User's Manual

14
15
GEBRUIKERSHANDBOEK
Dit handboek bevat belangrijke
informatie over het gebruik en
het onderhoud van jouw
voertuig. In de bijgeleverde
BESTUURDERSGIDS kun je
lezen hoe je met je voertuig
moet rijden.. en hoe je de
meest fantastische stunts
kunt uitvoeren!
I. INHOUD/EIGENSCHAPPEN
q Voertuig
(Afgebeeld met alle 4 wielen
eraan – zie Noot hieronder)
q Batterijklepje
w LED-indicator
e Klemmetjes batterijklepje (x2)
r Achtervleugel
t AAN/UIT-knop
y Superstuntarm
NOOT: Wanneer je het voertuig
uit de doos haalt, moet je een
paar simpele stappen uitvoeren
om het rijklaar te maken.
1. Monteer 1 voorwiel en 1
achterwiel. Dit is een
eenvoudige, eenmalige
montage. Elk wiel kan je
gemakkelijk herkennen aan
z’n eigen symbool; op het
onderstel staan de
bijbehorende symbolen.
= Voorkant = Achterkant
Zoek eerst de bij elkaar
passende symbolen op de
binnenkant van de band en
het onderstel, zoals afgebeeld.
Schuif de wielen dan op de
assen en draai de schroef
vast zoals afgebeeld
(schroevendraaier
niet inbegrepen).
2. Klik de schokbreker vast aan
de superstuntarm (zie
afbeelding). Breng de
schokbreker op één lijn met
de stalen stang en druk hem
dan vast.
N.B.: Als de superstuntarm
ooit in uitgeschoven positie vast
komt te zitten, gewoon het
voertuig UIT zetten en de arm
wegtrekken van de carrosserie,
totdat deze loskomt van de
schokbreker. Voordat je het
voertuig weer aanzet, eerst de
schokbreker opnieuw
bevestigen zoals beschreven
bij 2.
BESCHERMINGSYSTEMEN
Je voertuig is uitgerust met
geavanceerde systemen om de
elektronische onderdelen te
beschermen.
SMART CIRCUITRY
De speciale “Smart Circuitry” is
ontworpen om het voertuig uit te
zetten wanneer het hapert of
vast komt te zitten. Dit betekent
niet dat er een probleem met het
voertuig is! Gewoon de
bedieningsknoppen een paar
seconden loslaten en dan weer
verder rijden.
LED-INDICATOR
De LED-indicator biedt je
belangrijke informatie omtrent
de status van het voertuig.In
normale omstandigheden is de
LED UIT.
• Als de LED-indicator blijft
branden (dit gebeurt vaak
onder extreme rij-omstandighe-
den), zal het voertuig tijdelijk
stoppen met rijden. Dit
betekent niet dat er een
probleem met de auto is!
Gewoon de bedieningsknoppen
een paar seconden loslaten en
wachten tot de LED-indicator
weer uit gaat (dit kan een paar
minuten duren). Als de LED-
indicator constant brandt, de
voertuigbatterij niet
verwijderen of aanraken;
de batterij kan heet zijn.
• Als de LED-indicator knippert,
moet de batterij in het voertuig
opnieuw worden opgeladen.
Zet de knop op het voertuig op
UIT, verwijder de batterij en
laad deze op. (Je kunt
overwegen om een reservebat-
terij aan te schaffen waardoor
je altijd kunt blijven rijden.)
w Zender
q Besturingsknoppen
w Stuntknop
e Antenne
r Batterijklepje
N.B.: Je zender is uitgerust met
een speciale automatische
batterijspaarder. Gewoon je
voertuig op AAN zetten.
Vervolgens de zenderknoppen
activeren en je kunt met je
voertuig gaan rijden.
II. HET PLAATSEN VAN DE
BATTERIJEN
q Voertuig
q Draai de twee klemmetjes
naar buiten zoals afgebeeld
om het batterijklepje te
ontgrendelen. Draai het
batterijklepje omlaag.
w Plaats de batterijset in de
batterijhouder zoals afgebeeld
en schuif de set er helemaal
in. Zorg ervoor dat de
batterijset achter de twee
richels zit (zie afbeelding).
e Maak de koppeling van de
batterijset vast aan de
koppeling van het voertuig
zoals afgebeeld. Zorg ervoor
dat de koppelingen stevig aan
elkaar vastzitten.
r Draai het batterijklepje
omhoog en druk het dicht.
Draai de twee klemmetjes
naar binnen zoals afgebeeld
om het batterijklepje te
vergrendelen.
N.B.: De superstuntarm moet
zijn ingetrokken om bij de
batterijhouder te kunnen komen.
w Zender
q Open het batterijklepje zoals
afgebeeld om de batterij te
plaatsen.
w Plaats 2 AA alkalinebatterijen
met de plus- en minpolen zoals
aangegeven in de batterijhouder.
e Doe het klepje weer dicht.
III. BATTERIJEN
OPLADEN/ONDERHOUD
q Steek de wandoplader in een
standaard stopcontact.
w Bevestig de draden van de
batterijset aan het contact
van de oplader. Zorg ervoor
dat de twee contacten goed
met elkaar verbonden zijn.
e Om de draden los te maken
op de klem drukken en uit
elkaar trekken.
r Na het opladen zal de
batterijset warm aanvoelen.
Dit is normaal bij volledig
opgeladen batterijen.
t Nieuwe batterijsets moeten
de eerste twee keer 5 _ uur
lang worden opgeladen. Voor
de volgende keren is 4 uur
voldoende. Als je de
batterijset langer dan 4 uur
q
oplaadt, heeft dat geen effect.
Voor een volledig opgeladen
batterijset volstaat 4 uur.
y Anders dan bij alkalinebatterijen,
die geleidelijk vermogen
verliezen, zal een NiCd
(nikkelcadmium) batterij gewoon
blijven werken en dan in één
keer bijna al zijn vermogen
verliezen. Dan is het tijd om de
batterijset opnieuw op te laden.
u Na gebruik zal de batterijset heet
aanvoelen! Wacht ten minste 20
minuten totdat de batterijset is
afgekoeld voordat je hem weer
gaat opladen. Het opladen van
een warme of hete batterijset
zal het aantal keren dat de
batterijset kan worden
opgeladen, aanzienlijk
verminderen.
INFORMATIE OPLAADBARE
BATTERIJ:
• EEN BATTERIJSET DIE WARM IS,
NIET OPLADEN. LAAT DE SET
EERST AFKOELEN VOORDAT JE
HEM OPLAADT.
• EEN BATTERIJSET DIE
VERSCHIJNSELEN VAN LEKKAGE
OF ROESTVORMING VERTOONT,
NIET OPLADEN.
• DE BATTERIJSET NIET UIT
ELKAAR HALEN. DE BATTERIJSET
IS EEN VERZEGELDE
OPLAADBARE NIKKELCADMIUM-
BATTERIJ.
• VOORZICHTIG ZIJN BIJ HET
WERKEN MET EEN WARME
BATTERIJSET.
• ALS DE BATTERIJSET EN/OF DE
OPLADER NAT ZIJN, ZE EERST
GRONDIG LATEN DROGEN.
• NIET-OPLAADBARE BATTERIJEN
NIET OPLADEN.
Voor de ouders:
• Het opladen van de batterijset mag
uitsluitend onder toezicht van een
volwassene gedaan worden.
• Controleer dit product regelmatig
op beschadiging van de
aansluiting, de behuizing of andere
onderdelen; een dergelijke
beschadiging kan het risico van
brand, een elektrische schok of
letsel opleveren. Als het product
beschadigd is, dit niet meer
gebruiken.
• De transformator is geen
speelgoed.
DIT VOERTUIG MAAKT GEBRUIK
VAN EEN OPLAADBARE
NIKKELCADMIUM BATTERIJSET.
MOET WORDEN GERECYCLED OF
OP DE JUISTE MANIER WORDEN
VERWERKT.
ALS ER VRAGEN ZIJN OVER DE
JUISTE VERWERKING VAN
BATTERIJEN, KUNT U CONTACT
OPNEMEN MET DE MILIEUDIENST.
