Operation Manual

252
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Selecteren van de conventionele constante-snelheidsregeling
De constante-snelheidsregeling is anders dan de afstandsregeling. Wan-
neer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een
ingestelde snelheid rijden, ongeacht of zich voorliggers op de rijbaan bevin-
den.
Schakel de cruise control in met
de toets ON-OFF.
Het controlelampje van de adap-
tieve cruise control gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel over naar de constante
snelheidsregeling.
(Duw de hendel naar voren en
houd de hendel ongeveer
1 seconde vast.)
Het controlelampje cruise control
gaat branden.
Als u tijdens de constante-snelheids-
regeling terug wilt keren naar de
afstandsregeling, drukt u de hendel
weer naar voren en houdt u hem
ongeveer 1 seconde vast.