Operation Manual

8
UITLAATDEMPER
Waarschuwing: de motor en de uitlaatdemper worden
tijdens gebruik erg heet. Raak de motor en de uitlaatdemper
tijdens gebruik of vlak daarna niet aan, maar laat deze delen
eerst afkoelen.
1 Verwijder de kap van de uitlaatdemper.
2 Verwijder de koolstofaanslag met een draadborstel.
3 Controleer het de kap. Indien de kap beschadigd is,
vervangen.
4 Plaats de kap weer terug.
BRANDSTOFKRAAN
Waarschuwing: niet roken in de nabijheid van brandstof en
oplosmiddelen.
1 Stop de motor.
2 Draai de brandstofkraan naar “OFF”.
3 Schoonmaken met oplosmiddel.
4 Afvegen.
5 Controleer de afdichting. Indien nodig vervangen.
Waarschuwing: controleer of de dop van de brandstofkraan
goed is aangedraaid.
BRANDSTOFTANKFILTER
1 Schoonmaken met oplosmiddel.
2 Afvegen.
3 Brandstoftankfilter terugplaatsen.
Waarschuwing: controleer of de dop van brandstoftank
goed is vastgedraaid.