Operation Manual
235
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
■ Regensensor (auto's met ruitenwisser met regensensor)
● Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet terwijl het contact
AAN is, maken de ruitenwissers één wisbeweging om aan te geven dat de stand
AUTO is ingeschakeld.
● Als de temperatuur van de regensensor 90C of hoger is of -15C of lager, werkt
het systeem mogelijk niet automatisch. Zet de ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
■ Als er geen vloeistof uit de ruitensproeier komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
WAARSCHUWING
■ Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in de stand
AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers kunnen onverwacht in werking treden als de sensor aangeraakt wordt
of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de ruitenwissers in de stand
AUTO staan. Let erop dat u zich niet kunt bezeren als de ruitenwissers in werking tre-
den.
● De regensensor registreert de hoeveelheid
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sensor.
Het kan zijn dat deze niet goed werkt wan-
neer bij zonsopgang of -ondergang de zon af
en toe op de voorruit schijnt, of bij vuil op de
voorruit (bijv. insecten).