Operation Manual

552
5-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Volg de correctieprocedures.
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om het pro-
bleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Waarschuwings-
lampje
Wa a rs c hu wi n gs l am pj e /d e t ai ls Correctieprocedure
Waarschuwingslampje open por-
tier/achterklep
(waarschuwingszoemer)
*
1
Geeft aan dat een van de portieren
of de achterklep niet geheel geslo-
ten is
Controleer of alle por-
tieren en de achterklep
gesloten zijn.
Waarschuwingslampje laag brand-
stofniveau
Geeft aan dat de resterende hoe-
veelheid brandstof ongeveer 6,8
liter of minder is
Vul de brandstoftank.
Waarschuwingslampje veiligheids-
gordel
(waarschuwingszoemer)
*
2
Waarschuwt de bestuurder en/of
voorpassagier dat de veiligheids-
gordel vastgemaakt dient te wor-
den.
Doe de veiligheidsgor-
del om.
Als er iemand op de
voorpassagiersstoel
zit, moet ook de veilig-
heidsgordel voor de
voorpassagier wor-
den vastgemaakt,
waarna het waarschu-
wingslampje (de waar-
schuwingszoemer)
uitgaat.
Centraal waarschuwingslampje
Het waarschuwingslampje gaat
branden en knipperen om aan te
geven dat het centrale waarschu-
wingssysteem een storing heeft
gesignaleerd.
Blz. 555