9500 Series All-In-One Gebruikershandleiding 2007 www.lexmark.
Inhoudsopgave Informatie over de printer.............................................................15 Informatie over de printer................................................................................................................................................15 Kennisgeving over het besturingssysteem................................19 Kennisgeving over het besturingssysteem................................................................................................................
Configuraties voor een algemeen thuisnetwerk.....................................................................................................53 Printer aansluiten op een netwerk................................................................................................................................55 Printer instellen....................................................................................................................................................................
Kaarten in lade 1 plaatsen ........................................................................................................................................................... 81 Transparanten in lade 1 plaatsen.............................................................................................................................................. 81 Opstrijktransfers in lade 1 plaatsen................................................................................................................
Automatisch op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) .............................................108 Handmatig op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) ................................................108 Printerinstellingen wijzigen..........................................................................................................................................109 Afdrukinstellingen opslaan en verwijderen.............................................
Foto's ontvlekken..........................................................................................................................................................................131 Instelling Helderheid/contrast aanpassen voor een foto ..............................................................................................131 Kleureffect toepassen op een foto ......................................................................................................................................
Tekst scannen voor bewerken......................................................................................................................................151 Afbeeldingen scannen voor bewerking...................................................................................................................151 Foto scannen voor het werken met documenten en foto's..............................................................................152 Meerdere foto's tegelijk scannen met de computer..........
Voettekst voor faxen instellen .................................................................................................................................................173 Faxvoorblad maken met het bedieningspaneel ...............................................................................................................173 Rapporten met faxgebeurtenissen afdrukken ...................................................................................................................
Glasplaat reinigen.............................................................................................................................................................194 Buitenkant van de printer reinigen............................................................................................................................194 Supplies bestellen.........................................................................................................................................................
Pagina wordt afgedrukt met andere lettertypen..............................................................................................................220 Afdruk is te donker of vlekkerig...............................................................................................................................................221 Afgedrukte tekens hebben een verkeerde vorm of zijn niet correct uitgelijnd ....................................................
Geheugenkaart kan niet worden geplaatst ........................................................................................................................243 Er gebeurt niets als de geheugenkaart is geplaatst.........................................................................................................244 Kan geen documenten afdrukken vanaf een geheugenkaart of flashstation........................................................245 Problemen met kopiëren oplossen............................
Kan geen controlevel vinden ...................................................................................................................................................265 Geen controlevelgegevens .......................................................................................................................................................265 Geen geldige foto's gevonden ............................................................................................................................
Informatie over de printer Informatie over de printer HandleidingSnelle installatie Beschrijving Locatie De handleiding Snelle installatie bevat aanwijzingen U vindt deze handleiding in de doos met de printer of op de voor het installeren van hardware en software. website van Lexmark op www.lexmark.com.
Gebruikershandleiding Beschrijving Locatie De Gebruikershandleiding bevat instructies voor het Wanneer u de printersoftware installeert, wordt de werken met de printer en informatie over andere onder- helpversie van de Gebruikershandleiding geïnstalleerd. werpen zoals: 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • De software gebruiken (op Windows-besturingssys• Windows Vista: klik op . temen) • Windows XP en eerder: klik op Start.
Klantenondersteuning Beschrijving Locatie (Noord-Amerika) Telefonische ondersteuning Bel • V.S.: 1-800-332-4120 Maandag - vrijdag (8:00 a.m. 11:00 p.m. ET) zaterdag (twaalf uur 's middags 6:00 p.m. ET) • Canada: 1-800-539-6275 Nederlands Maandag - vrijdag (8:00 a.m. - 11:00 p.m. ET) zaterdag (twaalf uur 's middags 6:00 p.m. ET) Frans Maandag - vrijdag (9:00 a.m. 7:00 p.m. ET) Locatie (rest van de wereld) Telefoonnummers en openingstijden verschillen per land of regio.
Beperkte garantie Beschrijving Locatie (V.S.) Locatie (rest van de wereld) Beperkte garantieverklaring Lexmark International, Inc. garandeert dat deze printer geen materiaalfouten of bewerkingsfouten bevat gedurende een periode van 12 maanden vanaf de datum van aankoop. Raadpleeg de beperkte garantieverklaring bij dit apparaat voor informatie over de beperkingen en voorwaarden van deze beperkte garantie, of lees de verklaring op www.lexmark.com. De garantie-informatie verschilt per land of regio.
Kennisgeving over het besturingssysteem Kennisgeving over het besturingssysteem Alle functies zijn afhankelijk van het besturingssysteem. Voor volledige beschrijvingen: • Gebruikers van Windows: raadpleeg de Gebruikershandleiding. • Gebruikers van Macintosh: raadpleeg de Mac Help als de printer Macintosh-besturingssystemen ondersteunt.
Veiligheidsinformatie Gebruik alleen de netvoeding en het netsnoer die bij dit product zijn geleverd of een door de fabrikant goedgekeurd vervangend onderdeel. Sluit het netsnoer aan op een goed geaard en goed toegankelijk stopcontact in de buurt van het product. LET OP—KANS OP LETSEL: U moet het netsnoer niet draaien, vastbinden, afknellen of zware objecten op het snoer plaatsen. Zorg dat er geen schaafplekken op het netsnoer kunnen ontstaan of dat het snoer onder druk komt te staan.
Printer instellen Inhoud van de doos controleren 1 2 3 4 1 9 2 5 3 8 6 7 Naam Beschrijving 1 Zwarte inktcartridge Cartridges die in de printer kunnen worden geplaatst. 2 Kleureninktcartridge Opmerking: u kunt verschillende cartridgecombinaties gebruiken, afhankelijk van het product. 3 Telefoonsnoer Wordt gebruikt voor faxen. Zie voor meer informatie over het aansluiten van dit snoer “Faxverbinding kiezen” op pagina 29.
Naam 8 Beschrijving Cd's met installatiesoftware voor Windows en Macintosh • Installatiesoftware voor de printer • Elektronische Gebruikershandleiding met Helpondersteuning voor Windows en Macintosh 9 Cd met Gebruikershandleiding Uitgebreide Gebruikershandleidingen voor gebruikers van Windows en Macintosh in afdrukbare vorm Onderdelen van de printer 1 2 3 4 5 6 10 9 7 8 11 Onderdeel Functie 1 Bovenklep Toegang krijgen tot de glasplaat.
Onderdeel Functie 6 Uitvoerlade van automatische documentinvoer (ADI) Documenten opvangen wanneer deze uit de ADI worden gevoerd. 7 Geheugenkaartsleuven en PictBridge-poort Een geheugenkaart plaatsen en een digitale PictBridge-camera of flashstation aansluiten op de printer. 8 Bedieningspaneel De printer bedienen. Zie voor meer informatie “Bedieningspaneel gebruiken” op pagina 41. 9 Papieruitvoerlade Het papier opvangen dat wordt uitgevoerd.
1 SD/M MC CF/M D 2 MS XD PictB ridge 3 Sleuven 1 2 3 • • • • • • • • • • • • • • SDHC-kaart (met adapter) Memory Stick Memory Stick PRO Memory Stick Duo (met adapter) Memory Stick PRO Duo (met adapter) Micro Secure Digital (met adapter) (Micro SD) Mini Secure Digital (met adapter) (Mini SD) MultiMedia Card (MMC) MultiMedia Card mobile (met adapter) (MMCmobile) RS-MMC-kaart (met adapter) Secure Digital (SD) xD Picture-kaart xD-Picture Card (type H) xD-Picture Card (type M) • CompactFlash Type I e
1 2 1 Basiseenheid van lade 2 2 Optionele lade 2 3 1 4 5 2 6 7 8 9 Onderdeel Functie 1 Scannereenheid Toegang krijgen tot de inktcartridges. 2 Cartridgehouder Een inktcartridge installeren, vervangen of verwijderen.
Onderdeel Functie 3 Ethernet-poort De computer aansluiten op een andere computer, een lokaal netwerk of een externe DSL- of kabelmodem. 4 LINE-poort De printer aansluiten op een werkende telefoonlijn om faxen te verzenden en ontvangen. De printer moet zijn aangesloten op een telefoonlijn om binnenkomende faxen te ontvangen.
Wacht enkele seconden tot het installatievernster verschijnt. Opmerking: als het installatievenster niet automatisch wordt weergegeven, klikt u op Start Uitvoeren en typt u D:\setup.exe, waarbij D de letter van het cd-rom-station is. 3 Volg de aanwijzingen om de printer in te stellen. Uw beveiligingssisftware geeft wellicht aan dat Lexmark software probeert te communiceren met uw computersysteem. Deze programma's moeten altijd kunnen communiceren. Anders werkt de printer niet correct.
1 2 1 Basiseenheid van lade 2 2 Lade 2 Opmerking: Bepaal de locatie voor de basiseenheid van lade 2. De printer wordt boven op de basiseenheid geplaatst, dus zorg voor voldoende ruimte. 1 Controleer of de printer is uitgeschakeld en trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. 2 Verwijder lade 2 uit de verpakking. 3 Verwijder alle verpakkingstape van de basiseenheid en de lade. 4 Pak de printer vast bij de handgrepen om de printer omhoog te tillen.
6 Zet de printer boven op de basiseenheid. Printer voorbereiden voor faxen LET OP—KANS OP ELEKTRISCHE SCHOK: Gebruik de faxfunctie niet tijdens onweer. Installeer dit product nooit tijdens onweer en sluit nooit kabels, zoals het netsnoer of de telefoonlijn, aan tijdens onweer. Faxverbinding kiezen U kunt de printer aansluiten op apparatuur zoals een telefoon, antwoordapparaat of computermodem.
Apparatuur • • • • • • • • De printer Een antwoordapparaat Voordelen Meer informatie • De faxlijn gebruiken als een normale telefoonlijn. Twee telefoonsnoeren • Faxen verzenden en ontvangen Een wandaansluiting voor telefoons • Binnenkomende gesproken De printer • De faxlijn gebruiken als een Een computermodem Zie voor meer informatie “Aansluiten op een antwoordapparaat” op pagina 34. zonder een computer te gebruiken. berichten ontvangen. normale telefoonlijn.
Rechtstreeks aansluiten op een wandaansluiting voor telefoons in Duitsland Sluit de printer rechtstreeks aan op een wandaansluiting voor telefoons om faxen te verzenden of ontvangen zonder gebruik te maken van een computer. 1 U hebt een telefoonsnoer (geleverd bij het product) en een wandaansluiting voor telefoons nodig. 2 Sluit het ene uiteinde van het telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer.
4 Als u dezelfde lijn wilt gebruiken voor communicatie via fax en telefoon, sluit u een tweede telefoonsnoer (niet meegeleverd) aan op de telefoon en op de F-aansluiting van een werkende wandaansluiting voor telefoons. 5 Als u dezelfde lijn wilt gebruiken voor het opnemen van berichten op uw antwoordapparaat, sluit u een tweede telefoonsnoer (niet meegeleverd) aan op het antwoordapparaat en op de andere N-aansluiting van de wandaansluiting voor telefoons.
2 Sluit een telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer en op een werkende wandaansluiting voor telefoons. 3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer. 4 Sluit het andere telefoonsnoer aan op een telefoon en op de EXT-poort Printer instellen 33 van de printer.
Aansluiten op een antwoordapparaat Sluit een antwoordapparaat aan op de printer als u gesproken berichten en faxen wilt ontvangen. Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen. Zie voor meer informatie over het aansluiten van de printer op telecommunicatieapparaten “RJ11-adapter gebruiken” op pagina 36.
5 Sluit een derde telefoonsnoer aan op het antwoordapparaat en op de EXT-poort van de printer. Aansluiten op een computer met een modem Sluit de printer aan op een computer met een modem om faxen te verzenden met de software. Opmerking: De installatieprocedures kunnen per land of regio verschillen. Zie voor meer informatie over het aansluiten van de printer op telecommunicatieapparaten “RJ11-adapter gebruiken” op pagina 36.
3 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort van de printer. 4 Sluit het tweede telefoonsnoer aan op de computermodem en op de EXT-poort RJ11-adapter gebruiken Land/regio • • • • • Verenigd Koninkrijk Ierland Finland Noorwegen Denemarken • • • • • Italië Zweden Nederland Frankrijk Portugal Printer instellen 36 van de printer.
Als u de printer op een antwoordapparaat of ander telecommunicatieapparaat wilt aansluiten, gebruikt u de adapter voor de telefoonlijn die in de doos bij de printer is geleverd. 1 Sluit het ene uiteinde van het telefoonsnoer aan op de LINE-poort van de printer. 2 Sluit de adapter aan op de telefoonlijn die bij de printer is geleverd. Opmerking: De adapter voor het Verenigd Koninkrijk wordt weergegeven.
2 Sluit uw telecommunicatieapparaat rechtstreeks aan op de EXT-poort achter op de printer. Let op—Kans op beschadiging: raak de kabels of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan wanneer er een fax wordt verzonden of ontvangen.
U sluit als volgt een antwoordapparaat of andere telecommunicatieapparaten op de printer aan: 1 Verwijder de afdekplug uit de EXT-poort achter op de printer. Opmerking: wanneer u deze afdekplug eenmaal hebt verwijderd, functioneren land- of regiospecifieke apparaten die u op de aangegeven wijze via de adapter op de printer aansluit, niet correct. 2 Sluit uw telecommunicatieapparaat rechtstreeks aan op de EXT-poort achter op de printer.
In de EXT-poort aan de achterzijde van de printer bevindt zich een afdekplug. Deze afdekplug is nodig voor het correct functioneren van de printer. Opmerking: Verwijder de afdekplug niet. Als u deze verwijdert, functioneren andere telecommunicatieapparaten in uw huis (zoals telefoons of antwoordapparaten) mogelijk niet.
Printer instellen om de faxfunctie te gebruiken zonder een computer Deze methode kunt u gebruiken om de printer in te stellen voor faxen wanneer de printer niet is aangesloten op een computer of een netwerk. Deze methode wordt gebruikt wanneer de printer wordt gebruikt als zelfstandige fax. 1 Zet de printer aan. 2 Druk herhaaldelijk op of tot Faxen is gemarkeerd. 3 Druk op . Het menu Faxmodus wordt geopend. 4 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstelling is gemarkeerd.
1 2 4 3 Onderdeel Beschrijving Draadloze status controleren: 1 • Uit: dit geeft aan dat de printer niet is ingeschakeld, in de spaarstand staat, of dat er geen draadloze optie is geïnstalleerd. • Oranje: dit geeft aan dat de printer gereed is voor draadloze verbinding, maar niet is aangesloten. • Knippert oranje: dit geeft aan dat de printer is geconfigureerd maar niet kan communiceren met het draadloze netwerk.
1 2 5 4 3 Knop Handeling 1 • Naar boven gaan in een submenulijst. • Modus Foto: het aantal exemplaren verhogen dat u wilt afdrukken van een foto. • Modus Foto of Scannen: het bijsnijdvak naar boven verplaatsen. 2 • • • • Bladeren door menu's, submenu's of instellingen op de display. Een waarde voor de weergegeven instelling verhogen. Modus Foto: naar rechts bladeren om de volgende foto weer te geven. Modus Foto of Scannen: het bijsnijdvak naar rechts verplaatsen.
1 2 3 4 Knop Handeling 1 • De menu's openen. • Het gemarkeerde submenu op het scherm openen. • Modus Foto: het menu met hulpmiddelen voor fotobewerking openen. Opmerking: in een submenu heeft deze knop geen functie. 2 • Terugkeren naar het vorige niveau of venster in menu's en submenu's. • Wijzigingen in een submenu opslaan.
1 2 Knop 1 Handeling Een cijfer of symbool op het toetsenblok Modus Kopiëren of Fotokaart: het aantal gewenste exemplaren opgeven. In de modus Faxen: • • • • 2 Faxnummers opgeven. Een geautomatiseerd antwoordsysteem doorlopen. Letters selecteren bij het maken van een snelkeuzelijst. Cijfers invoeren om de datum en tijd op de display in te stellen of te wijzigen.
Bedieningspaneel in een andere taal installeren Deze aanwijzingen zijn alleen van toepassing als er extra bedieningspanelen in andere talen zijn meegeleverd. 1 Til het bedieningspaneel op en verwijder het (als er een bedieningspaneel is geïnstalleerd). 1 2 2 Kies het juiste bedieningspaneel voor uw taal. 3 Lijn de klemmetjes op het bedieningspaneel uit met de gaten op de printer en druk het bedieningspaneel naar beneden.
