Operation Manual

21
2 Ingebruikneming en controlepaneel
Het rode alarm-LED,
Afb. A1/4,
helpt u, ingevroren levensmiddelen te beschermen
en energie te besparen.
- Het LED knippert wanneer de vriestemperatuur
niet laag genoeg is (afhankelijk van de ingestelde
temperatuur).
- Dat is altijd het geval wanneer het apparaat in
bedrijf wordt gesteld.
W Als het rode alarm-LED tijdens normaal bedrijf
knippert, kan de oorzaak zijn dat er
- warme, verse levensmiddelen in het apparaat
gelegd zijn,
- bij het overpakken en eruit halen van levensmid-
delen te veel warme lucht naar binnen is ge-
stroomd,
- de temperatuurregelaar extreem in richting
kouder is verzet,
- de deur van het apparaat niet volledig gesloten
is,
- de stroom gedurende langere tijd uitgevallen is.
Het rode alarm-LED gaat pas uit wanneer de
temperatuur voldoende gedaald en de alarmtoe-
stand dus beëindigd is.
Pas wanneer de bovengenoemde oorzaken niet
van toepassing zijn en het alarm-LED knippert, is
er eventueel sprake van een storing. Neem in dit
geval contact op met de dichtstbijzijnde techni-
sche dienst van uw leverancier (zie bijgevoegd
overzicht). Geef de volgende gegevens op het
typeplaatje door: de typeaanduiding
1, het
servicenummer
2 en het apparaatnummer 3.
Hierdoor wordt een snelle en efficiënte service
mogelijk.
Aansluiten
Stroomsoort (wisselstroom) en spanning
op de opstellingsplaats moeten met de informatie
op het typeplaatje overeenstemmen. Het typeplaat-
je bevindt zich aan de linker binnenkant, afb. A.
W Het apparaat alleen via een correct geïnstalleerd
randaardestopcontact aansluiten.
W Het stopcontact moet d.m.v. een zekering van 10 A
of zwaarder beveiligd zijn, buiten de achterzijde van
het apparaat liggen en goed toegankelijk zijn.
W Het apparaat niet
- op stand-alone ondulatoren aansluiten,
- in combinatie met zgn. energiebesparingsstek-
kers gebruiken - de elektronica kan beschadigd
worden,
- samen met andere apparaten aansluiten via een
verlengkabel - gevaar voor oververhitting.
W Bij het loshalen van het netsnoer van de achter-
zijde van het apparaat de kabelhouder verwijde-
ren, om rammelen te voorkomen!
Wij adviseren u om het apparaat te reinigen voordat
u het in gebruik neemt (zie verder onder "Reinigen").
Schakel het apparaat ca. 4 uur voordat u de eerste
levensmiddelen erin plaatst in. Leg de in te vriezen
levensmiddelen er pas in nadat het rode alarm-LED
uitgaan is.
ALARM
ON
Bepalingen
W Het apparaat werd ontworpen voor het invriezen
en bewaren van levensmiddelen evenals het
maken van ijs. Het is voor huishoudelijk gebruik
ontworpen.
W Het apparaat is afhankelijk van de klimaatklasse
voor gebruik bij begrensde omgevingstempera-
turen ontworpen. Deze temperaturen moeten
worden aangehouden! De voor uw apparaat van
toepassing zijnde klimaatklasse is op het type-
plaatje gedrukt. Hierbij betekent:
Klimaatklasse Ontworpen voor
omgevingstemperaturen
SN, N tot +32 °C
ST tot +38 °C
T tot +43 °C
- Een storingvrij bedrijf van het apparaat is tot een
laagste omgevingstemperatuur van +5 °C
gewaarborgd.
- Het koelmiddelcircuit is op lekkages gecontro-
leerd.
- Het apparaat voldoet aan de van toepassing
zijnde veiligheidsbepalingen evenals de EG-
richtlijnen 73/23/EEG en 89/336/EEG.
§
In- en uitschakelen
Afb. A1
W Inschakelen: Draai de pijl van de temperatuurre-
gelaar
1 met een muntstuk in de stand "1,5".
- Het groene Aan/Uit-LED
3 knippert totdat de
vriestemperatuur voldoende laag is, daarna
brandt het LED constant om het normale bedrijf
van het apparaat aan te geven.
- Het rode alarm-LED 4 knippert totdat de
vriestemperatuur voldoende laag is, daarna gaat
het LED uit. Meer informatie vindt u in de para-
graaf "Rood alarm-LED".
W Uitschakelen: Draai de pijl van de temperatuur-
regelaar tot de aanslag op "0":
- Het groene Aan/Uit-LED gaat uit, alle LED's zijn
donker.
Temperatuur instellen
Afb. A1
W Verdraai temperatuurregelaar met een munt-
stuk. De posities van de pijl betekenen:
Stand "1" = hoogste temperatuur,
kleinste koelcapaciteit
Stand "4" = laagste temperatuur,
grootste koelcapaciteit
W Zet de temperatuurregelaar bij voorkeur op ca.
"1,5" zodat de temperatuur in de vriesruimte
gemiddeld ca. -18 °C bedraagt.