5600-6600 Series Gebruikershandleiding 2008 www.lexmark.
Inhoudsopgave Veiligheidsinformatie........................................................................9 Inleiding..............................................................................................10 Informatie over de printer................................................................................................................................................10 Printer instellen................................................................................
Een statisch IP-adres toewijzen......................................................................................................................................51 Draadloze instellingen wijzigen na de installatie....................................................................................................52 Schakelen tussen een draadloze en USB-verbinding (alleen Windows).........................................................
Afgedrukte exemplaren sorteren ............................................................................................................................................. 79 Laatste pagina eerst afdrukken (omgekeerde paginavolgorde)................................................................................... 80 Meerdere pagina's op één vel afdrukken (N per vel) .........................................................................................................
Meerdere pagina's op één vel kopiëren (N per vel)..............................................................................................105 Kopieertaak annuleren....................................................................................................................................................106 Faxen................................................................................................107 Faxen verzenden.......................................................................
Papier en andere supplies bestellen......................................................................................................................................124 Fabrieksinstellingen herstellen....................................................................................................................................125 Problemen oplossen......................................................................126 Software voor oplossen van printerproblemen gebruiken (alleen voor Windows)...
Kennisgevingen..............................................................................159 Productinformatie............................................................................................................................................................159 Uitgavebericht...................................................................................................................................................................
Veiligheidsinformatie Gebruik alleen de netvoeding en het netsnoer die bij dit product zijn geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd vervangend onderdeel. Sluit het netsnoer aan op een goed geaard en goed toegankelijk stopcontact in de buurt van het product. LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten op het snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder druk komt te staan.
Inleiding Informatie over de printer Publicaties Publicatie Voor Handleiding Snelle installatie Aanwijzingen voor de eerste installatie. Afgedrukte Handleiding netwerken / Faxhandleiding Extra installatie-instructies. Opmerking: uw printer wordt wellicht niet geleverd met deze documentatie. Elektronische gebruikershandleiding Volledige instructies voor het gebruik van de printer. De elektronische versie wordt automatisch geïnstalleerd met de printersoftware.
Klantenondersteuning Beschrijving Locatie (Noord-Amerika) Locatie (rest van de wereld) Telefonische ondersteuning Bel Telefoonnummers en openingstijden verschillen per land of regio. • V.S.: 1-800-332-4120 Bezoek onze website op – Maandag - vrijdag (8:00 a.m. 11:00 p.m. ET), zaterdag (twaalf uur www.lexmark.com. Selecteer een land of regio en klik op de koppeling 's middags -6:00 p.m. ET) voor klantenondersteuning.
Beperkte garantie Beschrijving Locatie (V.S.) Locatie (rest van de wereld) Beperkte garantieverklaring Lexmark International, Inc. garandeert dat deze printer geen materiaalfouten of bewerkingsfouten bevat gedurende een periode van 12 maanden vanaf de datum van aankoop. Raadpleeg de beperkte garantieverklaring bij dit apparaat voor informatie over de beperkingen en voorwaarden van deze beperkte garantie, of lees de verklaring op www.lexmark.com. De garantie-informatie verschilt per land of regio.
Printer instellen Software toegang verlenen tijdens installatie Toepassingen van derden, waaronder antivirus-, beveiligings- en firewallprogramma's, kunnen meldingen weergeven wanneer de printersoftware wordt geïnstalleerd. Als u de printer zonder problemen wilt gebruiken, moet u de printersoftware toegang verlenen. Printer instellen als kopieerapparaat of faxapparaat Ga als volgt te werk als u de printer niet wilt aansluiten op een computer.
9 Zelfklevende overlays voor uw taal 2 Verwijder alle tape en verpakkingsmateriaal van alle gedeelten van de printer. 3 Zet het bedieningspaneel van de printer omhoog. 4 Als er voor uw taal een overlay geïnstalleerd moet worden, trekt u de achterkant van de overlays los om de plaklaag bloot te leggen. 5 Plaats de zelfklevende overlay in de uitsparing van het bedieningspaneel van de printer en druk de overlay goed aan.
6 Trek de papieruitvoerlade uit. 2 1 7 Til de papiersteun op en druk de hendel voor papieraanpassing naar beneden om de papiergeleiders te verlengen. 8 Plaats het papier en trek de hendel voor papieraanpassing omhoog om de papiergeleiders te verstellen. de papiergeleiders moeten tegen de randen van het papier zijn geplaatst.
9 Sluit het netsnoer aan op de printer. 2 1 LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: neem de veiligheidsinformatie bij dit product door voor u de voedingskabel of andere kabels aansluit. 10 Als de printer niet automatisch wordt ingeschakeld, drukt u op . 11 Stel de taal in als u hierom wordt gevraagd. 1 2 1 Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste taal wordt weergegeven en druk op . 12 Stel het land of de regio in als u hierom wordt gevraagd.
13 Stel de datum en tijd in. a Geef met het toetsenblok op het bedieningspaneel van de printer de maand, de dag en het jaar op en druk op om deze gegevens op te slaan. b Voer de tijd in en druk op om op te slaan. c Druk op de pijltoetsen om een tijdnotatie te selecteren en druk op om op te slaan. 14 Geef de naam en het nummer voor de fax op. a Voer een faxnummer in en druk op om op te slaan. b Voer een faxnaam in en druk op om op te slaan.
Verwijder de tape van de kleureninktcartridge, plaats de cartridge in de rechterhouder en sluit het deksel van de houder van de kleureninktcartridge. 19 Als er een zwarte inktcartridge is bijgeleverd in de doos, opent u de folieverpakking van de zwarte inktcartridge en verwijdert u deze uit de verpakking. Opmerking: u moet wellicht apart een zwarte inktcartridge aanschaffen.
20 Verwijder de tape van de zwarte inktcartridge, plaats de cartridge in de linkercartridgehouder en sluit het deksel van de zwarte-cartridgehouder. 21 Sluit de printer. 22 Druk op . Er wordt een uitlijningspagina afgedrukt.
23 De uitlijningspagina opnieuw gebruiken of weggooien. Opmerkingen: • De uitlijningspagina kan verschillen van de weergegeven pagina. • Strepen op de uitlijningspagina zijn normaal en duiden niet op een probleem. Onderdelen van de printer 4 2 3 5 6 1 7 8 9 W P I R F IN TIN G I 15 10 W I PRIN F TING I 14 11 12 13 Onderdeel Functie 1 Hendel voor papieraanpassing De papiergeleiders aanpassen. 2 Papiersteun Papier in de printer plaatsen.
6 Onderdeel Functie Lade van automatische documentinvoer (ADI) Originele documenten in de ADI plaatsen. Aanbevolen voor het scannen, kopiëren of faxen van documenten met meerdere pagina's. Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat. 7 Uitvoerlade van automatische documentinvoer (ADI) Documenten opvangen wanneer deze uit de ADI worden gevoerd.
1 2 5 6 7 3 8 4 9 Onderdeel Functie 1 Bovenklep Toegang krijgen tot de glasplaat. 2 Glasplaat Documenten en foto's scannen en kopiëren. 3 Scannereenheid 4 Inktcartridgehouder Een inktcartridge installeren, vervangen of verwijderen. 5 EXT-poort Extra apparaten, zoals een data-/faxmodem, telefoon of antwoordapparaat, aansluiten op de printer. Deze verbindingsmethode is mogelijk niet van toepassing op alle landen of regio's. • Toegang krijgen tot de inktcartridges.
8 Onderdeel Functie USB-poort op de achterkant De printer aansluiten op een desktopcomputer met een USB-kabel. Let op—Kans op beschadiging: raak het aangegeven gedeelte niet aan, tenzij u een USB- of installatiekabel aansluit of losmaakt. 9 Interne, draadloze afdrukserver Printer aansluiten op een draadloos netwerk. Opmerking: uw printermodel beschikt wellicht niet over draadloze functies en deze afdrukserver.
11 1 2 3 1 10 5 4 8 9 7 6 Item Functie Instellen Het instelmenu weergeven en printerinstellingen wijzigen. Opmerking: wanneer deze knop is geselecteerd, branden de lampjes Kopiëren, Scannen en Foto niet. Hiermee hebt u toegang tot faxnummers in een lijst met opgeslagen nummers.
6 Item Functie Display Op de display wordt het volgende weergegeven: • Printerstatus • Berichten • Menu's Opmerkingen: • De display wordt uitgeschakeld als er twee minuten geen bewerking wordt uitgevoerd. Druk op een knop om de display weer in te schakelen. • in de spaarstand is de display uitgeschakeld. 7 Het menu voor foto's weergeven en foto's afdrukken. 8 Het faxmenu openen en faxen verzenden. 9 Het scanmenu openen en documenten scannen. 10 Het kopieermenu openen en kopieën maken.
6 7 1 Item 1 2 4 3 2 5 Functie • • • • Een waarde verlagen. • • • • Een menu-item selecteren op de display. Een letter of cijfer verwijderen. De cursor een plaats naar links verplaatsen. Bladeren door menu's, submenu's of instellingen op de display. Instellingen opslaan. Een menu omlaag gaan in een submenu. Papier in- of uitvoeren. Houd de knop uit te voeren in de printer. drie seconden ingedrukt om papier in of 3 • Een waarde verhogen. • De cursor een plaats naar rechts verplaatsen.
Item 7 Functie Een afdruk-, scan- of kopieertaak starten, afhankelijk van de geselecteerde modus.
Lijst met menu's Menu Instellen Menu Foto Onderhoud Opmerking: het menu Foto wordt alleen ingeschakeld als u een opslagapparaat in de printer plaatst. Snelle foto's • • • • Inktvoorraad Cartridges reinigen Cartridges uitlijnen Testpagina afdrukken Apparaatinstelling • • • • • • • Taal Land Datum/tijd Faxinst.
