Operation Manual
205
2-1. Rijprocedures
2
Tijdens het rijden
Richtingaanwijzerschakelaar
■ De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Het contact AAN staat.
■ Als de richtingaanwijzers sneller knipperen dan normaal
Controleer of er een gloeilamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorgebrand.
De richtingaanwijzerschakelaar kan worden gebruikt om de volgende
acties van de bestuurder aan te geven:
Rechtsaf slaan
Linksaf slaan
Rijbaanwisseling naar rechts
(druk de hendel iets naar
boven en houd hem in die
stand vast)
De richtingaanwijzers rechts blij-
ven knipperen totdat u de hendel
weer loslaat.
Rijbaanwisseling naar links
(druk de hendel iets naar
beneden en houd hem in die
stand vast)
De richtingaanwijzers links blijven
knipperen totdat u de hendel
weer loslaat.