NOTITIES 20
NOTITIES 21
NOTITIES 22
Voorwoord Hartelijk dank voor het kiezen van een Mazda. Bij het ontwerp en de constructie van automobielen geven wij bij Mazda aan de volledige tevredenheid van de klant de hoogste prioriteit. Wij raden u aan dit instruktieboekje zorgvuldig door te lezen en de daarin opgenomen raadgevingen op te volgen zodat u zonder problemen van uw nieuwe Mazda kunt genieten. Regelmatig onderhoud van uw auto door een deskundige reparateur helpt zowel de rijwaardigheid als ook de verkoopwaarde ervan te behouden.
Gebruik van dit instruktieboekje Wij willen u er bij helpen optimaal van het rijden met uw auto te kunnen genieten. Wanneer u dit instruktieboekje volledig doorleest, kan dit in belangrijke mate aan uw rijplezier bijdragen. Illustraties vormen een aanvulling op de tekst van dit instruktieboekje en geven een nadere verklaring voor een optimaal gebruik van uw Mazda.
Inhoudsopgave Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
1 Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Overzicht van het interieur (Model met links stuur) ...................... 1-2 Interieuruitrusting (Aanzicht A) .................................................... 1-2 Interieuruitrusting (Aanzicht B) .................................................... 1-4 Interieuruitrusting (Aanzicht C) .................................................... 1-5 Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur)......
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Portiervergrendelknop ........................................................................................ pagina 3-23 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering .................................... pagina 4-74 Lichtschakelaar .................................................................................................. pagina 4-64 Ruitenwisser en sproeierhendel ......................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Audiobedieningsschakelaars .............................................................................. pagina 5-73 Instrumentengroep ............................................................................................. pagina 4-26 Instrumentenpaneelverlichtingknop ................................................................... pagina 4-34 Kruissnelheidsregelaarschakelaars...................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-47 Actief rijden display ........................................................................................... pagina 4-38 Klimaatregelsysteem ............................................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Veiligheidsgordels .............................................................................................. pagina 2-16 SRS airbag.......................................................................................................... pagina 2-47 Fleshouder ........................................................................................................ pagina 5-166 Plafondlampen ........
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Ruitenwisser en sproeierhendel ......................................................................... pagina 4-75 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering .................................... pagina 4-74 Lichtschakelaar .................................................................................................. pagina 4-64 Portiervergrendelknop ....................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Waarschuwingsknipperlichtschakelaar .............................................................. pagina 4-82 Audiobedieningsschakelaars .............................................................................. pagina 5-73 Instrumentengroep ............................................................................................. pagina 4-26 Instrumentenpaneelverlichtingknop ....................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags ........................................................................................................ pagina 2-47 Audio-installatie ................................................................................................. pagina 5-16 Klimaatregelsysteem ............................................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Binnenspiegel ..................................................................................................... pagina 3-42 Zonneklep......................................................................................................... pagina 5-160 Make-up spiegeltje ........................................................................................... pagina 5-160 Plafondlampen ...........
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur Sedan Motorkap ............................................................................................................ pagina 6-20 Voorruitenwisserbladen ...................................................................................... pagina 6-35 Portieren en sleutels ........................................................................................... pagina 3-15 Afsluitklep van brandstoftankdop ..............................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur Hatchback Motorkap ............................................................................................................ pagina 6-20 Voorruitenwisserbladen ...................................................................................... pagina 6-35 Portieren en sleutels ........................................................................................... pagina 3-15 Afsluitklep van brandstoftankdop ..........................................
NOTITIES 1–12
2 Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Zittingen .............................................................................................. 2-2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen ...................... 2-2 Voorzitting..................................................................................... 2-6 Achterzitting ................................................
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen WAARSCHUWING Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld zijn: Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen, hetgeen letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd niet met beschadigde voorzittingen: Rijden met beschadigde voorzittingen is gevaarlijk. De voorzittingen die belangrijke airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is. Bij een eventuele volgende botsing zal een airbag mogelijk niet geactiveerd worden, hetgeen tot letsel kan leiden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Laat een passagier tijdens het rijden nooit op de neergeklapte rugleuning zitten of staan: Rijden met een passagier op de neergeklapte rugleuning is gevaarlijk. Het is vooral gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden een kind op de neergeklapte rugleuning laat zitten.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING Bij het terugplaatsen van een achterzitting in de oorspronkelijke positie, de veiligheidsgordel in zijn normale positie plaatsen. Controleer of de veiligheidsgordel uitgetrokken kan worden en oprolt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzitting Gebruik van de zittingen Lengteverstelling Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Stoelverwarming* De voorzittingen worden elektrisch verwarmd. Het contact moet op ON staan. Druk terwijl het contact op ON staat de stoelverwarmingschakelaar in zodat het indikatielampje gaat branden. De modus verandert als volgt telkens wanneer de stoelverwarmingschakelaar wordt ingedrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de stoelverwarming in werking is (Hoog, Midden of Laag) en vervolgens opnieuw wordt ingeschakeld, zal de stoelverwarming automatisch werken op de temperatuur die ingesteld is alvorens het contact werd uitgeschakeld. Gebruik de stoelverwarming wanneer de motor draait. Als de stoelverwarming gedurende langere tijd ingeschakeld blijft terwijl de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Maak lading in de bagageruimte stevig vast wanneer dit vervoerd wordt terwijl de rugleuning(en) neergeklapt zijn. Rijden zonder lading en bagage stevig vast te zetten is gevaarlijk omdat dit van zijn plaats kan schuiven en bij plotseling afremmen of een botsing de besturing kan hinderen, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen (Sedan) 1. Als uw auto is uitgerust met een hoofdsteun, deze volledig omlaag zetten. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13. 2. (Afzonderlijk neerklapbaar type zitting) Open het kofferdeksel en trek aan de hendel van de rugleuning die u wilt neerklappen. (Neerklapbaar type bankzitting) Open het kofferdeksel en trek aan de hendel van de rugleuning. *1 (Hatchback) 1. Zet de hoofdsteun volledig omlaag. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13. 2.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Terugzetten van de rugleuning in de rechtop stand: WAARSCHUWING Bij het terugzetten van de rugleuning in de rechtop stand, er op letten dat de 3-punts veiligheidsgordel niet tussen de rugleuning beklemd raakt en dat de 3-punts veiligheidsgordel niet wordt verdraaid.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen (Sedan) 1. Zorg er voor dat de veiligheidsgordel correct door de veiligheidsgordelgeleider wordt geleid en dat deze niet is verdraaid, zet vervolgens de rugleuning omhoog en voorkom daarbij dat de veiligheidsgordel tussen de rugleuning beklemd raakt. Veiligheidsgordelgeleider 2. Druk de rugleuning naar achteren en vergrendel deze op zijn plaats. Na het terugzetten van de rugleuning in de rechtop stand, controleren dat deze goed vergrendeld is. (Hatchback) 1.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Hoofdsteunen Uw auto is uitgerust met hoofdsteunen op de voorzittingen, op de buitenste zitplaatsen van de achterzitting* en op de middelste zitplaats van de achterzitting*. De hoofdsteunen zijn bedoeld om u en uw passagiers te helpen beschermen tegen nekletsel. Afstelling van de hoogte Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden daarvan op gelijke hoogte is met de bovenzijde van de oren van de passagier.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Buitenste zitting van achterzitting* Uitbouwen/Inbouwen Voor het verwijderen van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en de hoofdsteun omhoog trekken. Steek voor het installeren van de hoofdsteun de pootjes in de gaten terwijl u de ontgrendeling indrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET Let er op bij het installeren van een hoofdsteun dat deze correct geplaatst wordt met de voorzijde van de hoofdsteun naar voren gericht. Als de hoofdsteun niet correct geplaatst wordt, kan deze tijdens een botsing van de zitting losraken en letsel veroorzaken. De hoofdsteunen van de voor- en achterzittingen zijn specifiek voor elke zitting. De posities van de hoofdsteunen niet met elkaar verwisselen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordels helpen de kans op ernstig letsel tijdens ongevallen en plotseling stoppen te verminderen. Het wordt door Mazda aangeraden dat de bestuurder en passagiers te allen tijde gebruik maken van de veiligheidsgordels. Voorzitting en buitenste zitting van achterzitting De voorzittingen en de buitenste zitting van de achterzitting zijn voorzien van heup/schoudergordels.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Draag altijd uw veiligheidsgordel en let er op dat alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste wijze omgedaan hebben: Het niet dragen van veiligheidsgordels is buitengewoon gevaarlijk. Inzittenden die tijdens een botsing geen veiligheidsgordels dragen kunnen tegen iemand anders of tegen objecten in de auto geslingerd worden. Zij kunnen daardoor ernstig letsel mogelijk met dodelijke afloop oplopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Laat uw veiligheidsgordels onmiddellijk vernieuwen als de voorspanner of drukbegrenzer geactiveerd werd: Laat na een botsing altijd onmiddellijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur de voorspanners van de veiligheidsgordels en de airbags inspecteren.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels: Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient vermeden te worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPGELET Het oprollen van de veiligheidsgordels verloopt stroever wanneer de gordels en de gordelgeleiders verontreinigd zijn. Houd deze dus altijd schoon. Zie voor meer bijzonderheden betreffende het reinigen van de veiligheidsgordels “Reinigen van het materiaal van de heup/schoudergordels” (pagina 6-82).
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Noodblokkeerstand Wanneer de veiligheidsgordel is vastgemaakt, zal deze zich altijd in de noodblokkeerstand bevinden. In de noodblokkeerstand blijft de gordel comfortabel om de gebruiker zitten en zal de oprolautomaat tijdens een aanrijding in positie blokkeren. Als de gordel geblokkeerd is en niet naar buiten getrokken kan worden, de gordel eenmaal laten oprollen en deze vervolgens langzaam proberen naar buiten te trekken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Veiligheidsgordels Vastmaken van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordeltong Losmaken van de veiligheidsgordels Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, deze naar buiten trekken en op verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk vervolgens of bij het oprollen de gordel onverdraaid blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorste schoudergordelafsteller Hoger zetten Lager zetten Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen Als deze bespeuren dat de veiligheidsgordel van de inzittende niet is vastgemaakt, wordt de inzittende door een waarschuwingslampje of een zoemtoon gewaarschuwd. Zie Maatregelen nemen op pagina 7-44. Zie Waarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel op pagina 7-52.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorspanners van veiligheidsgordels en begrenzingsystemen Voor een optimale bescherming zijn de veiligheidsgordels van de voorzittingen en van de buitenste zitplaatsen van de achterzitting* uitgerust met voorspanneren begrenzingsystemen. Om deze beide systemen correct te kunnen laten functioneren dient u de veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Maak enkel gebruik van de veiligheidsgordels op de wijze zoals in dit instruktieboekje wordt aangegeven: Verkeerde plaatsing van de veiligheidsgordels is gevaarlijk. Als deze niet op de juiste wijze worden gedragen, kunnen de voorspanneren begrenzingsystemen van de veiligheidsgordels tijdens een ongeval geen adequate bescherming bieden, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPMERKING Het voorspannersysteem wordt bij het kantelen van de auto en botsingen vanaf de achterzijde meestal niet geactiveerd. Bij het in werking treden van de airbags en de voorspanners zal er enige rook (een niet-toxisch gas) vrijkomen. Dit duidt echter niet op brand. Dit gas heeft normaal geen effect op de inzittenden, echter bij personen met gevoelige huid is het mogelijk dat er een lichte huidirritatie optreedt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem 3. Stel de lengte van de gordel af. Voor het langer maken van de gordel, de veiligheidsgordeltong in een rechte hoek ten opzichte van de gordel houden en er aan trekken. Voor het inkorten van de gordel aan het loszittende uiteinde trekken. Langer maken WAARSCHUWING Dragen van de heupgordel: Een heupgordel die te hoog wordt gedragen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken. Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de UNECE*1 44 bepaling. Neem contact op met een officiële Mazda dealer in het geval u een origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik een kinderzitje van de juiste maat: Voor een effectieve beveiliging bij botsingen en plotseling afremmen dienen kinderen gebruik te maken van veiligheidsgordels of een kinderzitje afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Zo niet, dan bestaat de kans dat het kind bij een ongeluk ernstig of zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Vermijd het installeren van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting tenzij dit niet te vermijden is: Bij een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje: Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatie van kinderzitjes Categorieën kinderzitjes OPMERKING Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en voertuig het meest in aanmerking komt. (Europa) Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE 44 bepaling.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Soorten kinderzitjes (Europa) In dit instruktieboekje worden verklaringen gegeven voor met veiligheidsgordels bevestigde kinderzitjes voor de volgende drie meest gebruikte soorten kinderzitjes: babyzitje, peuterzitje, juniorenzitje. Peuterzitje Gelijk aan Groep 1 van de UNECE 44 bepaling. OPMERKING De installatiepositie wordt bepaald door het type kinderzitje. Lees de instrukties van de fabrikant en dit instruktieboekje steeds nauwkeurig.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatiepositie van babyzitje Een babyzitje wordt uitsluitend in de achterwaarts gerichte positie gebruikt. Zie de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” voor de installatiepositie van een babyzitje (pagina 2-39). WAARSCHUWING Installeer altijd een babyzitje op de juiste zitplaats: Het installeren van een babyzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatiepositie van peuterzitje Een peuterzitje wordt gebruikt in de voorwaarts en achterwaarts gerichte posities, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het kind. Volg bij het installeren de instrukties van de fabrikant in overeenstemming met de betreffende leeftijd en grootte van het kind, alsmede de richtingen voor het installeren van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorwaarts gericht type WAARSCHUWING Nooit een voorwaarts gericht peuterzitje op de verkeerde zitplaats installeren: Het installeren van een voorwaarts gericht peuterzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht peuterzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Vermijd het installeren van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting tenzij dit niet te vermijden is: Bij een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities (Europa en landen die voldoen aan de UNECE 16 bepaling) De informatie aangegeven in de tabel geeft de geschiktheid aan van uw kinderzitje voor de diverse zitposities. Voor de geschiktheid van installatie van kinderzitjes van overige fabrikanten wordt u verzocht de instrukties van de fabrikant behorend bij het betreffende kinderzitje nauwkeurig te raadplegen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje IUF = geschikt voor Isofix voorwaarts gerichte kinderzitjes in de universele categorie die goedgekeurd zijn voor gebruik in deze gewichtsgroep. IL = geschikt voor bepaalde Isofix kinderzitjes (CRS). Deze Isofix kinderzitjes (CRS) zijn die in de categorieën van “specifieke auto”, “beperkt” of “semi-universeel”. Er kan een origineel Mazda kinderzitje worden geïnstalleerd. Zie de accessoirecatalogus voor kinderzitjes die geïnstalleerd kunnen worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Kinderzitjes met veiligheidsgordelbevestiging Neem bij het installeren van een kinderzitje de volgende punten in acht: Als het kinderzitje niet in de rugleuning past vanwege de hoofdsteun, de hoofdsteun verwijderen zodat het kinderzitje in de rugleuning past. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installeren van kinderzitjes Ankerplaat De auto is uitgerust met ankersteunen voor de bevestiging van kinderzitjes. Bepaal de plaats van de ankersteunen aan de hand van de afbeelding. Als bij het installeren van een kinderzitje de zitting uitgerust is met een hoofdsteun, deze verwijderen. Volg altijd de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Verwijder bij het installeren van een kinderzitje altijd de hoofdsteun: Het installeren van een kinderzitje zonder de hoofdsteun te verwijderen is gevaarlijk. Het kinderzitje kan dan niet correct geïnstalleerd worden waardoor het kind bij een botsing letsel kan oplopen, mogelijk met dodelijke afloop.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Gebruik van Isofix-ankers WAARSCHUWING Volg de instrukties van de fabrikant voor het gebruik van het kinderzitje: Een kinderzitje dat niet is bevestigd, is gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een aanrijding zou het kinderzitje van zijn plaats kunnen schuiven en ernstig letsel, mogelijk met dodelijke afloop, aan het kind of andere inzittenden kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje 3. Trek de open naden aan de achterzijde van het zitkussen een weinig uit elkaar om de plaatsen van het Isofix-anker op te zoeken. Type A Type B OPMERKING De markeringen boven de Isofix-ankers geven de plaatsen van de Isofix-ankers aan voor de bevestiging van een kinderzitje. 