Operation Manual
188
2-1. Rijprocedures
Startknop
Door de onderstaande handelingen uit te voeren wanneer u de elektronische
sleutel bij u draagt, start het hybridesysteem of wijzigen de standen van het
contact.
■ Starten van het hybridesysteem
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Trap het rempedaal stevig in.
Controleer of het controlelampje in de startknop groen gaat branden.
Als het controlelampje niet groen wordt, kan het hybridesysteem niet
worden gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan het hybridesysteem niet worden
gestart. Zet de selectiehendel in stand P wanneer u het hybridesysteem
start. (Blz. 199)
Druk op de startknop.
Blijf het rempedaal ingetrapt hou-
den totdat het hybridesysteem
goed gestart is.
Het hybridesysteem kan vanuit
iedere stand worden gestart.
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Als het controlelampje READY eerst knippert en vervolgens blijft bran-
den en de zoemer klinkt, dan start het hybridesysteem normaal.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Als het controlelampje READY brandt, kunt u wegrijden, zelfs als de
verbrandingsmotor niet draait. (De benzinemotor start of stopt automa-
tisch in overeenstemming met de toestand van de auto.)
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4