Operation Manual

17
3
2
15
8 10
Voer de zaagketting (8) om de omlegschijf (10) van de zaag-
geleider, en trek daarbij de zaagketting licht in de richting van
de pijl.
Het bevestigingsgat aan de kettingwielbeschermer (4) op de
steunbout (11) uitrichten.
Door aan de kettingspanner (3, zie ”Zaagketting spannen”) te
draaien de kettingspanbout (12) in overeenstemming brengen
met het gat in de zaaggeleider.
De kettingwielbeschermer (4) op de steunbouten (11) schui-
ven.
Zaagketting spannen
Door de kettingwielbeschermer/snelspanner (2) tegelijk krachtig
in te drukken en met de klok mee te draaien, de kettingwielbe-
scherming (3) aanschroeven, maar nog niet vast aandraaien.
De punt van de zaaggeleider licht optillen en de kettingspan-
ner (3) met de klok mee draaien, tot de zaagketting in de ge-
leidergroef aan de onderzijde van de zaaggeleider grijpt (zie
cirkel).
De kettingwielbeschermer/snelspanner (2) opnieuw indrukken
en met de klok mee vastdraaien.
De kettingwielbeschermer/snelspanner loslaten (ontlasten),
tot hij vrij draaibaar is, en dan tussen de veiligheidsribben (15)
klappen, zoals weergegeven op de afbeelding.