4. Als de zitting uitgerust is met een hoofdsteun, deze verwijderen. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13. 5.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING (Hatchback) Spanriem Voorwaarts Installeer altijd de hoofdsteun en stel deze nadat het kinderzitje is verwijderd in de juiste positie af: Rijden zonder de hoofdsteun is gevaarlijk, aangezien tijdens plotseling afremmen of een botsing het hoofd van de inzittende dan niet tegen schokken is beschermd, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Zie Hoofdsteun op pagina 2-13.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS) De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten in totaal 6 airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze aanduidingen zijn zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden: Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding is gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna frontale of zijdelingse botsing met een gematigde of grotere kracht.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten: Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het stuurwiel vast te houden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een gordijn-airbag geactiveerd wordt: Het bevestigen van voorwerpen op plaatsen waar de gordijn-airbags geactiveerd worden zoals op de voorruit, de zijportierruit, op de voorruit- en achterruitstijlen en langs de dakrand en op de steungrepen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Breng geen wijzigingen aan een voorportier aan en laat geen beschadigingen onhersteld. Laat een beschadigd voorportier altijd door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren: Het aanbrengen van wijzigingen aan een voorportier of het niet herstellen van beschadigingen is gevaarlijk. Elk van de voorportieren is voorzien van een zijimpactsensor welke onderdeel vormt van het aanvullend beveiligingssysteem.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Rijd niet met een auto met beschadigde onderdelen van airbag/ veiligheidsgordelvoorspannersysteem: Geactiveerde of beschadigde componenten van het airbag/ veiligheidsgordelvoorspannersysteem dienen na elke botsing waarbij deze geactiveerd of beschadigd werden te worden vernieuwd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags OPMERKING De activering van een airbag gaat gepaard met een hard opblaasgeluid en enige rookontwikkeling. Beide veroorzaken echter geen letsel, alhoewel de weefselstructuur van de airbags als gevolg van wrijving lichte huidverwondingen kan veroorzaken op lichaamsdelen die niet door kleding beschermd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag* WAARSCHUWING De voorpassagiersairbag niet onnodig deactiveren: Onnodig uitschakelen van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Als de airbag onnodig wordt uitgeschakeld, zal de voorpassagier niet de extra beveiliging van de airbag kunnen ontvangen. Dit kan ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaan beide indikatielampjes van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag branden, ongeacht de stand van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag. Het indikatielampje gaat na een bepaalde periode uit en gaat vervolgens aan/uit afhankelijk van de condities zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Schakelaarstanden Controleer alvorens te gaan rijden altijd met de hulpsleutel of de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag in de juiste stand staat al naargelang uw vereisten. WAARSCHUWING Laat de sleutel niet in de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag zitten: Onbedoeld uitschakelen van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Bij een ongeluk zal de voorpassagier niet goed beveiligd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags AAN De voorpassagiersvoorairbag, zij-airbag en veiligheidsgordelvoorspanner van voorpassagierszitting zijn in werking. Activeer het systeem enkel wanneer op de voorpassagierszitting geen kinderzitje is geïnstalleerd. Overschakelen naar de ON positie 1. Steek de sleutel in de deactiveringsschakelaar voor de voorpassagiersairbag en draai de sleutel linksom totdat de sleutel naar ON wijst. 2. Verwijder de sleutel. 3.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem * * Bepaalde modellen Gasgeneratoren en airbags van bestuurder/voorpassagier Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorspanners van veiligheidsgordels (pagina 2-24) Voorste airbagsensor Zij-impactsensors * Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/veiligheidsgordelvoorspanners (pagina 4-40) Zij- en gordijngasgeneratoren en airbags* Voorpassagiersairbag-uitgeschakeld indikatielampje* (pagina 2-54) D
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Werking van de SRS airbags Uw Mazda is uitgerust met de volgende typen SRS airbags. SRS airbags zijn ontworpen om te werken in combinatie met de veiligheidsgordels om letsel tijdens een ongeval te helpen verminderen. De SRS airbags zijn ontworpen om als aanvulling op de veiligheidsgordelfuncties de passagiers extra bescherming te bieden. Draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Bestuurdersairbag De bestuurdersairbag is in het stuurwiel ingebouwd. Wanneer de impactsensoren van een airbag een frontale botsing met meer dan gematigde kracht registreren, wordt de bestuurdersairbag snel opgeblazen om letsel aan hoofdzakelijk het hoofd of de borst van de bestuurder te helpen verminderen dat veroorzaakt wordt door een directe slag tegen het stuurwiel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorpassagiersairbag De voorpassagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de voorpassagierszijde. Het opblaasmechanisme voor de voorpassagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag, zoals boven vermeld. Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag activering” (pagina 2-63). Zij-airbags* De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Gordijn-airbags* De gordijn-airbags zijn ingebouwd in de voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Criteria voor SRS airbag activering Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing geactiveerd wordt. (De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type botsing en de ernst ervan.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen: In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
NOTITIES 2–66
3 Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten. Sleutels .................................................3-2 Sleutels ...........................................3-2 Afstandbediende portiervergrendeling .......................3-4 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling .........................3-10 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling*....................3-10 Werkingsbereik ............................
Alvorens te gaan rijden Sleutels Sleutels WAARSCHUWING OPGELET Laat nooit de sleutel in uw auto achter wanneer er zich kinderen in bevinden en bewaar ze op een plaats waar uw kinderen ze niet kunnen vinden en er niet mee kunnen spelen: Het is gevaarlijk kinderen in een auto achter te laten waarvan de sleutel in het contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand ernstig letsel wordt toegebracht of zelfs tot een ongeluk met dodelijke afloop leiden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPGELET OPMERKING Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel (zender) te voorkomen: Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. De sleutel niet demonteren. Stel de sleutel niet bloot aan hoge temperaturen op plaatsen zoals het dashboard of de motorkap, onder direct zonlicht. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard. Geen zware voorwerpen op de sleutel plaatsen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Afstandbediende portiervergrendeling Dit systeem maakt gebruik van de sleuteltoetsen om op afstand de portieren en de achterklep/het kofferdeksel te vergrendelen en te ontgrendelen en opent het kofferdeksel. Het systeem kan de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak hoeft te nemen. Bediening van het anti-diefstal beveiligingssysteem is ook mogelijk bij modellen die voorzien zijn van een antidiefstal beveiligingssysteem.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Zender OPMERKING De levensduur van de batterij is ongeveer 1 jaar. Vervang de batterij door een nieuwe als het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep gaat knipperen. Het wordt aanbevolen de batterij ongeveer eenmaal per jaar te vernieuwen, omdat de kans bestaat dat het KEY waarschuwingslampje/ indikatielampje niet gaat branden of knipperen, afhankelijk van hoe snel de batterij uitgeput is geraakt.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie (Europese modellen)) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep/het kofferdeksel met behulp van de sleutel vergrendeld/ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Vergrendeltoets Druk voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel op de vergrendeltoets en de waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie (Behalve Europese modellen)) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Ontgrendeltoets Druk voor het ontgrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel op de ontgrendeltoets en de waarschuwingsknipperlichten zullen tweemaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, behalve Europese modellen) Er wordt tweemaal een pieptoon gegeven.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling* WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling OPMERKING De functies van het geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingssysteem kunnen buiten werking gesteld worden om mogelijke nadelige invloeden op een gebruiker die een pacemaker of andere medische apparatuur draagt te voorkomen. Als het systeem buiten werking is gesteld, zult u de motor niet kunnen starten wanneer u de sleutel bij u draagt.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Openen van de achterklep/het kofferdeksel Buitenantenne 80 cm Werkingsbereik 3–12
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Portiersloten WAARSCHUWING Neem dus altijd alle kinderen en huisdieren met u mee of laat een verantwoordelijke persoon bij hen achter: Het alleen achterlaten van kinderen of huisdieren in een geparkeerde auto is gevaarlijk: Bij warm weer kan de temperatuur in een auto dusdanig hoog oplopen dat dit hersenbeschadiging of zelfs de dood kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING De buitensluitingpreventiefunctie voorkomt dat u uwzelf uit de auto kunt buitensluiten. (Europees model) Alle portieren en de achterklep/ het kofferdeksel zullen automatisch ontgrendeld worden als deze vergrendeld worden met behulp van de centrale portiervergrendeling wanneer een van de portieren geopend is. Als alle portieren gesloten zijn zullen alle portieren vergrendeld worden, alhoewel de achterklep/het kofferdeksel open staat.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de sleutel Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel worden automatisch vergrendeld wanneer het bestuurdersportier met behulp van de sleutel vergrendeld wordt. Deze worden alle ontgrendeld wanneer het bestuurdersportier met behulp van de sleutel ontgrendeld wordt. Draai voor vergrendeling de sleutel naar de voorzijde van de auto en draai voor ontgrendeling de sleutel naar de achterzijde van de auto.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 4. Steek de sleutel in het bestuurdersportier, draai de sleutel naar de vergrendelstand en draai deze naar de middenpositie terug. Vervolgens de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar de vergrendelstand draaien. OPMERKING Het systeem kan niet worden geactiveerd wanneer een van de portieren of de achterklep open is. Buiten werking stellen van het systeem Ontgrendel het bestuurdersportier of zet het contact op ON.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen Druk voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel op de verzoekschakelaar en de waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Behalve Europese modellen) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven. OPMERKING Ontgrendelen Druk voor het ontgrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel op de verzoekschakelaar en de waarschuwingsknipperlichten zullen tweemaal knipperen.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING 3. Houd binnen 30 seconden na het openen van het bestuurdersportier de LOCK toets op de sleutel gedurende tenminste 5 seconden ingedrukt. Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel worden vergrendeld en de pieptoon klinkt met het huidige ingestelde volume. (Als pieptoon-uit de huidige actieve instelling is, zal de pieptoon niet klinken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING De instelling kan zodanig veranderd worden dat de portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld worden zonder de verzoekschakelaar in te drukken. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14. (Automatische vergrendelfunctie) Er wordt een zoemtoon gegeven wanneer alle portieren en de achterklep gesloten worden en u de geavanceerde sleutel bij u hebt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelschakelaar* Wanneer alle portieren en de achterklep gesloten zijn en de vergrendelzijde wordt ingedrukt, worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld. Deze worden alle ontgrendeld wanneer de ontgrendelzijde wordt ingedrukt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Veranderen van de instelling van de automatische vergrendel-/ ontgrendelfunctie met gebruik van de portiervergrendelschakelaar (Met portiervergrendelschakelaar) Het automatisch vergrendelen of ontgrendelen van de portieren en de achterklep/het kofferdeksel kan ingesteld worden door het selecteren van een van de functies uit onderstaande tabel en het gebruik van de portiervergrendelschakelaar op het binnenste portierpaneel.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Functienummer Functie*1 5 (Alleen voertuigen met automatische transmissie) Wanneer het contact op ON staat en de keuzehendel vanuit de parkeerstand (P) in een willekeurige andere schakelstand wordt gezet, worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld. Wanneer de keuzehendel in de parkeerstand (P) wordt gezet terwijl het contact op ON staat, worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch ontgrendeld.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten (Voertuigen met automatische transmissie) Huidige functienummer Druk eenmaal op de ontgrendelzijde van de vergrendelschakelaar Functienummer 1 Druk 2 maal Druk op de vergrendelzijde van de vergrendelschakelaar Functienummer 2 Druk 3 maal Instelling annuleren Functienummer 3 Druk 4 maal Functienummer 4 Druk 5 maal Functienummer 5 Druk 6 maal Functie ingesteld (het aantal pieptonen dat wordt gegeven is hetzelfde als het geselecteerde functienummer) Functienum
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING OPMERKING De rode indikatie wordt zichtbaar wanneer de portiervergrendelknop ontgrendeld wordt. Wanneer u de portieren op deze manier vergrendelt: Rode indikatie Let erop de sleutel niet in de auto achter te laten. De portiervergrendelknop van het bestuurdersportier kan niet worden gebruikt terwijl het bestuurdersportier open is.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Achterklep/Kofferdeksel WAARSCHUWING Sta nooit toe dat iemand in de bagageruimte/kofferruimte meerijdt: Toestaan dat iemand in de bagageruimte/kofferruimte meerijdt is gevaarlijk. Tijdens plotseling afremmen of een botsing bestaat de kans dat de persoon die in de bagageruimte/ kofferruimte meerijdt ernstig of dodelijk letsel oploopt. Rijd niet met de achterklep/het kofferdeksel geopend: Uitlaatgassen in het interieur van een auto zijn gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET Bij het in- of uitladen van bagage in de bagageruimte/kofferruimte, de motor stopzetten. Anders zou u zich kunnen branden door de hitte van het uitlaatgas. Wees voorzichtig niet teveel kracht uit te oefenen op de dempersteun op de achterklep, zoals door met uw hand tegen de steun te leunen. Zo niet, dan bestaat de kans op verbuiging van de dempersteun wat een nadelig effect kan hebben op de werking van de achterklep.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Wanneer u de sleutel bij zich heeft kan een vergrendelde achterklep ook worden geopend. Wanneer de achterklep wordt geopend terwijl de portieren en de achterklep vergrendeld zijn, kan het enkele seconden duren voordat het achterklepslot wordt ontgrendeld nadat de elektrische achterklep-/ kofferdekselopener is ingedrukt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Openen van het kofferdeksel (Sedan) Gebruik van de interieurontgrendelknop OPMERKING Duw de ontgrendeltoets in. Gebruik van de elektrisch bediende kofferdekselopener (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling) Wanneer u de sleutel bij zich heeft kan ook het kofferdeksel worden geopend. Druk op de elektrisch bediende kofferdekselopener op het kofferdeksel en til vervolgens nadat het slot vrijgezet is het kofferdeksel omhoog.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Sluiten van de achterklep/het kofferdeksel (Hatchback) Laat de achterklep langzaam omlaag met gebruik van de achterklepgreepuitsparing en duw vervolgens de achterklep met beide handen dicht. Niet met kracht dichtklappen. Trek de achterklep omhoog om te controleren of deze goed gesloten is. Achterklepgreepuitsparing (Sedan) Duw het kofferdeksel met beide handen omlaag totdat dit in het slot valt. Niet met kracht dichtklappen.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Verwijderen van de afdekking OPGELET Zorg er voor dat de afdekking van de bagageruimte stevig wordt vastgemaakt. Als het net niet stevig bevestigd wordt, kan dit plotseling losraken en letsel veroorzaken. De bagageruimte kan toegankelijk worden gemaakt door het openen van de achterklep wanneer de riemen aan de zijkanten van de achterklep vastgemaakt zijn. Deze afdekking kan verwijderd worden voor het verkrijgen van meer ruimte. 1.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Laden van golftassen (Alleen Sedan) In de kofferruimte kunnen in totaal twee golftassen meegevoerd worden. 2. Plaats de tweede golftas in de kofferruimte met de onderzijde ervan naar links gericht en leg deze achterin de kofferruimte. 1. Plaats de onderzijde van de eerste golftas in de kofferruimte met de onderkant ervan naar links gericht en leg deze in de voorzijde van de kofferruimte.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van brandstof en motoruitlaatgassen Vereiste brandstof (SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5) Voertuigen met katalysator of zuurstofsensors dienen gebruik te maken van UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF, welke de uitstoot van uitlaatgassen vermindert en de verontreiniging van de bougies minimaal houdt. De auto zal de beste prestaties leveren met de soort brandstof die in de tabel is aangegeven.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie OPGELET GEBRUIK UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF. Loodhoudende brandstof is schadelijk voor de katalysator en de zuurstofsensors en leidt tot verminderde werking van het uitlaatgasreinigingssysteem en/of defecten. Het gebruik van E10 brandstof met 10 % ethanol in Europa is veilig voor uw auto. Schade aan uw auto kan optreden wanneer de hoeveelheid ethanol hoger is dan hier aanbevolen.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Uitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5) Deze auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Uitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 1.5) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Motoruitlaatgassen (Koolmonoxide) WAARSCHUWING Niet met uw auto rijden als u uitlaatgas binnen in de auto ruikt: Uitlaatgas is gevaarlijk. Dit gas bevat koolmonoxide (CO), dat kleurloos, geurloos en giftig is. Bij inademing kan dit bewusteloosheid en verstikking veroorzaken. Als u uitlaatgassen in de auto ruikt, alle ramen volledig openen en onmiddellijk contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop WAARSCHUWING Bij het verwijderen van de brandstoftankdop, de dop een klein stukje losdraaien, wachten tot het sissende geluid ophoudt en vervolgens de dop verwijderen: Brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof die op de huid of in de ogen terechtkomt kan brandwonden veroorzaken en bij inslikking ziekte tot gevolg hebben.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop Trek aan de interieur-ontgrendelknop voor de afsluitklep van de brandstoftankdop om de afsluitklep te openen. Om te sluiten, tegen de afsluitklep van de brandstofvuldop duwen totdat deze goed vergrendelt. Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop Brandstoftankdop Draai voor het verwijderen van de brandstoftankdop deze linksom. Bevestig de verwijderde dop aan de binnenzijde van de afsluitklep.
