Operation Manual

Nederlands 22
In de standaardinstelling is de draad-
loze alarmzender akoestisch inge-
steld op kanaal 0. Alleen wanneer er
in een huis systemen van verschillen-
de gebruikers werkzaam zijn, moeten
de apparaten van de afzonderlijke
gebruikers op verschillende kanalen
ingesteld worden.
Het gewenste kanaal stelt u in door
de kanaalkeuzeschakelaar boven-
aan in het batterijvak met een kleine
schroevendraaier op het gewenste
kanaalnummer te draaien. Alle zen-
ders en ontvangers moeten ingesteld
worden op hetzelfde kanaal.
Insteken van de microfoonkabel en
vastkleven van de microfoon op de
geluidsopening van de akoestische
alarmmelder.
4. Instelling van de gevoeligheid
Stel de gevoeligheidsregelaar in op
het laagste niveau (linker aanslag).
Activeer de akoestische alarmmelder
en verhoog stapsgewijs de gevoe-
ligheid van de zender (regelaar naar
rechts draaien) tot de zender reageert
op de akoestische alarmmelder.
5. Signalen instellen
Aan de rechterkant van de draad-
loze alarmzender akoestisch hebt u
de keuze tussen twee signaaltypes.
Schuif de signaalkeuzeschakelaar
met behulp van de meegeleverde
pen op de gewenste stand.
Alarmsignaal
Voor een algemeen alarmsignaal
(alle LED’s knipperen) plaatst u de
signaalkeuzeschakelaar op de stand,
zo wordt op alle ingeschakelde ont-
Instellen van het correcte radiokanaal.
3. Installatie van de microfoonkabel
Kleef de microfoon met behulp van
de kleefring op de geluiduitgangs-
opening van de akoestische alarm-
melder (bijv. rookmelder; alarmsire-
ne) en steek de microfoonkabel in de
aansluiting aan de onderkant van de
draadloze alarmzender akoestisch.
Trek daarvoor de beschermfolie van
de kleefring op de microfoon. Voor
een optimale werking van de zender
moet de draaischakelaar voor de ge-
voeligheid zodanig ingesteld worden,
dat hij zeker reageert op de akoesti-
sche alarmmelder.
Aftrekken van de beschermfolie