Kopiëren (menu) Scannen (menu) Exemplaren Scannen naar Kwaliteit • Computer Lichter/donkerder • Netwerk (wordt alleen weergegeven als de printer is Formaat wijzigen aangesloten op een netwerk) Origineel • USB-flashstation Foto opnieuw afdrukken • Geheugenkaart Sorteren Kwaliteit Pagina's per vel Origineel Exemplaren per vel Inhoudstype Faxen (menu) PictBridge (menu) Faxen naar Kwaliteit Opmerking: het menu PictBridge wordt alleen ingeschakeld als u een PictBridge-camera aansluit op de printer.
Tijdelijke instellingen Kopiëren (menu) • • • • • • • • Exemplaren Formaat wijzigen Lichter/donkerder Kwaliteit Exemplaren per vel Pagina's per vel Origineel Inhoudstype Scannen (menu) • Kwaliteit • Origineel Faxen (menu) • Lichter/donkerder • Kwaliteit Foto (menu) De volgende foto-opties worden niet hersteld na twee minuten inactiviteit of als de printer wordt uitgeschakeld. De standaardfabrieksinstellingen worden wel hersteld wanneer een geheugenkaart of flashstation wordt verwijderd.
Time-out voor spaarstand wijzigen U kunt de time-out voor de spaarstand van de printer aanpassen. De time-out van de spaarstand is de tijd waarna de printer overschakelt op de spaarstand, als deze niet wordt gebruikt. Wijzig de time-out voor de spaarstand om onderbrekingen te voorkomen wanneer u meerdere taken uitvoert met de printer. 1 Druk op het bedieningspaneel van de printer op .
Vanaf internet 1 Ga naar onze website op www.lexmark.com. 2 Blader op de startpagina door de menu's en klik op Drivers & Downloads. 3 Selecteer de printer en het printerstuurprogramma voor uw besturingssysteem. 4 Volg de aanwijzingen om het stuurprogramma te downloaden en de printersoftware te installeren.
c Dubbelklik op de map xps en vervolgens op het xps-bestand. Het dialoogvenster Installeren vanaf schijf wordt geopend. d Klik op OK. 7 Klik op Volgende in de volgende twee dialoogvensters die worden weergegeven. Raadpleeg het XPS leesmij-bestand op de cd met installatiesoftware voor meer informatie over het XPSstuurprogramma. Dit bestand vindt u in de map xps met het batchbestand setupxps (letter van cd-station:\Drivers \xps\readme).
Onderdeel Functie Lexmark Fax Solutions • Faxen verzenden. • Faxen ontvangen op drie-in-één-printers. • Contactpersonen in het interne telefoonboek toevoegen, bewerken of verwijderen. • Lexmark Faxconfiguratieprogramma openen op vier-in-één-printers. Gebruik het Lexmark Faxconfiguratieprogramma om de snelkeuze- en groepskeuzenummers en de opties voor bellen en antwoorden in te stellen en om de faxgeschiedenis en statusrapporten af te drukken.
Macintosh-printersoftware gebruiken Onderdeel Functie Dialoogvenster Druk af Afdrukinstellingen aanpassen en afdruktaken plannen. Dialoogvenster Printerservices • • • • • • Printerhulpprogramma openen. Problemen oplossen. Inkt of supplies bestellen. Contact opnemen met Lexmark. Contact opnemen. Versie controleren van de printersoftware die op de computer is geïnstalleerd. Er worden tijdens de installatie van de software van de printer ook andere toepassingen geïnstalleerd.
Schakelen tussen de achterste USB-poort en de Quick Connect-laptoppoort (alleen bepaalde modellen) Als de printer is aangesloten op een desktopcomputer via de achterste USB-poort en u wilt een laptop aansluiten op de printer via de Quick Connect-laptoppoort, heeft de Quick Connect-laptoppoortverbinding voorrang op de USB-poortverbinding. De actieve afdruktaken op de desktopcomputer worden wellicht geannuleerd. Onderbreek of annuleer de actieve taken op de desktopcomputer voordat u schakelt tussen poorten.
Printer voorbereiden voor faxen LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Installeer dit product nooit tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer.
Als uw telecommunicatieapparaat een telefoonlijn met een Amerikaanse RJ11-aansluiting heeft, volgt u de onderstaande stappen voor het aansluiten van het apparaat: 1 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort achter op de printer. Opmerking: wanneer u deze afdekplug eenmaal hebt verwijderd, functioneren land- of regiospecifieke apparaten die u op de aangegeven wijze via de adapter op de printer aansluit, niet correct. 2 Sluit uw telecommunicatieapparaat rechtstreeks aan op de EXT-poort achter op de printer.
U sluit als volgt een antwoordapparaat of andere telecommunicatieapparaten op de printer aan: 1 Verwijder de afdekplug uit de achterzijde van de printer. Opmerking: wanneer u deze afdekplug eenmaal hebt verwijderd, functioneren land- of regiospecifieke apparaten die u op de aangegeven wijze via de adapter op de printer aansluit, niet correct. 2 Sluit uw telecommunicatieapparaat rechtstreeks aan op de EXT-poort achter op de printer.
In de EXT-poort aan de achterzijde van de printer bevindt zich een afdekplug. Deze afdekplug is nodig voor het correct functioneren van de printer. Opmerking: Verwijder de afdekplug niet. Als u deze verwijdert, functioneren andere telecommunicatieapparaten in uw huis (zoals telefoons of antwoordapparaten) mogelijk niet. Faxverbinding kiezen U kunt de printer aansluiten op apparatuur zoals een telefoon, antwoordapparaat of computermodem.
Apparatuur • • • • De printer Een telefoon Voordelen Meer informatie Faxen verzenden met de computer of de printer. “Aansluiten op een computer met een modem” op pagina 44 Een computermodem Drie telefoonsnoeren Aansluiten op een antwoordapparaat Sluit een antwoordapparaat aan op de printer als u gesproken berichten en faxen wilt ontvangen. Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen.
4 Sluit een tweede telefoonsnoer aan op de telefoon en het antwoordapparaat. 5 Sluit een derde telefoonsnoer aan op het antwoordapparaat en op de EXT-poort van de printer. Rechtstreeks aansluiten op een wandaansluiting voor telefoons Sluit de printer rechtstreeks aan op een wandaansluiting voor telefoons om faxen te verzenden of ontvangen zonder gebruik te maken van een computer. 1 U hebt een telefoonsnoer en een wandaansluiting voor telefoons nodig.
Rechtstreeks aansluiten op een wandaansluiting voor telefoons in Duitsland Sluit de printer rechtsreeks aan op een wandaansluiting voor telefoons om faxen te verzenden of ontvangen zonder gebruik te maken van een computer. 1 Zorg dat u beschikt over een telefoonsnoer (geleverd bij het product) en wandaansluiting voor telefoons. 2 Sluit het ene uiteinde van het telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer.
5 Als u dezelfde lijn wilt gebruiken voor het opnemen van berichten op uw antwoordapparaat, sluit u een tweede telefoonsnoer (niet meegeleverd) aan op het antwoordapparaat en de andere N-aanlsuiting van de wandaansluiting voor telefoons. Aansluiten op een computer met een modem Sluit de printer aan op een computer met een modem om faxen te verzenden met de software. Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen.
3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer. 4 Sluit een tweede telefoonsnoer aan op de computermodem en op de EXT-poort van de printer. Aansluiten op een telefoon Sluit een telefoon aan op de printer om de faxlijn te gebruiken als een gewone telefoonlijn. Plaats de printer vervolgens bij de telefoon om kopieën te maken of faxen te verzenden of ontvangen zonder een computer. Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen.
2 Sluit een telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer en op een werkende wandaansluiting voor telefoons. 3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer. 4 Sluit het andere telefoonsnoer aan op een telefoon en op de EXT-poort Printer instellen 46 van de printer.
Digitale telefoondienst gebruiken De faxmodem is een analoog apparaat. Bepaalde apparaten kunnen op de printer worden aangesloten zodat u digitale telefoondiensten kunt gebruiken. • Als u een ISDN-telefoondienst gebruikt, sluit u de printer aan op een analoge telefoonpoort (R-interfacepoort) op een ISDN-adapter. Neem contact op met uw ISDN-leverancier voor meer informatie en om een Rinterfacepoort aan te vragen.
De printer installeren op een draadloos netwerk (alleen bepaalde modellen) Compatibiliteit met draadloze netwerken De printer bevat een draadloze IEEE 802.11g-afdrukserver. De printer is compatibel met IEEE 802.11 b/g/n-routers die voldoen aan de Wi-Fi-norm. Als u problemen hebt met een router van het n-type, controleert u bij de fabrikant van de router of de huidige modusinstelling compatibel is met apparaten van het g-type, omdat deze instelling verschilt per routermerk en -model.
Printer installeren op een draadloos netwerk Voordat u de printer installeert op een draadloos netwerk, moet u het volgende controleren: • Uw draadloze netwerk is ingesteld en werkt correct. • De computer die u gebruikt is aangesloten op hetzelfde draadloze netwerk waarop u de printer wilt installeren. Windows 1 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer. Als het welkomstvenster niet verschijnt na een minuut, gaat u als volgt te werk: Windows Vista: a Klik op .
Windows Vista: a Klik op . b Typ in het vak Zoekopdracht starten D:\setup.exe, waarbij D de letter van het cd-rom- of dvd-rom-station is. Windows XP en eerder: a Klik op Start. b Klik op Uitvoeren. c Typ D:\setup.exe, waarbij D de letter van het cd-rom- of dvd-rom-station is. 3 Volg de aanwijzingen op het scherm om een geconfigureerde printer te installeren op een nieuwe computer. Macintosh 1 Plaats de cd met installatiesoftware in de computer. 2 Wacht tot het welkomstvenster wordt weergegeven.