Alvorens te gaan rijden Stuurwiel Stuurwiel 3. Probeer alvorens te gaan rijden het stuurwiel omhoog en omlaag te duwen om te controleren of dit vergrendeld is. WAARSCHUWING OPMERKING Nooit tijdens het rijden het stuurwiel afstellen: Het is gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden het stuurwiel probeert af te stellen. Bij het bewegen van de stuurkolom is de kans groot dat u het stuurwiel plotseling naar links of rechts draait.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Spiegels Stel alvorens te gaan rijden de binnen- en buitenspiegels af. OPMERKING (Groothoekspiegel bestuurderszijde *) Buitenspiegels WAARSCHUWING Kijk daarom steeds over uw schouder achterom alvorens van rijbaan te veranderen: Objecten die in deze bolle spiegel worden waargenomen lijken dichterbij dan zij in werkelijkheid zijn.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Afstellen van de elektrisch bediende spiegel Het contact dient op ACC of ON te staan. Handbediende inklapbare buitenspiegel Klap de buitenspiegel voorzichtig naar achteren, zodat deze plat tegen de wagen komt te staan. Stel als volgt af: 1. Draai de spiegelschakelaar naar links of rechts voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting.
Alvorens te gaan rijden Spiegels WAARSCHUWING De elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel niet aanraken wanneer deze in beweging is: Aanraken van een elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel wanneer deze in beweging is, is gevaarlijk. Uw hand kan klemraken en gewond raken of de spiegel kan worden beschadigd. Gebruik de elektrische inklapschakelaar om de spiegel in de rijklaarstand te zetten: Het met de hand in de rijstand zetten van de elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Verminderen van verblinding door koplampen Stel de spiegel af terwijl de dag/nacht hendel zich in de dag-stand bevindt. Duw bij het rijden overdag de dag/ nacht hendel naar voren. Trek de hendel naar achteren om verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen te verminderen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Elektrische ruitbediening Het contact dient op ON te staan om de elektrische ruitbediening te kunnen gebruiken. WAARSCHUWING Alvorens een ruit te sluiten, eerst controleren of er zich geen obstakels in de opening bevinden: Sluiten van een elektrisch bediende ruit is gevaarlijk. De kans bestaat dat iemands hand, hoofd of nek tussen de ruit beklemd raakt, hetgeen ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Deze waarschuwing heeft vooral betrekking op kinderen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Automatisch openen/sluiten Voor het automatisch volledig openen van de ruit, de schakelaar volledig omlaag duwen en vervolgens loslaten. De ruit wordt automatisch volledig geopend. Voor het automatisch volledig sluiten van de ruit, de schakelaar volledig omhoog duwen en vervolgens loslaten. De ruit wordt automatisch volledig gesloten. Om de ruit tussentijds te laten stoppen, de schakelaar in de tegenovergestelde richting trekken of drukken en vervolgens loslaten.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Gebruik van de elektrische ruitbediening bij stopgezette motor De elektrische ruitbediening kan gebruikt worden gedurende ongeveer 40 seconden nadat het contact vanuit ON op uit is gezet en alle portieren gesloten zijn. Als een portier wordt geopend, wordt de elektrische ruitbediening stopgezet.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Vergrendelschakelaar van elektrische ruitbediening Met deze voorziening worden alle elektrisch bediende ruiten buiten werking gesteld, behalve de elektrisch bediende bestuurdersruit. Houd deze schakelaar in de vergrendelstand wanneer er zich kinderen in de auto bevinden. Vergrendelde stand (knop ingedrukt): Enkel de elektrisch bediende bestuurdersruit kan bediend worden.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Aanbrengen van wijzigingen en aanvullende apparatuur Mazda kan niet garant staan voor de juiste werking van het startblokkeersysteem en het anti-diefstal beveiligingssysteem als er wijzigingen aan het systeem zijn aangebracht of als er aanvullende apparatuur is aangesloten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING De sleutels bevatten een unieke elektronische code. In verband hiermee en om veiligheidsredenen is er een wachttijd voor het verkrijgen van een reservesleutel. Deze sleutels zijn uitsluitend verkrijgbaar via een officiële Mazda reparateur. Houd steeds een reservesleutel bij de hand voor het geval er een sleutel verloren raakt. Raadpleeg in het geval van verlies van een sleutel zo spoedig mogelijk een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Buiten werking stellen Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer het contact met behulp van de correcte geprogrammeerde sleutel op ON gezet wordt. Het beveiligingssysteemindikatielampje gaat gedurende ongeveer 3 seconden branden en gaat dan uit.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Werking OPGELET Let op de volgende punten om de inbraaksensor normaal te kunnen laten functioneren: Hang geen kleding of voorwerpen op aan een hoofdsteun of een kledinghaak. Plaats de uitschuifbare zonnekleppen in hun oorspronkelijke posities terug. De inbraaksensor niet afschermen door deze af te dekken of er voorwerpen voor te hangen. Laat de inbraaksensor niet vuil worden en deze niet met een vloeistof afvegen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING De achterklep/het kofferdeksel kan niet worden geopend terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem is ingeschakeld. Als de accu uitgeput raakt terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zal de sirene geactiveerd worden en zullen de waarschuwingsknipperlichten gaan knipperen wanneer de accu geladen of vervangen wordt. 4.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Annuleren van de inbraaksensor (Met inbraaksensor) OPMERKING Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: Ontgrendelen van een van de portieren Openen van een van de portieren. Openen van de motorkap. Wanneer het contact wordt aangezet.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Uitschakelen van een in staat van paraatheid gebracht systeem OPMERKING Als een portier of de achterklep/het kofferdeksel gedurende 30 seconden gesloten blijft, zullen alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch opnieuw vergrendeld worden en zal het anti-diefstalbeveiligingssysteem in staat van paraatheid gebracht worden als een ruit is open blijven staan.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Stopzetten van het waarschuwingsalarm Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld worden met gebruik van een van onderstaande methodes: Indrukken van de ontgrendeltoets of de kofferdekseltoets (Sedan) op de zender. Starten van de motor met de startdrukknop. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Indrukken van een verzoekschakelaar op de portieren.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Inrijden Er is geen speciale inrijperiode noodzakelijk. Echter het opvolgen van enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste 1000 km, kan het motorrendement, het brandstofverbruik en de levensduur van de auto ten goede komen. Voer het toerental van de motor niet te hoog op. Rijd niet gedurende langere tijd met dezelfde snelheid, snel of langzaam. Niet gedurende langere tijd constant met volgas of met hoge motortoerentallen rijden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Moeilijke rijomstandigheden Nooit tijdens het afdalen van hellingen de motor afzetten: Het afzetten van de motor bij het afdalen van hellingen is gevaarlijk. De stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging zullen dan buiten werking gesteld worden, hetgeen beschadiging van het aandrijfmechanisme tot gevolg kan hebben. Verlies van de stuurbekrachtiging of rembekrachtiging kan tot een ongeluk leiden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips OPMERKING Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op de voorwielen. Vloermat WAARSCHUWING Zet de vloermatten met de doorvoerbuisjes of de houders vast om te voorkomen dat deze onder de voetpedalen beklemd raken (bestuurderszijde): Gebruik van een vloermat die niet goed is bevestigd is gevaarlijk aangezien deze de bediening van het gas- en rempedaal (bestuurderszijde) zal hinderen wat een ongeluk kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Breng geen twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde aan: Het aanbrengen van twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de opsluitpennen enkel het naar voren schuiven van één vloermat kunnen voorkomen. Losse vloermat(ten) kunnen de bediening van de voetpedalen hinderen en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u in de winter een zwaarder type vloermat gebruikt, altijd de oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Rijden in de winter Het wordt aanbevolen een nooduitrusting mee te voeren. Handige daarvoor in aanmerking komende hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een ruitenkrabber, een zakje met zand of zout, een noodlamp, een kleine spade en startkabels. Vraag een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, de volgende punten te controleren: Zorg er voor dat de radiateur de juiste hoeveelheid anti-vries bevat.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Sneeuwbanden WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend banden van dezelfde maat en soort (sneeuwbanden, radiaalbanden of niet-radiaalbanden) op alle vier wielen: Gebruik van banden van een verschillende maat of soort is gevaarlijk. De bestuurbaarheid van uw auto kan daardoor bijzonder nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot ongelukken kan leiden. Sneeuwkettingen Informeer naar de plaatselijke bepalingen alvorens sneeuwkettingen te gaan gebruiken.
Alvorens te gaan rijden Rijtips OPMERKING OPMERKING Het gebruik van sneeuwkettingen op een auto die uitgerust is met 185/60R16 banden kan aanraking met de carrosserie van de auto en krassen veroorzaken. Als u sneeuwkettingen wilt gaan gebruiken, vervang dan de voor- en achterbanden door 185/65R15 banden en vervang de voor- en achterwielvelgen door originele Mazda 15-inch velgen van dezelfde maat en gebruik originele Mazda sneeuwkettingen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Doorwaden van water WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 1.5) OPGELET Na het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30 seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair draaien onnodig.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekken van caravans en aanhangers (Europa/Rusland/ Turkije/Israël/Zuid-Afrika) Uw Mazda is in eerste instantie ontworpen en gebouwd voor het vervoer van passagiers en lading. Als u een aanhanger gaat trekken dient u de hiernavolgende instrukties op te volgen, aangezien de veiligheid van de bestuurder en de passagiers afhankelijk is van de juiste uitrusting en van een veilige rijstijl.
Alvorens te gaan rijden Slepen KOGELDRUK VAN AANHANGER: Het gewicht dat op de tong van de aanhanger drukt. Dit kan gevarieerd worden door bij het laden van de aanhanger de gewichtsverdeling te veranderen. Bij het rijden in berggebieden op grote hoogte treedt er naarmate de hoogte toeneemt verlies aan motorvermogen op. Onder deze omstandigheden wordt het aanbevolen het totale aanhangergewicht en het bruto totaalgewicht met 10 % per 1000 m te verminderen.
Alvorens te gaan rijden Slepen Duitsland en Oostenrijk/Helling tot 8% TOTALE BRUTO AANHANGERGEWICHT TOTAALGEWICHT MODEL Motor*1 Transmissie Emissieniveau i-stop i-ELOOP Aanhanger systeem systeem zonder rem Aanhanger met rem Aanhanger met rem SKYACTIV-G 1.5 Handgeschakelde EURO6 LP versnellingsbak — — 515 kg 1100 kg 2600 kg SKYACTIV-G 1.5 Handgeschakelde EURO6 LP versnellingsbak × — 515 kg 1100 kg 2600 kg SKYACTIV-G 1.
Alvorens te gaan rijden Slepen Israël/Helling tot 12% TOTALE BRUTO AANHANGERGEWICHT TOTAALGEWICHT MODEL Motor Transmissie Emissieniveau i-stop i-ELOOP Aanhanger Aanhanger systeem systeem zonder rem met rem Aanhanger met rem SKYACTIV-G 1.5 Handgeschakelde EURO6 versnellingsbak — — 550 kg 750 kg 2253 kg SKYACTIV-G 1.5 Automatische EURO6 transmissie — — 550 kg 750 kg 2270 kg SKYACTIV-D 1.
Alvorens te gaan rijden Slepen WAARSCHUWING Zorg er voor dat het gewicht van de te trekken lading nooit meer bedraagt dan de voorgeschreven limieten zoals aangegeven in de Tabel van Aanhangergewichten: Het is gevaarlijk wanneer u probeert een aanhanger te trekken waarvan het gewicht het toegestane totaalgewicht overschrijdt, aangezien dit ernstige problemen ten aanzien van de wegligging en de rijprestaties tot gevolg kan hebben, hetgeen tot persoonlijk letsel en/of schade aan de auto kan leiden.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekhaak Maak bij het trekken van een aanhanger gebruik van de juiste trekhaak. Het wordt aanbevolen gebruik te maken van een originele Mazda trekhaak. Gebruik de originele gaten die door de autofabrikant zijn geboord voor het bevestigen van de trekhaak. Neem voor nadere informatie contact op met uw officiële Mazda dealer. Montagepunten voor trekhaak Eenheid: mm C A: 350—420 B: 746,3 C: 1017,9 Max.
