Operation Manual

200
2-1. Rijprocedures
Werking van de airconditioning in de ECO-modus (zonder navigatiesysteem)
In de ECO-modus worden het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van de air-
conditioning geregeld om brandstof te besparen. (Blz. 312) Stel de aanjagersnelheid
af of schakel de ECO-modus uit om de airconditioning harder te laten werken.
Werking van de airconditioning in de ECO-modus (met navigatiesysteem)
In de ECO-modus worden het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van de air-
conditioning geregeld om brandstof te besparen. Stel de aanjagersnelheid af of schakel
de ECO-modus uit om de prestaties van de airconditioning te verbeteren. (Raadpleeg
de “Handleiding navigatiesysteem”.)
Schakelstanden
Wanneer het contact UIT staat, kan de schakelstand niet worden gewijzigd.
Wanneer het contact AAN staat (het hybridesysteem werkt niet), kan de schakel-
stand alleen worden gewijzigd in N. De schakelstand wordt gewijzigd in N, zelfs
wanneer de selectiehendel in stand D of R wordt gezet en gehouden.
Wanneer het controlelampje READY brandt, kan de schakelstand worden gewij-
zigd van P in D, N of R.
Wanneer het controlelampje READY knippert, kan de schakelstand niet vanuit P in
een andere stand worden gezet, ook al wordt de selectiehendel bediend. Wacht
totdat het controlelampje READY na het knipperen blijft branden en bedien vervol-
gens de selectiehendel nogmaals.
De schakelstand kan alleen vanuit D rechtstreeks gewijzigd worden naar B.