Operation Manual

28
NL
5. BEDIENINGSELEMENTEN EN IN-/UITGANGEN
5.1 INSTELLING VAN DE INGANGSGEVOELIGHEID
De ingangsgevoeligheid kan aan elke autoradio of cassettedeck worden aangepast.
Draai de volumeregelaar van uw radio op gemiddeld volume en stel dan de
ingangsniveauregelaar (3) dusdanig in, dat er een gemiddelde geluidssterkte hoorbaar
is. Bij deze instelling zijn over het algemeen voldoende capaciteitsreserves bij een
optimale ruisspanningsafstand gegarandeerd.
ATTENTIE: harde testsignalen slechts kortstondig weergeven om schade van de
luidspreker te vermijden.
5.2 LAAGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker als subwooferversterker wordt gebruikt, zet de schakelaar (7) dan op
„LPF“. Stel met de regelaar (6) de gewenste kantelfrequentie in. Met deze instelling kan
de filter worden aangepast aan de betreffende laagweergever.De hoge flanksteilheid van
de filter zorgt voor een exacte daling van gemiddelde en hoge frequentiebereiken.
5.3 HOOGDOORLAATFILTER MET REGELBARE KANTELFREQUENTIE
Als de versterker wordt gebruikt als versterker voor satellietluidsprekers (midden-
/hogetonenluidsprekers) zet de regelaar (7) dan op „HPF“. Stel met regelaar (5) de
gewenste kantelfrequentie in. Op die wijze worden alleen frequenties boven de
ingestelde kantelfrequentie versterkt. Hierdoor kan vervorming door te grote
membraanslag bij lage frequenties en kleine satellietluidsprekers effectief wordt
gereduceerd zonder dat dit een negatieve invloed heeft op het lagetoonniveau.
5.4 BAS-BOOST
Met behulp van de bas-boost-functie (4) wordt een opduw of correctie van de onderste
basfrequenties bereikt.
5.5 UITGANGEN VOOR DE AANSLUITING VAN EXTRA VERSTERKERS
Het ingangssignaal van de LINE INPUT aansluitingen L en R (2) wordt direct
doorgegeven aan de uitgangen LINE OUT (1) Len R. De LINE OUT aansluitingen maken
de aansluiting van extra versterkers zonder extra T-stukken en kabel mogelijk.