Alvorens te gaan rijden Slepen Veiligheidskettingen Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Alvorens te gaan rijden Slepen Aanhanger-remsysteem Controleer de tabel van maximum aanhangergewichten in Gewichtsbeperkingen (pagina 3-65), en als het gewicht van uw aanhanger de waarde aangegeven in TOTALE AANHANGERGEWICHT (Aanhanger zonder rem) overschrijdt, is een aanhangerrem vereist. Indien uw aanhanger van een remsysteem is voorzien, dient dit te voldoen aan alle landelijke geldende voorschriften.
Alvorens te gaan rijden Slepen OPGELET Als u bij het trekken van een aanhanger sneller rijdt dan 100 km/h, bestaat de kans dat uw auto beschadigd wordt. Schakel bij het oprijden van een helling in een lagere versnelling om de kans op overbelasting of oververhitting van de motor, of beide, te verminderen. Schakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking.
NOTITIES 3–74
4 Tijdens het rijden Informatie betreffende veilig rijden en stoppen Motor start/stop...................................4-4 Contactschakelaar ..........................4-4 Starten van de motor ......................4-6 Stopzetten van de motor...............4-13 i-stop* ...........................................4-14 Instrumentengroep en display .........4-26 Meters en tellers ...........................4-26 Actief rijden display*....................4-38 Waarschuwings/ indikatielampjes ....................
i-ACTIVSENSE...............................4-107 i-ACTIVSENSE*........................4-107 Koplampregelsysteem (HBC)* ....4-109 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* ...................................... 4-112 Dodehoekmonitorsysteem (BSM)* ....................................... 4-118 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)* .....................................4-126 Afstelbare snelheidsbegrenzer*....4-131 Stadsverkeer-remassistent (SCBS)* ......................................
NOTITIES 4–3
Tijdens het rijden Motor start/stop Contactschakelaar Startdrukknop-posities Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Telkens wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt, schakelt het contact over in de volgorde van uit, ACC en ON. Door vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te drukken wordt het contact uit gezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Alvorens de bestuurdersstoel te verlaten, altijd het contact uitzetten, de handrem aantrekken en er op letten dat de keuzehendel in stand P staat (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling gezet is (handgeschakelde versnellingsbak): Het verlaten van de bestuurdersstoel zonder het contact uit te zetten, de handrem aan te trekken en de keuzehendel in stand P te zetten (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling te zetten (handgesc
Tijdens het rijden Motor start/stop Starten van de motor OPMERKING WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Tijdens het rijden Motor start/stop 1. Zorg ervoor dat u de sleutel bij u draagt. 2. De inzittenden dienen hun veiligheidsgordels vast te maken. 3. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 4. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 5. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren).
Tijdens het rijden Motor start/stop OPGELET OPMERKING Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit duiden op een probleem in het motorstartsysteem en dat de motor niet gestart kan worden of dat het contact niet op ACC of ON gezet kan worden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Na het starten van de motor, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) uit en schakelt het contact over naar de stand ON. (SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5) Na het indrukken van de startdrukknop en voordat de motor start is het werkingsgeluid van de brandstofpompmotor van nabij de brandstoftank hoorbaar, echter dit duidt niet op een defect. (SKYACTIV-D 1.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING (Voertuig met handgeschakelde versnellingsbak met i-stop functie) Als de motor als gevolg van afslaan is gestopt, kan deze opnieuw worden gestart door het koppelingspedaal in te trappen binnen 3 seconden nadat de motor is gestopt. De motor kan onder de volgende omstandigheden ook als het koppelingspedaal wordt ingetrapt niet opnieuw worden gestart: Het bestuurdersportier geopend is. De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet vastgemaakt.
Tijdens het rijden Motor start/stop Als de motor niet gestart kan worden omdat de batterij van de sleutel is uitgeput, kan de motor met behulp van onderstaande procedure gestart worden: 1. Trap het rempedaal stevig in. 2. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 3. Kijk of het startdrukknopindikatielampje (groen) gaat knipperen. 4.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING De motor kan niet gestart worden tenzij het koppelingspedaal volledig is ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal volledig is ingetrapt (automatische transmissie). Als de functie van de startdrukknop defect is, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) knipperen.
Tijdens het rijden Motor start/stop Stopzetten van de motor OPMERKING WAARSCHUWING De motor niet tijdens het rijden stopzetten: Het tijdens het rijden stopzetten van de motor om een andere reden dan in een noodgeval is gevaarlijk. Wanneer de motor tijdens het rijden wordt stopgezet heeft dit door het verlies van de rembekrachtiging een vermindering van remvermogen tot gevolg wat een ongeluk en ernstig letsel kan veroorzaken. 1. Breng de auto volledig tot stilstand. 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop* De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop Automatische transmissie 1. De motor stopt wanneer tijdens het rijden het rempedaal wordt ingetrapt (behalve tijdens het rijden in de stand R of M, blokkeermodus voor tweede versnelling) en de auto tot stilstand is gebracht. 2. De motor herstart automatisch wanneer het rempedaal wordt losgelaten met de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling). 3.
Tijdens het rijden Motor start/stop (Handgeschakelde versnellingsbak) De rijsnelheid is 3 km/h of minder. De keuzehendel staat in de neutraalstand. Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt. (Automatische transmissie) De auto wordt stopgezet. De keuzehendel staat in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling). De automatische transmissievloeistof is voldoende opgewarmd.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Onder de volgende omstandigheden duurt het enige tijd voordat de motor wordt stopgezet De accu is om een of andere reden uitgeput geraakt, zoals wanneer er langere tijd niet met de auto is gereden. De omgevingstemperatuur is hoog of laag. Nadat de accupolen om een of andere reden zijn losgekoppeld, zoals voor het vervangen van de accu. (SKYACTIV-D 1.5) Nadat dieseldeeltjes (PM) door het dieseldeeltjesfilter (DPF) zijn verwijderd.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Wanneer de motor is gestopt, herstart de motor automatisch Onder de volgende omstandigheden herstart de motor automatisch. De i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt totdat de zoemer klinkt. De airconditioning wordt gebruikt met de regelknop voor de luchtstroomfunctie in de (A/C ON). stand (Automatische airconditioning) De temperatuurinstelknop voor de airconditioning is ingesteld op maximale koeling (A/C ON).
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie) Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet wanneer het rempedaal wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Bij voertuigen uitgerust met de middendisplay, wordt de bedrijfstoestand van het i-stop systeem getoond in de brandstofverbruikcontroledisplay. Zie Bedrijfstoestanddisplay op pagina 4-100. i-stop waarschuwingslampje (oranje) Wanneer het lampje brandt Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de motor gestart wordt.
Tijdens het rijden Motor start/stop Wanneer het lampje knippert Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. i-stop indikatielampje (groen) Wanneer het lampje brandt Het lampje gaat branden wanneer de motor gestopt is en gaat uit wanneer de motor herstart.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop OFF schakelaar Door de schakelaar in te drukken totdat een zoemer klinkt, wordt de i-stop functie uitgeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Door de schakelaar nogmaals in te drukken totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop functie ingeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit.
Tijdens het rijden Motor start/stop Hellingstopfunctie (Automatische transmissie) Voertuigen met de i-stop functie zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Vertrouw niet blindelings op de hellingstopfunctie. De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden functioneert wanneer nadat het rempedaal is losgelaten vanuit een toestand van stopgezette motor wordt geaccelereerd. Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt.
NOTITIES 4–25
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Meters en tellers Instrumentengroep Digitaal type snelheidsmeter Analoog type snelheidsmeter Type A Type B Type C Stuurwielschakelaar Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Snelheidsmeter ................................................................................................... pagina 4-27 Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ..................................... pagina 4-28 Toerenteller ........................................................................................................ pagina 4-32 Brandstofmeter ......................................................................................
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar Door het indrukken van de keuzeschakelaar kan de displayaanduiding beurtelings veranderd worden van kilometerteller naar dagteller A naar dagteller B en vervolgens terug naar kilometerteller wanneer een van deze wordt getoond. De gekozen functie zal dan op de display worden aangegeven.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Dagteller De dagteller registreert de totale afgelegde afstand van twee ritten. De ene rit wordt geregistreerd in dagteller A en de andere in dagteller B. OPMERKING Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand vanaf het punt van vertrek registreren en dagteller B kan het punt registreren waar de brandstoftank gevuld is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Kilometerteller, dagteller, boordcomputer en dagtellerkeuzeschakelaar Door het indrukken van de keuzeschakelaar kan de displayaanduiding beurtelings veranderd worden van dagteller A naar dagteller B wanneer een van deze wordt getoond. De gekozen functie zal dan op de display worden aangegeven.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display De dagteller registreert de totale door de auto afgelegde afstand, totdat de meter weer op nul teruggesteld wordt. Zet de meter terug op “0.0” door de keuzeschakelaar 1 seconde of langer ingedrukt te houden. Gebruik deze meter voor het meten van reisafstanden en voor het berekenen van het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Alhoewel de indicatie voor de afstand die kan worden afgelegd met de voorradige brandstof een voldoende resterend aantal kilometers aangeeft alvorens bijtanken noodzakelijk wordt, zo spoedig mogelijk bijtanken als het brandstofpeil erg laag is of als het waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil gaat branden. De indikatie verandert mogelijk niet tenzij u meer dan ongeveer 9 liter brandstof tankt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Wanneer de naald van de toerenteller in de GESTREEPTE ZONE komt, toont dit de bestuurder dat de versnelling overgeschakeld moeten worden alvorens de naald in de RODE ZONE komt. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft bij benadering de in de brandstoftank resterende hoeveelheid brandstof aan wanneer het contact op ON wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank voor meer dan 1/4 gevuld te houden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Instrumentenpaneelverlichting Wanneer de verlichtingsschakelaar naar de of gedraaid wordt terwijl het stand contact op ON staat, wordt de helderheid van de instrumentenpaneelverlichting gedimd. De helderheid van het instrumentenpaneel en de instrumentenpaneelverlichtingen kunnen afgesteld worden door het draaien van de knop. Door de knop naar links te draaien, neemt de helderheid af.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Display van ingestelde rijsnelheid van kruissnelheidsregelaar* De rijsnelheid die met behulp van de kruissnelheidsregelaar is ingesteld wordt weergegeven. Modus voor afstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegd Bij gebruik van deze functie wordt de afstand (bij benadering) berekend die u met de voorradige brandstof kunt afleggen, gebaseerd op het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Gemiddeld brandstofverbruik Huidige brandstofverbruikmodus Deze modus toont het gemiddelde brandstofverbruik door het berekenen van het totale brandstofverbruik en de totaal afgelegde afstand sinds de aankoop van de auto, het opnieuw aansluiten van de accu na loskoppeling of het terugstellen van de gegevens. Het gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend en elke minuut getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Modus voor gemiddelde rijsnelheid Deze modus toont de gemiddelde rijsnelheid door het berekenen van de afgelegde afstand en de tijd sinds het aansluiten van de accu of het terugstellen van de gegevens. De gemiddelde rijsnelheid wordt berekend en zal elke 10 seconden worden getoond. (Europees model) OPMERKING Stel de rijsnelheid altijd in overeenkomstig de wetgeving van het land/de stad waarin de auto wordt gebruikt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Actief rijden display* Combiner Spiegel Optische ontvanger WAARSCHUWING Stel de helderheid en positie van de display altijd af bij stilstaand voertuig: Afstellen van de helderheid en positie van de display tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien dit uw aandacht van de weg kan afleiden en een ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Bij het dragen van een zonnebril is de display mogelijk moeilijk zichtbaar. Zet uw zonnebril af of stel de helderheid af. Als de accu werd verwijderd en opnieuw is geïnstalleerd of de accuspanning laag is, kan de afgestelde positie afwijken. Het is mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is of dat tijdelijk hinder wordt ondervonden als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, licht en temperatuur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwings/indikatielampjes De instrumentengroep varieert afhankelijk van het model en de specificaties.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwingslampjes Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwingslampjes Pagina Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje (Voorzitting) 7-35 * Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje (Achterzitting) 7-35 Open-portier waarschuwingslampje 7-35 * 120 km/h waarschuwingslampje*1 7-35 * Waarschuwingslampje voor laag sproeiervloeistofniveau 7-35 Waarschuwingslampje van bandenspanningcontrolesysteem*1 7-35 (Rood) * KEY waarschuwingslampje*1 7-35 * 7-35 (Rood) Waarschuwingslampje van stadsverke
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Indikatielampjes Deze lampjes gaan branden of knipperen om de gebruiker te informeren over de bedrijfstoestand van het systeem of om een defect te melden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Indikatielampjes * (Groen) i-ELOOP Indikatielampje Pagina 4-97 Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur 4-46 * Schakelstandindikatie 4-51 Grootlichtindikatielampje 4-68, 4-68 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes 4-74, 4-82 (Blauw) Beveiligingssysteemindikatielampje*1 3-49 * Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar 4-149 * Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid 4-149 Hoofdin
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Indikatielampjes * Pagina Indikatielampje voor mistachterlicht 4-72 *1 Het lampje gaat branden wanneer het contact wordt ingeschakeld voor een werkingscontrole en gaat enkele seconden later uit of wanneer de motor gestart wordt. Als het lampje niet gaat branden of blijft branden, de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) Het lampje brandt continu wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en gaat uit nadat de motor warmgedraaid is. Als het indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur blijft branden nadat de motor voldoende is opgewarmd, bestaat de kans dat de temperatuursensor defect is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Transmissie Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak Uw auto is uitgerust met een inrichting welke voorkomt dat per ongeluk naar R (achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de versnellingshendel omlaag en schakel over naar R. Schakelpatroon van de handgeschakelde versnellingsbak 5-versnellingsbak Neutraalstand 6-versnellingsbak Neutraalstand De auto is uitgerust met een 5-versnelling of 6-versnelling handgeschakelde versnellingsbak.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET OPMERKING Laat tijdens het rijden uw voet nooit op het koppelingspedaal rusten. Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling in stilstaande positie te houden. Wanneer u uw voet op het koppelingspedaal laat rusten wordt onnodige slijtage van de koppeling en beschadiging veroorzaakt. Oefen geen onnodige zijdelingse kracht uit op de versnellingshendel bij het overschakelen van de 5de naar de 4de versnelling.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstand-indikatielampje Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Transmissie Bedieningsorganen van de automatische transmissie Ontgrendeltoets Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstandindikatie Schakelstanden De stand van de keuzehendel wordt aangegeven wanneer het contact op ON wordt gezet. OPMERKING Als een van de onderstaande handelingen wordt uitgevoerd, wordt de stand van de keuzehendel gedurende 5 minuten getoond ook als de contactschakelaar in een andere stand dan ON staat. Het contact is op OFF gezet. Het bestuurdersportier wordt geopend.
