Operation Manual

1. Kies een goed plaats.
Plaats de koel-en vriescombinatie op een plaats
waar u het apparaat makkelijk kan gebruiken.
2. Plaats het apparaat niet in de nabijheid van
warmtebronnen, in rechtstreeks zonlicht of
vochtigheid.
3. Om een goede luchtcirculatie rond de koel/vries
combinatie te garanderen, zorgt u dat er
voldoende ruimte aan de zijkanten als ook aan
de bovenkant is en zorg voor een ruimte van
minstens 5 cm van de muur aan de achterkant.
4. Om trillingen te vermijden, moet het apparaat
waterpas staan. Pas indien nodig de
waterpasschroeven aan om een ongelijke vloer
te corrigeren.
De voorzijde van het apparaat zou lichtjes hoger
moeten staan dan de achterzijde.
Dit zorgt ervoor dat de deur makkelijker dicht
gaat.
Wanneer u de kast lichtjes kantelt, kan u
gemakkelijk aan de waterpasschroeven draaien.
Draai de waterpasschroeven in met de wijzers
mee ( ) om het apparaat hoger te zetten en
in tegen de wijzer in ( ) om het lager te
zetten.
5. Maak de koel-en vriescombinatie grondig
schoon en verwijder alle stof als gevolg van het
transport.
6. Plaats de accessoires zoals het ijsblokjesbakje,
etc. op de daartoe voorziene plaats. Deze
accessoires zijn samen verpakt om beschadiging
tijdens het vervoer te vermijden.
7. Sluit het voedingssnoer (of de stekker) aan op
het stopcontact. Plaats slechts één enkel toestel
per stopcontact.
Installatie
Laat de koel-en vriescombinatie 2 tot 3 uur
stabiliseren in een normale werkingstemperatuur
voor u het toestel vult met verse of ingevroren
voedingswaren.
Indien het voedingssnoer uit het stopcontact werd
gehaald, laat het toestel dan 5 minuutjes rusten
voor u het opnieuw opstart.
Nu is de koel-en vriescombinatie klaar voor
gebruik.
Opstarten
17
NEDERLANDS
Installatie
Dit apparaat is geschikt voor een beperkt
temperatuurgebied, afhankelijk van de
klimaatzone. Gebruik het apparaat niet bij een
temperatuur buiten dit gebied. De klimaatklasse
van uw apparaat is vermeld op het etiket met
technische gegevens dat aan de binnenzijde van
het diepvriesvak is aangebracht.
Klimaatklasse
Klasse
Uitgebreid
gematigd
Gematigd
Subtropisch
Tropisch
Symbool
SN
N
ST
T
Bereik
omgevingstemperatuur in °C
+10 ~ +32
+16 ~ +32
+16 ~ +38
+16 ~ +43