Operation Manual

171
1-8. Veiligheidsinformatie
1
Voor het rijden
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje geplaatst wordt
Volg de aanwijzingen in de montagehandleiding van het baby- of kinderzitje en zet het
zitje goed vast.
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een andere pas-
sagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aanrijding ernstig letsel
oplopen.
Als het kinderzitje niet goed vastgezet kan
worden omdat de bestuurdersstoel in de weg
zit, moet het kinderzitje rechts achterin wor-
den gemonteerd.
Stel de voorpassagiersstoel zo af dat deze
niet in contact komt met het baby- of kinder-
zitje.
Als er een zitje waarin het kind met het
gezicht in de rijrichting zit op de voorpassa-
giersstoel wordt geplaatst, moet de stoel zo
ver mogelijk naar achteren worden gescho-
ven.
Als dat niet gedaan wordt, kan er ernstig let-
sel ontstaan als de airbags geactiveerd wor-
den.