Speciale installatieaanwijzingen voor draadloze aansluitingen De volgende aanwijzingen zijn van toepassing op klanten die een LiveBox, AliceBox, N9UF Box, FreeBox of Club Internet gebruiken. Voor u begint • Zorg ervoor dat de draadloze functies zijn ingeschakeld en geactiveerd voor gebruik op een draadloos netwerk. Raadpleeg de documentatie bij het apparaat voor meer informatie over het configureren voor draadloos gebruik.
Draadloze instellingen wijzigen na de installatie U wijzigt als volgt draadloze instellingen van de printer, zoals het geconfigureerde netwerk, de beveiligingssleutel en andere instellingen: Windows 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • Windows XP en eerder: klik op Start. 2 Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst. 3 Klik op Extra Lexmark Hulpprogramma voor draadloze configuratie.
3 Klik op Extra Lexmark Hulpprogramma voor draadloze configuratie. 4 Volg de aanwijzingen in het welkomstvenster. Opmerking: u hoeft tijdens de draadloze configuratie de USB-kabel waarmee de printer is aangesloten op de computer, niet los te maken.
Printer lokaal gebruiken (USB Als de printer momenteel is geconfigureerd voor een draadloos netwerk 1 Sluit het ene uiteinde van een USB-kabel aan op de USB-poort aan de achterkant van de printer. Sluit het andere uiteinde aan op een USB-poort op de computer. 2 Voeg de printer toe: Mac OS X 10.5 a Klik op de menubalk op Systeemvoorkeuren. b Klik op Afdrukken en faxen in het gedeelte Hardware. c Klik op +. d Selecteer een printer in de lijst en klik vervolgens op Voeg toe. Mac OS X 10.
Windows Vista: 1 Klik op . 2 Klik op Configuratiescherm. 3 Klik op Netwerk en internet. 4 Klik onder Netwerkcentrum op Verbinding met een netwerk maken. 5 Klik in het dialoogvenster Verbinding met een netwerk maken op Draadloos ad-hocnetwerk (computer-naar-computer) instellen en klik op Volgende. 6 Volg de aanwijzingen in de wizard Draadloos adhoc-netwerk instellen. Tijdens de installatie: a Maak een netwerknaam of SSID voor het netwerk met de computer en de printer.
8 Klik op Eigenschappen. 9 Klik op de tab Draadloze netwerken. Opmerking: Als het tabblad Draadloze netwerken niet wordt weergegeven, is er software van derden op de computer geïnstalleerd waarmee de instellingen voor draadloze netwerken worden beheerd. U moet deze software gebruiken om het draadloze ad-hocnetwerk in te stellen. Raadpleeg de documentatie bij de software van derden voor meer informatie over het opzetten van een ad-hocnetwerk.
25 Wanneer de beschikbare netwerken worden weergegeven, geeft u de netwerknaam en beveiligingsgegevens op die u hebt gemaakt in stap 13. Het installatieprogramma configureert de printer voor gebruik met uw computer. 26 Bewaar een kopie van de netwerknaam en de beveiligingsgegevens op een veilige plaats, zodat u deze in de toekomst weer kunt gebruiken.
Macintosh 1 Dubbelklik in de Finder op de printermap. 2 Dubbelklik op Lexmark Assistent voor draadloze configuratie. 3 Volg de aanwijzingen in het welkomstvenster. WPS (Wi-Fi Protected Setup) gebruiken Wi-Fi Protected Setup (WPS) is een methode om apparaten op een beveiligd draadloos netwerk te configureren die sneller werkt dan de meeste andere methoden. De printer ondersteunt WPS en kan worden geconfigureerd voor draadloze toegang via WPS.
Waar kan ik de SSID vinden? U kunt de SSID voor het draadloze netwerk vinden door de instellingen van het toegangspunt of de draadloze router te bekijken. De meeste toegangspunten hebben een ingebouwde webserver die geopend kan worden met een webbrowser. Veel netwerkadapters leveren een programma waarmee u de draadloze instellingen van uw computer, waaronder de SSID, kunt weergeven. Controleer uw computer om te zien of er een programma is geïnstalleerd met uw netwerkadapter.
WPA en WPA2 WPA (Wi-Fi Protected Access) en WPA2 (Wi-Fi Protected Access 2) bieden sterkere draadloze netwerkbeveiliging dan WEP. WPA en WPA2 zijn vergelijkbare typen beveiliging. WPA2 is een nieuwere versie van WPA en is veiliger dan WPA. WPA en WPA2 gebruiken beide een serie tekens, de vooraf gedeelde WPA-sleutel of het wachtwoord, om draadloze netwerken te beveiligen tegen niet-geautoriseerde toegang. Voor een geldig WPA-wachtwoord geldt het volgende: • 8 tot 63 ASCII-tekens.
Voorbeeld van bedraad netwerk • Een computer, laptop en printer worden met Ethernet-kabels aangesloten op een hub, router of switch. • Het netwerk is aangesloten op internet via een DSL- of een kabelmodem. Internet Voorbeelden van een draadloos netwerk Scenario 1: Een combinatie van draadloze en bedrade netwerkverbindingen op een netwerk met toegang tot internet • Alle computers en printers zijn verbonden met het netwerk via een router met mogelijkheden voor Ethernet en draadloos.
Scenario 2: Draadloos netwerk met toegang tot internet • Alle computers en printers zijn verbonden met het netwerk via een draadloos toegangspunt of draadloze router. • Het draadloze toegangspunt verbindt het netwerk met internet via een DSL- of een kabelmodem. Internet Scenario 3: Draadloos netwerk zonder toegang tot internet • Computers en printers zijn verbonden met het netwerk via een draadloos toegangspunt. • Het netwerk heeft geen verbinding met internet.
Waarom heb ik een installatiekabel nodig? Als u de printer installeert op uw draadloze netwerk, moet u de printer tijdelijk aansluiten op een computer met de installatiekabel. Deze tijdelijke aansluiting wordt gebruikt om de draadloze instellingen van de printer in te stellen. De installatiekabel wordt aangesloten op een rechthoekige USB-poort op de computer en op een vierkante USBpoort op de printer.
In de ad-hocmodus maakt een computer met een draadloze netwerkadapter rechtstreeks verbinding met een printer met een draadloze afdrukserver. Een ad-hocnetwerk heeft geen draadloze router of draadloos toegangspunt. De computer moet een geldig IP-adres hebben voor het huidige netwerk en moet zijn ingesteld op de ad-hocmodus. De draadloze afdrukserver moet zijn geconfigureerd om dezelfde SSID en hetzelfde kanaal te gebruiken als de computer.
Hoe kan ik de signaalsterkte van het draadloze netwerk verbeteren? Een veelvoorkomende reden dat draadloze printers niet kunnen communiceren via een netwerk, is een draadloos signaal van slechte kwaliteit. Als het signaal te zwak is, te vervormd of wordt geblokkeerd door een object, kan het geen gegevens overdragen tussen het toegangspunt en de printer. Druk een netwerkconfiguratiepagina af om te controleren of de printer een krachtig signaal ontvangt van het toegangspunt.
DEEL HET NETWERK OPNIEUW IN ZODAT DE SIGNAALOPNAME WORDT VERMINDERD Zelfs als het draadloze signaal door een object kan worden verzonden, wordt het signaal een beetje zwakker. Als het signaal door te veel objecten heen wordt verzonden, kan het erg worden verzwakt. Alle objecten nemen een deel van het draadloze signaal op wanneer het door de objecten heen wordt verzonden en bepaalde objecten kunnen zoveel van het signaal opnemen dat er communicatieproblemen optreden.
Het MAC-adres bestaat uit een reeks letters en cijfers. Het adres vindt u aan de achterkant van de printer. UAA: XX XX XX XX XX XX XX XX XX XX XX XX UAA: Opmerking: Een lijst met MAC-adressen kan worden ingesteld op een toegangspunt (router) zodat alleen apparaten met de juiste MAC-adressen het netwerk kunnen gebruiken. Dit wordt filteren op MAC-adres genoemd.
Windows Vista: a Klik op . b Klik op Alle programma's Bureau-accessoires. c Klik op Opdrachtprompt. Windows XP en eerder: a Klik op Start. b Klik op Alle programma's of Programma's Bureau-accessoires Opdrachtprompt. 2 Typ ipconfig. 3 Druk op Enter. Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 192.168.0.100. Het IP-adres van een computer opzoeken met Macintosh 1 Klik op Systeemvoorkeuren. 2 Klik op Netwerk. Mac OS X 10.5 a Klik op AirPort. b Klik op Geavanceerd.
Selecteer dezelfde sleutelindex op de printer als de sleutelindex die u gebruikt voor het draadloze toegangspunt.
Papier in de printer plaatsen Papier in de printer plaatsen 1 Controleer het volgende: • U gebruikt papier dat geschikt is voor inkjetprinters. • Als u fotopapier, glossy papier of extra zwaar, mat papier gebruikt, moet u dit met de glanzende of afdrukzijde naar u toe plaatsen. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) • Het papier is niet reeds gebruikt of beschadigd.
Extra zwaar, mat papier of glossy/fotopapier U kunt maximaal 25 vellen plaatsen. Controleer het volgende: • De glanzende zijde of afdrukzijde is naar u toe gericht. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) • Het papier is in het midden van de papiersteun geplaatst. • De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven. Opmerking: Foto's moeten langer drogen.