Tijdens het rijden Transmissie R (achteruit) In stand R kan er met de auto uitsluitend achteruit gereden worden. Breng de auto altijd eerst volledig tot stilstand, alvorens naar of vanuit stand R (achteruit) over te schakelen, behalve onder buitengewone omstandigheden zoals beschreven onder “Op eigen kracht lostrekken van de auto” (pagina 3-59). N (neutraal) De wielen en de transmissie zijn in deze stand niet geblokkeerd.
Tijdens het rijden Transmissie Actieve Aangepaste Overschakeling (AAS) Met de Actieve Aangepaste Overschakeling (AAS) worden de overschakelpunten van de transmissie automatisch geregeld en optimaal aangepast aan de rijomstandigheden en het rijgedrag van de bestuurder. Dit verbetert het rijcomfort.
Tijdens het rijden Transmissie 5. Breng de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur om het systeem te laten controleren. Type B 1. Houd de toets ingedrukt en druk de ontgrendeltoets in. Ontgrendeltoets Modus voor handbediende overschakeling De modus voor handbediende overschakeling geeft u het gevoel met een auto met handgeschakelde versnellingsbak te rijden doordat u de keuzehendel handmatig kunt bedienen.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Als u overgaat naar de modus voor handbediende overschakeling wanneer de auto tot stilstand is gebracht, zal de versnelling overschakelen naar M1. Als u bij het rijden in bereik D, 5de versnelling/6de versnelling, overgaat naar de modus voor handbediende overschakeling zonder het gaspedaal in te trappen, zal de versnelling overschakelen naar M4/M5.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Als tijdens het rijden met hoge snelheden de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden, gaat de versnellingspositie-indikatie tweemaal knipperen om aan te geven dat de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden (om de transmissie te beschermen).
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Gebruik van de stuurversnellingschakelaar* Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld. Voor het opschakelen naar een hogere versnelling met behulp van de stuurversnellingschakelaars, de UP ) eenmaal met uw schakelaar ( vingers naar u toe trekken. De auto wordt stopgezet. De modus voor handbediende overschakeling wordt geannuleerd.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Tijdens langzaam rijden is het mogelijk dat de versnellingen niet automatisch opgeschakeld worden. Laat in de handbediende overschakelfunctie de motor niet met de naald van de toerentalmeter in de RODE ZONE draaien. Wanneer het motortoerental hoog is, bestaat de kans dat automatisch een versnelling hoger ingeschakeld wordt om de motor te beschermen.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING OPMERKING Op gladde wegen of bij hoge snelheden niet plotseling afremmen op de motor: Het terugschakelen tijdens het rijden op natte of met sneeuw of ijs overdekte wegen, of tijdens het rijden met hoge snelheden veroorzaakt plotseling afremmen op de motor, hetgeen gevaarlijk is. Door de plotselinge verandering in de draaisnelheid van de banden kunnen de banden gaan slippen.
Tijdens het rijden Transmissie Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen) In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld. Opschakelen De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de snelheidslimiet. Terugschakelen De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet.
Tijdens het rijden Transmissie Automatisch terugschakelen De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het afremmen op de motor. OPMERKING Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de versnelling in de tweede. Directe modus* Type A De directe modus kan worden gebruikt voor het tijdelijk overschakelen van de versnellingen door bediening van de stuurversnellingschakelaar tijdens het rijden met de keuzehendel in het D bereik.
Tijdens het rijden Transmissie Type C Rijtips WAARSCHUWING Versnellingspositie-indikatie Directe modus indikatie Type D Directe modus indikatie Laat de auto niet in een richting rijden die tegenovergesteld is aan de richting die met de keuzehendel is gekozen: Laat de auto niet achteruit rijden met de keuzehendel in een vooruitstand, of laat de auto niet vooruit rijden met de keuzehendel in de achteruitstand.
Tijdens het rijden Transmissie Vanuit stilstand oprijden van een steile helling Voor het vanuit stilstand oprijden van een steile helling: 1. Druk eerst het rempedaal in. 2. Zet de keuzehendel in stand D of M1 afhankelijk van het laadgewicht en de graad van de helling. 3. Laat het rempedaal los en druk tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk in.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Lichtschakelaar Koplampen Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen. Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indikatielampje in de instrumentengroep branden. OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische verlichtingsregeling Schakelaarstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF Koplampen Uit Uit Automatisch*1 Uit Uit Uit Aan Uit Dagverlichting Aan Uit Automatisch*1 Uit Uit Uit Uit Uit Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit Automatisch*1 Aan*2/ Uit*3 Aan Aan Aan Aan*4 Contactstand *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschak
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische verlichtingsregeling Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ON gezet is, tast de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie bovenstaande tabel). OPGELET De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampen grootlicht-dimlicht De koplampen schakelen over tussen grootlicht en dimlicht door de hendel naar voren of naar achteren te verplaatsen. Grootlicht Koplamplichtsignaal Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is. Voor het geven van een lichtsignaal met de koplampen, de hendel volledig naar u toe trekken (de koplampschakelaar hoeft niet ingeschakeld te zijn).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Thuiskomstverlichtingsysteem Wanneer u uit uw auto stapt en de omgeving donker is, kan er voor gezorgd worden dat het gebied aan de voorzijde van de auto gedurende een bepaalde tijd verlicht blijft. Wanneer het contact op ACC of uit wordt gezet, gaan de koplampen branden wanneer er aan de hendel wordt getrokken. Nadat de portieren zijn gesloten en er een bepaalde tijd is verstreken gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplamphoogteverstelling* Dagverlichting* De hoek van de lichtbundel van de koplampen verandert naargelang het aantal passagiers in de auto en het gewicht van de lading in de bagageruimte. In bepaalde landen is het vereist dat rijdende voertuigen overdag met ingeschakelde verlichting (dagverlichting) rijden. Automatisch type De dagverlichting gaat automatisch branden wanneer de auto begint te rijden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voormistlichten* Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is. Gebruik deze schakelaar om de voormistlichten in te schakelen. De voormistlichten helpen het zicht in het donker en tijdens mist te verbeteren.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achtermistlicht* Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is. Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw auto beter gezien wordt. Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het indikatielampje van de achtermistlichten in de instrumentengroep branden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Type B (Zonder voormistlicht) Voor het inschakelen van het achtermistlicht dienen de koplampen ingeschakeld te zijn. Voor het inschakelen van het achtermistlicht, de mistlichtschakelaar naar de stand draaien (de mistlichtschakelaar keert automatisch naar zijn oorspronkelijke stand terug). Het achtermistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer het achtermistlicht is ingeschakeld.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Richtingaanwijzers en signalen voor rijbaanverandering De richtingaanwijzerindikators (groen) in de instrumentengroep gaan knipperen overeenkomstig de bediening van de richtingaanwijzerhendel en laten zien welk signaal in werking is. Voor gebruik van de richtingaanwijzer en het signaal voor rijbaanverandering moet het contact op ON staan.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Drie-knipperingen richtingaanwijzer Duw voor het aangeven van een rijbaanverandering de richtingaanwijzerhendel een weinig omhoog of omlaag en laat de hendel los. Nadat de hendel is losgelaten knippert de richtingaanwijzer driemaal. OPMERKING De functie van de drie-knipperingen richtingaanwijzer kan overgeschakeld worden naar geactiveerd/nietgeactiveerd met gebruik van de gebruikersinstellingenfunctie. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Aangezien door ijs en zware sneeuwval de ruitenwissers geblokkeerd zouden kunnen raken, is de ruitenwissermotor beveiligd tegen motordefect, oververhitting en mogelijk brand door middel van een circuitonderbreker. Dit mechanisme zal de werking van de ruitenwissers automatisch stoppen, echter alleen gedurende ongeveer 5 minuten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische ruitenwisserregeling De gevoeligheid van de regensensor kan afgesteld worden door de schakelaar op de ruitenwisserhendel te draaien. De schakelaar vanuit de middenpositie (normaal) omlaag draaien voor een hogere gevoeligheid (snellere respons) of de schakelaar omhoog draaien voor minder gevoeligheid (langzamere respons). Schakelaar Schakelaarstand Nr.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPGELET OPMERKING Wanneer de ruitenwisserhendel in de staat en het contact op stand ON wordt gezet, is het mogelijk dat de ruitenwissers in de volgende gevallen automatisch in beweging gezet worden: Als de voorruit boven de regensensor wordt aangeraakt of met een doek wordt afgeveegd. Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde van de auto met een hand of ander voorwerp tegen de voorruit wordt gestoten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Als u de automatische ruitenwisserhendel in de stand laat staan, kunnen de ruitenwissers door het effect van sterke lichtbronnen, elektromagnetische golven of infrarood licht automatisch in werking treden, omdat voor de regensensor een optische sensor wordt gebruikt. Het wordt aanbevolen de automatische te ruitenwisserhendel in de stand laten staan, behalve tijdens het rijden bij regenachtig weer.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achterruitenwisser en ruitensproeier* Voor gebruik van de ruitenwissers moet het contact op ON staan. Achterruitenwisser Koplampsproeier* Het contact dient op ON te staan en de koplampen dienen ingeschakeld te zijn. De koplampsproeiers werken automatisch eenmaal elke vijfde keer dat de voorruitensproeier geactiveerd wordt. Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken, de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe trekken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achterruitverwarming De achterruitverwarming ontdoet de achterruit van wasem. Volledig automatische airconditioning Indikatielampje Voor gebruik van de achterruitverwarming moet het contact op ON staan. Druk op de schakelaar om de achterruitverwarming in te schakelen. De achterruitverwarming functioneert gedurende ongeveer 15 minuten en wordt dan automatisch uitgeschakeld. Wanneer de achterruitverwarming in werking is brandt het indikatielampje.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Claxon Druk voor het gebruik van de claxon op symbool op het stuurwiel. het Waarschuwingsknipperlichten De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING De richtingaanwijzers kunnen niet gebruikt worden wanneer de waarschuwingsknipperlichten zijn ingeschakeld. Controleer de plaatselijk geldende bepalingen betreffende het gebruik van de waarschuwingsknipperlichten bij het slepen van de auto om na te gaan of er geen inbreuk wordt gedaan op de wettelijke bepalingen.
Tijdens het rijden Remmen Remsysteem Voetrem Deze auto is uitgerust met een bekrachtigd remsysteem dat bij normaal gebruik zichzelf automatisch afstelt. In het geval de rembekrachtiging uitvalt, tengevolge van het afslaan van de motor of enige andere reden, kunt u de auto alsnog tijdig tot stilstand brengen door het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken. De remafstand wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
Tijdens het rijden Remmen OPGELET Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal of rempedaal rusten en houd het koppelingspedaal niet onnodig halverwege ingetrapt. Anders kan dit onderstaande gevolgen hebben: De onderdelen van koppeling en rem zullen sneller slijten. De remmen kunnen oververhit raken waardoor de remwerking nadelig beïnvloed wordt. Trap het rempedaal altijd met uw rechtervoet in.
Tijdens het rijden Remmen Ontspannen van de handrem Druk het rempedaal in, trek de handremhendel omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop in. Houd de knop ingedrukt en zet de handremhendel volledig tot in de ontspannen positie omlaag. Waarschuwingslampje Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is. Zie Waarschuwingslampjes op pagina 4-41. Remblokslijtage-indikator Wanneer de schijfremblokken versleten raken, komen de ingebouwde slijtageindikators in aanraking met de remschijven.
Tijdens het rijden Remmen Rembekrachtiging Wanneer het bij het afremmen in noodsituaties nodig is het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken, biedt het rembekrachtigingsysteem remassistentie voor een verbetering van het remvermogen. Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, zullen de remmen krachtiger in werking treden.
Tijdens het rijden Remmen Hellingwegrijsysteem (HLA)* Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een functie welke de bestuurder helpt bij het vanuit stilstand wegrijden op een helling. Wanneer de bestuurder op een helling het rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt, voorkomt de functie dat de auto wegrolt. De remkracht blijft automatisch behouden nadat het rempedaal op een steile helling wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING Het hellingwegrijsysteem (HLA) functioneert niet op een lichte helling. Bovendien verandert de hellingsgraad waarbij het systeem in werking treedt afhankelijk van de belasting van de auto. Het hellingwegrijsysteem (HLA) functioneert niet als de handrem is aangetrokken, de auto niet volledig tot stilstand is gebracht of het koppelingspedaal is losgelaten.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-blokkeer remsysteem (ABS) OPMERKING De besturingseenheid van het ABS systeem houdt de snelheid van elk wiel voortdurend in het oog. Zodra een van de wielen op het punt staat te blokkeren, zorgt het ABS systeem er voor dat de remkracht op het betreffende wiel automatisch met korte tussenpozen onderbroken wordt. Het is mogelijk dat de bestuurder dan een lichte trilling in het rempedaal voelt en een kloppend geluid in het remsysteem hoort.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-wielspin regeling (TCS)* De anti-wielspin regeling (TCS) zorgt via regeling van het motorkoppel en de remmen voor een verhoging van de aandrijfkracht en een verbetering van de veiligheid. Wanneer door het TCS systeem het doorspinnen van een van de aangedreven wielen wordt geregistreerd, wordt het motorkoppel verminderd om verlies van aandrijfkracht te voorkomen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC TCS/DSC indikatielampje Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Als het TCS of DSC systeem in werking is, gaat het indikatielampje knipperen. Als het lampje blijft branden, is er mogelijk een defect in het TCS, DSC of het rembekrachtigingsysteem en bestaat de kans dat deze niet correct functioneren. Breng uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC OPGELET DSC OFF indikatielampje Wanneer de volgende punten niet in acht worden genomen bestaat de kans dat het DSC systeem niet correct werkt: Gebruik banden van de juiste maat die voor uw Mazda zijn gespecificeerd op alle vier wielen. Gebruik banden van dezelfde fabrikant, soort en profielpatroon op alle vier wielen. Niet tezamen gebruiken met versleten banden.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Druk nogmaals op de schakelaar om het TCS/DSC systeem opnieuw in te schakelen. Het DSC OFF indikatielampje gaat uit. OPMERKING Wanneer het DSC systeem is ingeschakeld en u probeert de auto vrij te krijgen wanneer deze vast is komen te zitten, of wanneer u probeert uit vers gevallen sneeuw weg te rijden, zal het TCS systeem (onderdeel van het DSC systeem) geactiveerd worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP* i-ELOOP is een regeneratief remsysteem. Wanneer u het rempedaal intrapt of afremt op de motor, wordt de opgewekte kinetische energie door de vermogensgenerator omgezet in elektrische energie en wordt de omgezette elektrische energie opgeslagen in de opslaginrichting. De opgeslagen elektriciteit wordt gebruikt als stroom voor het laden van de accu en voor de elektrische uitrusting van de auto.