Display aanpassen voor betere weergave U kunt de display van het bedieningspaneel kantelen zodat u de informatie op de display beter kunt lezen. 1 Plaats uw vinger in de uitsparing om de display van onder af vast te pakken. 2 Draai de display naar voren in de gewenste positie. Bladeren door de menu's van het bedieningspaneel De knoppen op het bedieningspaneel kunt u gebruiken om menu's te openen en af te sluiten, functies uit te voeren of standaardinstellingen op te geven en aan te passen.
Informatie over standaardinstellingen en gebruik van deze instellingen Opgeslagen instellingen zijn standaardinstellingen van de gebruiker omdat u, de gebruiker, deze waarden hebt geselecteerd en opgeslagen. Op het bedieningspaneel wordt naar deze instellingen verwezen als standaardinstellingen. Opmerkingen: • Er wordt een sterretje (*) weergegeven naast een standaardinstelling. Dit valt u wellicht op wanneer u door de waarden in de menu's bladert.
Locatie Handelingen Standaardinstellingen PictBridge wijzigen De standaardinstellingen voor afdrukken via PictBridge instellen of wijzigen. Zie voor meer informatie “Informatie over het menu Standaardafdrukinst. (PictBridge)” op pagina 120. Lijst faxinstellingen afdrukken Een lijst met faxinstellingen afdrukken. Deze lijst bevat instellingen die zijn opgegeven door de gebruiker en standaardfabrieksinstellingen.
Optioneel XPS-stuurprogramma installeren (alleen voor Windows Vista) Het XPS-stuurprogramma (XML Paper Specification; XML-papierspecificatie) is een optioneel printerstuurprogramma dat is ontworpen voor de geavanceerde XPS-functies voor kleuren en afbeeldingen. Dit stuurprogramma is alleen beschikbaar voor gebruikers van Windows Vista. Als u de XPS-functies wilt gebruiken, moet u het XPS-stuurprogramma installeren als extra stuurprogramma nadat u de standaardprintersoftware hebt geïnstalleerd.
Informatie over de printersoftware De software die bij de printer wordt geleverd, bevat Productivity Studio, Printeroplossingen, het Faxconfiguratieprogramma, Faxoplossingen en Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Opmerking: afhankelijk van de printer die u gebruikt, zijn sommige programma's wellicht niet van toepassing. Programma Handeling In Productivity Studio worden pictogrammen weergegeven waarop u kunt klikken om te scannen, faxen, kopiëren en e-mailen .
Gesproken bericht voor afdruktaken in- of uitschakelen De printer heeft een functie voor gesproken berichten waarmee wordt aangegeven wanneer het afdrukken wordt gestart en wanneer het is voltooid. U schakelt als volgt de gesproken berichten in of uit: 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • Windows XP en eerder: klik op Start. 2 Click Programs or All Programs Lexmark 9500 Series. 3 Klik op Printeroplossingen. 4 Klik op Geavanceerd. 5 Klik op Afdrukstatus.
Printer aansluiten op een netwerk Overzicht netwerk Een netwerk is een verzameling apparaten zoals computers, printers, Ethernet-hubs, draadloze toegangspunten en routers die met elkaar zijn verbonden voor communicatie via kabels of via een draadloze verbinding. Een netwerk kan bedraad of draadloos zijn, of zijn ingesteld voor zowel bedrade als draadloze apparaten. Apparaten op een bedraad netwerk gebruiken kabels om met elkaar te communiceren.
Voorbeelden van een draadloos netwerk Hieronder worden vier algemene draadloze netwerken weergegeven: • • • • Scenario 1: Laptop en printer draadloos aangesloten op internet Scenario 2: Computer, laptop en printer draadloos aangesloten op internet Scenario 3: Computer, laptop en printer draadloos aangesloten zonder internet Scenario 4: Laptop draadloos aangesloten op de printer zonder internet Scenario 1: Laptop en printer draadloos aangesloten op internet • Een computer wordt aangesloten op een draadloz
Scenario 3: Computer, laptop en printer draadloos aangesloten zonder internet • Een computer, laptop en een printer worden draadloos aangesloten op een draadloos toegangspunt. • Het netwerk heeft geen verbinding met internet. Scenario 4: Laptop draadloos aangesloten op de printer zonder internet • Een laptop is rechtstreeks en draadloos aangesloten op een printer en wordt niet via een draadloze router geleid. • Het netwerk heeft geen verbinding met internet.
Printer instellen De volgende aanwijzingen zijn bedoeld voor als u de printer de eerste keer instelt. Nadat u deze stappen hebt uitgevoerd hoeft u de printer niet nogmaals in te stellen als u deze op een andere computer wilt gebruiken. Opmerking: u moet deze stappen uitvoeren voordat u de printer installeert op een netwerk. 1 Pak de printer uit. Opmerking: Plaats de printer in de buurt van de computer tijdens de installatie.
16 Verwijder de tape van de zwarte inktcartridge en plaats de cartridge in de linkerhouder. 17 Sluit het deksel van de houder met de zwarte inktcartridge. 18 Verwijder de tape van de kleureninktcartridge en plaats de cartridge in de rechterhouder. 19 Sluit het deksel van de houder met de kleureninktcartridge. 20 Sluit de printer. 21 Klap de stopper van de papieruitvoerlade omhoog en trek deze volledig uit. Opmerking: de stopper houdt het papier tegen wanneer dit uit de printer wordt gevoerd. 22 Druk op .
Menu TCP/IP Internet Protocol (IP) geeft de indeling van pakketten, ook wel datagrammen genoemd, aan en het adresseringsschema. De meeste netwerken combineren IP met een protocol van een hoger niveau dat Transmission Control Protocol (TCP) wordt genoemd. Met TCP kunnen twee hosts een verbinding tot stand brengen en gegevensstromen uitwisselen. TCP garandeert dat de gegevens worden bezorgd en dat de pakketten in dezelfde volgorde worden bezorgd als waarin ze zijn verzonden.
Neem contact op met de systeembeheerder voor meer informatie. IP-adressen zoeken Een IP-adres is een uniek nummer dat wordt gebruikt door apparaten op een IP-netwerk om elkaar te vinden en met elkaar te communiceren. Apparaten op een IP-netwerk kunnen alleen met elkaar communiceren als ze een uniek en geldig IP-adres hebben. Een uniek IP-adres betekent dat apparaten op hetzelfde netwerk niet hetzelfde IP-adres mogen hebben.
Als u de afdrukserver apart hebt aangeschaft, bevindt het MAC-adres zich op een etiket dat bij de afdrukserver is geleverd. Plak het etiket op de printer zodat u het MAC-adres bij de hand hebt wanneer u dit nodig hebt. Opmerking: Een lijst met MAC-adressen kan worden ingesteld op een toegangspunt (router) zodat alleen apparaten met de juiste MAC-adressen het netwerk kunnen gebruiken. Dit wordt filteren op MAC-adres genoemd.
In de ad-hocmodus communiceert een computer met een draadloze netwerkadapter rechtstreeks met een printer met een draadloze afdrukserver. De computer moet een geldig IP-adres hebben en moet zijn ingesteld op adhocmodus. De draadloze afdrukserver van de printer moet zijn geconfigureerd om dezelfde SSID en hetzelfde kanaal te gebruiken als de computer. In de volgende tabel worden de kenmerken en de vereisten van de twee draadloze netwerktypen vergeleken.
Als uw draadloze toegangspunt (draadloze router) WEP-beveiliging (Wired Equivalent Privacy) gebruikt, moet de WEP-sleutel de volgende kenmerken hebben: – Exact 10 of 26 hexadecimale tekens. Hexadecimale tekens zijn A-F, a-f en 0-9. – Exact 5 of 13 ASCII-tekens. ASCII-tekens zijn letters, cijfers, interpunctietekens en symbolen die op het toetsenbord worden weergegeven.
Uitleg van de kleuren van de Wi-Fi-aanduiding Met de Wi-Fi-aanduiding kunt u de status van de printer bepalen. Hieronder wordt beschreven wat de kleuren van de Wi-Fi-aanduiding betekenen. • Uit: dit kan betekenen dat de printer is uitgeschakeld, de printer voor de eerste keer wordt ingeschakeld, de interne afdrukserver niet is geïnstalleerd of de interne afdrukserver niet correct is aangesloten. Het lampje moet deze status hebben in de volgende gevallen: – Als de printer is uitgeschakeld.
Signaalsterkte bepalen Draadloze apparaten hebben ingebouwde antenne die radiosignalen verzendt en ontvangt. De signaalsterkte die wordt weergegeven op de netwerkconfiguratiepagina van de printer geeft aan hoe sterk een verzonden signaal wordt ontvangen. Veel factoren hebben invloed op de signaalsterkte. Eén factor is de storing die wordt veroorzaakt door andere draadloze apparaten of andere apparatuur, zoals magnetrons. Een andere factor is afstand.
Geavanceerde draadloze installatie Draadloos ad-hocnetwerk instellen met Windows U kunt het beste uw draadloze netwerk instellen met een draadloos toegangspunt (draadloze router). Een netwerk dat op deze manier is ingesteld is een infrastructuurnetwerk. Als u een infrastructuurnetwerk hebt geïnstalleerd in uw huis, moet u de printer configureren voor gebruik op dat netwerk.
3 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de draadloze netwerkverbinding. 4 Klik op Inschakelen als deze optie wordt weergegeven in de keuzelijst. Opmerking: als Inschakelen niet wordt weergegeven, is de draadloze verbinding al ingeschakeld. 5 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Draadloze netwerkverbinding . 6 Klik op Eigenschappen. 7 Klik op de tab Draadloze netwerken .
23 Click Programs or All Programs Lexmark 9500 Series. 24 Klik op Hulpprogramma voor draadloze configuratie. Opmerking: als onderdeel van de configuratieprocedure wordt u mogelijk gevraagd om de printer opnieuw aan te sluiten op de computer met de installatiekabel. 25 Volg de aanwijzingen op het scherm. 26 Bewaar een kopie van de netwerknaam en de beveiligingscode op een veilige plaats, zodat u deze in de toekomst weer kunt gebruiken.
Schakelen van een bedrade netwerkverbinding (Ethernet) naar een draadloze verbinding 1 Druk op om de printer uit te zetten. 2 Maak de Ethernet-kabel los van de printer. 3 Druk op om de printer aan te zetten. 4 Voer het hulpprogramma voor draadloze installatie uit. Zie “Hulpprogramma voor draadloze configuratie uitvoeren” op pagina 212 voor meer informatie. 5 Druk een testpagina af om de communicatie tussen de computer en de printer te controleren.
Schakelen tussen een USB-verbinding en een bedrade netwerkverbinding (Ethernet) Schakelen tussen een USB-verbinding en een bedrade netwerkverbinding (Ethernet) 1 Maak de USB-kabel los van de computer en vervolgens van de printer. 2 Sluit het ene uiteinde van de Ethernet-kabel aan op de Ethernet-poort van de printer. 3 Sluit het andere uiteinde van de Ethernet-kabel aan op een beschikbare Ethernet-poort van uw router.
Schakelen van een bedrade netwerkverbinding (Ethernet) naar een USBverbinding 1 Sluit het ene uiteinde van de USB-kabel aan op de USB-poort van de printer. 2 Sluit het andere uiteinde van de USB-kabel aan op een USB-poort op de computer. 3 Voer een van de volgende bewerkingen uit op de computer: Windows Vista: a Klik op Configuratiescherm. b Klik op Printer bij Hardware en geluid. Windows XP: • Klik op Start Printers en faxapparaten. 4 Right-click the Lexmark 9500 Series icon. 5 Klik op Eigenschappen.
Printer delen in een Windows-omgeving 1 Bereid de computers voor op het delen van de printer. a Schakel in het Configuratiescherm de optie Bestands- en printerdeling in bij Netwerk om ervoor te zorgen dat alle computers waarvoor de printer wordt gebruikt, toegankelijk zijn. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor informatie over het inschakelen van Bestands- en printerdeling. b Installeer de printersoftware op alle computers waarvoor de printer wordt gebruikt. 2 Identificeer de printer.
Netwerkprinter handmatig configureren 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Instellen is gemarkeerd. of tot Netwerk instellen is gemarkeerd. of tot TCP/IP is gemarkeerd. 2 Druk op . 3 Druk herhaaldelijk op 4 Druk op . 5 Druk herhaaldelijk op 6 Druk op . Het menu TCP/IP verschijnt. 7 Ga naar DHCP inschakelen en druk vervolgens op om Ja of Nee te selecteren. 8 Ga naar de menuopties IP-adres, IP-netmasker en IP-gateway.
Papier en originele documenten in de printer plaatsen Verschillende papiersoorten in lade 1 plaatsen Papier in lade 1 plaatsen Aandachtspunten: • U gebruikt papier dat geschikt is voor inkjetprinters. • Het papier is niet reeds gebruikt of beschadigd. • U hebt voor speciaal papier de bijbehorende instructies doorgenomen. Opmerking: zorg dat het papier niet omkrult als u de papiergeleiders verschuift om papierstoringen te voorkomen. 1 Trek lade 1 volledig uit de printer.
2 Schuif de papiergeleiders tegen de zijkanten van lade 1. 1 2 3 Opmerking: Als u A4- of Legal-papier in de printer plaatst, drukt u de hendel in en schuift u de lade uit. U hoeft de papierlade niet te verlengen voor papierformaten die korter zijn dan A4 of Legal, zoals Letter. Als u de uitbreiding uitschuift, is de eerste stop geschikt voor A4-papier. Wanneer de uitbreiding volledig is uitgeschoven, is de lade geschikt voor Legal-papier. 1 A4 al Leg 2 3 Plaats het papier in de printer.
4 Schuif de papiergeleiders voorzichtig tegen de linker-, rechter- en onderzijde van het papier. 1 2 3 5 Plaats lade 1 in de printer. Opmerking: De lade kan niet volledig worden ingeschoven zodat deze gelijk is aan de voorkant van de printer wanneer u de lade aanpast voor A4- of Legal-papier. Duw de lade niet met geweld in de printer. 6 Zet de stopper van de papieruitvoerlade omhoog zodat het uitgevoerde papier wordt opgevangen.
Papiercapaciteit voor lade 1 Maximumaantal Aandachtspunten 150 vellen normaal papier • Het papier dat u gebruikt, is geschikt voor inkjetprinters. • De papiergeleiders zijn tegen de linker-, rechter- en onderzijde van het papier geschoven. 25 vellen extra zwaar, mat papier 25 vellen fotopapier 25 vellen glossy papier • De glanzende zijde of afdrukzijde is naar beneden gericht. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.
Maximumaantal 10 enveloppen Aandachtspunten • De enveloppen die u gebruikt, zijn geschikt voor inkjetprinters. • De afdrukzijde van de enveloppen is naar beneden en met de flap naar links gericht, zoals wordt weergegeven. • U plaatst de enveloppen in het midden van de lade, zoals wordt aangegeven met het pictogram. U plaatst de enveloppen verticaal en tegen de achterzijde van lade 1. • U drukt de enveloppen met de liggende afdrukstand af.
Enveloppen of fotopapier van het formaat 10 x 15 cm (4 x 6 inch) in lade 1 plaatsen 1 Trek lade 1 volledig uit de printer. 2 Schuif de papiergeleiders tegen de zijkanten van lade 1.
3 Gebruik het enveloppictogram en de kaartomtrek voor 10 x 15-fotokaarten op de bodem van lade 1 om de enveloppen of fotokaarten juist in de lade te plaatsen. Opmerking: Plaats geen verschillende papiersoorten in de lade. U kunt enveloppen of fotokaarten plaatsen, maar niet beide. 4 Plaats enveloppen of fotokaarten. Opmerking: Plaats enveloppen of fotokaarten met de afdrukzijde naar beneden in de printer.
6 Plaats lade 1 in de printer. 7 Zet de papieruitvoerlade omhoog om de uitgevoerde enveloppen of fotokaarten op te vangen. Opmerking: Enveloppen en foto's moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke enveloppen of foto's zodra ze uit de printer komen en laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken. Etiketten in lade 1 plaatsen U kunt maximaal 25 etiketvellen per keer in de printer plaatsen.
Kaarten in lade 1 plaatsen U kunt maximaal 25 kaarten in de lade plaatsen. 1 Controleer het volgende: • De kaarten die u gebruikt, zijn geschikt voor inkjetprinters. • De afzonderlijke kaarten zijn niet dikker dan 0,6 mm (0,025 inch). • De kaarten zijn niet reeds gebruikt of beschadigd. • De kaarten zijn met de afdrukzijde naar beneden geplaatst. • U hebt de instructies op de verpakking van de kaarten gevolgd.
