Operation Manual
Faxen met het bedieningspaneel
Fax verzenden met het bedieningspaneel
Fax verzenden met het bedieningspaneel
Dit is de beste manier om documenten te faxen die al zijn afgedrukt.
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en aangesloten op een werkende telefoonlijn.
2 Plaats een origineel document met de bedrukte zijde omhoog in de automatische documentinvoer (ADI) of met
de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Opmerking: Plaats geen briefkaarten, foto's, kleine items, transparanten, fotopapier of dunne voorwerpen (zoals
knipsels uit tijdschriften) in de ADI. Plaats deze items op de glasplaat.
3 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd.
4 Druk op .
Het menu Faxmodus wordt geopend.
5 Voer een faxnummer in. Voor meer informatie over hoe u een faxnummer kunt opgegeven, gaat u naar de tabel
die begint met stap 4 op pagina 160.
Opmerkingen:
• U kunt een telefoonkaartnummer opnemen als onderdeel van het faxnummer.
• Een faxnummer kan uit maximaal 64 cijfers, komma's, punten en/of de symbolen * of # bestaan.
6 Druk op om de faxtaak te starten.
Opmerking: als u afzonderlijke pagina's scant met de glasplaat, wordt na elke gescande pagina het bericht
Wilt u nog een pagina toevoegen aan de fax? weergegeven om nog een pagin te scannen of
de fax meteen te verzenden.
7 Als u een fax naar een groep wilt verzenden (groepsfax), geeft u de faxnummers op met een van de methoden
in de tabel die begint met stap 4, totdat u maximaal 30 faxnummers hebt opgegeven.
Faxnummer opgeven
1 Controleer of de printer is ingeschakeld en aangesloten op een werkende telefoonlijn.
2 Druk herhaaldelijk op of op het bedieningspaneel tot Faxen is gemarkeerd.
3 Druk op .
Het menu Faxmodus wordt geopend.
Faxen met het bedieningspaneel
159