Tijdens het rijden i-ELOOP DC-DC omzetter Variabele spanning dynamo Condensator OPGELET Door de volgende onderdelen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken. Variabele spanning dynamo DC-DC omzetter Condensator OPMERKING Het brandstofverbruik kan verschillen afhankelijk van hoe de elektrische uitrusting van de auto gebruikt wordt. Als de condensator wordt opgeruimd, altijd een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP Indikatielampje/ Bedrijfstoestanddisplay De bestuurder wordt op de hoogte gesteld van de regeneratiestatus van het i-ELOOP systeem en de bedrijfstoestand van het voertuig door middel van het i-ELOOP indikatielampje (groen) en de bedrijfstoestanddisplay. i-ELOOP indikatielampje (Groen) (Voertuig zonder type C/type D audio) Tijdens regeneratie gaat het lampje branden.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikmonitor* Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en de energiebesparing beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de display. Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond. pictogram op het thuisscherm en toon het toepassingen scherm. 1. Selecteer het 2.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikdisplay Informatie betreffende het brandstofverbruik wordt getoond. Indikatie op display Bedrijfstoestand Toont het brandstofverbruik gedurende de laatste 60 minuten. Toont het brandstofverbruik elke minuut gedurende de laatste 1 tot 10 minuten. Toont het brandstofverbruik elke 10 minuten gedurende de laatste 10 tot 60 minuten. Toont het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 5 terugstellingen en na de huidige terugstelling.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Bedrijfstoestanddisplay De bedrijfstoestand van de i-stop functie en de i-ELOOP regeneratiestatus worden getoond. Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt door regeneratief remmen. Toont de hoeveelheid elektriciteit die opgeslagen is in de condensator.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Zonder i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie om aan te geven of deze al dan niet voor gebruik beschikbaar is. Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie vanaf het voertuig (motor, accu en airconditioning) met gebruik van gekleurde pictogrammen.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto stilstaat. Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer deze niet in werking is. Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop functie in werking is geweest en de totale hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Energiebesparingsdisplay De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond. Indikatie op display Bedrijfstoestand De bladgrafiek groeit al naargelang de hoeveelheid CO2 uitstoot die door de werking van het systeem wordt gereduceerd. De totaal verzamelde hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen van het aantal boomgrafieken. Toont de totale rijafstand die door de werking van de i-stop functie verlengd kon worden.
Tijdens het rijden Drive-selectie Drive-selectie* Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere respons. Gebruik de sportstand wanneer een krachtigere respons van de auto vereist is, zoals bij het invoegen op een snelweg of het accelereren bij inhalen. OPGELET Gebruik de sportstand niet bij het rijden op gladde wegen zoals natte of met sneeuw bedekte wegen.
Tijdens het rijden Drive-selectie Drive-keuzeschakelaar Druk voor het selecteren van de sportstand de drive-keuzeschakelaar naar de zijde (naar voren). Trek voor het annuleren van de sportstand de drive-keuzeschakelaar naar de zijde (naar achteren). Keuzemodusindikatielampje Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, gaat het keuzemodusindikatielampje in de instrumentengroep branden.
Tijdens het rijden Stuurbekrachtiging Stuurbekrachtiging De stuurbekrachtiging functioneert uitsluitend wanneer de motor draait. Indien de motor niet draait of wanneer de stuurbekrachtiging buiten werking is, kan de auto alsnog worden bestuurd, ofschoon er dan meer stuurkracht vereist is. Als het stuurwiel stroever dan gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal rijden of als het stuurwiel trilt, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE* i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligingsen rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van detectieapparatuur zoals de vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligingsen anti-botsinghulpsystemen. Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veilig te rijden en botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Detectieapparatuur Vooruitrijcamera (FSC) De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en herkent rijbanen. De volgende systemen maken ook gebruik van de vooruitrijcamera (FSC). Koplampregelsysteem (HBC) Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) De vooruitrijcamera (FSC) is ingebouwd aan de bovenzijde van de voorruit nabij de achteruitkijkspiegel. Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-142.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Koplampregelsysteem (HBC)* Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt, handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de verkeersomstandigheden. Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Gebruik van het systeem Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO en grootlicht staat. Tegelijkertijd gaat het koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) in de instrumentengroep branden. Handmatig overschakelen Overschakelen naar dimlicht Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw). De functies van het LDWS hebben beperkingen: Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het LDWS functioneert niet als de witte of gele strepen van de rijstrook niet bespeurd worden. Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Wanneer het systeem in werking is 1. Wanneer de LDWS schakelaar wordt ingedrukt gaat het systeem over naar standby en gaat het LDWS OFF indikatielampje in de instrumentengroep uit. Bij voertuigen uitgerust met de Active Driving Display, wordt de rijstrook (grenslijnen) aangegeven in de display. 2. Rijd terwijl het LDWS OFF indikatielampje uit is naar het midden van de rijstrook. Het systeem zal beginnen te functioneren wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het LDWS functioneert niet totdat het systeem een witte of gele streep aan de linker- of rechterzijde heeft bespeurd. Wanneer het systeem een witte of gele streep enkel aan één zijde bespeurt, activeert het systeem enkel de waarschuwing wanneer de auto afwijkt aan de zijde waar de witte of gele streep bespeurd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Uitschakelen van het systeem Druk op de LDWS schakelaar om het LDWS systeem uit te schakelen. Het LDWS OFF indikatielampje gaat branden. Bij voertuigen met de Active Driving Display wordt de rijstrookaanduiding in de Active Driving Display niet aangeduid wanneer het LDWS is uitgeschakeld. OPMERKING LDWS waarschuwing Als het systeem bepaalt dat de mogelijkheid van een rijstrookafwijking bestaat.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitorsysteem (BSM)* Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijbaan, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te voeren: Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op achteropkomende voertuigen te controleren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje blijft branden. Er wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes. Er is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor (achter).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd plaatsvindt. Een voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook twee rijstroken verder. Rijden op steile hellingen. Rijden over de top van een heuvel of bergpas. Bij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/ knipperen. Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs. Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitorsysteem (BSM)) Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes in die aangebracht zijn op de portierspiegels.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het defectwaarschuwingslampje kortstondig branden en vervolgens na enkele seconden uit. Het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje gaat branden wanneer de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt om de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uit te schakelen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Wanneer het contact wordt uitgezet, wordt de toestand aangehouden die bestond alvorens het systeem werd uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het contact op OFF wordt gezet terwijl de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd zijn, blijven de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) geactiveerd wanneer het contact de volgende keer op ON wordt gezet.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)* Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) is bedoeld om de bestuurder tijdens het achteruitrijden te assisteren bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten door de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van voertuigen die vanaf de achterzijde naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) 1. Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) functioneert wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel (automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt. 2. Als er de kans bestaat op een botsing met een naderend voertuig, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje knipperen en wordt tegelijkertijd de waarschuwingszoemer geactiveerd.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje blijft branden. Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden. De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger. Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur of geparkeerd voertuig. Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/ knipperen. De portierspiegels zijn bedekt met sneeuw of ijs. Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstelbare snelheidsbegrenzer* De afstelbare snelheidsbegrenzer is een functie die voorkomt dat er niet sneller met de auto gereden kan worden dan een ingestelde snelheid. De rijsnelheid wordt geregeld zodat deze onder de ingestelde snelheid blijft ook als het gaspedaal wordt ingetrapt. De afstelbare snelheidsbegrenzer kan ingesteld worden tussen 30 km/h en 200 km/h. Bij het afrijden van een helling is het mogelijk dat de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Display van afstelbare snelheidsbegrenzer De instellingsstatus van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt getoond in de Active Driving Display of de display in de instrumentengroep. Standby display Wordt getoond wanneer de snelheidsbegrenzerschakelaar wordt bediend en het systeem wordt ingeschakeld. Wordt uitgeschakeld wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Hoofdindikatielampje van afstelbare snelheidsbegrenzer (Oranje)/ Indikatielampje van instelfunctie van afstelbare snelheidsbegrenzer (Groen) Dit indikatielampje heeft twee kleuren. Hoofdindikatielampje van afstelbare snelheidsbegrenzer (oranje) Dit indikatielampje gaat oranje branden wanneer op de snelheidsbegrenzerschakelaar wordt gedrukt en de afstelbare snelheidsbegrenzer geactiveerd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Wanneer het systeem tijdelijk wordt geannuleerd door het volledig intrappen van het gaspedaal, toont de afstelbare snelheidsbegrenzerdisplay de annuleringsdisplay. Als de rijsnelheid de ingestelde snelheid met ongeveer 3 km/h of meer overschrijdt terwijl de annuleringsdisplay wordt getoond, gaat de ingestelde snelheid display knipperen maar wordt er geen waarschuwingstoon gegeven.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het systeem werkt niet wanneer de kruissnelheidsregelaar is ingeschakeld. Het systeem wordt tijdelijk uitgeschakeld bij accelereren door krachtig intrappen van het gaspedaal, echter de werking wordt hervat wanneer de rijsnelheid tot aan de ingestelde snelheid of minder afneemt. Bij het afrijden van een helling is het mogelijk dat de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stadsverkeer-remassistent (SCBS)* Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de lasersensor van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING De stadsverkeer-remassistent (SCBS) kan niet beschouwd worden als remedie voor onveilige rijtechnieken: Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) biedt geen vrijwaring tegen onveilig of roekeloos rijgedrag, buitensporig hoge snelheden, bumperkleven (het te dicht achter een ander voertuig rijden) en het rijden op gladde wegen zoals natte, of met ijs en sneeuw bedekte wegen (verminderde wrijvingskracht van de banden tengevolge van een laag water op het
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen: Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat de stadsverkeerremassistent (SCBS) niet normaal functioneert of abusievelijk functioneert wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) zal niet functioneren als de bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal en stuurwiel). De stadsverkeer-remassistent (SCBS) functioneert onder de volgende omstandigheden. Wanneer de motor draait. Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingslampje (oranje) brandt niet. Bij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 30 km/h.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING In de volgende gevallen kan de lasersensor ten onrechte bepalen dat er een voorliggend voertuig is en is het mogelijk dat de stadsverkeer-remassistent (SCBS) in werking treedt. Voorwerpen op de weg bij de ingang van een bocht. Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijbaan passeren. Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg. Bij het passeren van een tolpoort welke voorzien is van een slagboom.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Indikatielampje van stadsverkeerremassistent (SCBS) (Rood) Als de stadsverkeer-remassistent (SCBS) in werking is, gaat het indikatielampje (rood) knipperen. Indikatie van automatische remwerking (Voertuigen met Active Driving Display) Wanneer de SCBS rem of de remhulp (SCBS remhulpsysteem) in werking is, wordt “SCBS automatische rem” in de Active Driving Display getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruitrijcamera (FSC)* Uw auto is uitgerust met een vooruitrijcamera (FSC). De vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen. Koplampregelsysteem (HBC) Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) De vooruitrijcamera (FSC) bepaalt de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en herkent rijbanen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen. Plaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen. Breng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de vooruitrijcamera (FSC).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Lasersensor* De lasersensor van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) bevindt zich aan de bovenzijde van de voorruit nabij de achteruitkijkspiegel. Houd voor de juiste werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) altijd het gedeelte van de voorruit rondom de lasersensor schoon. WAARSCHUWING Aangezien de kans bestaat op oogbeschadiging als gevolg van de laser, altijd onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht nemen: De sensor nooit verwijderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stralingsgegevens van lasersensor Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW Impulsduur: 33 ns Golflengte: 905 nm Divergentiehoek (horizontaal×verticaal): 28 graden×12 graden 4–145
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensoren (Achter)* Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren (achter). Dodehoekmonitorsysteem (BSM) Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of door een obstakel.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet normaal functioneert. De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt. Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder verzameld. Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Kruissnelheidsregelaar* Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer 25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden. WAARSCHUWING Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden: Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje)/ Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) Dit indikatielampje heeft twee kleuren. Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje) Het indikatielampje gaat oranje branden wanneer de kruissnelheidsregelaar geactiveerd is. Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) Het indikatielampje licht groen op wanneer een kruissnelheid is ingesteld.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Instellen van de gewenste constante snelheid 1. (Met afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON/OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. (Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. 2.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Verhogen van de kruissnelheid Volg een van onderstaande procedures. Verhogen van de snelheid met behulp van de bedieningsschakelaar van de kruissnelheidsregelaar Druk de SET schakelaar in en houd deze ingedrukt. De rijsnelheid neemt toe. Laat de schakelaar los, zodra de gewenste rijsnelheid bereikt wordt. Druk op de SET schakelaar en laat deze onmiddellijk los om de ingestelde snelheid af te stellen.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Tijdelijk annuleren Gebruik voor het tijdelijk annuleren van het systeem, een van de volgende methoden: Druk het rempedaal een weinig in. Het koppelingspedaal indrukken (alleen handgeschakelde versnellingsbak). Druk op de CANCEL schakelaar. Als de RESUME schakelaar wordt ingedrukt wanneer de rijsnelheid 25 km/h of hoger is, keert het systeem terug naar de eerder ingestelde snelheid.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem* Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn: De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie. De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren. De bandenspanning wordt afgesteld. De banden worden onderling uitgewisseld. Een band of wiel wordt vernieuwd. De accu is vernieuwd of volledig uitgeput. Het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem brandt. 4.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 1.5) Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 1.5) Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de uitlaatgassen van een dieselmotor.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 1.5) OPMERKING Wanneer het dieseldeeltjesfilter indikatielampje knippert, wordt het motorvermogen beperkt om het dieseldeeltjesfilter te beschermen.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Achteruitkijkmonitor* De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van de auto. WAARSCHUWING Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen: Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht reinigingsmiddel gebruiken. Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm), bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt. Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Weergavebereik op het scherm De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven. De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een specifieke lens.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Gebruik van de display Richtlijnen die de breedte van de auto aangeven (geel) worden op het scherm getoond bij wijze van referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan in vergelijking tot de breedte van de parkeerruimte die u op het punt staat in te rijden. Gebruik dit displayaanzicht wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Werking van de achteruitkijkmonitor De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.) (Displayconditie) (Voertuigconditie) 6.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie. Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief kunnen veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem* Wanneer bij het parkeren van de auto in een garage of bij het parallel inparkeren de versnellingshendel in de achteruitstand (R) staat, treedt het parkeersensorsysteem in werking dat met behulp van ultrasone sensoren obstakels rondom de auto opspoort. Het systeem is uitgerust met een hulpinrichting die de bestuurder op de hoogte stelt van de benaderde afstand vanaf de auto tot aan de omliggende hindernis via het gebruik van een zoemtoon.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de werking van het systeem hinderen. Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING Als er geen zoemtoon wordt gegeven is er mogelijk een defect in het systeem. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Het is mogelijk dat de zoemer die een storing in het systeem aangeeft niet wordt gehoord als de omgevingstemperatuur buitengewoon laag is, of als er zich modder, ijs of sneeuw aan het sensorgedeelte heeft vastgehecht. Verwijder alle vreemde bestanddelen van het sensorgedeelte.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorwaarschuwingszoemer Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Achterste hoeksensor Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Zoemtoon*1 Ongeveer 50—38 cm Gematigd onderbroken geluid Grote afstand Ongeveer 38—25 cm Middenafstand Snel onderbroken geluid Binnen ongeveer 25 cm Continu geluid Nabije afstand *1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
NOTITIES 4–174
5 Interieurvoorzieningen Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals klimaatregeling en audio-installatie. Klimaatregelsysteem .......................................................................... 5-2 Bedieningstips ............................................................................... 5-2 Bediening van de luchtroosters ..................................................... 5-3 Handbediend type .........................................................................
