Operation Manual

280
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsignaal:
De alarmknipperlichten zijn uit.
De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van de
deceleratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
Het rempedaal wordt losgelaten.
Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet om een
noodstop gaat.
WAARSCHUWING
Het ABS werkt niet effectief als
Banden met onvoldoende profiel worden gebruikt (bijv. versleten banden op een
weg die bedekt is met sneeuw).
De auto aquaplaning ondervindt terwijl met een hoge snelheid op een natte of
gladde weg wordt gereden.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd in de vol-
gende gevallen altijd voldoende afstand tot uw voorligger:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als er gereden wordt op slechte wegen
Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffenheden