Operation Manual
CONTROLEER HET MAC-ADRES
Als op het netwerk een filter voor MAC-adressen wordt gebruikt, moet u het MAC-adres van de printer opnemen
in de filterlijst voor MAC-adressen. U kunt de printer dan gebruiken op het netwerk. Zie “MAC-adres zoeken” op
pagina 59 voor meer informatie.
Wi-Fi-aanduiding knippert oranje tijdens de installatie
Als de Wi--Fi-aanduiding oranje knippert tijdens de installatie, geeft dit aan dat de printer is geconfigureerd voor
gebruik op een draadloos netwerk, maar geen verbinding kan maken met het netwerk waarvoor de printer is
geconfigureerd. De printer kan wellicht geen verbinding maken met het netwerk vanwege een storing of de afstand
tot het draadloze toegangspunt (draadloze router), of omdat de instellingen zijn gewijzigd.
Dit zijn mogelijke oplossingen. Probeer een of meer van de volgende oplossingen:
CONTROLEER OF HET TOEGANGSPUNT IS INGESCHAKELD
Controleer het toegangspunt en schakel het zo nodig in.
VERPLAATS HET DRAADLOZE TOEGANGSPUNT (DRAADLOZE ROUTER) OM STORING TE VERMINDEREN
Er kan een tijdelijke storing worden veroorzaakt door andere apparatuur zoals magnetrons of andere apparaten,
draadloze telefoons, babyfoons en camera's van beveiligingssystemen. Controleer of het draadloze toegangspunt
(draadloze router) niet te dicht bij deze apparaten is geplaatst.
PROBEER DE EXTERNE ANTENNES AAN TE PASSEN
Antennes werken meestal het beste als ze naar boven zijn gericht. De ontvangst kan verbeteren als u verschillende
hoeken uitprobeert voor de antennes van uw printer en/of draadloze toegangspunt (draadloze router).
VERPLAATS DE COMPUTER EN/OF PRINTER
Plaats de computer en/of printer dichter bij het draadloze toegangspunt (draadloze router). Hoewel de mogelijke
afstand tussen apparaten in 802.11b- of 802.11g-netwerken 90 meter is, is het effectieve bereik voor optimale
prestaties meestal 30-46 meter.
Druk de netwerkconfiguratiepagina voor de printer af om te controleren of de printer een krachtig signaal ontvangt
van de draadloze router (draadloos toegangspunt). Zie “Netwerkconfiguratiepagina afdrukken” op pagina 60 voor
meer informatie.
CONTROLEER DE BEVEILIGINGSSLEUTELS
Controleer of de beveiligingssleutels juist zijn. Zie “Controleer de beveiligingssleutels” op pagina 202 voor meer
informatie.
CONTROLEER HET MAC-ADRES
Als op het netwerk een filter voor MAC-adressen wordt gebruikt, moet u het MAC-adres van de printer opgeven.
Zie “MAC-adres zoeken” op pagina 59 voor meer informatie over het vinden van het MAC-adres.
PING HET DRAADLOZE TOEGANGSPUNT (DRAADLOZE ROUTER) OM TE CONTROLEREN OF HET NETWERK WERKT
Controleer of de printer kan communiceren met het draadloze toegangspunt (draadloze router). Zie “Het
toegangspunt pingen” op pagina 210 voor meer informatie.
Problemen oplossen
205