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bedieningstips Gebruik het klimaatregelsysteem wanneer de motor draait. Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de aanjagerregelknop niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten wanneer het contact op ON staat en de motor niet draait. (Met i-stop) De hoeveelheid luchtstroming kan enigszins afnemen wanneer de i-stop functie in werking is.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Afstelling van de luchtstroomrichting Bediening van de luchtroosters Afstelling van de luchtroosters Richten van de luchtstroom Voor het afstellen van de richting van de luchtstroom, de afstelknop verplaatsen. OPMERKING Knop Middelste luchtroosters (voorpassagier) Wanneer de airconditioning gebruikt wordt bij vochtig warm weer, bestaat de kans dat het systeem mist uit de luchtstroomroosters blaast.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Kiezen van de luchtstroomfunctie Dashboardluchtroosters Ontwasemings- en vloerluchtroosters Dashboard- en vloerluchtroosters Ontwasemingsluchtroosters Vloerluchtroosters 5–4
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Handbediend type Type A Achterruitverwarmingsschakelaar Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop Functiekeuzeregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor aanvoer van buitenlucht) Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor recirculerende lucht) Type B Achterruitverwarmingsschakelaar Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop Functiekeuzeregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor aanvoer van buitenlucht) Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor r
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Type C Achterruitverwarmingsschakelaar Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop Functiekeuzeregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar Type D Achterruitverwarmingsschakelaar Temperatuurregelknop Aanjagerregelknop A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar 5–6 Functiekeuzeregelknop
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Regelschakelaars Temperatuurregelknop (Type A/Type B/Type C) Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur. (Type D) Met deze regelknop wordt bij gebruik van de airconditioning de luchttemperatuur geregeld. Draai voor verlaging van temperatuur de knop rechtsom. A/C schakelaar (Type A/Type C/Type D) Druk de A/C schakelaar in om de airconditioning in te schakelen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem WAARSCHUWING WAARSCHUWING De stand voor recirculerende lucht bij koud of regenachtig weer niet gebruiken: Gebruik van de stand voor gerecirculeerde lucht bij koud of regenachtig weer is gevaarlijk aangezien dit het beslaan van de ruiten kan veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING Wanneer de voorruit beslaat, de functiekeuzeregelknop in de stand zetten. (Type A/Type C) Indien koelere lucht op gezichtsniveau gewenst is, de functiekeuzeregelknop in de stand zetten en de temperatuurregelknop afstellen zodat een optimaal comfort gehandhaafd blijft.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Ventilatie 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2. (Type A/Type B) Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht. (Type C/Type D) Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de . stand 3. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 4. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. Ontdooien en ontwasemen van de voorruit 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING (Type A/Type C) Schakel voor maximale ontwaseming de airconditioning in, zet de temperatuurregelknop in de hoogste stand en de aanjagerregelknop in stand 4. (Type A/Type C) Indien warme lucht bij de voetenruimte gewenst is, de functiekeuzeregelknop in stand zetten. (Type A/Type B) In stand wordt de stand voor aanvoer van buitenlucht automatisch gekozen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Volautomatisch type Europees model Temperatuurregelknop A/C schakelaar Aanjagerregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Behalve Europees model Temperatuurregelknop A/C schakelaar 5–12 Aanjagerregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Regelschakelaars Temperatuurregelknop OPMERKING Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur. Aanjagerregelknop De aanjager heeft zeven snelheden. AUTO stand De hoeveelheid luchtstroom wordt automatisch geregeld overeenkomstig de ingestelde temperatuur. Behalve AUTO stand De hoeveelheid luchtstroom kan afgesteld worden op het gewenste niveau door de regelknop te draaien.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Luchtinlaatkeuzeschakelaar De standen voor aanvoer van buitenlucht of recirculerende lucht kunnen worden gekozen. Druk op de schakelaar voor het kiezen van de stand voor aanvoer van buitenlucht of recirculerende lucht. Stand voor gerecirculeerde lucht (indikatielampje is aan) De aanvoer van buitenlucht is afgesloten.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Ontdooien en ontwasemen van de voorruit Zet de functiekeuzeregelaar in de stand en draai de aanjagerregelknop naar de gewenste snelheid. In deze stand wordt de stand voor aanvoer van buitenlucht automatisch gekozen en wanneer de aanjagerregelknop op ON staat wordt de airconditioning automatisch ingeschakeld. De airconditioning voert dan ontvochtig de lucht naar de voorruit en de zijruiten (pagina 5-4). De hoeveelheid luchtstroming zal toenemen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Antenne Ingebouwd type* OPGELET De antenne is in het ruitglas ingebouwd. OPGELET Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van een ruit met een antenne een zachte doek bevochtigd met lauw water en veeg de antennedraden voorzichtig af. Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen kan beschadiging van de antenne veroorzaken. OPMERKING Het verdient aanbeveling de antenne te verwijderen en in de cabine op te bergen wanneer u de auto onbeheerd achterlaat.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor audio-installatie OPMERKING WAARSCHUWING Stel de audio-installatie enkel af wanneer de auto stilstaat: Stel de bedieningstoetsen van de audio-installatie niet tijdens het rijden af. Afstellen van de audio-installatie tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien u hierdoor van de besturing van de auto kan worden afgeleid, waardoor een ernstig ongeluk kan ontstaan.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Radio-ontvangst AM karakteristieken AM signalen buigen rondom obstakels als gebouwen en bergen en worden door de ionosfeer weerkaatst. Dit is de reden waarom deze signalen langere afstanden kunnen overbruggen dan FM signalen. Echter dit kan ook tot gevolg hebben dat twee zenders tegelijk op dezelfde frequentie ontvangen worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Trillend/overspringend geluid FM signalen bewegen zich voort in rechte lijnen en worden afgezwakt in valleien, tussen hoge gebouwen, bergen en dergelijke. De ontvangst op dit soort plaatsen kan langzaam wegvallen en kan hinderlijke storende geluiden veroorzaken. Storing als gevolg van een te zwak signaal In sommige stedelijke gebieden is de ontvangst zwak, aangezien de zender zich op een te grote afstand bevindt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor de CD speler Condensvorming Onmiddellijk na het inschakelen van de verwarming wanneer de auto koud is, bestaat de kans dat de CD of de optische onderdelen (prisma en lens) in de CD speler overdekt raken met een laagje condens. In dat geval zal de CD zodra deze in het apparaat wordt gestoken onmiddellijk worden uitgeworpen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bij het rijden over oneffenheden verspringt het geluid. CD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven kunnen worden afgespeeld. Er kunnen geen andere discs worden weergegeven. Gebruik discs die legaal geproduceerd zijn. Als illegaal gekopiëerde discs zoals onwetmatig geproduceerde discs gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie De kans bestaat dat deze installatie bepaalde discs die gemaakt zijn met behulp van een computer niet kan afspelen als gevolg van de instelling van de gebruikte toepassing (schrijfsoftware). (Raadpleeg voor bijzonderheden de plaats van aankoop van de toepassing.) Het is mogelijk dat bepaalde tekstgegevens, zoals titels die opgenomen zijn op een CD-R/CDRW niet getoond worden wanneer muziekgegevens (CD-DA) afgespeeld worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Deze audio-installatie kan MP3 bestanden afspelen die zijn opgenomen op CD-R/CD-RW/CD-ROM's. Bij het benamen van een MP3 bestand, er voor zorgen een MP3 bestandsextensie (.mp3) achter de bestandsnaam toe te voegen. Het aantal tekens dat getoond kan worden is beperkt. Gespecialiseerde woordenlijst Bedieningstips voor WMA WMA is een afkorting van Windows Media Audio en is een audiocompressieformaat dat gebruikt wordt door Microsoft.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor AAC AAC staat voor Geavanceerde Audiocodering, een gestandaardiseerde stemcompressie, zoals bepaald door de ISO*1 werkgroep (MPEG). Audiogegevens kunnen gecreëerd en opgeslagen worden met een hogere compressieverhouding dan MP3. Dit apparaat geeft bestanden met de extensies (.aac/.m4a/.wav*2) weer als AAC bestanden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Als het geheugengedeelte van de DVD doorzichtig of doorschijnend is, de disc niet gebruiken. DVD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven of DVD-R/DVD R/DVD-RW/DVD RW die beschreven zijn met videodata (DVD-Video/DVD-VR bestand) kunnen worden afgespeeld. Doorzichtig Het is mogelijk bij nieuwe DVD's dat de binnenste en buitenste randen enigszins ruw zijn.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik geen reinigings-sprays voor grammofoonplaten, anti-statische reinigingsmiddelen of huishoudelijke spray-reinigers. Vluchtige chemische middelen zoals benzine en terpentijn kunnen het oppervlak van de DVD eveneens beschadigen en mogen dus niet worden gebruikt. Alle middelen die plastic aantasten, doen kromtrekken of dof maken mogen nooit voor het reinigen van DVD's worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Videogegevens (DVD-Video/DVDVR bestanden) die geschreven zijn naar DVD/DVD-R/DVD R/DVDRW/DVD RW kunnen worden afgespeeld. Dit apparaat is geschikt voor weergave van dubbellaagse DVD/ DVD-R. Het regionummer voor dit apparaat is [3]. DVD-Video/DVD-VR bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Woordenlijst DVD-Video DVD-Video is een videobeeldopslagstandaard zoals bepaald door het DVD forum. Er wordt gebruik gemaakt van “MPEG2”, een wereldwijde standaard in digitale compressietechnologie, die gemiddeld ongeveer 1/40-ste van de beeldgegevens comprimeert en deze opslaat. Verder wordt er gebruik gemaakt van een variabelesnelheid coderingstechnologie, welke de toegewezen hoeveelheid informatie verandert overeenkomstig de vorm van het schermbeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OGG bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.ogg” toe aan het einde van de bestandsnaam en schrijf deze vervolgens op de disc.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bedieningstips voor iPod Dit apparaat ondersteunt weergave van muziekbestanden die zijn opgenomen op een iPod. OPGELET iPod is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. Het is mogelijk dat de iPod niet compatibel is afhankelijk van het model of de versie van het besturingssysteem. In dit geval verschijnt een foutmelding. Verwijder de iPod wanneer deze niet wordt gebruikt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type A/Type B) Type A (RDS niet-compatibel) Type B (RDS compatibel) Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ...................................................................... pagina 5-32 Klok.................................................................................................................... pagina 5-34 Bediening van de radio (Type A) .......................................................................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars Audiodisplay Menutoets Aan/uit/volume/audioregelknop De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Installatie AAN/UIT Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie uit te schakelen. Afstelling van het volume Draai de aan/uit/volumeknop om het volume af te stellen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instelwaarde Aanduiding BT SETUP*2 12Hr 24Hr (12-uur/24-uur tijdsinstelling) Linksom draaien Rechtsom draaien Selecteer modus 12Hr (Knippert) 24Hr (Knippert) *1 Type B *2 Afhankelijk van het model is het mogelijk dat deze functie niet beschikbaar is. OPMERKING Als de display gedurende enkele seconden niet wordt bediend, keert deze terug naar de vorige display.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Klok :00 toets Audioregelknop Kloktoets Uren/minuten instelschakelaar Audiodisplay Menutoets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Instellen van de tijd Terugstellen van de tijd De klok kan op elk tijdstip worden ingesteld wanneer het contact op ACC of ON gezet wordt. 1. Houd de kloktoets ( ) gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. 2. Druk op de :00 toets (1). 3.
NOTITIES 5–35
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type A) Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Scan-toets Afstemtoets Bandkeuzetoetsen Automatische geheugenopslagtoets Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemming via scan Automatische geheugenopslag Houd de scan-toets ( ) ingedrukt om automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden. Houd voor het vasthouden van een zender de ) tijdens dit interval scan-toets ( nogmaals ingedrukt. Dit kunt U vooral gebruiken bij het rijden in een gebied waar de plaatselijke zenders niet bekend zijn.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type B) Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Scan-toets Afstemtoets Bandkeuzetoetsen Programmatype informatietoets Verkeersinformatietoets Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemming via scan Houd de scan-toets ( ) ingedrukt om automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden. Houd voor het vasthouden van een zender de ) tijdens dit interval scan-toets ( nogmaals ingedrukt. Radio data systeem (RDS) OPMERKING Het radio data systeem (RDS) werkt niet als dit zich buiten het servicegebied van het systeem bevindt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Programmatype informatie (PTY) Bepaalde FM zenders zenden programmatype codes uit. Met behulp van deze code kunnen alternatieve zenders die dezelfde programmatype codes uitzenden snel opgespoord worden. Druk in de FM modus op de programmatype informatietoets ( , ). De programmatype code en “PTY” wordt tijdens ontvangst getoond. Als er geen programmatype code is, wordt “None” getoond. (Kiezen van een programmatype:) 1.
NOTITIES 5–41
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de compact disc (CD) speler* Herhaalde weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Willekeurige volgorde Audiodisplay weergavetoets Spoor terug/ terugspoeltoets Spoor vooruit/ snelvooruitspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets Media/Scan-toets CD uitwerptoets CD gleuf De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Druk de mediatoets ( ) in om over te schakelen naar de CD-modus en start de weergave. OPMERKING De CD modus kan niet gekozen worden als er geen CD is ingestoken. Mapzoeken (tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave) Druk voor het veranderen naar de vorige map op de map omlaag toets ( ), of druk op de map omhoog toets ( ) om door te gaan naar de volgende map.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Herhaalde weergave Willekeurige weergave Tijdens muziek CD weergave Sporen worden willekeurig geselecteerd en weergegeven. 1. Druk op de herhaaltoets (1) tijdens weergave om het huidige spoor bij herhaling weer te geven. “TRACK RPT” wordt getoond ( wordt getoond naast RPT aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk nogmaals op de toets om de herhaalde weergave uit te schakelen. Tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave (Spoor herhalen) 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Overschakelen van de display Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Muziek CD Toets OPMERKING Informatie die op de audiodisplay wordt getoond De informatie die zichtbaar is op de display is enkel CD informatie (zoals artiestnaam, muziekstuktitel) die op de CD is opgenomen. Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Gebruik een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type C/Type D) OPMERKING De verklaring van functies die in deze handleiding worden beschreven kunnen afwijken van de feitelijke bediening en de vormen van de getoonde schermen, toetsen, letters en tekens kunnen eveneens van de feitelijke weergave verschillen. Bovendien kunnen afhankelijk van toekomstige softwareupdates gegevens zonder voorafgaande kennisgeving successievelijk worden gewijzigd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Schakelaars rondom de commanderknop De volgende bedieningen kunnen worden uitgevoerd door het indrukken van de schakelaars rondom de commanderknop. : Toont het thuisscherm. : Toont het Amusementscherm. : Toont het navigatiescherm (Alleen voertuigen uitgerust met navigatie). Zie voor bediening van het navigatiescherm de handleiding van het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de commanderknop (Selectie van pictogrammen op het scherm) 1. Kantel of draai de commanderknop en verplaats de cursor naar het gewenste pictogram. 2. Druk op de commanderknop en selecteer het pictogram. OPMERKING Voor bepaalde functies is het ook mogelijk de commanderknop lang ingedrukt te houden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van het aanraakpaneel OPGELET Oefen geen druk uit op het scherm en druk er niet met puntige voorwerpen tegen. Anders bestaat de kans op beschadiging van het scherm. OPMERKING Om veiligheidsredenen is tijdens het rijden de bedieningsfunctie van het aanraakpaneel uitgeschakeld. Basisbedieningsmethode AANRAKEN & TIKKEN 1. Raak of tik het item aan dat op het scherm wordt getoond. 2. De bediening gaat van start en het volgende item wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie SCHUIVEN 1. Raak het instellingsitem aan dat wordt getoond met een schuifbalk. 2. Raak de schuifregelaar met uw vinger aan en verplaats deze naar het gewenste niveau. VEGEN 1. Raak het scherm met uw vinger aan en beweeg het omhoog of omlaag. 2. Items die niet zichtbaar waren kunnen worden getoond. Terugkeer naar het vorige scherm 1. Raak aan. Tonen van het thuisscherm 1. Raak aan.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Thuisscherm Pictogram Functie Applicaties Informatie zoals gemiddeld brandstofverbruik, onderhoud en waarschuwingen kunnen worden geverifieerd. Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Entertainment Bedient audiobronnen zoals de radio en CD's. De meest recent gebruikte audiobron wordt getoond. Een audiobron die op dat moment niet kan worden gebruikt wordt overgeslagen en de voorheen gebruikte audiobron wordt getoond.
