Operation Manual
311
3-1. Gebruik van airconditioning en achterruitverwarming
3
Interieur
■ Gebruik van de stand AUTO
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen tempera-
tuur en de omgevingscondities. Dat kan leiden tot de volgende verschijnselen:
● Direct na het indrukken van de toets kan de aanjager even worden uitgeschakeld
tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
● Als de verwarming is ingeschakeld, kan de lucht die uit de uitstroomopeningen in
het dashboard komt, koeler zijn dan de lucht die uit de overige uitstroomopeningen
komt.
■ Luchtvochtigheidssensor (indien aanwezig)
■ Gebruik van het systeem in de stand recirculatie
De ruiten zullen sneller beslaan als de stand recirculatie is ingeschakeld.
■ Overschakelen tussen de standen buitenlucht en recirculatie
Er kan automatisch worden overgeschakeld naar de stand recirculatie of buitenlucht,
op basis van de gekozen temperatuur en de temperatuur in de auto.
■ Ontwasemingsfunctie voor de ruiten
In de stand recirculatie kan automatisch worden overgeschakeld naar de stand
(buitenlucht) als de ruiten ontwasemd moeten worden.
De voorruit is voorzien van een sensor die de
luchtvochtigheid in de auto en de temperatuur
van de voorruit meet, om vast te stellen of de
ruit is beslagen. Dankzij de sensor kan de air-
conditioning, wanneer deze in de stand AUTO
staat, de volgende functies uitvoeren:
● De hoeveelheid lucht wijzigen
● De hoeveelheid binnenstromende buiten-
lucht wijzigen wanneer de stand buitenlucht
is ingeschakeld en de uitstroomopeningen in
de stand staan
● De instellingen van de uitstroomopeningen
wijzigen naar wanneer is geselec-
teerd