• De etiketvellen zijn in het midden van de papiersteun geplaatst. • De papiergeleiders zijn tegen de randen van de etiketvellen geschoven. Opmerking: Etiketten moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke etiketvellen zodra ze uit de printer komen en laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken. Transparanten U kunt maximaal 50 transparanten plaatsen. Controleer het volgende: • De ruwe zijde van de transparanten is naar u toe gericht.
Aangepast papierformaat U kunt 100 vellen papier (afhankelijk van de dikte) in de printer plaatsen. Controleer het volgende: • De afdrukzijde van het papier is naar boven gericht. • Het papierformaat valt binnen de volgende afmetingen: Breedte: – 76,2-215,9 mm – 3,0-8,5 inch Lengte: – 127,0-355,6 mm – 5,0-17,0 inch • Het papier is in het midden van de papiersteun geplaatst. • De papiergeleiders zijn tegen de randen van het papier geschoven. Bannerpapier U kunt maximaal 20 vellen plaatsen.
Originele documenten op de glasplaat plaatsen U kunt foto's, tekstdocumenten en artikelen uit tijdschriften, kranten en andere publicaties scannen en afdrukken. U kunt een document scannen voor faxen. Ook kunt u 3-D-objecten scannen voor gebruik in catalogussen, brochures of productfolders. Opmerking: plaats foto's, briefkaarten, kleine voorwerpen, dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) en 3D-objecten op de glasplaat in plaats van in de ADI.
4 Sluit de bovenklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding. Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen U kunt maximaal 25 vellen van een origineel document in de automatische documentinvoer (ADI) plaatsen om ze te scannen, te kopiëren of te faxen. U kunt papier van het formaat A4, Letter of Legal in de ADI plaatsen. Opmerkingen: • Gebruik alleen nieuw en ongekreukeld papier dat niet is omgekruld.
3 Plaats het originele document met de bedrukte zijde naar boven en de bovenzijde naar voren in de ADI tot u een pieptoon hoort. Het document wordt in de ADI gevoerd. W I PRIN F TING I Opmerking: Er wordt geen voorbeeld weergegeven als u de ADI gebruikt. Wanneer u de scanner gebruikt, kunt u één voorbeeldpagina per keer weergeven.
Papiercapaciteit van de automatische documentinvoer (ADI) Maximumaantal Aandachtspunten 25 vellen: • Letter-papier • A4-papier • Legal-papier • De papiergeleider van de ADI-lade is ingesteld op de breedte van het originele document. • Het originele document is met de bedrukte zijde naar boven en de bovenzijde naar voren in de ADI geplaatst tot er een pieptoon werd afgespeeld.
Afdrukken Standaarddocumenten afdrukken Documenten afdrukken 1 Plaats het papier in de printer. 1 2 2 Voer een van de volgende handelingen uit om af te drukken: Windows a Open het gewenste bestand in een Windows-programma en klik op Bestand Afdrukken. b Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. c Selecteer de afdrukkwaliteit, het aantal af te drukken exemplaren en de soort papier waarop u wilt afdrukken. Geef ook op hoe u wilt dat de pagina's worden afgedrukt.
1 Plaats papier in de printer. 2 Open een webpagina met een browser die wordt ondersteund. 3 Selecteer een afdrukoptie om de pagina af te drukken. U kunt de instellingen ook aanpassen of de afdrukinstellingen bekijken voordat u gaat afdrukken. Meerdere exemplaren van een document afdrukken Windows 1 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
Macintosh 1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af. 2 Geef het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken op in het gedeelte Aantal exemplaren en klik op Sorteren. 3 Klik op Druk af. Opmerking: Verwijder de afzonderlijke foto's zodra ze uit de printer komen en laat de foto's drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de foto's. Laatste pagina eerst afdrukken (omgekeerde paginavolgorde) Windows 1 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken.
5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten. 6 Klik op OK of Afdrukken. Macintosh 1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Druk af. 2 Selecteer Lay-out in het voorgrondmenu met afdrukopties. • Geef in het voorgrondmenu Pagina's per vel het aantal paginabeelden op dat op één vel papier moet worden afgedrukt. • Klik bij Lay-outrichting op het pictogram dat de volgorde weergeeft waarin de paginabeelden moeten worden afgedrukt op het vel.
USB-verbinding a Druk op de pijltoetsen om de bestandsnaam te selecteren van het document dat u wilt afdrukken of de map waarin het document is opgeslagen op het opslagapparaat. b Druk op en druk op om het document af te drukken. Draadloze verbinding (alleen bepaalde modellen) a Wacht tot de printer verbinding heeft gemaakt met de netwerkcomputer of klaar is met het zoeken naar beschikbare computers op het netwerk.
Enveloppen afdrukken 1 Plaats de enveloppen in de printer. 1 2 2 Voer een van de volgende handelingen uit: Windows a b c d Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. Selecteer in de keuzelijst Materiaalsoort op het tabblad Printerinstelling de optie Normaal. Selecteer in de lijst Papierformaat het formaat van de enveloppen.
Windows a Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. b Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. c Selecteer een papierformaat in het voorgrondmenu Papierformaat op het tabblad Printerinstelling dat bij het formaat van het etiketvel past. Stel een aangepast papierformaat in als er geen passend papierformaat is. Selecteer zo nodig de juiste papiersoort in de keuzelijst Materiaalsoort. d Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten.
4 Selecteer de maateenheden die u wilt gebruiken (millimeter of inch). 5 Klik op OK om alle geopende dialoogvensters van de printersoftware te sluiten. 6 Druk het document af. Macintosh 1 Open het gewenste bestand en klik op Archief Pagina-instelling. 2 Kies Beheer aangepaste formaten in het voorgrondmenu Papierformaat. 3 Maak een aangepast formaat. a Klik op +. b Voer in het menu Paginaformaat de Breedte en de Hoogte van het papier in.
2 Klik met de rechtermuisknop op de printer en kies Afdrukken onderbreken. Taakbalk van Windows gebruiken 1 Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk. 2 Klik met de rechtermuisknop op de documentnaam en kies Onderbreken. Macintosh 1 Terwijl het document wordt afgedrukt, klikt u op het printerpictogram in het Dock. Het wachtrijvenster wordt weergegeven. 2 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een bepaalde afdruktaak wilt onderbreken, selecteert u de documentnaam en klikt u op Stel uit.
Mac OS X 10.5 gebruiken 1 Klik op de menubalk op Systeemvoorkeuren Afdrukken en faxen. 2 Klik op Open afdrukwachtrij. Het wachtrijvenster wordt weergegeven. • Als u een bepaalde afdruktaak wilt hervatten, selecteert u de documentnaam en klikt u op Hervat. • Als u alle afdruktaken in de wachtrij wilt hervatten, klikt u op Hervat printer. Mac OS X 10.4 en eerder gebruiken 1 Klik in de menubalk op Ga Programma's Afdrukbeheer of Printerconfiguratie. De printerlijst wordt weergegeven.
3 Voer een van de volgende handelingen uit: • Als u een bepaalde afdruktaak wilt annuleren, klikt u met de rechtermuisknop op de documentnaam en kiest u Annuleren. • Als u alle afdruktaken in de wachtrij wilt annuleren, klikt u op Printer Alle documenten annuleren. Taakbalk van Windows gebruiken 1 Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk.
Werken met foto's Foto-opslagapparaten aansluiten Geheugenkaart in de printer plaatsen 1 Plaats een geheugenkaart in de printer. • Plaats de kaart met het naamlabel naar boven. • Als de kaart gemarkeerd is met een pijl, zorgt u dat de pijl naar de printer is gericht. • Plaats zo nodig de kaart in de bijbehorende adapter voordat u deze in de sleuf plaatst.
2 Wacht tot het lampje bij de bovenste geheugenkaartsleuf op de printer gaat branden. Het lampje knippert om aan te geven dat de geheugenkaart wordt gelezen of dat gegevens worden verzonden of ontvangen. Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels, netwerkadapter, de aansluiting, geheugenkaart of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan terwijl er wordt afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar een geheugenkaart. Er kunnen anders gegevens verloren gaan.
Opmerking: De printer herkent per keer slechts één opslagapparaat. Als u meer dan één opslagmedium plaatst, verschijnt een bericht op de display waarin u wordt gevraagd aan te geven welk medium moet worden herkend door de printer. Foto's afdrukken Foto's afdrukken met het bedieningspaneel van de printer 1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.
Foto's afdrukken vanaf de computer met de printersoftware 1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar u toe. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) 2 U drukt als volgt de foto's af: Windows a Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • Windows XP en eerder: klik op Start. b Klik op Alle programma's of Programma's en selecteer de programmamap van de printer in de lijst.
USB-verbinding a Druk op . b Als u Windows gebruikt: Als u Lexmark Productivity Studio hebt geïnstalleerd, wordt dit geopend wanneer u het opslagapparaat plaatst. Volg de aanwijzingen op het scherm om de foto's over te dragen naar de computer en gebruik vervolgens de programma's op de computer om de foto's af te drukken. Als u Macintosh gebruikt: Als u iPhoto hebt geïnstalleerd op de computer, wordt dit geopend wanneer u het opslagapparaat plaatst.
Foto's afdrukken vanaf een digitale PictBridge-camera PictBridge is een technologie die wordt gebruikt in de meeste digitale camera's. Hiermee kunt u rechtstreeks vanaf de digitale camera afdrukken zonder dat u een computer nodig hebt. U kunt een digitale PictBridge-camera aansluiten op de printer en de knoppen op de camera gebruiken om het afdrukken van de foto's te regelen. 1 Sluit één uiteinde van de USB-kabel aan op de camera. Opmerking: gebruik alleen de USB-kabel die bij de camera is geleverd.
