Operation Manual
Navigatieschermen 23
Details kaart wijzigen
Het kaartscherm kan worden gewijzigd om verschillende detailniveaus weer te geven. Dit kan
zinvol zijn tijdens het bekijken van zeer dichte delen van de kaart waar de vele details - die niet
altijd nodig zijn - de weergave onverzichtelijk maken.
Zo wijzigt u de details van de kaart:
1. Druk vanuit de schermkaart op MENU.
2. Markeer met de joystick de optie Kaartconfiguratie.
3. Druk op ENTER.
4. Markeer met de joystick het veld Detail.
5. Druk op ENTER.
6. Markeer met de joystick Laagst, Laag, Middel, Hoog of Hoogst.
7. Druk op ENTER.
8. Druk op de knop NAV om terug te gaan naar de schermkaart.
Wijzigen van de trackopname-intervallen
Als u zich verplaatst, neemt de eXplorist uw reis (track) op. U kunt kiezen hoe frequent
trackpoints worden opgenomen. In de modus Auto neemt de eXplorist geen trackpoints op als u
in een rechte lijn reist en bij het nemen van afslagen worden slechts enkele trackpoints
opgenomen. Dit bespaart geheugen en produceert een tracklog die weliswaar wat minder vloeiend
verloopt, maar die voor de meeste toepassingen bruikbaar is. In de modus Auto gedetailleerd doet
de eXplorist hetzelfde als in de modus Auto, met dat verschil dat er meer trackpoints worden
opgeslagen, vooral tijdens het nemen van afslagen. Dit gebruikt meer geheugen, maar produceert
een zeer accurate log van uw reis. De andere optie is Trackpointinterval gefixeerd Hiermee
bepaalt u zelf het interval waarmee de eXplorist trackpoints opneemt.
Zo wijzigt u het opname-interval:
1. Druk vanuit de schermkaart op MENU.
2. Markeer met de joystick de optie Kaartconfiguratie.
3. Druk op ENTER.
4. Markeer met de joystick het veld Track modus.
5. Druk op ENTER.
6. Markeer met de joystick Off, Auto, Auto gedetail. of één van de gefixeerde
trackpointintervallen
7. Druk op ENTER.
8. Druk op de knop NAV om terug te gaan naar de schermkaart.










