Operation Manual
11
VOORZICHTIG
■ Controleer of het aan te sluiten apparaat is uitgeschakeld.
■ Indien het te gebruiken apparaat is ingeschakeld, kan het plotseling in
werking treden en letsel of ongevallen veroorzaken.
4.Schakel het te gebruiken apparaat in.
In geval van overbelasting of problemen met het gebruikte apparaat, zal het
groene indicatielampje uitgaan, het rode indicatielampje zal onafgebroken
branden en de stroomafgifte stopt.
De motor zal niet stoppen, maar moet d.m.v. de schakelaar worden gestopt.
VOORZICHTIG
■ Wanneer een elektrische motor wordt gestart, gaan beide indicatielampjes
(rood en groen) tegelijkertijd branden. Dit is normaal, indien het rode
indicatielampje na ongeveer vier (4) seconden weer uitgaat. Als het rode
indicatielampje blijft branden, de servicedienst raadplegen.
De DC contactdoos mag alleen worden gebruikt voor het opladen van 12 volt
batterijen van het type automotive.
LET OP: tijdens DC bedrijf, de Smart schakelaar op OFF zetten (geldt alleen
voor de 75034 en 75035).
1.Sluit de oplaadkabels aan op de DC contactdoos van de generator en op de
polen van de batterij.
WAARSCHUWING
■ Om te voorkomen dat een vonk ontstaat in de buurt van de batterij, de
oplaadkabel eerst op de generator aansluiten en vervolgens op de batterij.
Bij het afkoppelen: de kabel eerst van de batterij afkoppelen.
■ Voordat u oplaadkabels aansluit op een batterij die in een auto is
gemonteerd, allereerst de aardkabels van de batterij afkoppelen. Sluit de
aardkabel van de batterij pas weer aan als de oplaadkabels zijn verwijderd.
Zodoende voorkomt u een mogelijke kortsluiting en vonken als u per ongeluk
contact maakt tussen de accupool en het chassis van de auto.
VOORZICHTIG
■ Start nooit de auto terwijl de generator nog op de batterij is aangesloten. De
generator kan hierdoor beschadigen.
■ Sluit de positieve accupool aan op de positieve oplaadkabel. Verwissel de
oplaadkabels niet, want dit kan de generator en/of de batterij ernstig
beschadigen.