Opmerkingen: • Als u de camera aansluit terwijl de printer een andere taak uitvoert, wacht u tot de taak is voltooid voordat u afdrukt vanaf de camera. • Raadpleeg de instructies in de documentatie bij de camera als u de camera wilt gebruiken om het afdrukken van de foto's te regelen. Foto's op een opslagapparaat afdrukken met het controlevel 1 Plaats normaal A4- of Letter-papier in de printer. 2 Druk op het bedieningspaneel van de printer op . 3 Plaats een geheugenkaart of flashstation in de printer.
Foto's afdrukken vanaf een digitale camera met DPOF DPOF (Digital Print Order Format) is een functie die op bepaalde digitale camera's beschikbaar is. Als uw camera ondersteuning voor DPOF biedt, kunt u opgeven welke foto's, en hoeveel exemplaren, met bepaalde afdrukinstellingen moeten worden afgedrukt terwijl de geheugenkaart nog in de camera is geplaatst. De printer herkent deze instellingen wanneer u de geheugenkaart in de printer plaatst of de camera aansluit op de printer.
Scannen Raadpleeg de Help van de programma's die zijn geïnstalleerd met de printersoftware voor meer opties voor het scannen van afbeeldingen en het aanpassen van aangepaste afbeeldingen. Originele documenten scannen U kunt foto's, tekstdocumenten en artikelen uit tijdschriften, kranten en andere publicaties scannen en afdrukken. U kunt ook een document scannen voor faxen.
d Selecteer met de pijltoetsen de kwaliteit en het formaat van de originele afbeelding en druk op elke keer nadat u een instelling hebt geselecteerd. e Druk op . • Als u de gescande afbeelding wilt verzenden naar een geheugenkaart of een flashstation: a Plaats het opslagapparaat in de printer. Opmerking: controleer of het opslagapparaat niet tegen schrijven is beveiligd. b Druk op de pijltoetsen tot Geheugenkaart of USB-flashstation wordt weergegeven en druk op .
6 Klik in het hoofdvenster op Scannen. 7 Volg de aanwijzingen op het scherm. Macintosh 1 Open de bovenklep en plaats een origineel document met de afdrukzijde naar beneden op de glasplaat. 2 Sluit de bovenklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding. 3 Dubbelklik in de Finder op de printermap. 4 Dubbelklik op XXXX Series Takencentrum, waarbij XXXX staat voor het serienummer van de printer.
4 Druk op de pijltoetsen tot Computer of Netwerk verschijnt en druk op . Opmerking: Als u Netwerk selecteert, wordt u gevraagd een netwerkcomputer te selecteren. Als u hierom wordt gevraagd, drukt u op de pijltoetsen tot de gewenste netwerkcomputer wordt weergegeven en drukt u op . 5 Wacht tot de printer klaar is met het downloaden van de lijst met scantoepassingen. Opmerking: Deze lijst wordt gedownload van de toepassingen die beschikbaar zijn op de computer.
7 Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste toepassing wordt weergegeven en druk op 8 Druk op . . Scantaken annuleren Bedieningspaneel van de printer gebruiken Druk op om een scantaak te annuleren die is gestart op het bedieningspaneel van de printer. Windows Als u een scantaak wilt annuleren die is gestart in Lexmark Productivity Studio, klikt u op Stoppen. Macintosh Als u een scantaak wilt annuleren die is gestart in Lexmark Takencentrum, klikt u op Annuleren.
Kopiëren Kopiëren 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Opmerkingen: • Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat. • Stel de papiergeleider van de ADI-lade in op de breedte van het originele document.
Afbeeldingen vergroten of verkleinen 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 3 Druk op het bedieningspaneel van de printer op 4 Druk op . tot Formaat wijzigen wordt weergegeven. 5 Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste instelling wordt weergegeven. Opmerkingen: • Als u een aangepast formaat selecteert, drukt u op om naar het volgende menu te gaan en drukt u op de pijltoetsen tot de gewenste instelling wordt weergegeven.
Kopieën lichter of donkerder maken 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Opmerkingen: • Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat. • Stel de papiergeleider van de ADI-lade in op de breedte van het originele document.
5 Druk op tot Sorteren wordt weergegeven. 6 Druk op de pijltoetsen tot Aan wordt weergegeven. 7 Druk op om de afbeelding van de pagina op te slaan in het printergeheugen. 8 Druk op als u wordt gevraagd of u nog een pagina wilt scannen. 9 Plaats de volgende pagina van het originele document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat en druk vervolgens op . 10 Herhaal stap 8 en 9 tot alle pagina's die u wilt kopiëren, zijn opgeslagen in het printergeheugen.
Opmerkingen: • Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat. • Stel de papiergeleider van de ADI-lade in op de breedte van het originele document. • Als u de glasplaat gebruikt, moet u de bovenklep sluiten om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding. 3 Druk op het bedieningspaneel van de printer op 4 Druk op .
Faxen LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Installeer dit product nooit tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer. Faxen verzenden Fax verzenden met het bedieningspaneel van de printer 1 Controleer of de printer is ingeschakeld en aangesloten op een werkende telefoonlijn.
Fax verzenden terwijl u een gesprek voert (Kiezen hoorn op haak) De functie voor handmatig kiezen kunt u gebruiken om een telefoonnummer te kiezen terwijl u naar een gesprek luistert via een luidspreker op de printer. Deze functie is handig als u een geautomatiseerd antwoordsysteem moet doorlopen of een telefoonkaartnummer moet opgeven voor u een fax kunt verzenden. 1 Controleer of de printer is ingeschakeld en is aangesloten op een werkende telefoonlijn.
5 Druk op de pijltoetsen tot Later verzenden verschijnt en druk op 6 Geef de tijd op waarop u de fax wilt verzenden en druk op . om de tijd op te slaan. 7 Als de printer niet is ingesteld op 24-uurs notatie, drukt u op de pijltoetsen om AM of PM te selecteren en drukt u op . 8 Selecteer een ontvanger: • Als de ontvanger in het adresboek staat, drukt u op Adresboek en bladert u met de pijltoetsen door de nummers in de snelkeuzelijst of groepssnelkeuzelijst.
3 Als u de fax wilt ontvangen, drukt u op of kiest u * 9 * op de telefoon nadat u de hoorn hebt opgenomen en faxtonen hoort. 4 Leg de hoorn op de haak. De printer ontvangt de fax. Faxen ontvangen met een antwoordapparaat 1 Controleer of Automatisch beantwoorden is ingeschakeld. 2 Controleer of u hebt ingesteld hoe vaak de telefoon moet overgaan voor een fax automatisch wordt ontvangen. Als er wordt gebeld, wordt het gesprek aangenomen door het antwoordapparaat.
4 U voegt als volgt een nieuw faxnummer toe aan het adresboek: a Druk op de pijltoetsen tot Toevoegen wordt weergegeven en druk op . b Druk nogmaals op . c Geef met het toetsenblok het faxnummer op in het veld Geef nummer op en druk op . d Geef met het toetsenblok de naam van de persoon die bij het faxnummer hoort, op in het veld Naam invoeren en druk op om het item op te slaan. e Herhaal stap b tot en met d om extra items toe te voegen. U kunt maximaal 89 faxnummers opgeven.
De printer ondersteunt twee soorten nummerweergave: Patroon 1 (FSK) en Patroon 2 (DTMF). Afhankelijk van het land of de regio waar u woont en de telecomaanbieder die u gebruikt, moet u mogelijk overschakelen naar een ander patroon om nummerweergave te activeren. Opmerking: nummerweergave is alleen beschikbaar in sommige landen. 1 Druk op het bedieningspaneel van de printer op . 2 Druk op de pijltoetsen tot Faxinstellingen wordt weergegeven en druk op .
Instellingen aanpassen om een fax te verzenden achter een PBX Als de printer wordt gebruikt in een bedrijfs- of kantooromgeving, is het apparaat wellicht aangesloten op een PBXtelefoonsysteem (Private Branch Exchange). Bij het kiezen van faxnummers wacht de printer doorgaans tot de kiestoon is herkend voordat het faxnummer wordt gekozen. Deze methode werkt mogelijk niet voor een PBXtelefoonsysteem als dit systeem een kiestoon gebruikt die niet herkenbaar is voor de meeste faxapparaten.
4 Instellen wanneer een activiteitenrapport voor faxen moet worden afgedrukt: a Druk nogmaals op . b Druk op de pijltoetsen om te selecteren of het activiteitenrapport voor faxen moet worden afgedrukt na 40 faxen of alleen op verzoek. 5 Als u activiteitenrapporten voor faxen wilt afdrukken, drukt op de pijltoetsen tot Rapporten afdrukken wordt weergegeven en drukt u op .
3 Faxen van onbekende afzenders (een nummer zonder nummerweergave) blokkeren: a Druk op het bedieningspaneel van de printer op . b Druk op de pijltoetsen tot Faxinstellingen wordt weergegeven en druk op . c Druk op de pijltoetsen tot Fax blokkeren wordt weergegeven en druk op . d Druk op de pijltoetsen tot Zonder id blokkeren wordt weergegeven en druk op e Druk op de pijltoetsen tot Aan wordt weergegeven en druk op . om de instelling op te slaan.
Printer onderhouden Inktcartridges onderhouden Inktcartridges installeren 1 Open de printer en druk op de hendels van de inkcartridgehouders. 2 Verwijder de gebruikte inktcartridge of inktcartridges uit de printer. 3 Als u nieuwe inktcartridges installeert, verwijdert u de tape van de achter- en onderkant van de kleureninktcartridge, plaatst u de cartridge in de rechterhouder en sluit u het deksel van de houder van de kleureninktcartridge.
