een netwerk.
Gebruik voor een lokale verbinding een USB-kabel.
Gebrui voor een netwerkverbinding een Ethernet-kabel.
Opmerkingen:
Voor meer informatie over faxverbindingen, zie “Initiële installatie fax” op pagina 92.
Controleer of de juiste software is geïnstalleerd voor u de printer inschakelt. Voor meer informatie, zie de
Setup-Guide (Gebruikershandleiding).
2 Sluit het netsnoer eerst aan op de printer en vervolgens op een stopcontact.
Extra installatieopties voor de printer
32