Opmerkingen: • U kunt het beste geen transparanten met achtervellen van papier gebruiken. • Transparanten moeten langer drogen. Verwijder afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat ze drogen. Hiermee voorkomt u dat de inkt gaat vlekken. Opstrijktransfers in lade 1 plaatsen U kunt maximaal 10 opstrijktransfers per keer in de papierlade plaatsen, maar voor optimale resultaten kunt u het beste één opstrijktransfer per keer plaatsen.
7 Schuif het eerste vel van de banner over de handgreep, tot achter in de papierlade. Invoer voor klein materiaal gebruiken De invoer voor klein materiaal bevindt zich boven op de papieruitvoerlade, in de richting van de achterzijde. Deze invoer kunt u gebruiken om enveloppen, 4 x 6-fotopapier en andere kleine papierformaten buiten lade 1 om in te voeren in de printer.
Zorg dat de afdrukzijde van het item naar beneden is gericht. Zorg dat enveloppen met de plakrand naar boven en aan de linkerkant zijn geplaatst: Sensor voor papiersoort gebruiken De printer is uitgerust met een sensor die automatisch de papiersoort vaststelt. De sensor voor papiersoort stelt automatisch vast welke papiersoort in de All-In-One is geplaatst en past de instellingen dan voor u aan. Als u bijvoorbeeld een foto wilt afdrukken, plaatst u fotopapier in de printer.
2 Schuif de papiergeleiders tegen de zijkanten van lade 2. 1 2 3 Opmerking: als u A4- of Legal-papier in de lade plaatst, drukt u de hendel in en trekt u de lade uit tot deze lang genoeg is. 1 A4 al Leg 2 3 Plaats het papier in de printer.
4 Schuif de papiergeleiders voorzichtig tegen de linker-, rechter- en onderzijde van het papier. 1 2 3 5 Plaats lade 2 in de printer. 6 Zet de stopper van de papieruitvoerlade omhoog zodat het uitgevoerde papier wordt opgevangen. Opmerking: als u A4- of Legal-papier gebruikt, trekt u de stopper van de papieruitvoerlade volledig uit.
Informatie over lade koppelen en de functie gebruiken Als de optionele lade 2 is geïnstalleerd op uw printer, kunt u met de functie lade koppelen papier selecteren uit een lade tot deze leeg is en vervolgens automatisch papier invoeren vanuit de andere lade. U moet materiaal van hetzelfde formaat en dezelfde soort plaatsen in beide laden.
11 Druk op of tot u de papiersoort bereikt die in lade 2 is geplaatst. De soort moet gelijk zijn aan de soort papier die in lade 1 is geplaatst. U kunt ook Automatisch selecteren. 12 Druk herhaaldelijk op 13 Druk op of of tot Lade koppelen is gemarkeerd. tot Auto wordt weergegeven. Lade koppelen is nu alleen ingesteld als u op drukt. U moet nog wel de standaardlade voor elk van de volgende submenu's instellen. Ga daarom door met de volgende stappen.
Maximumaantal Aandachtspunten 50 transparanten van het formaat A4 of Letter • U gebruikt transparanten van het formaat A4 of Letter. • U hebt de achtervellen van de transparanten verwijderd voordat u deze in de printer plaatst. • De papiergeleiders zijn tegen de linker-, rechter- en onderzijde van de transparanten geschoven.
Locatie Handelingen Soort - Lade2 De soort van het papier in lade 1 opgeven. Wordt weergegeven wanneer lade 2 is geïnstalleerd. Formaat - Lade 2 Het formaat van het papier in lade 2 opgeven. Wordt weergegeven wanneer lade 2 is geïnstalleerd. Soort - Lade2 De soort van het papier in lade 2 opgeven. Wordt weergegeven wanneer lade 2 is geïnstalleerd. Lade koppelen Lade koppelen instellen op uit of automatisch (aan). Kopieerbron1 De bron opgeven voor de taak: lade 1 of lade 2.
3 Plaats het originele document met de afdrukzijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. De pijlen in deze hoek geven aan hoe u het document moet plaatsen. Opmerking: foto's moeten worden geplaatst zoals wordt weergegeven. 4 Sluit de bovenklep om te voorkomen dat er zwarte randen worden weergegeven op de gescande afbeelding.
Originele documenten in de automatische documentinvoer plaatsen U kunt maximaal 50 vellen van een origineel document in de automatische documentinvoer plaatsen om ze te scannen, te kopiëren of te faxen. U kunt papier van het formaat A4, Letter of Legal in de automatische documentinvoer plaatsen. 1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar boven in de lade van de automatische documentinvoer.
Maximumaantal Aandachtspunten 50 vellen: • • • • • Aangepast papier Voorgeperforeerd papier • Het document is met de bedrukte zijde naar boven geplaatst. • De papiergeleider bevindt zich tegen de rand van het papier.
Afdrukken Standaarddocumenten afdrukken Documenten afdrukken 1 Plaats papier in de printer. 2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 3 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. 4 Pas de instellingen aan. 5 Klik op OK. 6 Klik op OK of Afdrukken. Tabbladen van Voorkeursinstellingen voor afdrukken gebruiken Met Voorkeursinstellingen voor afdrukken beheert u de afdrukfunctie wanneer de printer is aangesloten op een computer.
Webpagina afdrukken Met de werkbalk voor het web kunt u printervriendelijke versies van webpagina's maken. A 1 Plaats papier in de printer. 2 Open een webpagina met Microsoft Internet Explorer 5.5 of hoger. 3 Voer de volgende procedure uit als u de afdrukinstellingen wilt controleren of wijzigen: a Klik in het werkbalkgedeelte op Lexmark Pagina-instelling. b Pas de afdrukinstellingen aan. c Klik op OK.
4 Klik op Foto's. Het venster Fast Pics wordt weergegeven. 5 Als u alle foto's of afbeeldingen wilt afdrukken met dezelfde instellingen, selecteert u het gewenste formaat, het formaat van het papier in de printer en het aantal gewenste exemplaren. 6 Ga als volgt te werk als u één foto of afbeelding tegelijk wilt afdrukken: a Klik op de foto's of afbeeldingen die u niet wilt afdrukken om de selectie ongedaan te maken.
U drukt als volgt meerdere exemplaren van een elektronisch document af: 1 Plaats papier in de printer. 2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 3 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. 4 Selecteer op het tabblad Printerinstelling het aantal exemplaren dat u wilt afdrukken. 5 Als uw document meerdere pagina's bevat, schakelt u het selectievakje Sorteren in. 6 Klik op OK. 7 Klik op OK of Afdrukken.
7 Klik op OK. 8 Klik op OK of Afdrukken. Laatste pagina eerst afdrukken (omgekeerde paginavolgorde) 1 Plaats papier in de printer. 2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 3 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. 4 Selecteer Laatste pagina eerst afdrukken op het tabblad Printerinstellingen. 5 Klik op OK. 6 Klik op OK of Afdrukken. Meerdere pagina's afdrukken op één vel 1 Plaats papier in de printer. 2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken.
Afdrukken met watermerken U kunt een document afdrukken met een geselecteerd watermerk in grijstinten. U kunt bijvoorbeeld het woord 'concept' diagonaal afdrukken over elke pagina achter de tekst. Ga als volgt te werk om watermerken in te stellen, op te geven en te gebruiken: 1 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. 3 Klik op de tab Watermerken .
De volgende bestandstypen worden herkend: • • • • • • • • • • .doc (Microsoft Word) .xls (Microsoft Excel) .ppt (Microsoft PowerPoint) .pdf (Adobe Portable Document Format) .rtf (Rich Text Format) .docx (Microsoft Word Open Document Format) .xlsx (Microsoft Excel Open Document Format) .pptx (Microsoft PowerPoint Open Document Format) .wps (Microsoft Works) .wpd (WordPerfect) 2 Druk op om Bestanden afdrukken te selecteren. 3 Druk op of 4 Druk op om een bestand te selecteren dat u wilt afdrukken. .
Speciale documenten afdrukken Compatibele, speciale papiersoorten selecteren • Extra zwaar, mat papier: mat fotopapier dat wordt gebruikt voor het afdrukken van afbeeldingen van hoge kwaliteit. • Lexmark PerfectFinishTM fotopapier: fotopapier van hoge kwaliteit dat speciaal is ontworpen voor Lexmark inkjetprinters, maar dat geschikt is voor alle inkjetprinters. Gebruik dit papier voor het afdrukken van professioneel uitziende foto's met een glossy coating.
6 Selecteer in de lijst Papierformaat het formaat van de kaarten die in de printer zijn geplaatst. 7 Staande of liggende afdrukstand selecteren. 8 Klik op OK. 9 Klik op OK of Afdrukken. Opmerking: Verwijder de afzonderlijke kaarten zodra ze uit de printer komen en laat de kaarten drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de kaarten. Document afdrukken als een poster 1 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
11 Klik op 90 graden draaien als u de poster wilt draaien zodat deze beter op de afgedrukte pagina's past. 12 Klik op Nu afdrukken. Brochure afdrukken 1 Voordat u instellingen van Voorkeursinstellingen voor afdrukken wijzigt, moet u het juiste papierformaat selecteren in het programma. U kunt brochures afdrukken met de volgende papierformaten: • Letter • A4 2 Plaats het papier in de printer. 3 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken.
5 Bind de bundels in om de brochure te voltooien. Afdrukken op papier met een aangepast formaat 1 Plaats maximaal 25 vellen papier met een aangepast formaat in de printer. 2 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 3 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. 4 Het tabblad Printerinstelling wordt automatisch weergegeven. 5 Selecteer Aangepast formaat in de lijst Papierformaat van het gedeelte Opties voor papier.
5 Selecteer in de lijst Papierformaat het formaat van de transparanten die in de printer zijn geplaatst (A4 of Letter). 6 Klik op OK. 7 Klik op OK of Afdrukken. Opmerking: Verwijder de afzonderlijke transparanten zodra ze uit de printer komen en laat de transparanten drogen voordat u ze op elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de transparanten. De transparanten moeten ongeveer 15 minuten drogen. Banners afdrukken 1 Trek lade 1 volledig uit de printer. 2 Verwijder alle papier uit lade 1.
7 Schuif het eerste vel over de handgreep van lade 1 tot het vel zich achterin lade 1 bevindt. Schuif het vel tegen de achterzijde van lade 1. 8 Open het gewenste bestand en klik op Bestand Afdrukken. 9 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. 10 Klik op de tab Geavanceerd. 11 Selecteer Banner in de keuzelijst Indeling. 12 Selecteer A4 (banner) of Letter (banner) in de keuzelijst Formaat bannerpapier. 13 Klik op OK. 14 Klik op OK of Afdrukken.
5 De vervolgkeuzelijst bevat opties voor automatisch en handmatig dubbelzijdig afdrukken. Selecteer Automatisch als u afdrukt op normaal papier van A4- of Letter-formaat. Als u een aangepaste papiersoort of aangepast papierformaat gebruikt, selecteert u Handmatig. 6 Selecteer Omslaan naar zijkant of Omslaan naar bovenkant. Doorgaans wordt de instelling Omslaan naar zijkant gebruikt.
Automatisch op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken) De printer beschikt over een ingebouwde duplexeenheid waarmee u automatisch op beide zijden van het papier kunt afdrukken. Opmerking: Automatisch dubbelzijdig afdrukken werkt alleen met normaal papier van A4- of Letter-formaat. Als u dubbelzijdige documenten wilt afdrukken op andere typen of formaten papier, gebruikt u de handmatige methode voor dubbelzijdig afdrukken. 1 Open het gewenste document en klik op Bestand Afdrukken.
4 Selecteer in het gedeelte Dubbelzijdig afdrukken de optie Dubbelzijdig afdrukken. 5 Selecteer in de keuzelijst de optie Handmatig. 6 Instructies afdrukken voor het opnieuw plaatsen van papier wordt automatisch geselecteerd. 7 Klik op OK. 8 De oneven pagina's en het instructievel worden afgedrukt. Op het instructievel wordt beschreven hoe u het papier moet omdraaien en opnieuw in de printer plaatsen. 9 Volg de aanwijzingen op het instructievel, keer het papier om en plaats het opnieuw in de printer.
3 Breng de gewenste wijzigingen aan in de gedeelten papieropties, afdrukstand en exemplaren onder het tabblad Printerinstelling. 4 Klik bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken op Profielen Huidige instellingen opslaan. 5 Klik op het keuzerondje naast het cijfer van de locatie waar u de instellingen wilt opslaan en typ een naam voor de instellingen in het geselecteerde vak. Opmerking: de eerste locatie met de standaardfabrieksinstellingen kunt u niet wijzigen of verwijderen. 6 Klik op Opslaan.
Locatie Handelingen Taal De taal wijzigen die wordt weergegeven op het bedieningspaneel. Land Het land of de regio die wordt weergegeven op het bedieningspaneel wijzigen in uw land of regio. Toetstoon De toon in- of uitschakelen die wordt weergegeven wanneer er op een knop op het bedieningspaneel wordt gedrukt. Schermbeveiliging De schermbeveiligingsfunctie in- of uitschakelen. Spaarstand De printer instellen zodat de spaarstand wordt ingeschakeld na een bepaalde tijd.
De volgende bestandstypen worden ondersteund: • • • • • • • • • • .doc (Microsoft Word) .xls (Microsoft Excel) .ppt (Microsoft PowerPoint) .pdf (Adobe Portable Document Format) .rtf (Rich Text Format) .docx (Microsoft Word Open Document Format) .xlsx (Microsoft Excel Open Document Format) .pptx (Microsoft PowerPoint Open Document Format) .wps (Microsoft Works) .wpd (WordPerfect) 2 Druk op nadat het opslagapparaat is gevonden. 3 Druk op om het menu Papierverwerking te openen.
7 Druk op of om Ja of Nee te selecteren. 8 Druk op . Opmerking: Als u alle netwerkinstellingen hersteldt, moet u het installatieproces opnieuw uitvoeren om weer verbinding te maken met het netwerk. Instellingen opslaan De standaardinstelling in een menu wordt aangegeven met een sterretje (*). U wijzigt als volgt de instelling: 1 Druk op het bedieningspaneel herhaaldelijk op of om Kopiëren, Foto, Bestanden afdrukken, Faxen, Scannen, Instellen of Onderhoud te selecteren. 2 Druk op .
3 Als de printer de Bluetooth-adapter niet leest, verwijdert u de adapter en plaatst u deze opnieuw in de printer. Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels, Bluetooth-adapter of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan terwijl er wordt afgedrukt vanaf het Bluetooth-apparaat. Er kunnen gegevens verloren gaan. Verwijder de Bluetooth-adapter ook niet terwijl u afdrukt vanaf het Bluetooth-apparaat. SD/M MC CF/M D MS XD PictBr idge Opmerking: De printer herkent per keer slechts één opslagmedium.
Afdrukken met Bluetooth U kunt met een Bluetooth-adapter foto's afdrukken vanaf een Bluetooth-apparaat, zoals een telefoon met een camera. 1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar beneden. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) 2 Controleer of Bluetooth ingeschakeld en Modus Zoeken zijn ingesteld op Aan op het bedieningspaneel van de printer.
Informatie over het menu Standaardinstellingen Bluetooth 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Instellen is gemarkeerd. of tot Standaardinst. voor Bluetooth wijzigen is gemarkeerd. 2 Druk op . 3 Druk herhaaldelijk op 4 Druk op . 5 Nadat u de selecties hebt gemaakt, drukt u op om uw selecties op te slaan als standaardinstellingen. Locatie Handelingen Bluetooth ingeschakeld De Bluetooth-functie in of uitschakelen. Modus Zoeken De modus Zoeken in- en uitschakelen.
Werken met foto's Foto's ophalen en beheren Geheugenkaart in de printer plaatsen 1 Plaats een geheugenkaart in de printer. • Plaats de kaart met het naamlabel naar boven. • Als de kaart gemarkeerd is met een pijl, zorgt u dat de pijl naar de printer is gericht. • Plaats zo nodig de kaart in de bijbehorende adapter voordat u deze in de sleuf plaatst.