4 Als een zwarte inktcartridge in de doos wordt geleverd, verwijdert u de tape van de achter- en onderkant van de zwarte inktcartridge, plaatst u de cartridge in de linkerhouder en sluit u het deksel van de houder van de zwarte inktcartridge. Let op—Kans op beschadiging: Raak het goudkleurige contactgedeelte aan de achterkant van de cartridge of de metalen spuitopeningen aan de onderkant van de cartridge niet aan. 5 Sluit de printer en zorg dat uw handen niet bekneld raken onder de scannereenheid.
De cartridgehouder wordt naar de laadpositie verplaatst, tenzij de printer actief is. 3 Druk de hendel van de cartridgehouder naar beneden om het deksel van de cartridgehouder te openen. W I PRINTIN F G I 4 Verwijder de gebruikte inktcartridge uit de printer. Opmerking: als u beide inktcartridges verwijdert, herhaalt u stap 3 en 4 voor de tweede inktcartridge.
Ga als volgt te werk als u wilt voorkomen dat het bericht nogmaals wordt weergegeven voor de aangegeven cartridge (s): • Vervang de cartridge(s) door nieuwe Lexmark inktcartridge(s). • Als u afdrukt vanaf een computer, klikt u op Meer informatie in het bericht, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Sluiten. • Als u de printer gebruikt zonder een computer, drukt u op Annuleren.
Spuitopeningen van de inktcartridges reinigen Bedieningspaneel van de printer gebruiken 1 Plaats normaal A4-papier in de printer. 2 Druk op het bedieningspaneel van de printer op en op . 3 Druk op de pijltoetsen tot Cartridges reinigen verschijnt en druk op . Er wordt een pagina afgedrukt, waarbij inkt door de spuitopeningen wordt geperst om deze te reinigen. 4 Druk het document nogmaals af om te controleren of de kwaliteit is verbeterd. Windows 1 Plaats normaal A4-papier in de printer.
4 Druk op . 5 Als een zwarte inktcartridge in de doos wordt geleverd en u hebt de zwarte inktcartridge in de printer geplaatst, drukt u op de pijltoetsen tot Zwarte inkt wordt weergegeven en drukt u op . Controleer de inktvoorraad van de zwarte inktcartridge. Installeer zo nodig een nieuwe inktcartridge. 6 Druk op tot Instellen wordt gesloten of druk op een andere modustoets.
4 Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting. 5 Herhaal stappen 3 en 4 met een ander schoon gedeelte van de doek en laat vervolgens de spuitopeningen goed drogen. 6 Plaats de inktcartridge(s) terug in de printer en druk het document nogmaals af. 7 Als de afdrukkwaliteit niet verbetert, kunt u proberen de spuitopeningen schoon te vegen en het document nogmaals af te drukken.
Buitenkant van de printer reinigen 1 Controleer of de printer is uitgeschakeld en of de stekker van het netsnoer uit het stopcontact is getrokken. LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en maak alle kabels los van de printer voordat u doorgaat om elektrische schokken te voorkomen. 2 Verwijder het papier uit de papiersteun en de papieruitvoerlade. 3 Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water.
Lexmark 5690 en Lexmark 6690 modellen Onderdeel Artikelnummer Gemiddeld cartridgerendement voor normale pagina's is maximaal1 Zwarte inktcartridge 4A Zwarte inktcartridge2 4 Ga naar www.lexmark.com/pageyields voor informatie over de rendementswaarden voor de verschillende pagina's. Kleureninktcartridge 5A Kleureninktcartridge2 5 Foto-inktcartridge 31 Niet van toepassing 1 Waarden op basis van doorlopend afdrukken. Vastgestelde rendementswaarde conform ISO/IEC 24711.
Fabrieksinstellingen herstellen Alle instellingen herstellen U kunt de instellingen van de printer herstellen naar de oorspronkelijke instellingen zonder de printermenu's te gebruiken. Opmerking: als u de standaardfabrieksinstellingen herstelt, worden alle printerinstellingen verwijderd die u hebt geselecteerd. 1 Schakel de printer uit. Opmerking: Controleer of de printer zich niet in de spaarstand bevindt Houd de knop twee seconden ingedrukt om de printer uit te schakelen.
Problemen oplossen Software voor oplossen van printerproblemen gebruiken (alleen voor Windows) Het Lexmark Servicecentrum biedt hulp bij het stap voor stap oplossen van problemen en bevat snelkoppelingen naar printeronderhoudstaken en klantenondersteuning. U kunt het Lexmark Servicecentrum op een van de volgende manieren openen: Methode 1 Methode 2 Klik op de snelkoppeling Gebruik voor aanvullende ondersteuning het Lexmark servicecentrum als deze wordt weergegeven in een foutmelding.
De aan/uit-knop brandt niet Probeer een of meer van de volgende oplossingen: DRUK OP DE AAN/UIT-KNOP Zorg dat de printer is ingeschakeld door op te drukken. MAAK HET NETSNOER LOS EN SLUIT HET SNOER OPNIEUW AAN 1 Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en maak het netsnoer los van de printer. 2 Sluit het netsnoer stevig aan op de netvoedingsaansluiting op de printer. 2 1 3 Sluit de printer aan op een stopcontact dat eerder voor andere elektrische apparaten is gebruikt.
SLUIT DE NETVOEDING OPNIEUW AAN 1 Druk op om de printer uit te zetten. 2 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact. 3 Maak de netvoeding voorzichtig los van de printer. 4 Sluit de netvoeding weer aan op de printer. 5 Steek de stekker van het netsnoer van de printer in het stopcontact. 6 Druk op om de printer aan te zetten. SCHAKEL DE BEVEILIGINGSPROGRAMMA’S IN WINDOWS TIJDELIJK UIT 1 Sluit alle geopende toepassingen. 2 Schakel alle beveiligingsprogramma's uit.
CONTROLEER DE CARTRIDGES 1 Verwijder de inktcartridges uit de printer. 2 Controleer of sticker en tape zijn verwijderd van de cartridge. 1 2 1 2 3 Plaats de cartridges terug in de printer. CONTROLEER DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE PRINTER EN DE INSTELLINGEN VOOR ONDERBREKEN Windows 1 Voer een van de volgende handelingen uit: Windows Vista: a Klik op . b Klik op Configuratiescherm. c Klik op Printer bij Hardware en geluid. Windows XP: a Klik op Start. b Klik op Printers en faxapparaten.
Macintosh Mac OS X 10.5 1 Dubbelklik in de Finder op Systeemvoorkeuren Afdrukken en faxen. 2 Controleer in het voorgrondmenu voor de standaardprinter of de printer is ingesteld als standaardprinter. Als de printer niet de standaardprinter is, moet u de printer selecteren voor elk bestand dat u wilt afdrukken. Als u de printer wilt instellen als standaardprinter, selecteert u de printer in het voorgrondmenu voor de standaardprinter. 3 Klik op Open afdrukwachtrij. Het wachtrijvenster wordt weergegeven.
VERWIJDER DE SOFTWARE EN INSTALLEER DEZE OPNIEUW Als u problemen hebt ondervonden tijdens de installatie of wanneer de printer wordt niet weergegeven in de map Printers of als printeroptie bij het verzenden van een afdruktaak, kunt u de software verwijderen en opnieuw installeren. Problemen met de stroomvoorziening van de printer oplossen De printer kan geen gegevens uitwisselen met de computer. Dit zijn mogelijke oplossingen.
7 Plaats de installatie-cd in de computer en volg de aanwijzingen op het scherm om de software opnieuw te installeren. Voer een van de volgende bewerkingen uit als het installatievenster niet automatisch wordt weergegeven wanneer u de computer opnieuw hebt opgestart: Windows Vista: a Klik op . b Typ in het vak Zoekopdracht starten D:\setup.exe, waarbij D de letter van het cd-rom- of dvd-rom-station is. Windows XP en eerder: a Klik op Start. b Klik op Uitvoeren. c Typ D:\setup.
c Klik op Apparaatbeheer. Windows XP: a Klik op Start. b Klik op Configuratiescherm Prestaties en onderhoud Systeem. c Klik op Apparaatbeheer op het tabblad Hardware. Windows 2000: a Klik op Start. b Klik op Instellingen Configuratiescherm Systeem. c Klik op Apparaatbeheer op het tabblad Hardware. 2 Klik op het plusteken (+) naast Universal Serial Bus Controller. Als u USB-hostcontroller en USB-hoofdhub ziet staan, is de USB-poort geactiveerd.
• Het printerstuurprogramma is geïnstalleerd op de computer waarop u een taak uitvoert. • De juiste printerpoort is geselecteerd. • De computer en printer zijn beide met hetzelfde draadloze netwerk verbonden. • De printer staat niet in de buurt van andere elektronische apparaten die storing kunnen veroorzaken met het draadloze signaal. Zorg dat de printer en het draadloze toegangspunt niet van elkaar gescheiden worden door palen, muren of steunpilaren die metaal of beton bevatten.
• Controleer of de USB-kabel correct is aangesloten 1 Sluit de grote rechthoekige aansluiting aan op een USB-poort op uw computer. USB-poorten kunnen aan de voor- of achterkant van de computer zitten en kunnen horizontaal of verticaal zijn geplaatst. 2 Sluit de smalle vierkante aansluiting aan op de printer.
Windows Vista: a Klik op . b Klik op Alle programma's Bureau-accessoires. c Klik op Opdrachtprompt. Windows XP en eerder: a Klik op Start. b Klik op Alle programma's of Programma's Bureau-accessoires Opdrachtprompt. 2 Typ ipconfig. 3 Druk op Enter. • Het item Standaardgateway geeft gewoonlijk het draadloze toegangspunt aan. • Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 192.168.2.134. b Geef de gebruikersnaam en wachtwoord van de router op als hiernaar wordt gevraagd.
