Operation Manual

255
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onderbro-
ken:
De werkelijke rijsnelheid zakt meer dan ongeveer 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
De rijsnelheid zakt onder de 40 km/h.
De VSC is geactiveerd.
Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet
goed werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs en plastic voorwerpen, kun-
nen niet door de sensor worden gesignaleerd.)
De adaptieve cruise control wordt uitgeschakeld als er een belemmering wordt gesig-
naleerd.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor adaptieve cruise control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
(Blz. 555)
Lenskap
Radarsensor