2 Wacht tot het lampje bij de bovenste geheugenkaartsleuf op de printer gaat branden. Het lampje knippert om aan te geven dat de geheugenkaart wordt gelezen of dat gegevens worden verzonden of ontvangen. Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels, netwerkadapter, geheugenkaart of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan terwijl er wordt afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar een geheugenkaart. Er kunnen anders gegevens verloren gaan.
Als de printer het flashstation niet leest, verwijdert u het en plaats u het opnieuw. Let op—Kans op beschadiging: Raak de kabels, netwerkadapter, flashstation of het aangegeven gedeelte van de printer niet aan terwijl er wordt afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar een flashstation. Er kunnen gegevens verloren gaan. Verwijder ook het flashstation niet terwijl er wordt afgedrukt vanaf, gelezen van of geschreven naar het flashstation.
Locatie Handelingen Alle foto's afdrukken Alle foto's afdrukken met een van de volgende indelingen: • • • • • Diavoorstelling weergeven 1 per pagina 2 per pagina 3 per pagina 4 per pagina Index afdrukken • Een diavoorstelling van uw foto's weergeven. • Een foto of foto's voor afdrukken selecteren. Foto's opslaan Selecteren of u foto's wilt opslaan op een computer of een flashstation.
Locatie Handelingen Fotoformaat Het fotoformaat instellen. Indeling Geef een lay-out op met een van de opties automatisch, zonder rand, één foto gecentreerd, of één, twee, drie, vier, zes, acht of 16 foto's per pagina. Kwaliteit Geef een afdrukkwaliteit op: automatisch, normaal, concept of foto. Papierafhandeling Instellingen voor het papier dat in de papierlade of -laden is geplaatst wijzigen. Zie voor meer informatie “Informatie over het menu Papierverwerking” op pagina 89.
Alle foto's op een geheugenkaart overbrengen met de computer 1 Plaats een geheugenkaart in de printer met het label naar boven. Als de computer is aangesloten op een draadloos netwerk, moet u de printer selecteren. Opmerking: voor een netwerkverbinding moet u eerst handmatig de toepassing openen en vervolgens de printer selecteren die u wilt gebruiken. De Lexmark Productivity Studio-software wordt automatisch geopend op de computer. 2 Klik op Alle foto's automatisch opslaan in Mijn afbeeldingen.
Geselecteerde foto's overbrengen van een cd of flashstation met de computer 1 Plaats een cd of flashstation in de computer. 2 Als u Windows Vista gebruikt, wordt het venster Automatisch afspelen weergegeven. Klik op Foto's overbrengen naar de computer met Productivity Studio. 3 Als u Windows XP gebruikt, wordt het venster 'Wat wilt u dat Windows doet?' weergegeven. Klik op Foto's overbrengen naar de computer met Productivity Studio.
9 Druk op . 10 Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van de printer. Opmerkingen: • Als er onvoldoende geheugen beschikbaar is op het flashstation, wordt er een melding weergegeven op de display. • Verwijder het flashstation niet totdat een bericht op de display verschijnt waarin wordt aangegeven dat het kopiëren is voltooid. Voorkeuren voor de tijdelijke bestanden van Lexmark Productivity Studio wijzigen 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon.
Overdrachtsinstellingen van Lexmark Productivity Studio wijzigen 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 2 Klik in het menu Hulpmiddelen op Voorkeuren. 3 Klik op Overdrachtsinstellingen. a Selecteer Optie voor opslaan overslaan en automatisch doorgaan naar en selecteer de optie Automatisch opslaan, Handmatig opslaan of Afdrukken voor uw foto's op het foto-opslagapparaat dat is aangesloten op de computer.
9 Selecteer de opties met de knoppen op het bedieningspaneel. 10 Druk op om de wijzigingen op te slaan. 11 Druk op om terug te gaan naar de foto. 12 Druk op of om het aantal exemplaren te selecteren dat u wilt afdrukken. Opmerking: het aantal exemplaren is automatisch ingesteld op 1. 13 Als u meer foto's wilt selecteren om af te drukken en te bewerken, herhaalt u stap 5 tot en met stap 12. 14 Druk op om naar het scherm Afdrukvoorbeeld te gaan.
Locatie Handelingen Kaders Een kader voor de foto selecteren. Foto's bijsnijden 1 Klik in het welkomstvenster van Lexmark Productivity Studio op Bestand Openen om de afbeelding te selecteren die u wilt bewerken. 2 Open de gewenste afbeeldingen en klik op Foto bijsnijden op het tabblad Snelle oplossingen. 3 Klik met de muis op de afbeelding, sleep de cursor om het gedeelte te selecteren dat u wilt bijsnijden.
Automatisch oplossen met één klik toepassen op een foto 1 Klik in het welkomstvenster van Productivity Studio op Bestand Openen om de afbeelding te selecteren die u wilt bewerken. 2 Open de afbeelding en klik op Automatisch oplossen met één klik om de helderheid en het contrast van de afbeelding automatisch aan te passen.
Een foto verbeteren Met de functie Verbeteren kunt u kleine wijzigingen aanbrengen in de helderheid, contrast en scherpte van een afbeelding. 1 Klik in het welkomstvenster van Lexmark Productivity Studio op Bestand . Openen om de afbeelding te selecteren die u wilt bewerken. 2 Klik op de tab Verbeteringen wanneer de afbeelding is geopend. 3 Klik op Verbeteren. 4 Pas de instellingen voor Verbeteren aan met de regelaar.
5 Selecteer Automatisch in het gedeelte Flits vullen als u met de printer de donkere gedeelten van een foto lichter wilt maken of selecteer Aan als u de sterkte handmatig wilt opgeven met de schuifregelaar. Sleep de schuifregelaar om de sterkte voor flits vullen toe te passen. Selecteer Uit als u flits vullen niet wilt toepassen. 6 Selecteer Geen in het gedeelte Afbeelding verscherpen als u foto's niet wilt verscherpen of vervagen.
Foto's ontvlekken Met het hulpmiddel Ontvlekken kunt u vlekken verwijderen uit een foto. 1 Klik in het welkomstvenster van Productivity Studio op Bestand Openen om de afbeelding te selecteren die u wilt bewerken. 2 Selecteer Ontvlekken in de lijst op het tabblad Snelle oplossingen wanneer de afbeelding is geopend. 3 Pas de instelling Ontvlekken aan met de regelaar. U kunt een voorbeeld weergeven van de gewijzigde afbeelding door de voorbeeldvensters Voor en Na boven aan het venster te vergelijken.
4 Sleep de schuifregelaar om de waarde aan te passen en oneffenheden in de belichting van de afbeelding te corrigeren. U kunt een voorbeeld weergeven van de gewijzigde afbeelding door de voorbeeldvensters Voor en Na boven aan het venster te vergelijken. 5 Klik op OK om de wijzigingen te accepteren of klik op Annuleren om deze weg te gooien.
9 Als u meer foto's wilt selecteren om af te drukken en te bewerken, herhaalt u stap 5 tot en met stap 8. 10 Druk op om naar het scherm Afdrukvoorbeeld te gaan. 11 Als u de afdrukinstellingen wilt aanpassen nadat u het voorbeeld hebt weergegeven: a Druk op . b Selecteer de gewenste opties. c Druk op 12 Druk op om de selecties op te slaan en terug te gaan naar het scherm Afdrukvoorbeeld. om af te drukken.
6 Druk op of om op te geven welke categorie met foto's u wilt afdrukken. U kunt voor de volgende groepen foto's een controlevel afdrukken: • Voor alle foto's op de geheugenkaart • Voor de 20 recentste foto's, als er meer dan 20 foto's op de kaart staan • Voor op datum gesorteerde foto's als de foto's op de kaart niet allemaal op dezelfde dag zijn gemaakt. Als u deze optie selecteert, kunt u met de pijltoetsen op het bedieningspaneel het datumbereik selecteren.
Foto's afdrukken vanaf een digitale PictBridge-camera PictBridge is een technologie die wordt gebruikt in de meeste digitale camera's. Hiermee kunt u rechtstreeks vanaf de digitale camera afdrukken zonder dat u een computer nodig hebt. U kunt een digitale PictBridge-camera aansluiten op de printer en de knoppen op de camera gebruiken om het afdrukken van de foto's te regelen. 1 Sluit één uiteinde van de USB-kabel aan op de camera. Opmerking: gebruik alleen de USB-kabel die bij de camera is geleverd.
3 Als de PictBridge-verbinding tot stand wordt gebracht, wordt het volgende bericht op de display weergegeven: Camera is aangesloten. Zie de display van de camera of de gebruikershandleiding bij de camera voor meer informatie. Na een aantal seconden wordt het volgende bericht weergegeven: Gebruik camera om foto's te om de stdinst. vd printer te selecteren. selecteren en af te drukken.
Foto's afdrukken met de computer van een cd of verwisselbaar opslagapparaat 1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar beneden. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) 2 Plaats een cd of een ander verwisselbaar opslagapparaat (zoals een flashstation, geheugenkaart of digitale camera) in de computer. • Als u Windows Vista gebruikt, wordt het venster Automatisch afspelen weergegeven.
7 Selecteer de papiersoort in de keuzelijst Soort papier in printer. 8 Selecteer de gewenste opties in de tabel als u meerdere afdrukken van een foto wilt maken of andere fotoformaten dan x 15 cm (4 x 6 inch) wilt gebruiken. Gebruik de keuzelijst in de laatste kolom om andere formaten weer te geven en te selecteren. 9 Klik op Nu afdrukken in de rechterbenedenhoek van het venster. Fotopakketten afdrukken 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 2 Klik op Fotopakketten.
Ondersteunde papiersoorten Afmetingen Wenskaarten 4 x 8 inch (10,16 x 20,32 centimeter) 12 Klik op Nu afdrukken. 13 Als u de fotowenskaart wilt verzenden per e-mail, klikt u op Fotowenskaart e-mailen op het tabblad Delen 14 Selecteer de afbeeldingsgrootte in het gedeelte Verzendkwaliteit en -snelheid. 15 Klik op E-mail maken om een e-mailbericht te maken waaraan de fotowenskaarten zijn toegevoegd.
Kopiëren Kopieën maken U kunt een kopie maken met de automatische documentinvoer of met de glasplaat. Gebruik de glasplaat voor kopieën die van optimale kwaliteit moeten zijn. 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
Locatie Handelingen 2-zijdige exemplaren Uitvoeren: • • • • Enkelzijdige kopie van een enkelzijdig origineel Dubbelzijdige kopie van enkelzijdige originelen Enkelzijdige kopie van een dubbelzijdig origineel Dubbelzijdige kopie van dubbelzijdige originelen N per vel Opgeven hoeveel pagina's u op een vel papier wilt afdrukken. U kunt één, twee of vier pagina's per vel selecteren. Lay-out Selecteren hoeveel exemplaren van een afbeelding moeten worden afgedrukt op een pagina.
Kleuren- of zwart-witkopie maken 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
7 Druk op . 8 Volg de aanwijzingen op het bedieningspaneel van de printer. Let op—Kans op beschadiging: raak het papier niet aan terwijl de printer bezig is met afdrukken. Foto's kopiëren 1 Plaats fotopapier in de printer met de glanzende zijde of afdrukzijde naar beneden. (Raadpleeg de instructies die bij het papier zijn geleverd als u niet zeker weet welke zijde de afdrukzijde is.) 2 Plaats een foto met de afdrukzijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
3 Klik in het welkomstvenster op Kopiëren. 4 Selecteer Foto. 5 Klik op Start. De foto wordt weergegeven in het rechterdeelvenster. 6 Selecteer een kopieerkwaliteit in de keuzelijst Kwaliteit. 7 Selecteer in de keuzelijst Formaat van papier in de printer het papierformaat. 8 Selecteer de papiersoort in de keuzelijst Soort papier in printer. 9 Selecteer de gewenste opties in de tabel als u meerdere afdrukken van een foto wilt maken of andere fotoformaten dan 4 x 6 inch (10 x 15 cm) wilt gebruiken.
Kopieën lichter of donkerder maken 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat. Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
5 Druk op . 6 Druk herhaaldelijk op 7 Druk op of 8 Druk op . of tot Sorteren is gemarkeerd. om Aan te selecteren. Als u het originele document in de automatische documentinvoer hebt geplaatst, drukt de printer de kopieën af. Als u het originele document op de glasplaat hebt geplaatst: a De printer slaat de afbeelding van de pagina op in het printergeheugen en vraagt of u nog een pagina wilt scannen. Druk op om Ja te selecteren.
Meerdere pagina's op één vel kopiëren (N per vel) U kunt meerdere pagina's met losse afbeeldingen of pagina's op één vel papier passen. De gescande afbeeldingen worden gedraaid en het formaat wordt aangepast aan de pagina. 1 Plaats papier in de printer. 2 Plaats een origineel document met meerdere pagina's met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer met de eerste pagina bovenop.
7 Druk op of om een van de volgende opties te selecteren: 50 procent, 100 procent, 200 procent, Aangepast, Passend op pag, 2x2 poster, 3x3 poster, 4x4 poster of Zonder rand. 8 Druk op om een voorbeeld van de uitvoer weer te geven. 9 Druk op om de instellingen aan te passen. 10 Herhaal stap 8 tot en met stap 9 indien nodig. 11 Druk op 12 Druk op om de instellingen tijdelijk op te slaan. . Kopieertaak annuleren U kunt deze handeling alleen uitvoeren nadat u een kopieertaak hebt gestart.
Scannen Documenten scannen 1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
Locatie Handelingen Scannen naar De computer selecteren waarop u de scan wilt ontvangen als er meerdere computers op de printer zijn aangesloten. Kleur Selecteren of u het document in zwart-wit of kleur wilt scannen. Kwaliteit Een scankwaliteit selecteren: 150 dots per inch (dpi), 300 dpi of 600 dpi. Origineel Het formaat van het originele document instellen. Standaardscaninst. wijzigen De standaardscaninstellingen wijzigen. Deze instellingen zijn voor kleur, kwaliteit en oorspronkelijk formaat.
Documenten scannen met de computer 1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 2 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 3 Klik op Scannen. 4 Selecteer de optie Document . 5 Klik op Start. Het gescande document is geopend in uw standaardtekstverwerkingstoepassing. U kunt het bestand nu bewerken.
4 Klik op Scannen. 5 Selecteer de optie Foto of Meerdere foto's. 6 Klik op Starten. U kunt de gescande afbeelding bewerken. Foto scannen voor het werken met documenten en foto's 1 Plaats een foto met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 2 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 3 Klik op Werken met documenten en foto's. 4 Klik op Nieuwe scan toevoegen in het menu Toevoegen. 5 Selecteer de optie Foto. 6 Klik op Start.
Scannen in kleur of zwart-wit 1 Controleer of de printer is aangesloten op een computer en de printer en de computer zijn ingeschakeld. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
7 Ga als volgt te werk als u nog een afbeelding wilt toevoegen of scannen: • Selecteer Nieuwe scan toevoegen en herhaal stap 3 om nog een afbeelding toe te voegen. of • Selecteer Foto toevoegen uit bibliotheek om een eerder gescande afbeelding toe te voegen. Klik op afbeeldingen in het voorbeeldvenster om afbeeldingen te selecteren of de selecties op te heffen. 8 Selecteer Alle afbeeldingen opslaan als één PDF-bestand of Elke afbeelding opslaan als apart PDFbestand. 9 Klik op PDF maken.
Scannen naar een computer via een netwerk met het bedieningspaneel 1 Controleer het volgende: • De printer is aangesloten op een netwerk via een afdrukserver of een draadloze netwerkverbinding. • De printer, afdrukserver (indien gebruikt) en de computer waarop de scan wordt ontvangen, zijn ingeschakeld. • De printer is geconfigureerd voor scannen via een netwerk.
3 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 4 Knop Scannen. 5 Selecteer de optie Foto of Meerdere foto's . 6 Klik op Start. 7 Klik op de menubalk van het venster Opslaan of bewerken op Opslaan. 8 Als u wilt opslaan naar een andere map, klikt u op Bladerenen selecteert u een map. Klik op OK. 9 Als u de naam van het bestand wilt wijzigen, geeft u de naam op in het gedeelte Bestandsnaam.
3 Klik op Scaninstellingen. • Selecteer Altijd eenvoudige scaninstellingen gebruiken om standaardscaninstellingen te gebruiken. • Selecteer Altijd scannen met de onderstaande instellingen om de resterende scan instellingen aan te passen. • • • • • Selecteer de kleurdiepte in de keuzelijst in het gedeelte Kleurdiepte. Selecteer de gewenste resolutie in de keuzelijst in het gedeelte Scanresolutie (DPI). Klik op Te scannen item automatisch bijsnijden om met de schuifregelaar de bijsnijdwaarde te selecteren.