Kan niet afdrukken met draadloze netwerkprinter Als u problemen hebt ondervonden tijdens de installatie of wanneer de printer wordt niet weergegeven in de map Printers of als printeroptie bij het verzenden van een afdruktaak, kunt u de software verwijderen en opnieuw installeren. Dit zijn mogelijke oplossingen.
c Druk op Enter. • Het item bij 'Default Gateway' geeft gewoonlijk het draadloze toegangspunt aan. • Het IP-adres bestaat uit vier sets met cijfers gescheiden door punten: 192.168.0.100. Het IP-adres kan ook beginnen met de cijfers 10 of 169. Dit wordt bepaald door het besturingssysteem of de software voor het draadloze netwerk. 2 Geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op voor het draadloos toegangspunt wanneer daar om wordt gevraagd. 3 Klik op OK.
c Klik op AirPort. d Klik op Geavanceerd. e Klik op TCP/IP. Het item Router geeft gewoonlijk het draadloze toegangspunt aan. Mac OS X 10.4 en eerder a b c d Klik op de menubalk op Systeemvoorkeuren. Klik op Netwerk. Selecteer Airport in het voorgrondmenu Toon. Klik op TCP/IP. Het item Router geeft gewoonlijk het draadloze toegangspunt aan. 2 Geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op als hiernaar wordt gevraagd. 3 Klik op OK.
CONTROLEER DE GEAVANCEERDE BEVEILIGINGSINSTELLINGEN • Als u een filter voor MAC-adressen gebruikt om toegang tot uw draadloze netwerk te beperken, moet u het MAC-adres van de printer toevoegen aan de lijst van adressen die verbinding mogen maken met het draadloze toegangspunt. • Als u het draadloze toegangspunt instelt zodat een beperkt aantal IP-adressen wordt toegewezen, moet u dit aanpassen zodat de printer kan worden toegevoegd.
c Klik op Printer bij Hardware en geluid. Windows XP: a Klik op Start. b Klik op Printers en faxapparaten. Windows 2000: a Klik op Start. b Klik op Instellingen Printers. 2 Klik met de rechtermuisknop op de nieuwe printer. Selecteer Printer on line gebruiken in het menu. 3 Sluit het venster Printers of Printers en faxapparaten en probeer opnieuw af te drukken. SELECTEER DE DRAADLOZE PRINTER U moet wellicht de draadloze printer selecteren op uw computer om de printer draadloos te kunnen gebruiken.
c Klik op Printer bij Hardware en geluid. Windows XP: a Klik op Start. b Klik Printers en faxapparaten. Windows 2000: a Klik op Start. b Klik op Instellingen Printers. 2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de bestaande printer en kies Eigenschappen. 3 Klik op de tab Poorten. 4 Zoek de geselecteerde poort op. Er staat een vinkje in de kolom Poort naast de geselecteerde poort.
CONTROLEER DE BEVEILIGINGSSLEUTELS Als u WEP-beveiliging gebruikt Voor een geldige WEP-sleutel geldt het volgende: • Exact 10 of 26 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9. of • Exact 5 of 13 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord worden weergegeven. Als u WPA-beveiliging gebruikt Voor een geldig WPA-wachtwoord geldt het volgende: • 8 tot 63 ASCII-tekens. ASCII-tekens in een WPA-wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
Windows Vista: 1 Klik op . 2 Klik op Alle programma's Bureau-accessoires. 3 Klik op Opdrachtprompt. Windows XP en eerder: 1 Klik op Start. 2 Klik op Alle programma's of Programma's Bureau-accessoires Opdrachtprompt. b Typ ping gevolgd door een spatie en het IP-adres van het draadloze toegangspunt. Bijvoorbeeld: ping 192.168.0.100 c Druk op Enter. 3 Controleer of het toegangspunt reageert: • Als het toegangspunt reageert, worden verschillende regels weergegeven die beginnen met 'Antwoord van'.
Opmerkingen: • Als u de netwerkinstellingen wijzigt, moet u deze wijzigen op alle netwerkapparaten voordat u deze wijzigt voor het toegangspunt. • Als u de draadloze netwerkinstellingen hebt gewijzigd op het toegangspunt, moet u de instellingen wijzigen op alle andere netwerkapparaten voordat u deze kunt zien op het netwerk. 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • Windows XP en eerder: klik op Start.
CONTROLEER DE BEVEILIGINGSSLEUTELS Als u WEP-beveiliging gebruikt Voor een geldige WEP-sleutel geldt het volgende: • Exact 10 of 26 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9. of • Exact 5 of 13 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers en symbolen die op het toetsenbord worden weergegeven. Als u WPA-beveiliging gebruikt Voor een geldig WPA-wachtwoord geldt het volgende: • 8 tot 63 ASCII-tekens. ASCII-tekens in een WPA-wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
Mac OS X versie 10.4 en eerder a Klik op Systeemvoorkeuren. b Klik op Netwerk. c Selecteer zo nodig Netwerkstatus in het voorgrondmenu Toon. De statusaanduiding van AirPort moet groen zijn. Groen betekent dat de poort actief is (ingeschakeld) en is aangesloten. Opmerkingen: • Geel betekent dat de poort actief is, maar niet aangesloten. • Rood betekent dat de poort niet is ingesteld. d Selecteer AirPort in het voorgrondmenu Toon. e Klik op TCP/IP.
CONTROLEER DE NETWERKNAAM Uw netwerk mag niet dezelfde naam hebben als een ander netwerk bij u in de buurt. Als u en uw buurman bijvoorbeeld de standaardnetwerknaam van de fabrikant gebruiken, kan de printer verbinding maken met het netwerk van uw buurman. Als u geen unieke netwerknaam gebruikt, raadpleegt u de documentatie voor het draadloze toegangspunt (draadloze router) om een nieuwe netwerknaam in te stellen.
Draadloze afdrukserver is niet geïnstalleerd. Er kan een bericht worden weergegeven tijdens de installatie waarin wordt aangegeven dat er geen draadloze afdrukserver is geïnstalleerd voor de printer. Als u er zeker van bent dat de printer draadloos kan afdrukken kunt u het volgende proberen: CONTROLEER DE STROOMVOORZIENING Controleer of het lampje brandt.
3 Druk op de pijltoetsen tot Standaardwaarden netwerkadapter verschijnt en druk op 4 Druk op de pijltoetsen tot Ja wordt weergegeven en druk op . . De standaardfabrieksinstellingen van de interne, draadloze afdrukserver worden hersteld. Druk ter controle een netwerkconfiguratiepagina af. Problemen met faxen oplossen Er kunnen geen faxen worden verzonden of ontvangen Dit zijn mogelijke oplossingen.
• Als u een PBX-telefoondienst gebruikt, moet u de printer aansluiten op een analoge aansluiting op het PBXsysteem. Is een dergelijke aansluiting niet beschikbaar, dan kunt u overwegen een analoge telefoonlijn voor het faxapparaat te installeren. Raadpleeg de instructies voor het configureren van de printer achter een PBX voor meer informatie over faxen als u een PBX-telefoondienst gebruikt.
IS UW PRINTERGEHEUGEN VOL? 1 Kies het nummer van het ontvangende apparaat. 2 Scan het originele document pagina voor pagina. Faxen kunnen worden verzonden, maar kunnen niet worden ontvangen Dit zijn mogelijke oorzaken en oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: PLAATS PAPIER IN DE PRINTER Plaats papier in de printer om faxen af te drukken die op de printer zijn opgeslagen.
Faxen kunnen worden ontvangen, maar kunnen niet worden verzonden Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER DE GESELECTEERDE MODUS Als u wilt nagaan of de printer is ingesteld voor faxen, controleert u of het lampje Als het lampje niet brandt, drukt u op brandt. op het bedieningspaneel van de printer.
5 Druk op de pijltoetsen tot Kiesmethode wordt weergegeven en druk op 6 Druk op de pijltoetsen tot Achter PBX wordt weergegeven en druk op . om de instelling op te slaan. Printer ontvangt een lege fax Dit zijn mogelijke oorzaken en oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER HET ORIGINELE DOCUMENT Vraag de verzender te controleren of het originele document juist is geplaatst. CONTROLEER DE INKT Controleer de inktvoorraden en installeer zo nodig een nieuwe inktcartridge.
5 Druk op de pijltoetsen om een lagere verzendsnelheid te selecteren en druk op . 6 Verzend de fax opnieuw. 7 Als het probleem blijft aanhouden, herhaalt u 1 tot en met 5 om de fax opnieuw te verzenden met steeds lagere verzendsnelheden. Opmerking: 2400 bps is de laagste verzendsnelheid. Opmerkingen: • Hoe lager de verzendsnelheid, des te langer het duurt om de fax te verzenden. • Met deze oplossing worden alle faxen met een lagere snelheid verzonden tot u de verzendsnelheid aanpast.
4 Druk op de pijltoetsen tot Fax automatisch converteren wordt weergegeven en druk op . 5 Als Fax automatisch converteren niet is ingeschakeld, drukt u de pijltoetsen tot Aan wordt weergegeven en drukt u op . Fout met externe fax Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER DE TELEFOONLIJN Verzend de fax opnieuw. Mogelijk is de kwaliteit van de telefoonverbinding niet optimaal. VERLAAG DE VERZENDSNELHEID 1 Druk op het bedieningspaneel van de printer op .