;
IV. TIPS
1. Wanneer je voertuig vermogen
begint te verliezen, kunnen er
functies verloren gaan of rijdt het
niet meer optimaal. De beste
stunts voer je uit met een volledig
opgeladen batterij.
2. De looptijd van je voertuig is
afhankelijk van je rijstijl.
3. Storing, waardoor je voertuig
slecht gaat rijden, kan worden
veroorzaakt door een ander
voertuig met een afstandsbedien-
ing die op dezelfde frequentie
werkt; ook door elektriciteits-
draden, hoge gebouwen,
zendapparatuur of andere
draadloze apparatuur. Indien
mogelijk hierbij uit de buurt
blijven.
4. Richt de antenne van de zender
omhoog - niet omlaag naar het
voertuig. Ook als je voertuig te
ver van de zender vandaan komt,
werkt het minder goed.
5. Rijd niet met je voertuig in zand of
door water en sneeuw. Als je
voertuig toch nat wordt, veeg het
dan droog met een doek en laat
het volledig drogen.
6. Je voertuig niet opbergen bij een
warmtebron of in rechtstreeks
zonlicht. Altijd de schakelaars UIT
zetten en alle batterijen voor het
opbergen verwijderen. Wij
adviseren om je voertuig op te
bergen met de superstuntarm
ingetrokken.
CONSUMENTENINFORMATIE
Voor de volwassenen. Neem samen
met uw kind de gebruiksaanwijzing
en de veiligheidstips door, zodat uw
kind veilig en met plezier met dit
speelgoed kan spelen.
VEILIGHEIDSTIPS
• NOOIT mee op straat spelen! Daar
rijden de echte auto's.
• Voertuig NIET oppakken wanneer
het nog rijdt.
• Houd vingers, haar en losse
kleding uit de buurt van de banden
en de wielnaven wanneer het
voertuig is ingeschakeld.
X WAARSCHUWING: Om
verstrikking te voorkomen het haar
uit de buurt van de wielen houden.
• Als er met het speelgoed wordt
gespeeld, adviseren wij toezicht
van een volwassene.
• Om te voorkomen dat het product
per ongeluk wordt gestart, alle
batterijen verwijderen wanneer
het product niet wordt gebruikt.
Zet altijd het voertuig UIT voordat
u de batterijen verwijdert.
BATTERIJ-INFORMATIE
In uitzonderlijke gevallen kan uit
batterijen vloeistof lekken die
brandwonden kan veroorzaken of
het speelgoed (product) kapot kan
maken. Om batterijlekkage te
voorkomen:
• Niet-oplaadbare batterijen mogen
niet opgeladen worden.
• Oplaadbare batterijen uit het
speelgoed verwijderen voordat ze
worden opgeladen (als ze eruit
gehaald kunnen worden).
• Als er uitneembare oplaadbare
batterijen worden gebruikt, mogen
die alleen onder toezicht van een
volwassene worden opgeladen.
• Nooit alkaline-, standaard
(koolstof-zink) of oplaadbare
(nikkel-cadmium) batterijen bij
elkaar gebruiken.
• Nooit oude en nieuwe batterijen
bij elkaar gebruiken.
• Gebruik uitsluitend dezelfde -
of hetzelfde type - batterijen als
wordt aanbevolen.
• Plaats de batterijen zoals
aangegeven in de batterijhouder
(let op de plus- en minpolen).
• Lege batterijen uit het speelgoed
verwijderen.
• Zorg ervoor dat er geen
kortsluiting bij de batterijpolen
ontstaat.
• Batterijen inleveren als KCA.
• Dit speelgoed niet in het vuur
gooien. De batterijen in het
speelgoed kunnen dan ontploffen
of gaan lekken.
Batterijprestaties:
De beste prestaties krijg je
met normale of high-performance
alkalinebatterijen (als het om
niet-oplaadbare batterijen gaat).
Als dit product is uitgerust met
standaard (koolstof-zink) batterijen
(voor het eerste gebruik en/of om te
laten zien hoe het werkt), adviseren
wij om deze batterijen te zijner tijd
te vervangen door alkaline
batterijen. De levensduur van een
batterij is afhankelijk van het merk.
o o