Operation Manual

BEDIENINGSPROCEDURES
SX 35 DSC - 30
Bij gebruik van de SELECT knop zijn verscheidene extra karakters
beschikbaar voor het naamveld.
Gebruik de SELECT knop of de microfoontoetsen om het gewenste
karakter te selecteren.
Druk, bij gebruik van de SELECT knop, op de ENT of de
toets
om het geselecteerde karakter in te voeren en verder te gaan naar
de volgende positie.
Druk, bij gebruik van de microfoontoetsen, de gewenste toets
herhaaldelijk in totdat het gewenste karakter op het scherm staat.
Druk dan de gewenste toets in voor het volgende karakter. De cursor
gaat automatisch naar de volgende positie. Gebruik, indien hetzelfde
karakter op twee of meer achtereenvolgende posities moet komen,
de ENT of de
toets om de cursor verder te zetten.
Gebruik, indien nodig, de EXIT toets om de cursor een positie terug
te zetten.
Maximaal tien karakters kunnen voor de naam worden gebruikt.
Gebruik voldoende karakters om te kunnen onthouden om wie het
gaat.
Druk, na invoer van het laatste karakter, nogmaals op de ENT of de
toets. De cursor verplaatst zich naar de MMSI regel.
Druk op de ENT of de
toets om de cursor naar de eerste positie
van de MMSI ID regel te verplaatsen.
Voer het eerste cijfer van het MMSI nummer in. In dit veld zijn alleen
cijfers (0-9) toegestaan als invoer.
Toets met een microfoontoets het volgende cijfer in of druk op de
ENT toets om het ingevoerde cijfer op te slaan en de cursor naar de
volgende positie te verplaatsen.