4 U wijzigt als volgt de waarde voor het interval tussen twee pogingen voor opnieuw kiezen: a Druk op de pijltoetsen tot Tijd opnieuw kiezen wordt weergegeven en druk op . b Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste instelling wordt weergegeven en druk op . PLAN OM DE FAX LATER NOGMAALS TE VERZENDEN Zie de aanwijzingen voor het verzenden van een groepsfax op een opgegeven tijdstip Fout met telefoonlijn Dit zijn mogelijke oorzaken en oplossingen.
CONTROLEER OF DE PRINTER DE KIESTOON HERKENT • Raadpleeg de instructies voor het verzenden van faxen terwijl u een gesprek voert (kiezen met hoorn op haak). • Controleer de instelling voor Belmethode: 1 Luister of u een kiestoon hoort. Als u wel een kiestoon hoort, maar de printer de verbinding verbreekt zonder het nummer te kiezen, is de kiestoon niet herkend. 2 Druk op het bedieningspaneel van de printer op . 3 Druk op de pijltoetsen tot Faxinstellingen wordt weergegeven en druk op .
Kennisgevingen Productinformatie Productnaam: Lexmark 5600 Series Apparaattype: 4437 Model(len): 001, 002 Productnaam: Lexmark 6600 Series Apparaattype: 4437 Modelnummer 2: W02, WE2, WE3 Uitgavebericht Juli 2008 De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar de voorwaarden strijdig zijn met de nationale wetgeving: LEXMARK INTERNATIONAL, INC.
Als u geen toegang hebt tot internet, kunt u ook per post contact opnemen met Lexmark: Lexmark International, Inc. Bldg 004-2/CSC 740 New Circle Road NW Lexington, KY 40550 USA © 2008 Lexmark International, Inc. Alle rechten voorbehouden. Handelsmerken Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn gedeponeerde handelsmerken van Lexmark International, Inc. in de Verenigde Staten en/of andere landen. evercolor en PerfectFinish zijn handelsmerken van Lexmark International, Inc.
Conformiteit met de richtlijnen van de Europese Gemeenschap voor radioproducten De volgende kennisgevingen zijn van toepassing als er een draadloze netwerkkaart in de printer is geïnstalleerd Dit product voldoet aan de veiligheidsvoorschriften van de richtlijnen 2004/108/EG, 2006/95/EG en 1999/5/EG aangaande het harmoniseren van de wetten van de Lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit en veiligheid van elektrische apparatuur die is ontworpen voor gebruik binnen een bepaald spanningsb
Eesti Käesolevaga kinnitab Lexmark International, Inc., et seade see toode vastab direktiivi 1999/5/EÜ põhinõuetele ja nimetatud direktiivist tulenevatele muudele asjakohastele sätetele. Suomi Lexmark International, Inc. vakuuttaa täten, että tämä tuote on direktiivin 1999/5/EY oleellisten vaatimusten ja muiden sitä koskevien direktiivin ehtojen mukainen. Français Par la présente, Lexmark International, Inc.
Gemiddelde geluidsdruk in dBA op 1 meter afstand Kopiëren 50 Gereed Niet hoorbaar Waarden kunnen gewijzigd worden. Zie www.lexmark.com voor de huidige waarden. AEEA-richtlijn (Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) Het AEEA-logo geeft aan dat er in de Europese Unie specifieke programma's en procedures zijn voor het hergebruiken van elektronische producten. Wij moedigen het hergebruiken van onze producten aan.
Stroomverbruik Stroomverbruik van het product In de volgende tabel worden de stroomverbruikskenmerken van het product weergegeven. Opmerking: sommige modi zijn wellicht niet van toepassing op uw product. Modus Beschrijving Stroomverbruik (Watt) Afdrukken Er worden papieren kopieën van elektronische invoer gemaakt met het product. Lexmark 5600 Series: 23,4; Lexmark 6600 Series: 23.
LICENTIEOVEREENKOMSTEN VAN LEXMARK LEES HET VOLGENDE AANDACHTIG DOOR. DOOR DIT PRODUCT TE GEBRUIKEN, GEEFT U AAN AKKOORD TE GAAN MET ALLE VOORWAARDEN EN BEPALINGEN VAN DEZE LICENTIEOVEREENKOMSTEN. ALS U NIET AKKOORD GAAT MET DE VOORWAARDEN VAN DEZE LICENTIEOVEREENKOMSTEN, MOET U HET PRODUCT ONGEBRUIKT RETOURNEREN EN HET BEDRAG TERUGVRAGEN DAT U HEBT BETAALD.
1 BEPERKTE GARANTIEVERKLARING. Lexmark garandeert dat de media (bijvoorbeeld diskettes of cd's) met het Softwareprogramma (als dit geleverd is) bij normaal gebruik geen materiaal of bewerkingsfouten bevatten gedurende de garantieperiode. De garantieperiode is negentig (90) dagen en gaat in op de dag waarop het Softwareprogramma wordt bezorgd bij de eindgebruiker.
4 OVERDRACHT. U mag het Softwareprogramma overdragen aan een andere eindgebruiker. Elke overdracht moet bestaan uit alle softwareonderdelen, media, gedrukte materialen en deze Licentieovereenkomst en u mag geen exemplaren van het Softwareprogramma of onderdelen daarvan bewaren. De overdracht mag niet een indirecte overdracht zijn, zoals een zending. Vóór de overdracht moet de eindgebruiker die het overgedragen Softwareprogramma ontvangt, akkoord gaan met alle voorwaarden van deze Licentieovereenkomst.
10 DUUR. Deze Licentieovereenkomst is van kracht tenzij deze wordt beëindigd of afgewezen. U mag deze licentie op elk gewenst moment afwijzen of beëindigen door alle exemplaren van het Softwareprogramma te vernietigen, samen met alle aanpassingen, documentatie en samengevoegde gedeelten in welke vorm dan ook, of zoals anderszins hierin beschreven. Lexmark mag uw licentie na kennisgeving beëindigen als u zich niet houdt aan de voorwaarden van deze Licentieovereenkomst.
Index A aan/uit-knop brandt niet 127 aangepast papierformaat, afdrukken 84 aangepast papierformaat, plaatsen 70, 84 aansluiten flashstations 90 geheugenkaarten 89 RJ11-adapter gebruiken 37 aansluiten, printer wandaansluiting voor telefoons 42 achterkant, USB-poort 36 ad-hoc SSID 54 WEP 54 ad-hocnetwerk 63 ad-hocnetwerk, draadloos maken met Macintosh 54 maken met Windows 54 printer toevoegen 57 ADI (automatische documentinvoer) documenten plaatsen 75 papiercapaciteit 77 Adresboek instellen 110 afbeelding her
printer installeren op (Macintosh) 49 printer installeren op (Windows) 49 printer toevoegen aan een bestaand ad-hocnetwerk 57 problemen oplossen 133 signaalsterkte 64 SSID 58 storing 65 typen draadloze netwerken 63 draadloos netwerk, compatibiliteit 48 draadloos signaal sterkte 64 draadloos signaal, opname 65 draadloos, problemen oplossen netwerkprinter wordt niet weergegeven in keuzelijst met printers tijdens installatie (Windows) 135 printer kan geen verbinding maken met draadloos netwerk 137 Wi--Fi-aandu
groepsfax, verzenden direct 107 op een opgegeven tijdstip 108 H hendel voor papieraanpassing 20 hergebruiken AEEA-verklaring 163 herstellen standaardfabrieksinstellingen van interne, draadloze afdrukserver 149 hervatten afdruktaken 86 I indexkaarten plaatsen 70 informatie, zoeken 10 infrastructuurnetwerk 63 inktcartridgehouder 20 inktcartridges beschermen 122 bestellen 123 installeren 116 opnieuw vullen 118 reinigen 120 schoonvegen 121 uitlijnen 119 van Lexmark gebruiken 118 verwijderen 117 inktvoorraden,
netwerkconfiguratiepagina afdrukken 134 netwerkprinter installeren 68 netwerkprinter wordt niet weergegeven in keuzelijst met printers tijdens installatie (Windows) 135 netwerkverbinding met USB 66 nummerweergave wordt niet weergegeven 155 nummerweergave, gebruiken 111 printer, bedieningspaneel 111 O omgekeerde paginavolgorde 80 onderdelen Automatische documentinvoer (ADI) 20 Automatische documentinvoer (ADI), papiergeleider 20 bovenklep 20 duplexklep 20 geheugenkaartsleuven 20 glasplaat 20 hendel voor pap
Servicecentrum 126 problemen oplossen met draadloze apparaten netwerkprinter wordt niet weergegeven in keuzelijst met printers tijdens installatie (Windows) 135 printer kan geen verbinding maken met draadloos netwerk 137 Wi-Fi-aanduiding brandt niet 140 Wi-Fi-aanduiding knippert oranje 142, 145 WiFi-aanduiding brandt nog steeds oranje 147 wijzigen, draadloze instellingen na de installatie (Mac) 52 wijzigen, draadloze instellingen na de installatie (Windows) 52 problemen oplossen, faxen er kunnen geen faxen
wenskaarten plaatsen 70 WEP 59 ad-hoc 54 WEP-sleutel sleutelindex 68 zoeken 58 werkbalk webpagina afdrukken 78 Wi-Fi Protected Setup 58 Wi-Fi-aanduiding 20 betekenis van kleuren 50 lampje brandt niet 140 uitleg van kleuren 50 Wi-Fi-aanduiding knippert oranje 142, 145 Wi-Fi-lampje brandt groen printer drukt niet af 140 WiFi-aanduiding brandt nog steeds oranje 147 wijzigen standaardinstellingen 29 tijdelijke instellingen 29 time-out voor spaarstand 29 wijzigen, draadloze instellingen na de installatie (Mac) 5