Documenten of afbeeldingen scannen voor e-mailen U kunt gescande afbeeldingen als bijlagen verzenden met uw standaard-e-mailtoepassing. 1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 2 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 3 Klik op E-mailen. 4 Selecteer Foto, Meerdere foto's of Documentafhankelijk van wat u wilt scannen. 5 Klik op Start. 6 Als u een foto scant, selecteert u het fotoformaat in het gedeelte Verzendkwaliteit en -snelheid.
Faxen met het bedieningspaneel Fax verzenden met het bedieningspaneel Fax verzenden met het bedieningspaneel Dit is de beste manier om documenten te faxen die al zijn afgedrukt. 1 Controleer of de printer is ingeschakeld en aangesloten op een werkende telefoonlijn. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
4 Geef een faxnummer op met: Methode Procedure Het tekstvak Geef een faxnummer op met het toetsenblok. Opmerkingen: • U kunt een telefoonkaartnummer opnemen als onderdeel van het faxnummer. • Een faxnummer kan uit maximaal 64 cijfers, komma's, punten en/of de symbolen * of # bestaan. • Druk op om een onderbreking van drie seconden in te voegen in het nummer dat u opgeeft om te wachten op een buitenlijn of om een geautomatiseerd antwoordsysteem te doorlopen.
Methode Procedure Kiezen hoorn op haak Dit is een functie voor handmatig kiezen die u kunt gebruiken om een telefoonnummer te kiezen terwijl u naar een gesprek luistert via een luidspreker op de printer. Deze functie is handig als u een geautomatiseerd antwoordsysteem moet doorlopen of een telefoonkaartnummer moet opgeven voor u een fax kunt verzenden. Opmerking: u kunt Kiezen hoorn op haak niet gebruiken als u de functies Snelkeuze, Groepskeuze of Groepsfax gebruikt.
Groepsfax verzenden op een opgegeven tijdstip U kunt een fax naar dertig personen of groepen tegelijkertijd verzenden. 1 Controleer of de printer is aangesloten op een werkende telefoonlijn. 2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Fax ontvangen met het bedieningspaneel Handmatig een fax ontvangen 1 Controleer of de printer is ingeschakeld en is aangesloten op een werkende telefoonlijn. 2 Controleer of de functie voor automatisch beantwoorden is uitgeschakeld. Opmerking: een telefoonhoorn met het woord FAX eronder wordt in de linkerbovenhoek van de display weergegeven wanneer Automatisch beantwoorden is ingesteld. Automatisch beantwoorden uitschakelen: a Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd.
Nummerweergave gebruiken vanaf het bedieningspaneel Nummerweergave is een dienst die door bepaalde telefoonbedrijven wordt geleverd, waarmee het telefoonnummer (en mogelijk de naam) van de beller wordt herkend. Als u op de dienst bent geabonneerd, kunt u deze gebruiken met de printer. Wanneer u een fax ontvangt, verschijnt op de display het telefoonnummer van de persoon die u de fax heeft gestuurd. Opmerking: nummerweergave is alleen beschikbaar in sommige landen.
Faxen doorsturen De functie voor het doorsturen van faxen kunt u gebruiken om faxen te ontvangen wanneer u zich niet in de buurt van de printer bevindt. Er zijn drie waarden of instellingen beschikbaar voor het doorsturen van faxen: • Uit: (standaardinstelling). • Doorsturen: de fax wordt doorgestuurd naar het opgegeven faxnummer. • Afdrukken & doorsturen: de fax wordt afgedrukt en vervolgens verzonden naar het opgegeven faxnummer.
Kiesinstellingen aanpassen met het bedieningspaneel Informatie over het menu Modus Faxen 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd. 2 Druk op . 3 Nadat u de selecties hebt gemaakt, drukt u op om uw selecties op te slaan als standaardinstellingen. Locatie Handelingen 01) Geef een faxnummer of een groep met faxnummers op om een fax te verzenden. Telefoonboek Namen en faxnummers van personen of groepen toevoegen, bewerken en afdrukken. Gesch.
Locatie Handelingen Telefbk. snelkeuze Het menu Telefoonboek weergeven. Zie voor meer informatie “Informatie over het menu Telefoonboek” op pagina 167. Geschiedenis en rapporten Het menu Geschiedenis en rapporten weergeven. Zie voor meer informatie “Informatie over het menu Geschiedenis en rapporten weergeven” op pagina 167. Bellen en antwoorden Het menu Bellen en antwoorden openen. Zie voor meer informatie “Informatie over het menu Bellen en antwoorden” op pagina 168.
Locatie Handelingen Gesch. faxactiviteit. afdr. Een rapport afdrukken met de laatste 40 faxen die zijn verzonden en ontvangen. Bevestiging Opgeven of een rapport moet worden afgedrukt van een faxverzending.
Locatie Handelingen Papierverwerking Instellingen wijzigen voor het papier dat in de papierlade of -laden is geplaatst. Zie voor meer informatie “Informatie over het menu Papierverwerking” op pagina 89. Informatie over het menu Bellen en verzenden Optie Handeling Uw faxnummer Het faxnummer opgeven met het toetsenblok. Dit nummer wordt weergegeven op het voorblad van uitgaande faxen. Uw faxnaam De naam van de printer opgeven met het toetsenblok.
Locatie Handelingen Item toev. geblok. fax Items toevoegen aan de blokkeringslijst met het bedieningspaneel en het toetsenblok. Lijst geblok. fax afdr. De inhoud van de blokkeringslijst afdrukken. Telefoonboek van het bedieningspaneel gebruiken Het telefoonboek is een lijst met snelkeuze-items (1-89) en groepskeuze-items (90-99). U opent als volgt het menu Telefoonboek: 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd. 2 Druk op . Het menu Faxmodus wordt geopend.
Kiesvoorvoegsel instellen U kunt een kiesvoorvoegsel van maximaal acht tekens toevoegen aan het begin van elk nummer dat u kiest. U kunt cijfers, komma's en/of de symbolen * of # gebruiken. 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd. of tot Faxinstelling is gemarkeerd. of tot Bellen en verzenden is gemarkeerd. 7 Druk herhaaldelijk op of tot Voorv. kzn wordt weergegeven. 8 Druk herhaaldelijk op of 2 Druk op . 3 Druk herhaaldelijk op 4 Druk op .
Instellingen aanpassen om een fax te verzenden achter een PBX Als de printer wordt gebruikt in een bedrijfs- of kantooromgeving, is het apparaat wellicht aangesloten op een PBXtelefoonsysteem (Private Branch Exchange). Bij het kiezen van faxnummers wacht de printer doorgaans tot de kiestoon is herkend voordat het faxnummer wordt gekozen. Deze methode werkt mogelijk niet voor een PBXtelefoonsysteem als dit systeem een kiestoon gebruikt die niet herkenbaar is voor de meeste faxapparaten.
Faxen beheren met het bedieningspaneel Voettekst voor faxen instellen 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd. of tot Faxinstelling is gemarkeerd. of tot Faxen afdrukken is gemarkeerd. 2 Druk op . 3 Druk herhaaldelijk op 4 Druk op . 5 Druk herhaaldelijk op 6 Druk op . 7 Druk op of tot Voettekst fax wordt weergegeven. 8 Druk herhaaldelijk op 9 Druk op of tot Aan wordt weergegeven. om de instelling op te slaan en het menu te sluiten.
4 Druk op . 5 Druk herhaaldelijk op of tot Geschiedenis en rapporten is gemarkeerd. 6 Druk op . 7 Druk op of tot Rapport wordt weergegeven. 8 Druk herhaaldelijk op 9 Druk op of tot het gewenste rapporttype wordt weergegeven. om het rapport af te drukken en af te sluiten. Lijst Faxinstellingen afdrukken 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Instellen is gemarkeerd. of tot Lijst faxinst. afdr. is gemarkeerd. 2 Druk op .
g Druk herhaaldelijk op of h Druk herhaaldelijk op of i Druk op tot Blokkeringslijst wordt weergegeven. tot Aan wordt weergegeven. om de instelling op te slaan en het menu te sluiten. 2 Faxnummers die u wilt blokkeren, toevoegen: a Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd. b Druk op . c Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstelling is gemarkeerd. d Druk op . e Druk herhaaldelijk op of tot Fax blokkeren is gemarkeerd. f Druk op .
g Druk herhaaldelijk op h Druk op of tot Lijst geblok. fax afdr. wordt weergegeven. om de lijst af te drukken. Opmerking: deze functie is alleen beschikbaar wanneer er geblokkeerde faxen zijn.
Faxen met de computer Fax verzenden met de computer Fax verzenden met de software Dit is de beste manier om een fax te verzenden als u een kopie van de fax op uw computer wilt bewaren. 1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 2 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 3 Klik in het welkomstvenster op Faxen. 4 Selecteer de optie Document . 5 Klik op Start. 6 Geef de gegevens van de ontvanger op en klik op Volgende.
Met Faxoplossingen kunt u aanpassen hoe faxen worden verzonden en ontvangen. Wanneer u de instellingen opslaat, worden deze toegepast op elke fax die u verzendt of ontvangt. U kunt deze software ook gebruiken om de snelkeuzelijst te maken en te bewerken. 1 Het programma openen: a Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • In Windows XP en eerder: klik op Start. b Click Programs or All Programs Lexmark 9500 Series. c Klik op Faxoplossingen.
Zie voor meer informatie over het wijzigen van de faxinstellingen “Instellingen aanpassen met het Faxconfiguratieprogramma” op pagina 183. 5 Kl nadat u de instellingen hebt gewijzigd op OK. 6 Sluit Faxoplossingen. Faxen ontvangen met de computer Faxen automatisch ontvangen 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 2 Klik in het gedeelte Instellingen in het linkerdeelvenster van het welkomstvenster op Instellen en faxen beheren.
Opmerkingen: • Nummerweergave is alleen in bepaalde landen en regio's beschikbaar. • Het aantal patronen wordt bepaald door de land- of regio-instellingen en alleen het aantal patronen dat is opgegeven voor het geselecteerde land of de regio wordt weergegeven. De printer ondersteunt twee soorten nummerweergave: Patroon 1 (FSK) en Patroon 2 (DTMF).
Kiesinstellingen aanpassen met de computer Telefoonboek op de computer gebruiken Adresboeken in uw besturingssysteem worden weergegeven als telefoonboeken. U opent als volgt een item in een telefoonboek: 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 2 Klik in het welkomstvenster op Faxgeschiedenis en -instellingen. 3 Klik in het menu Taken op Telefoonboek weergeven. 4 Als u het telefoonboek wilt aanpassen, selecteert u een optie, geeft u de nieuwe informatie op en klikt u op OK.
Speciaal belsignaal instellen Speciaal belsignaal is een dienst die door bepaalde telefoonbedrijven wordt geleverd waarmee meerdere telefoonnummers kunnen worden toegewezen aan één telefoonlijn. Als u geabonneerd bent op deze dienst, kunt u de printer programmeren met een telefoonnummer en speciaal belsignaal voor binnenkomende faxen. 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 2 Klik in het gedeelte Instellingen van het welkomstvenster op Faxgeschiedenis en -instellingen.
6 U voegt als volgt een faxgroep toe: a Blader naar beneden en klik op regel 90. Er verschijnt een nieuw invoervak. b c d e f Klik op de eerste lege regel van de lijst. Voer maximaal 30 faxnummers in voor de groep. Plaats de cursor in het veld Contactpersoon. Voer een naam van een contactpersoon in. Herhaal deze stappen om desgewenst extra groepen toe te voegen op regels 91–99. 7 Klik op OK om de vermeldingen op te slaan.
Het volgende venster wordt geopend.
4 Klik op elke tab en wijzig zo nodig de instellingen. Tabblad Kiezen en verzenden Opties • • • • De kiesmethode voor uw telefoonlijn selecteren. Een voorvoegsel invoeren. Een belvolume selecteren. Uw naam en faxnummer opgeven. Opmerkingen: – U kunt een telefoonkaartnummer opnemen als onderdeel van het faxnummer. – U kunt maximaal 64 cijfers gebruiken.
Gebruikersgegevens op het voorblad van een fax wijzigen 1 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 2 Klik in het gedeelte Instellingen van het welkomstvenster op Faxgeschiedenis en -instellingen. 3 Klik in het menu Taken op Voorbladen weergeven. 4 Klik op Persoonlijke gegevens wijzigen die op deze pagina worden weergegeven.. 5 Voer de juiste persoonlijke gegevens in. 6 Klik op OK. 7 Klik op OK.
Printer onderhouden Informatie over het menu Onderhoud Het menu Onderhoud kunt u gebruiken om de inktvoorraden te controleren en andere taken voor inktcartridges uit te voeren. 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Onderhoud is gemarkeerd. 2 Druk op . Locatie Handelingen Inktvoorraden weergeven De huidige inktniveaus voor beide inktcartridges controleren. Cartridges reinigen De spuitopeningen van beide inktcartridges reinigen.
3 Sluit het deksel van de houder met de zwarte inktcartridge. 4 Verwijder de tape van de achter- en onderkant van de kleureninktcartridge en plaats de cartridge in de rechterhouder. Let op—Kans op beschadiging: raak het goudkleurige contactgedeelte aan de achterkant van de cartridge of de metalen spuitopeningen aan de onderkant van de cartridge niet aan. 5 Sluit het deksel van de houder met de kleureninktcartridge. 6 Sluit de scannereenheid en zorg dat uw handen niet bekneld raken.
Op het bedieningspaneel verschijnt een bericht waarin u wordt gevraagd papier in de printer te plaatsen en op te drukken om een uitlijningspagina af te drukken. Opmerking: de scannereenheid moet zijn gesloten voordat u een nieuwe scan-, afdruk-, kopieer- of faxtaak kunt starten. Gebruikte inktcartridge verwijderen 1 Controleer of de printer is ingeschakeld. 2 Til de scannereenheid op. De cartridgehouder wordt naar de laadpositie verplaatst, tenzij de printer actief is.
Inktcartridges van Lexmark gebruiken Lexmark printers, inktcartridges en fotopapier zijn ontworpen om samen een zeer goede afdrukkwaliteit te leveren. Als het bericht Originele Lexmark inkt op wordt weergegeven, is de Lexmark inkt in de aangegeven inktcartridge op. Als u denkt dat u een originele nieuwe Lexmark inktcartridge hebt aangeschaft, maar het bericht Originele Lexmark inkt op verschijnt toch: 1 Klik op Meer informatie in het bericht. 2 Klik op Niet-Lexmark inktcartridge rapporteren.
Inktcartridges uitlijnen 1 Plaats normaal papier in de printer. 2 Druk herhaaldelijk op tot Onderhoud is gemarkeerd. 3 Druk op . 4 Druk herhaaldelijk op tot Cartridges uitlijnen is gemarkeerd. 5 Druk op . Er wordt een uitlijningspagina afgedrukt. Als u de cartridges hebt uitgelijnd om de afdrukkwaliteit te verbeteren, drukt u het document nogmaals af. Als de afdrukkwaliteit niet is verbeterd, reinigt u de spuitopeningen van de inktcartridges.
4 Houd een ander schoon gedeelte van de doek ongeveer drie seconden tegen de contactpunten en veeg de contactpunten voorzichtig schoon in de aangegeven richting. 5 Met een schoon gedeelte van de doek herhaalt u stap 3 en stap 4. 6 Laat de spuitopeningen en de contactpunten volledig opdrogen. 7 Plaats de inktcartridges terug in de printer. 8 Druk het document nogmaals af. 9 Als de kwaliteit niet is verbeterd, reinigt u de spuitopeningen.
• Bewaar de foto-inktcartridge in de bijbehorende opslageenheid als de cartridge niet wordt gebruikt. De fotoinktcartridge moet rechtop worden bewaard, zoals hieronder wordt weergegeven. Printer verwijderen van de basiseenheid van lade 2 Als u de printer wilt verplaatsen naar een andere locatie, moet u de printer eerst verwijderen van de basiseenheid van lade 2. Dit voorkomt dat de printer en de basiseenheid beschadigd raken.
Glasplaat reinigen 1 Maak een schone, pluisvrije doek vochtig met water. 2 Veeg de glasplaat voorzichtig schoon. Opmerking: controleer of alle inkt of correctievloeistof op een document droog is voordat u het document op de glasplaat plaatst. Buitenkant van de printer reinigen 1 Controleer of de printer is uitgeschakeld en dat de stekker van het netsnoer uit het stopcontact is getrokken.
