Operation Manual

147
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voor het rijden
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordels op de juiste manier te dragen.
De airbags vormen een aanvullend veiligheidssysteem, dat gebruikt moet worden in
combinatie met de veiligheidsgordels.
Door de kracht waarmee de airbag opgeblazen wordt, kan ernstig letsel ontstaan als
de bestuurder zich te dicht bij de airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm; door een
afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden, hanteert u een veilige
marge. Deze afstand wordt gemeten tussen het midden van het stuurwiel en uw
borstbeen. Als u minder ver dan 250 mm van het stuur zit, kunt u uw positie op ver-
schillende manieren wijzigen:
Beweeg uw stoel zo ver naar achteren als mogelijk is zonder dat dit ten koste
gaat van het bedieningscomfort van de pedalen.
Zet de rugleuning iets verder naar achteren.
Hoewel het een beetje afhankelijk is van het ontwerp van de auto, kunnen de
meeste bestuurders een afstand van 250 mm tot het stuur in acht nemen, ook al
staat de stoel in zijn voorste stand, door de rugleuning van de stoel iets naar ach-
teren te zetten. Als u de weg moeilijker kunt zien wanneer u de rugleuning naar
achteren zet, neemt u dan plaats op een stevig antislipkussen of stel de stoel
hoger in, als de bestuurdersstoel van uw auto voorzien is van hoogteverstelling.
Kantel het stuurwiel, indien dit verstelbaar is, naar beneden. Hierdoor wordt de
airbag op uw borst gericht in plaats van op uw hoofd en hals.
Stel de stoel in zoals hierboven is aangegeven en let er daarbij op dat u de pedalen en
het stuurwiel goed kunt bedienen en voldoende zicht hebt op het instrumentenpaneel
en de bedieningsorganen in het dashboard.