Operation Manual

298
2-5. Rijinformatie
Aanbrengen van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwijderen van
sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen. Plaats geen sneeuwkettin-
gen om de achterwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de voorwielen. Zet de sneeuwket-
tingen na 0,5 - 1,0 km (1/4 - 1/2 mijl) opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde instructies.
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
Gebruik banden met de voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidslimiet die geldt
voor de gebruikte winterbanden.
Monteer winterbanden op alle wielen.
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Neem, om de kans op ongevallen te beperken, de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte sneeuwket-
tingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snelheid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken of over putdeksels.
Voorkom plotselinge stuurbewegingen en sterk afremmen; door het gebruik van
sneeuwkettingen worden de rijeigenschappen negatief beïnvloed.
Reduceer uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zo ver, dat u zeker weet dat
de auto bestuurbaar is.