Papier en andere supplies bestellen Als u supplies wilt bestellen of een leverancier in de buurt wilt zoeken, kunt u onze website bezoeken op www.lexmark.com. Opmerkingen: • Gebruik voor optimale resultaten alleen Lexmark inktcartridges. • Gebruik Lexmark fotopapier of Lexmark PerfectFinish fotopapier voor optimale resultaten bij het afdrukken van foto's of andere afbeeldingen van hoge kwaliteit.
Problemen oplossen Als u de printer installeert op een draadloos netwerk moet u het volgende controleren: • Het draadloze netwerk werkt correct. • De computer en printer zijn beide met hetzelfde draadloze netwerk verbonden. • De printer bevindt zich binnen het bereik van het draadloze netwerk. Het effectieve bereik voor optimale prestaties is meestal 100 - 150 meter. • De printer is niet in de buurt van andere elektronische apparaten geplaatst die storing kunnen veroorzaken met het draadloze signaal.
MAAK HET NETSNOER LOS EN SLUIT HET SNOER OPNIEUW AAN 1 Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en maak het netsnoer los van de printer. 2 Sluit het netsnoer stevig aan op de netvoedingsaansluiting op de printer. 2 1 3 Sluit de printer aan op een goed geaard stopcontact dat eerder voor andere elektrische apparaten is gebruikt. 4 Druk op als het lampje niet brandt. Software wordt niet geïnstalleerd Dit zijn mogelijke oplossingen.
3 Plaats de cd in de computer en volg de aanwijzingen op het scherm om de software opnieuw te installeren. SLUIT DE NETVOEDING OPNIEUW AAN 1 Druk op om de printer uit te zetten. 2 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact. 3 Maak de netvoeding voorzichtig los van de printer. 4 Sluit de netvoeding weer aan op de printer. 5 Steek de stekker van het netsnoer in het stopcontact. 6 Druk op om de printer aan te zetten. SCHAKEL ALLE ANTIVIRUSPROGRAMMA'S UIT.
CONTROLEER DE INKT Controleer de inktvoorraden en installeer zo nodig nieuwe inktcartridges. CONTROLEER DE CARTRIDGES 1 Verwijder de inktcartridges uit de printer. 2 Controleer of sticker en tape zijn verwijderd van de cartridge. 1 2 3 Plaats de cartridges terug in de printer. CONTROLEER DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE PRINTER EN DE INSTELLINGEN VOOR ONDERBREKEN 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op Configuratiescherm. • Windows XP: klik op Start.
Problemen met printercommunicatie oplossen De printer kan geen gegevens uitwisselen met de computer. U moet bidirectionele communicatie instellen tussen de printer en de computer. Zie voor meer informatie “Bidirectionele communicatie is niet ingesteld” op pagina 232. Informatie over waarschuwingsniveaus • Een groen vinkje geeft aan dat aan de systeemvereisten is voldaan. • Een geel vraagteken geeft aan dat er niet is voldaan aan de systeemvereisten.
USB-poort activeren U controleert als volgt of de USB-poort is geactiveerd op de computer: 1 Open Apparaatbeheer. Windows Vista: a Klik op Configuratiescherm b Klik op Systeem en onderhoud Systeem. c Klik op Apparaatbeheer. Windows XP: a Klik op Starten. b Klik op Configuratiescherm Prestaties en onderhoud Systeem. c Klik op Apparaatbeheer op het tabblad Hardware. Windows 2000: a Klik op Starten. b Klik op Instellingen Configuratiescherm Systeem. c Klik op Apparaatbeheer op het tabblad Hardware.
Netwerkproblemen oplossen Problemen met draadloze netwerken oplossen Controleer de beveiligingssleutels Een beveiligingssleutel is gelijk aan een wachtwoord. Alle apparaten op hetzelfde netwerk moeten dezelfde beveiligingssleutel gebruiken. Opmerking: noteer de beveiligingssleutel nauwkeurig, inclusief eventuele hoofdletter en bewaar deze op een veilige plaats, zodat u deze in de toekomst weer kunt gebruiken.
6 Druk op . De naam van het netwerk (SSID) waarmee de printer is verbonden, wordt weergegeven. 7 Controleer of de naam van het netwerk waarmee de printer is verbonden, overeenkomt met de naam van het netwerk waarmee uw computer is verbonden. 8 Als de printer en computer zijn verbonden met verschillende netwerken, moet u het hulpprogramma voor draadloze configuratie opnieuw uitvoeren om de draadloze instellingen van de printer aan te passen.
CONTROLEER DE GEAVANCEERDE BEVEILIGINGSINSTELLINGEN • Als u een filter voor MAC-adressen gebruikt om toegang tot uw draadloze netwerk te beperken, moet u het MAC-adres van de printer toevoegen aan de lijst van adressen die zijn toegestaan voor verbinding met uw draadloze toegangspunt (draadloze router). • Als u het draadloze toegangspunt (draadloze router) instelt zodat een beperkt aantal IP-adressen wordt toegewezen, moet u dit aanpassen zodat de printer kan worden toegevoegd.
CONTROLEER HET MAC-ADRES Als op het netwerk een filter voor MAC-adressen wordt gebruikt, moet u het MAC-adres van de printer opnemen in de filterlijst voor MAC-adressen. U kunt de printer dan gebruiken op het netwerk. Zie “MAC-adres zoeken” op pagina 59 voor meer informatie.
VOER HET HULPPROGRAMMA VOOR DRAADLOZE INSTALLATIE OPNIEUW UIT Als de draadloze instellingen zijn gewijzigd, moet u het hulpprogramma voor draadloze configuratie opnieuw uitvoeren. Er zijn de volgende oorzaken waardoor de instellingen kunnen zijn gewijzigd: u hebt handmatig de beveiligingssleutel, het kanaal, of andere netwerkinstellingen gewijzigd, of het draadloze toegangspunt (draadloze router) is teruggezet naar de standaardfabrieksinstellingen.
• De printer heeft een geldig IP-adres. Als u een draadloze verbinding gebruikt, controleert u het volgende: • De printer bevindt zich binnen het bereik van het draadloze netwerk. Plaats de printer zo nodig dichter bij de draadloze router (draadloos toegangspunt). Hoewel de mogelijke afstand tussen apparaten in 802.11b- of 802.11g-netwerken 90 meter is, is het effectieve bereik voor optimale prestaties meestal 30 - 46 meter.
VERPLAATS DE DRAADLOZE ROUTER (DRAADLOOS TOEGANGSPUNT) OM STORING TE VERMINDEREN Er kan een tijdelijke storing worden veroorzaakt door andere apparatuur zoals magnetrons of andere apparaten, draadloze telefoons, babyfoons en camera's van beveiligingssystemen. Controleer of de draadloze router (draadloze toegangspunt) niet te dicht bij deze apparaten is geplaatst. VERPLAATS DE COMPUTER EN/OF PRINTER Plaats de computer en/of printer dichter bij de draadloze router (draadloos toegangspunt).
4 Klik op de tab Geavanceerd. 5 In de keuzelijst Stuurprogramma wordt het stuurprogramma voor uw printerserie weergegeven. Opmerking: u moet het printerstuurprogramma installeren op elke computer die met de netwerkprinter wordt gebruikt. VOER HET HULPPROGRAMMA VOOR DRAADLOZE INSTALLATIE OPNIEUW UIT Als de instellingen van het draadloze netwerk zijn gewijzigd, moet u het hulpprogramma voor draadloze installatie opnieuw uitvoeren om de netwerkinstellingen van de printer opnieuw op te geven.
Netwerknaam controleren Uw netwerk mag niet dezelfde naam hebben als een ander netwerk bij u in de buurt. Als u en uw buurman bijvoorbeeld de standaardnetwerknaam van de fabrikant gebruiken, kan de printer verbinding maken met het netwerk van uw buurman. Als u geen unieke netwerknaam gebruikt, raadpleegt u de documentatie voor het draadloze toegangspunt (draadloze router) om een nieuwe netwerknaam in te stellen.
4 Als het draadloze toegangspunt (draadloze router) niet reageert, wordt er na een aantal seconden 'Time-out bij opdracht' weergegeven. a Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op Configuratiescherm Netwerk en internet Netwerkcentrum. • Windows XP: klik op Start Instellingen of Configuratiescherm Netwerkverbinding. b Selecteer de juiste verbinding in het overzicht.
Hulpprogramma voor draadloze configuratie uitvoeren 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • Windows XP: klik op Start. 2 Click Programs or All Programs Lexmark 9500 Series. 3 Klik op Hulpprogramma voor draadloze configuratie. Opmerking: als onderdeel van de configuratieprocedure wordt u mogelijk gevraagd om de printer opnieuw aan te sluiten op de computer met de installatiekabel. 4 Volg de aanwijzingen op het scherm om de printer in te stellen voor uw draadloze netwerk.
Afdrukkwaliteit verbeteren Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER HET PAPIER • Zorg dat u het juiste papier voor het document gebruikt. Als u foto's of andere afbeeldingen van hoge kwaliteit afdrukt, moet u Lexmark fotopapier of Lexmark PerfectfinishTM fotopapier gebruiken voor de beste resultaten. • Gebruik zwaarder of helderwit papier.
VERWIJDER VELLEN PAPIER WANNEER DEZE ZIJN AFGEDRUKT Verwijder voor de volgende materiaalsoorten de afzonderlijke vellen zodra ze worden uitgevoerd en laat de vellen drogen om te voorkomen dat de inkt gaat vlekken: • • • • • • • Documenten met afbeeldingen Fotopapier Extra zwaar, mat papier of glossy papier Transparanten Etiketten Enveloppen Opstrijktransfers Opmerking: de transparanten moeten ongeveer 15 minuten drogen.
4 Selecteer Zonder rand in de keuzelijst van het gedeelte Indeling. 5 Selecteer het papierformaat voor afdrukken zonder rand. Opmerking: zorg dat u op het tabblad Printerinstelling (gedeelte Opties voor papier) en het tabblad Geavanceerd (gedeelte Indeling) hetzelfde papierformaat instelt. SELECTEER DE FUNCTIE VOOR HET AANPASSEN VAN HET FORMAAT ZONDER RAND (BIJ HET KOPIËREN) 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Kopie is gemarkeerd.
Lage afdruksnelheid Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: VERHOOG DE VERWERKINGSSNELHEID VAN DE COMPUTER • Sluit alle toepassingen die u niet gebruikt. • Gebruik minder afbeeldingen of kleinere afbeeldingen in het document. • Verwijder zo veel mogelijk ongebruikte lettertypen van het systeem. VOEG GEHEUGEN TOE Ga na of u het RAM-geheugen van de computer moet uitbreiden.
GEBRUIK DE AANBEVOLEN INKTSOORT VOOR DE PRINTER Lexmark printers en inktcartridges zijn ontworpen om gezamenlijk uitmuntende afdrukkwaliteit te leveren. Zorg daarom dat u alleen officiële Lexmark inktcartridges gebruikt. Documenten of foto's worden slechts gedeeltelijk afgedrukt Dit zijn mogelijke oplossingen.
Inktvoorraden lijken incorrect Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: DRUKT U AFBEELDINGEN OF FOTO'S AF? Als u documenten afdrukt met veel afbeeldingen, of wanneer u afdrukt met de instelling Best op het tabblad Printerinstelling, gebruikt de printer meer inkt. Het type document dat u afdrukt en de afdrukkwaliteit die u selecteert zijn van invloed op de hoeveelheid inkt die de printer gebruikt.
SLUIT ALLE ANDERE GEOPENDE BESTANDEN VOORDAT U AFDRUKT Sluit alle andere geopende bestanden in het programma waarin u werkt voordat u een bestand afdrukt. Als er te veel bestanden geopend zijn in hetzelfde programma, wordt een lege pagina afgedrukt. Ontbrekende of onverwachte tekens op afdrukken Dit zijn mogelijke oplossingen.
3 Klik op Printeroplossingen. 4 Als een uitroepteken (!) wordt weergegeven bij een van de inktcartridges, is de inkt bijna op. Installeer een nieuwe cartridge. Vellen glossy fotopapier of transparanten kleven aan elkaar vast ZIJN DE FOTO'S OF TRANSPARANTEN OPGEDROOGD EN AAN ELKAAR VASTGEKLEEFD OP DE PAPIERUITVOERLADE? Verwijder de foto's of transparanten uit de papieruitvoerlade op het moment dat deze uit de printer komen. Laat ze drogen voordat u ze op elkaar legt.
Afdruk is te donker of vlekkerig Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: LAAT DE INKT DROGEN VOORDAT U HET PAPIER AANRAAKT Verwijder het papier op het moment dat het wordt uitgevoerd en laat de inkt drogen voor u het papier gebruikt.
Afgedrukte pagina's vertonen afwisselend lichte en donkere banen Als de printer tijdens een afdruktaak vaak wordt onderbroken en pagina's afdrukt met afwisselend lichte en donkere banen, worden de gegevens sneller afgedrukt dan de computer ze kan verzenden. Baanvorming tijdens het afdrukken treedt op wanneer de printer regelmatig wordt onderbroken. U moet misschien de instellingen in de printersoftware wijzigen.
Verticale rechte lijnen zijn rafelig Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: PAS DE INSTELLINGEN OP HET TABBLAD PRINTERINSTELLING AAN 1 Open het gewenste document of de gewenste foto en klik op Bestand Afdrukken. 2 Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen. Het tabblad Printerinstelling wordt weergegeven. 3 Er zijn vier instellingen waarmee u de afdrukkwaliteit en -snelheid kunt aanpassen.
VOER ONDERHOUD UIT OP DE INKTCARTRIDGES Mogelijk moet u de spuitopeningen van de inktcartridge reinigen. Printerstatus controleren Alleen gebruikers van Windows Vista 1 Klik op Configuratiescherm. 2 Klik in het menu van het Configuratiescherm onder Hardware en geluiden op Printer. 3 Controleer het volgende: • Bij het printerpictogram staat niet de aanduiding Onderbroken. Als de printer is onderbroken, klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram en kiest u Doorgaan met afdrukken.
Instellingen worden niet opgeslagen Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: WIJZIG DE INSTELLINGEN VOOR DE HERSTELFUNCTIE Als u op drukt om een instelling te selecteren, wordt er een sterretje (*) weergegeven naast de geselecteerde instelling. De printer herstelt de standaardinstelling na twee minuten inactiviteit of als de printer wordt uitgeschakeld.
Problemen met lettertypen oplossen HEBT U DE LETTERTYPEN OP DE JUISTE WIJZE TOEGEPAST IN DE TOEPASSING? In de meeste toepassingen kan een lettertype dat is uitgerekt of vergroot of verkleind, niet worden afgedrukt. IS HET LETTERTYPE EEN TRUETYPE-LETTERTYPE? IS HET BESCHIKBAAR OP DE COMPUTER? Mogelijk is het lettertype dat u wilt afdrukken, niet beschikbaar in het selectievak voor lettertypen in de toepassing.
IS ER EEN PROBLEEM MET HET PROGRAMMA? Probeer een andere afbeelding af te drukken. Als de afbeelding correct wordt afgedrukt, is er wellicht een probleem met het programma dat u gebruikt. Raadpleeg de documentatie bij het programma voor meer informatie. Testpagina afdrukken 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op . • Windows XP en eerder: klik op Start. 2 Click Programs or All Programs Lexmark 9500 Series. 3 Klik op Printeroplossingen.
Controleer of de sticker en de tape van de inktcartridges zijn verwijderd: 1 Til de scannereenheid op. 2 Verwijder de inktcartridges uit de inktcartridgehouder. 3 Controleer of de sticker en de tape zijn verwijderd van de onder- en achterzijde van de cartridges. PROBEER NOGMAALS EEN TESTPAGINA AF TE DRUKKEN 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op Configuratiescherm. • Windows XP of 2000: klik op Start. 2 Click Programs or All Programs Lexmark 9500 Series.
CONTROLEER OF HET ANDERE UITEINDE VAN DE USB-KABEL IS AANGESLOTEN OP DE ACHTERKANT VAN DE PRINTER Sluit het vierkante uiteinde van de USB-kabel aan op de aansluiting achter op de printer. CONTROLEER OF DE KABEL NIET IS BESCHADIGD OF LOSGERAAKT. Controleer het volgende: • De USB-kabel is niet beschadigd. • Het lampje brandt.
Printer kan niet communiceren met computers via een peer-topeer-netwerk Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER DE STATUS VAN DE HOSTCOMPUTER EN DE PRINTER Controleer het volgende: • De hostcomputer is ingeschakeld en rechtstreeks aangesloten op de printer. • De hostcomputer kan afdrukken op de printer.
Gebruikers van Windows Vista, Windows XP en Windows 2000: 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op Configuratiescherm Printer Printers (onder Hardware en geluid). • Windows XP: klik op Start Start Instellingen Printers en faxapparaten.. Windows 2000: klik op Start Start Instellingen Printers. 2 Open the Printer, Printers and Faxes, of Printers . 3 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer. 4 Knop Eigenschappen.
5 Selecteer een lagere scanresolutie. 6 Klik op Start. Is het originele document juist op de glasplaat geplaatst? • Controleer of het originele document in de linkerbovenhoek van de glasplaat is geplaatst. • Plaats het item dat u wilt kopiëren met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. • Zorg dat de linkerbovenhoek van de voorzijde van het item gelijkligt aan de pijlen in de hoek van de glasplaat.
CONTROLEER OF DE EXTERNE AFDRUKSERVER CORRECT WERKT Als de printer is aangesloten op een exteren afdrukserver, is er wellicht een probleem met deze afdrukserver. Controleer of het apparaat correct werkt en dat de printer is aangesloten op het netwerk.
Kan niet afdrukken vanaf een Bluetooth-apparaat Probeer een of meer van de volgende oplossingen als u problemen ondervindt bij het afdrukken vanaf een Bluetooth-apparaat. CONTROLEER OF DE MODUS BLUETOOTH EN DE MODUS ZOEKEN VOOR BLUETOOTH ZIJN INGESCHAKELD OP DE PRINTER 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Instellen is gemarkeerd. of tot Standaardinst. voor Bluetooth wijzigen is gemarkeerd. 2 Druk op . 3 Druk herhaaldelijk op 4 Druk op .
Problemen met vastgelopen en verkeerd ingevoerd papier oplossen Vastgelopen papier verwijderen en voorkomen U maakt als volgt de papierbaan vrij: 1 Trek stevig aan het papier om het te verwijderen. Als u het papier niet kunt bereiken omdat het zich te diep in de printer bevindt, tilt u de scannereenheid op om de printer te openen. 2 Trek het papier uit de printer. 3 Sluit de scannereenheid. 4 Druk op . 5 Druk eventueel ontbrekende pagina's af.
7 Druk op of om Soort te selecteren. 8 Druk op of om de juiste papiersoort te selecteren. U kunt de printer ook instellen op Automatisch, zodat de printer de papiersoort kan vaststellen. 9 Druk op . Opmerking: Gebruik alleen normaal papier van het formaat Letter of A4 voor dubbelzijdig afdrukken. De printer kan niet dubbelzijdig afdrukken op enveloppen, wenskaarten of fotopapier.
Zie “Papier in lade 1 plaatsen” op pagina 73 en de verwante onderwerpen voor meer informatie over: • Maximum aantal vellen per papiersoort • Speciale instructies voor het plaatsen van ondersteunde papiersoorten en speciaal papier VERWIJDER ELKE PAGINA ZODRA DEZE IS AFGEDRUKT Verwijder elke pagina zodra deze uit de printer komt en laat de pagina's volledig drogen voor u ze op elkaar legt.
4 Klik op Printer om de keuzelijst weer te geven. • Controleer of de optie Afdrukken onderbreken is uitgeschakeld. • Als er geen vinkje wordt weergegeven naast Als standaardprinter instellen, moet u de juiste printer selecteren voor elk bestand dat u wilt afdrukken. Bannerpapier is vastgelopen Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: VASTGELOPEN BANNERPAPIER VERWIJDEREN 1 Druk op om de printer uit te zetten. 2 Verwijder het vastgelopen bannerpapier uit de printer.
Papier vastgelopen in de automatische documentinvoer (ADI) 1 Pak de klep aan de linkerkant van de ADI vast en til de klep op. 2 Pak het papier stevig vast en trek het voorzichtig uit de printer.
3 Sluit de ADI. 4 Druk op . Papier is vastgelopen in de duplexeenheid 1 Druk de hendel van de duplexeenheid naar beneden terwijl u de duplexeenheid vastpakt. 2 Trek de duplexeenheid naar buiten.
3 Pak het papier stevig vast en trek het voorzichtig uit de printer. 4 Druk de hendel van de duplexeenheid naar beneden terwijl u de duplexeenheid terug plaatst. 5 Druk op . 6 Verwijder of stop de afdruktaak op de computer en probeer de afdruktaak opnieuw te verzenden. Papier vastgelopen in lade 1 of optionele lade 2 1 Trek lade 1 volledig uit de printer of trek de optionele lade 2 volledig uit de basiseenheid.
Voor lade 2: 3 Plaats de lade terug in de printer. Papier vastgelopen in de invoer voor klein materiaal Als u het vastgelopen papier kunt zien aan de voorkant en u een gedeelte van de envelop of fotokaart kunt vastpakken, verwijdert u het vastgelopen papier als volgt: 1 Trek lade 1 ongeveer 5 cm (2 inch) uit de printer. 2 Pak de envelop of fotokaart vast en trek deze uit de lade. 3 Plaats lade 1 terug in de printer.
2 Trek de klep van de duplexeenheid naar buiten. 3 Druk de knop op de achterste toegangsklep in. 4 Laat de klep een beetje zakken. 5 Pak de envelop of fotokaart goed vast en trek deze voorzichtig uit de lade. 6 Sluit de achterste toegangsklep. 7 Lijn de klep van de duplexeenheid uit en plaats deze terug. 8 Druk op . Problemen met geheugenkaarten oplossen Geheugenkaart kan niet worden geplaatst Dit zijn mogelijke oplossingen.
CONTROLEREN HOE DE GEHEUGENKAART IS GEPLAATST Controleer of u de geheugenkaart in de juiste sleuf hebt geplaatst. Er gebeurt niets als de geheugenkaart is geplaatst Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: GEHEUGENKAART VERWIJDEREN EN TERUGPLAATSEN IN DE PRINTER De geheugenkaart is mogelijk te langzaam geplaatst. Verwijder de geheugenkaart en plaats deze vervolgens snel weer terug.
Kan geen documenten afdrukken vanaf een geheugenkaart of flashstation CONTROLEER HET TYPE BESTANDEN OP DE GEHEUGENKAART OF HET FLASHSTATION De printer herkent de volgende bestandstypen: • Bestanden met de volgende extensies: – .doc (Microsoft Word) – .xls (Microsoft Excel) – .ppt (Microsoft PowerPoint) – .pdf (Adobe Portable Document Format) – .rtf (Rich Text Format) – .docx (Microsoft Word Open Document Format) – .xlsx (Microsoft Excel Open Document Format) – .
Scannereenheid sluit niet 1 Til de scannereenheid op. 2 Verwijder eventuele obstakels die de scannereenheid blokkeren. 3 Laat de scannereenheid zakken. Slechte kopieerkwaliteit • • • • • • • Dambordpatroon • Vervormde afbeeldingen • Ontbrekende tekens • Fletse afdrukken • Lege pagina's Scheve lijnen Vlekken Strepen Onverwachte tekens Witte lijnen in afdrukken Donkere afdrukken Dit zijn mogelijke oplossingen.
CONTROLEER DE KWALITEIT VAN HET ORIGINELE DOCUMENT Als u niet tevreden bent met de kwaliteit van het origineel, moet u een betere versie van het document of de afbeelding gebruiken. SCANT U EEN ITEM OP GLOSSY OF FOTOPAPIER OF UIT EEN KRANT OF TIJDSCHRIFT? Zie “Heldere afbeeldingen in tijdschriften of kranten scannen” op pagina 156.
CONTROLEER DE STROOMVOORZIENING Als het lampje niet brandt, controleert u of het netsnoer van de printer stevig is aangesloten op een geaard stopcontact. Controleer of het netsnoer stevig is aangesloten op de printer. CONTROLEER DE STANDAARDINSTELLINGEN VAN DE PRINTER EN DE INSTELLINGEN VOOR ONDERBREKEN 1 Voer een van de volgende handelingen uit: • Windows Vista: klik op Configuratiescherm Printers (onder Hardware en geluid).
GEEF EEN LAGERE SCANRESOLUTIE OP 1 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 2 From the desktop, double-click the Productivity Studio icon. 3 Klik in het welkomstvenster op Scannen. 4 Klik op Aangepaste instellingen. 5 Selecteer een lagere resolutie in de keuzelijst Scanresolutie. 6 Klik op Start. Kwaliteit van gescande afbeelding is slecht Dit zijn mogelijke oplossingen.
CONTROLEER HOE HET DOCUMENT IS GEPLAATST Zorg dat het document of de foto met de bedrukte zijde naar beneden in de rechterbenedenhoek van de glasplaat is geplaatst. Documenten of foto's worden slechts gedeeltelijk gescand Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER HOE HET DOCUMENT IS GEPLAATST Zorg dat het document of de foto met de bedrukte zijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat of met de bedrukte zijde omhoog in de ADI is geplaatst.
CONTROLEER DE WANDAANSLUITING VOOR TELEFOONS 1 Sluit een telefoon aan op de wandaansluiting. 2 Luister of u een kiestoon hoort. 3 Als u geen kiestoon hoort, sluit u een andere telefoon aan op de wandaansluiting. 4 Als u nog steeds geen kiestoon hoort, sluit u de telefoon aan op een andere wandaansluiting. 5 Als u een kiestoon hoort, sluit u de printer aan op die wandaansluiting. CONTROLEER DE CONTROLELIJST VOOR DIGITALE TELEFOONDIENSTEN De faxmodem is een analoog apparaat.
HEBT U EEN VOICEMAILDIENST? De voicemailfunctie die mogelijk wordt aangeboden via uw plaatselijke telefoonbedrijf, kan het verzenden en ontvangen van faxen verstoren. U kunt als volgt de voicemailfunctie en de printer gebruiken om gesprekken te beantwoorden: • Zie “Speciaal belsignaal instellen” op pagina 182. U kunt kiezen uit een aantal instellingen, waaronder Eén keer, Twee keer, Drie keer en Altijd. • Ga na of u een tweede telefoonlijn voor de printer moet gebruiken.
3 Druk op of tot Automatisch beantwoorden wordt weergegeven. 4 Controleer of Aan is geselecteerd. 5 Is dit niet het geval, dan drukt u op 6 Druk op of tot Aan wordt weergegeven. om de instelling op te slaan. CONTROLEER DE INKT Controleer de inktvoorraden en installeer zo nodig een nieuwe inktcartridge. CONTROLEER OF FAX DOORSTUREN NIET IS GESELECTEERD 1 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd. of tot Faxinstelling is gemarkeerd.
4 Druk op . 5 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en verzenden is gemarkeerd. 7 Druk herhaaldelijk op of tot Voorv. kzn wordt weergegeven. 8 Druk herhaaldelijk op of 6 Druk op . tot Maken wordt weergegeven als u de instelling wilt wijzigen. 9 Druk op . 10 Geef het kiesvoorvoegsel op dat voorafgaand aan elk telefoonnummer moet worden gekozen. 11 Druk op om de instelling op te slaan. CONTROLEER HET SNELKEUZENUMMER • Controleer of de snelkeuzeknop is geprogrammeerd voor het gewenste telefoonnummer.
CONTROLEER DE CARTRIDGES 1 Verwijder de inktcartridges uit de printer. 2 Controleer of sticker en tape zijn verwijderd van de cartridge. 1 2 3 Plaats de inktcartridges terug in de printer. Ontvangen fax heeft een slechte afdrukkwaliteit Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: NEEM DE CONTROLELIJST VOOR DE VERZENDER DOOR • Controleer of de kwaliteit van het originele document naar behoren is. • Verzend de fax opnieuw.
Opmerkingen: • Hoe lager de verzendsnelheid, des te langer het duurt om de fax te verzenden. • Met deze oplossing worden alle faxen met een lagere snelheid verzonden tot u de verzendsnelheid aanpast. Gegevens van nummerweergave worden niet weergegeven PATROON NUMMERWEERGAVE IS WELLICHT NIET CORRECT INGESTELD De printer ondersteunt twee soorten nummerweergave: Patroon 1 (FSK) en Patroon 2 (DTMF).
Opmerkingen: • 2400 bps is de laagste verzendsnelheid • Hoe lager de verzendsnelheid, des te langer het duurt om de fax af te drukken. • Met deze oplossing worden alle faxen met een lagere snelheid verzonden tot u de verzendsnelheid aanpast. Telefoonlijn bezet Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: WIJZIG DE INSTELLINGEN VOOR OPNIEUW KIEZEN Het nummer wordt drie keer opnieuw gekozen met intervallen van twee minuten.
Fout met telefoonlijn Dit zijn mogelijke oorzaken en oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: CONTROLEER DE CONTROLELIJST VOOR DIGITALE TELEFOONDIENSTEN De faxmodem is een analoog apparaat. Bepaalde apparaten kunnen op de printer worden aangesloten zodat u digitale telefoondiensten kunt gebruiken. • Als u een ISDN-telefoondienst gebruikt, sluit u de printer aan op een analoge telefoonpoort (R-interfacepoort) op een ISDN-adapter.
3 Druk op . 4 Druk herhaaldelijk op of tot Faxinstelling is gemarkeerd. 5 Druk op . 6 Druk herhaaldelijk op of tot Bellen en verzenden is gemarkeerd. 7 Druk op . 8 Druk herhaaldelijk op of tot Kiesmethode is gemarkeerd. 9 Selecteer de kiesmethode. 10 Druk op . Papierfrmt niet onderst. Het faxapparaat van de ontvanger ondersteunt het formaat van het document dat u wilt faxen, niet. Wijzig eventueel het formaat van het document en verzend de fax opnieuw.
Geen antwoord Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen: GEBRUIK DE CONTROLELIJST VOOR DE TELEFOONLIJN • Verzend de fax opnieuw. Mogelijk is de kwaliteit van de telefoonverbinding niet optimaal. • Bel het nummer waarnaar u de fax wilt verzenden om te controleren of het nummer werkt. CONTROLEER OF DE PRINTER DE KIESTOON HERKENT. • Zie “Fax verzenden terwijl u een gesprek voert (Kiezen hoorn op haak)” op pagina 161. • Controleer de instelling voor Belmethode.
Conversie mislukt HET TOEGEVOEGDE BESTAND KAN NIET WORDEN GELEZEN OF IS GEEN GELDIG BESTAND Controleer of het bestand: • zich in een toegankelijke map bevindt; • de juiste beveiligingsmachtigingen heeft en niet alleen-lezen is; • een geldig bestand is van het type dat wordt aangegeven door de bestandsextensie. PROGRAMMA'S WORDEN NIET GEOPEND DOOR FAXOPLOSSINGEN Sommige toepassingen kunnen tijdens het toevoegen van een bijlage niet worden gestart met Faxoplossingen waardoor er een fout optreedt.
NIEUW PAPIER GEBRUIKEN Plaats alleen normaal, ongemarkeerd papier in de printer als u de inktcartridge uitlijnt. De uitlijningsfout kan optreden omdat eventuele markeringen op gebruikt papier mogelijk worden gelezen door de printer. Cartridgefout (1102, 1203, 1204 of 120F) 1 Verwijder de inktcartridges uit de inktcartridgehouders en sluit de deksels van de houders. 2 Sluit de scannereenheid. 3 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
Verhelp houderstoring VERWIJDER EVENTUELE OBSTAKELS 1 Til de scannereenheid op. 2 Verwijder eventuele voorwerpen die de baan van de inktcartridgehouder blokkeren. 3 Controleer of de deksels van de cartridgehouders zijn gesloten. 4 Sluit de scannereenheid. 5 Druk op . Klep geopend Controleer of de scannereenheid is gesloten. Fout 1104 1 Verwijder de inktcartridges uit de printer. 2 Plaats de zwarte of foto-inktcartridge in de linkerhouder. 3 Plaats de kleureninktcartridge in de rechterhouder.
8 Als de fout: • niet opnieuw optreedt, is het probleem verholpen; • opnieuw optreedt, vervangt u de inktcartridge door een nieuwe cartridge en sluit u vervolgens het deksel van de cartridgehouder en de scannereenheid. Linkerinktcartridge is onjuist/Rechterinktcartridge is onjuist 1 Verwijder de aangegeven inktcartridge uit de inktcartridgehouder en sluit het deksel van de houder. 2 Sluit de scannereenheid. 3 Trek de stekker van het netsnoer van de printer uit het stopcontact.
3 Klik op Snelkeuzelijst en andere faxinstellingen aanpassen. 4 Klik op de tab Bellen en verzenden. 5 Selecteer Na bellen in het gedeelte Wanneer moet een document worden gescand van het gedeelte Verzendopties. 6 Klik op OK. 7 Verzend de fax opnieuw. Kan geen controlevel vinden Het document op de glasplaat is geen geldig controlevel. Zie voor meer informatie “Foto's op een opslagapparaat afdrukken met het controlevel” op pagina 133.
Verwijder de camerakaart. De printer kan een digitale PictBridge-camera of een geheugenkaart lezen, maar niet beide tegelijkertijd. 1 Verwijder zowel de digitale PictBridge-camera als de geheugenkaart. 2 Sluit slechts één van deze twee weer aan. Sommige foto's zijn van de kaart verwijderd door de host Een aantal foto's op het fotocontrolevel is met de computer van de geheugenkaart verwijderd. U moet een nieuw fotocontrolevel afdrukken.
• Het controlevel is met de afdrukzijde naar beneden in de linkerbovenhoek van de glasplaat geplaatst. • Het papier ligt niet scheef. ER ZIJN GEEN AFBEELDINGEN GESELECTEERD VOOR AFDRUKKEN Controleer of u afbeeldingen hebt geselecteerd voor afdrukken. ER IS GEEN FOTO- OF PAPIERFORMAAT GESELECTEERD Controleer of u een papierformaat of fotoformaat hebt geselecteerd. ER ZIJN MEERDERE FOTOFORMATEN OF PAPIERFORMATEN GESELECTEERD Selecteer slechts één fotoformaat of papierformaat.
Linker-/rechtercartridge ontbreekt ? Dit bericht geeft aan dat een van de benodigde cartridges ontbreekt. Installeer een inktcartridge. Communicatie is niet beschikbaar De printer en de computer lijken geen gegevens te kunnen uitwisselen. KRIJGT DE PRINTER STROOM? Als niet brandt, krijgt de printer misschien geen stroom. • Sluit de printer aan op een ander stopcontact.
Inkt is bijna op Een inktcartridge bevat bijna geen inkt meer. Installeer een nieuwe cartridge. Zie voor meer informatie “Inktcartridges installeren” op pagina 187. Zie voor meer informatie over het bestellen van een nieuwe cartridge “Papier en andere supplies bestellen” op pagina 195. Onvoldoende geheugen Er is onvoldoende geheugen beschikbaar voor de printersoftware om af te drukken. Probeer het volgende: • Voordat u een document verzendt om dit af te drukken, sluit u andere geopende programma's.
Meerdere All-In-One-apparaten gevonden Er is vastgesteld dat er meerdere Lexmark printers rechtstreeks of via een netwerk zijn aangesloten op de computer. U kunt kiezen welke printer u wilt gebruiken: 1 Selecteer de printer in de lijst. 2 Klik op OK. Fout bij bestand afdrukken Als u de functie Bestanden afdrukken wilt gebruiken, moet de printer rechtstreeks met een USB-kabel zijn aangesloten op een computer en moeten de printer en de computer zijn ingeschakeld.
Geen TWAIN gevonden Een TWAIN-stuurprogramma wordt gebruikt voor de communicatie tussen apparaten voor beeldbewerking (bijvoorbeeld een scanner) en beeldbewerkingssoftware, zoals Faxoplossingen. Er is geen TWAIN-stuurprogramma gevonden op de computer. Verwijder de printersoftware en installeer deze opnieuw. TWAIN-stuurprogramma selecteren Er kunnen meerdere TWAIN-stuurprogramma's voor scannen zijn geïnstalleerd op de computer. Selecteer het TWAINstuurprogramma dat u wilt gebruiken in de lijst.
Kennisgevingen Productinformatie Productnaam: Lexmark 9500 Series Apparaattype: 4435 Model(len): W22, W2E Uitgavebericht August 2007 De volgende alinea is niet van toepassing op landen waar de voorwaarden strijdig zijn met de nationale wetgeving: LEXMARK INTERNATIONAL, INC., LEVERT DEZE PUBLICATIE ALS ZODANIG ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, NOCH IMPLICIET, NOCH EXPLICIET, INCLUSIEF MAAR NIET BEPERKT TOT DE IMPLICIETE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
Handelsmerken Lexmark en Lexmark met het diamantlogo zijn gedeponeerde handelsmerken van Lexmark International, Inc. in de Verenigde Staten en/of andere landen. evercolor en PerfectFinish zijn handelsmerken van Lexmark International, Inc. TrueType is een handelsmerk van Apple Inc. Andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve houders. Blootstelling aan hoogfrequentie-energie De volgende kennisgeving is van toepassing als in de printer een draadloze netwerkkaart is geïnstalleerd.
De volgende beperkingen zijn van kracht: Land/regio Beperking Alle landen/regio's Dit product is alleen bedoeld voor gebruik binnenshuis. Dit product mag niet buiten worden gebruikt. L'Italia Si fa presente inoltre che l'uso degli apparati in esame è regolamentato da: • D.Lgs 1.8.2003, n.259, articoli 104 (attività soggette ad autorizzazione generale) e 105 (libero uso), per uso privato; • D.M. 28.5.03, per la fornitura al pubblico dell'accesso R-LAN alle reti e ai servizi di telecomunicazioni.
Malti Bil-preżenti, Lexmark International, Inc., jiddikjara li dan il-prodott huwa konformi mal-ħtiġijiet essenzjali u ma dispożizzjonijiet oħrajn relevanti li jinsabu fid-Direttiva 1999/5/KE. Nederlands Hierbij verklaart Lexmark International, Inc. dat het toestel dit product in overeenstemming is met de essentiële eisen en de andere relevante bepalingen van richtlijn 1999/5/EG. Norsk Lexmark International, Inc.
Verwijdering van het product Gooi de printer of onderdelen niet weg met het huishoudelijke afval. Neem contact op met uw gemeente voor mogelijkheden voor afvoer en recycling.
Spaarstand Dit product heeft een energiebesparende modus die Spaarstand wordt genoemd. Deze spaarstand is gelijk aan de EPA-slaapstand. In de spaarstand wordt energie bespaard door het stroomverbruik te verlagen tijdens langere perioden waarin het apparaat niet actief is. De spaarstand wordt automatisch ingeschakeld wanneer het product gedurende een vooraf ingestelde periode (time-out voor spaarstand) niet wordt gebruikt.
Limited warranty service The warranty period starts on the date of original purchase as shown on the purchase receipt. The warranty period ends 12 months later. To obtain warranty service you may be required to present proof of original purchase. You may be required to deliver your product to the Remarketer or Lexmark, or ship it prepaid and suitably packaged to a Lexmark designated location. You are responsible for loss of, or damage to, a product in transit to the Remarketer or the designated location.
Limitation of liability Your sole remedy under this limited warranty is set forth in this document. For any claim concerning performance or nonperformance of Lexmark or a Remarketer for this product under this limited warranty, you may recover actual damages up to the limit set forth in the following paragraph. Lexmark's liability for actual damages from any cause whatsoever will be limited to the amount you paid for the product that caused the damages.
LICENTIEOVEREENKOMST VOOR LEXMARK SOFTWARE Deze Licentieovereenkomst voor software ('Licentieovereenkomst') is een rechtsgeldige overeenkomst tussen u (een individu of een rechtspersoon) en Lexmark International, Inc.
c Voorbehoud van rechten. Het Softwareprogramma, inclusief alle lettertypen, is auteursrechtelijk beschermd en eigendom van Lexmark International, Inc. en/of zijn leveranciers. Alle rechten die niet expliciet worden verleend aan u in deze Licentieovereenkomst, zijn voorbehouden aan Lexmark. d Freeware.
9 BEPERKING VAN AANSPRAKELIJKHEID.
16 EXPORTBEPERKINGEN. U mag niet (a) het Softwareprogramma of enig direct afgeleid product daarvan aanschaffen, verzenden, overdragen of herexporteren als hierbij de toepasselijke exportwetgeving wordt geschonden of (b) toestaan dat het Softwareprogramma wordt gebruikt voor doeleinden die zijn verboden in dergelijke exportwetgeving, inclusief maar niet beperkt tot het verspreiden van nucleaire, chemische of biologische wapens. 17 INSTEMMING MET CONTRACT IN ELEKTRONISCHE VORM.
Verklarende woordenlijst voor netwerken ad-hocmodus Een instelling voor een draadloos apparaat waarmee het rechtstreeks kan communiceren met andere draadloze apparaten zonder een toegangspunt of router. ad-hocnetwerk Een draadloos netwerk dat geen toegangspunt gebruikt. AutoIP-adres Een IP-adres dat automatisch wordt toegewezen door een netwerkapparaat. Als het apparaat is ingesteld op DHCP, maar er geen DHCP-server beschikbaar is, kan er een AutoIP-adres worden toegewezen door het apparaat.
netwerkadapter/-kaart Een apparaat waarmee computers of printers met elkaar kunnen communiceren via een netwerk. netwerkhub Een apparaat waarmee meerdere apparaten met elkaar verbonden kunnen worden op een bedraad netwerk. netwerknaam Zie “SSID (Service Set Identifier)” op pagina 285 persoonlijke naam van een printer De naam die u hebt toegewezen aan de printer zodat u en anderen deze kunnen herkennen op het netwerk.
Index A aan/uit-knop brandt niet 196 aangepast papierformaat, afdrukken 104 aangepast papierformaat, plaatsen 82 aanpassen, helderheid automatisch 128, 131 aanpassen, intensiteit van een foto 130 aanpassen, tint van een foto 130 aansluiten Bluetooth-adapter 113, 115 flashstations 118 geheugenkaarten 117 RJ11-adapter gebruiken 36 aansluiten, printer rechtstreeks op een computer voor Windows 70 ad-hocnetwerk, draadloos maken met Windows 65 printer toevoegen met Windows 67 afbeelding herhalen 146 afbeelding ve
afgedrukte tekens hebben een verkeerde vorm of zijn niet correct uitgelijnd 221 algemeen afdrukprobleem (foutbericht) 268 annuleren kopieertaak 148 scantaak 154 annuleren, afdruktaken 100 antwoordapparaat fax ontvangen met 164 Automatisch beantwoorden 163 Automatisch oplossen met één klik voor foto's 128 Automatische documentinvoer documenten plaatsen 92 papiercapaciteit 92 Automatische documentinvoer (ADI) 22 lade 22 papiergeleider 22 uitvoerlade 22 B banner, afdrukken 105 bannerpapier is vastgelopen 238
afdrukken van een geheugenkaart of flashstation 99 als bijlage toevoegen aan email 158 faxen met de software 177 faxen met het bedieningspaneel 159 plaatsen in automatische documentinvoer 92 plaatsen op de glasplaat 90 scannen in kleur of zwart-wit 153 scannen met de computer 151 scannen met het bedieningspaneel 149 tekst scannen voor bewerken 151 documenten of foto's worden slechts gedeeltelijk afgedrukt 217 documenten of foto's worden slechts gedeeltelijk gekopieerd 247 doorsturen, fax 165, 180 doorzochte
faxgroepen toevoegen aan snelkeuze 182 faxnummer opgeven 159 Faxoplossingen gebruiken 177 faxverbinding kiezen 29 groepsfax direct verzenden 159 groepsfax verzenden op een opgegeven tijdstip 162 handmatig ontvangen 163 instellen, code voor handmatig beantwoorden 179 instelling wijzigen 166 instellingen aanpassen 183, 166 ISDN gebruiken 40 kiesvoorvoegsel instellen 171, 181 met de software 177 met DSL 40 met Grp doorzkn 159 met het bedieningspaneel 159 met Naam zoeken 159 met Telefoonnummer zoeken 159 nummer
fout 1205 263 fout 1206 263 fout bij bestand afdrukken 270 fout bij pap.
H handmatig dubbelzijdig afdrukken 236 Helderheid automatisch aanpassen 131 helderheid automatisch aanpassen 128 Helderheid/contrast (instelling) wijzigen 131 hergebruiken AEEA-verklaring 275 houder vastgelopen in printer 266 hulpprogramma voor draadloze configuratie kan niet communiceren met de printer tijdens de installatie (Windows) 206 I indexkaarten afdrukken 101 plaatsen 81 informatie, zoeken 15 inhoud, doos 21 inkt is bijna op (foutbericht) 269 inkt vlekt tijdens dubbelzijdig afdrukken 216 inktcartr
kwaliteit aanpassen 144 meerdere pagina's op één vel 147 N per vel 147 op beide zijden van het papier (dubbelzijdig afdrukken) 142 sorteren 145 standaardinstellingen wijzigen 141 vergroten, afbeelding 147 Kopiëren (modus; menu) 140 kopiëren, problemen oplossen documenten of foto's worden slechts gedeeltelijk gekopieerd 247 kopie komt niet overeen met het origineel 247 kopieerapparaat reageert niet 245 scannereenheid sluit niet 246 slechte kopieerkwaliteit 246 kranten, plaatsen op de glasplaat 90 krassen, vo
papieruitvoerlade 22 PictBridge-poort 22 scannereenheid 22 USB-poort 22 Onderhoud (menu) 187 onderhoudstaken, uitvoeren 187 Ongeldig apparaat 270 ongewenste faxen, blokkeren 174, 186, 174, 186 onjuiste taal wordt weergegeven op de display 196 ontvangen fax heeft een slechte afdrukkwaliteit 255 ontvangen, fax antwoordapparaat gebruiken 164 automatisch 163, 179 fax doorsturen 165, 180 handmatig 163 ontvlekken, foto 131 onvoldoende geheugen (foutbericht) 269 opnieuw vullen, inktcartridges 189 opslaan en verwij
printersoftware bijwerken 232 installeren 49 opnieuw installeren 200 verwijderen 200 printerstatus, controleren 224 probleem bij lzn geh.
faxen kunnen worden ontvangen, maar kunnen niet worden verzonden 253 faxen kunnen worden verzonden, maar kunnen niet worden ontvangen 252 nummerweergave wordt niet weergegeven 256 ontvangen fax heeft een slechte afdrukkwaliteit 255 printer ontvangt een lege fax 254 problemen oplossen, foutberichten cartridgefout 262 dubbelzijdig afdrukken wordt niet ondersteund voor huidige papierformaat 236 dubbelzijdig afdrukken wordt niet ondersteund voor huidige papiersoort 236 fout 1104 263 fout 1205 263 fout 1206 263
rechterinktcartridge is onjuist 264 reinigen buitenkant van de printer 194 reinigen, spuitopeningen van inktcartridge 191 RJ11-adapter gebruiken 36 rode ogen automatisch verminderen 128 handmatig verminderen 128 S scan is mislukt 248 scaninstellingen wijzigen 156 scannen afbeeldingen bewerken 151 documenten of afbeeldingen voor e-mailen 158 foto voor Werken met documenten en foto's 152 gescande afbeelding opslaan 155 golvende patronen (moiré) verwijderen 132 in kleur of zwart-wit 153 instellingen aanpassen
gebruiken met Faxconfiguratieprogramma 183 gebruiken met functie Kiezen met hoorn op haak 161 gebruiken tijdens het telefoneren 161 telefoonlijn bezet (foutbericht) 257 Telefoonnummer zoeken gebruiken voor faxen 160 testpagina afdrukken 227 testpagina wordt niet afgedrukt 227 tijdschriftartikelen, plaatsen op de glasplaat 90 toevoegen, contactpersoon aan telefoonboek 181 toewijzen, IP-adres 58 transparanten afdrukken 104 capaciteit voor lade 2 88 plaatsen 81 plaatsen in lade 2 88 transparanten of foto's bev
uitleg van kleuren 63 Wi--Fi-aanduiding brandt nog steeds oranje 204 Wi--Fi-aanduiding knippert oranje (Windows) 205 wijzigen tijdelijke bestanden, voorkeuren 124 wijzigen, gammawaarde van een foto of afbeelding 130 wijzigen, overdrachtsinstellingen 125 wijzigen, scaninstellingen 156 wijzigen, voorkeuren van het emailvenster 158 wijzigen, voorkeuren voor bibliotheek 124 wijzigen, voorkeuren voor doorzochte mappen 124 wijzigen, voorkeuren voor tijdelijke bestanden 124 Windows installeren, printer op bedraad