NOTITIES 5–53
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Volume/Display/Geluid regelaars Commanderschakelaar Audiobedieningsschakelaar Volumeschakelaar Volumeregelknop Afstelling van het volume Dag/nacht Modus scherm instellen Draai de volumeregelknop van de commanderschakelaar. De volumeschakelaar op het stuurwiel kan ook worden ingedrukt. Het dag- of avondscherm kan worden geselecteerd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstelling van het audiogeluid Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. tabblad om het item te Selecteer het selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type C) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De Favorietenlijst omvat zowel AM als FM radiozenders. Registreren onder Favorieten pictogram om de Druk lang op het huidige radiozender te registreren. De registratie kan ook worden uitgevoerd door gebruik van onderstaande procedure. 1. Selecteer het pictogram om de favorietenlijst te tonen. . 2. Selecteer . 3.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de radio (Type D) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de lijst van ontvangbare RDS radiozenders (Alleen FM). Toont de zenderlijst (Alleen AM).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Wanneer het of pictogram wordt geselecteerd terwijl FM is gekozen, worden de programma’s geselecteerd. Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De favorietenlijst omvat zowel AM, FM als DAB radiozenders. Registreren onder Favorieten pictogram om de Druk lang op het huidige radiozender te registreren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AF/REG in- of uitschakelen Selectie uit de zenderlijst Selecteer in de FM modus het pictogram om over te schakelen naar het FM instellingenscherm. AF/REG in- of uitschakelen gebeurt als volgt: (AF modus aan/uit) Selecteer Aan/Uit op het FM instelscherm. (REG modus aan/uit) Selecteer Aan/Uit terwijl de AF modus is ingeschakeld. De lijst van ontvangbare RDS radiozenders wordt getoond. U kunt de zender die u wilt beluisteren gemakkelijk uit de lijst selecteren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de Digital Audio Broadcasting (DAB) radio (Type D)* Wat is DAB radio? DAB radio is een digitaal radiouitzendsysteem. DAB radio biedt radiogeluid van hoge kwaliteit en maakt gebruik van een automatische frequentieoverschakelfunctie in grensgebieden. Door het tonen van de radiotekst, kan informatie zoals de naam van het muziekstuk en de naam van de artiest getoond worden. Radio AAN 1. Selecteer 2. Selecteer getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-54. Voorbeeld van gebruik (Zenderlijst updaten en DAB radio beluisteren) 1. Selecteer het pictogram en toon het volgende scherm. Instellen van DAB radio 1. Selecteer tijdens gebruik van DAB pictogram. radio het 2. Selecteer het gewenste item en maak de instelling.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Afhankelijk van de radiozender is het mogelijk dat radiotekst niet wordt getoond. In DAB-FM modus kan de radiotekst niet worden getoond. Als er geen DAB radiosignaal is, wordt “Signaal verloren” op het scherm getoond. Wijzig het ensemble of de radiozender of update de zenderlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de compact disc (CD) speler* CD uitwerptoets Type Muziek/MP3/WMA/ AAC CD speler Afspeelbare gegevens Muziekgegevens (CDDA) MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING Als een disc zowel muziekgegevens (CD-DA) als MP3/WMA/AAC bestanden bevat, verschilt de weergave van de twee of drie bestandstypen afhankelijk van de manier waarop de disc werd opgenomen. CD gleuf Insteken van de CD Steek de CD in de gleuf met het label naar boven gericht.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een CD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen in Amusementscherm. Wanneer het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. (Muziek CD) Toont de sporenlijst van de CD. Selecteer het spoor dat u wilt afspelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Als dit binnen enkele seconden nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen wordt geselecteerd, wordt het eerdere muziekstuk geselecteerd. Als er meer dan een paar seconden zijn verstreken nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen, wordt het muziekstuk dat op het huidige moment wordt afgespeeld vanaf het begin opnieuw afgespeeld. Lang indrukken voor snelterugspoelen. Deze stopt wanneer u uw hand van het pictogram of de commanderknop wegneemt.
NOTITIES 5–67
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening van de DVD (Digital Versatile Disc) speler* DVD gleuf Type DVD VIDEO/DVDVR speler Afspeelbare gegevens DVD VIDEO/DVD-VR bestand Insteken van de DVD Steek de DVD in de gleuf met het label naar boven gericht. De DVD wordt automatisch naar binnen getrokken en het bovenste menuscherm van de DVD disc en de controller worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een DVD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het wordt geselecteerd, wordt het bovenste menuscherm van Amusementscherm. Wanneer de DVD en de controller getoond. Wanneer het afspelen door middel van bediening van de controller wordt gestart, worden de volgende pictogrammen aan de onderzijde van het scherm getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om veiligheidsredenen worden tijdens het rijden geen beelden getoond. Schuif de van de controller om de controller te verplaatsen. Als de modus wordt overgeschakeld naar DVD modus nadat het afspelen van de DVD is gestopt, begint het afspelen opnieuw zonder dat het DVD menuscherm wordt getoond. Instellen van de beeldkwaliteit Helderheid, contrast, tint en kleurdichtheid kunnen worden afgesteld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instellingen OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Selecteer het Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen. U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen: Tabblad AD-Disp Display Veiligheid Geluid Onderwerp Hoogte Helderheidscontrole Overige Zie Actief rijden display op pagina 4-38.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Tabblad Onderwerp Functie Hiermee worden toetsverklaringen aan/uit gezet. Tooltips Taal Verandert de taal. Temperatuur Verandert de instelling tussen Fahrenheit en Celsius. Afstand Verandert de instelling tussen mijlen en kilometers. Gebruikt voor het bijwerken van Gracenote®. Gracenote wordt gebruikt met USB audio en biedt: Systeem Muziekdatabase updaten Geheugen en instellingen worden teruggesteld naar de fabrieksinstellingen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Toepassingen Gebruik van de audiobedieningsschakelaar* OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Zonder Bluetooth® handsfree pictogram op het Selecteer het thuisscherm en toon het Toepassingen scherm. De volgende informatie kan worden geverifieerd. Bovenkant scherm Brandstofverbruik Onderwerp Functie Brandstofverbruik Zie Bedrijfstoestand Brandstofverbruikmonitor Energiebesparingsdisplay op pagina 4-98.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstellen van het volume Druk de volumetoets omhoog om het volume te verhogen ( ). Druk de volumetoets omlaag om het volume te verlagen ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie USB Audio/Bluetooth® Audio/CD Druk op de zoektoets ( ) om vooruit te springen naar het begin van het volgende spoor. Druk op de zoektoets ( ) binnen enkele seconden na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de zoektoets ( ) nadat enkele seconden zijn verstreken om de weergave vanaf het begin van het huidige spoor te starten. Houd de zoektoets ( , ) ingedrukt om de sporen continu omhoog of omlaag af te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AUX/USB/iPod modus Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel is vereist. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type C/Type D (Met DVD/CD speler) Ingang voor extra apparatuur OPGELET USB poort Gebruik van de AUX modus (Type A/ Type B) ............................. pagina 5-79 Gebruik van de USB modus (Type A/ Type B) .............................. pagina 5-80 Gebruik van de iPod modus (Type A/ Type B) .............................. pagina 5-84 Gebruik van de AUX modus (Type C/ Type D) ..............................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de hulpaansluitingen niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. Wanneer apparatuur wordt aangesloten op de ingang voor extra apparatuur of USB poort, kan er zich storing voordoen afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aansluiting van een apparaat 1. Als de AUX ingang of USB poort voorzien is van een afdekkapje, het afdekkapje verwijderen. 2. Sluit de stekker van het apparaat aan op de USB poort. Aansluiten met behulp van een verbindingskabel 1. Als de AUX ingang of USB poort voorzien is van een afdekkapje, het afdekkapje verwijderen. 2. Sluit de stekker van het apparaat/ verbindingskabel aan op de ingang voor extra apparatuur/USB poort.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de USB modus (Type A/Type B) Willekeurige volgorde weergavetoets Audiodisplay Herhaalde weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Spoor terug/terugspoeltoets Map omhoog toets Media/Scan-toets Spoor vooruit/ Map omlaag toets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. snelvooruitspoeltoets Type Afspeelbare gegevens USB modus MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING USB 3.0 apparatuur wordt door deze installatie niet ondersteund.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de spoor terug toets ( ) nadat enkele seconden zijn verstreken om de weergave vanaf het begin van het huidige spoor te starten. Herhaalde weergave Spoor herhalen 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Alles willekeurig OPMERKING 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave en druk vervolgens binnen 3 seconden nogmaals op de toets om de sporen op het USB apparaat in willekeurige volgorde weer te geven. “ALL RDM” wordt getoond ( wordt getoond naast RDM aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk nogmaals op de toets om de weergave in willekeurige volgorde uit te schakelen.
NOTITIES 5–83
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de iPod modus (Type A/Type B) Audiodisplay Teksttoets Willekeurige volgorde weergavetoets Herhaalde weergavetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/ snelvooruitspoeltoets Weergave/pauzetoets Categorie omlaag toets Categorie omhoog toets Lijst omhoog toets Lijst omlaag toets Media/Scan-toets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Muziekscan Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden (afhankelijk van de iPod softwareversie) na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Willekeurige weergave Overschakelen van de display Sporen worden willekeurig geselecteerd en weergegeven. Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Muziekstuk willekeurig 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave om de sporen in de lijst in willekeurige volgorde weer te geven.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Display scrollen 13 lettertekens kunnen gelijktijdig worden getoond. Houd voor het tonen van de rest van de lettertekens van een lange titel de teksttoets (3) ingedrukt. De display toont de volgende 13 lettertekens. Houd de teksttoets (3) nogmaals ingedrukt nadat de laatste 13 lettertekens getoond zijn om terug te keren naar het begin van de titel. Foutaanduidingen (Type A/Type B) Als u een foutaanduiding op de display ziet, de oorzaak in de tabel opzoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de AUX modus (Type C/Type D) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. om over te schakelen naar de AUX modus. De volgende pictogrammen 2. Selecteer worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. of om over te schakelen naar de USB modus. De volgende 2. Selecteer pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. De lijst met categorieën wordt getoond. De huidige sporenlijst wordt getoond. Selecteer een gewenst spoor om dit af te spelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Verplaats de schuifregelaar die de afspeeltijd aangeeft om over te gaan naar de gewenste lokatie op het spoor. Het aanzicht van de pictogrammen voor herhalen en shuffle veranderen afhankelijk van de soort bedieningsopdracht waarbij de functie wordt gebruikt. Categorielijst pictogram om de volgende categorielijst te tonen. Selecteer het Selecteer een gewenste categorie en item. Categorie Afspeellijst Artiest Toont de artiestnaamlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Voorbeeld van gebruik (afspelen van alle sporen in een USB apparaat) OPMERKING (Methode 1) Alleen de sporen in de gewenste map geselecteerd in stap 3 worden afgespeeld. 1. Selecteer voor het tonen van de categorielijst. . 2. Selecteer Alle sporen in het USB apparaat worden getoond. 3. Selecteer een gewenst spoor. Het geselecteerde spoor wordt afgespeeld. Alle sporen in het USB apparaat kunnen worden afgespeeld door continue weergave.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gracenote Database (Type C/Type D) Wanneer een USB apparaat op dit apparaat wordt aangesloten en audio wordt weergegeven, wordt de albumnaam, artiestnaam, het genre en de titelinformatie automatisch getoond als er een overeenkomst is tussen de databasecompilatie van het voertuig en de muziek die wordt afgespeeld. De informatie die in dit apparaat is opgeslagen maakt gebruik van de databaseinformatie in de Gracenote-muziekherkenningservice.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie U verklaart dat u Gracenote-gegevens, de Gracenote-software en Gracenote-servers uitsluitend zult gebruiken voor persoonlijke niet-commerciële doeleinden. U verklaart de Gracenote-software of enige Gracenote-gegevens niet af te staan, te kopiëren, over te dragen of te verzenden aan derden. U VERKLAART DAT U GRACENOTE-GEGEVENS, DE GRACENOTE-SOFTWARE OF GRACENOTE-SERVERS NIET ZULT GEBRUIKEN OF EXPLOITEREN OP ANDERE WIJZE DAN HIER UITDRUKKELIJK IS BESCHREVEN.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bijwerken van de database De Gracenote media database kan bijgewerkt worden met behulp van een USB apparaat. 1. 2. 3. 4. Sluit een USB apparaat aan die de software bevat voor het bijwerken van Gracenote. pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Selecteer het tabblad en selecteer . Selecteer het . De lijst van het updatepakket dat is opgeslagen in het USB apparaat en Selecteer de versie worden getoond. 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth®* Beschrijving van Bluetooth® handsfree Wanneer Bluetooth® apparatuur (mobiele telefoon) op de Bluetooth® eenheid van de auto wordt aangesloten via draadloze verbinding, is het mogelijk telefoongesprekken te voeren of te ontvangen met behulp van de sprekentoets, opneemtoets, ophangtoets op de audiobedieningsschakelaar of door bediening van de middendisplay.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPGELET Bepaalde Bluetooth® mobiele apparatuur is niet compatibel met de auto. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur, Mazda's telefonische klantenservice of website voor informatie betreffende compatibiliteit van Bluetooth® mobiele apparatuur: Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Microfoon (handsfree) De microfoon wordt gebruikt voor het inspreken van spraakopdrachten of voor het houden van een handsfree-telefoongesprek. Sprekentoets, opneemtoets en ophangtoets (handsfree) De basisfuncties van Bluetooth® handsfree kunnen worden gebruikt voor bijvoorbeeld bellen of ophangen via het gebruik van de spreken-, opneem- en ophangtoetsen op het stuurwiel.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gereed maken van Bluetooth® (Type A/Type B) Gereed maken van Bluetooth®handsfree Instelling van de paringcode De 4-cijferige paringcode voor de registratie van uw mobiele telefoon (paring) kan tevoren worden ingesteld. OPMERKING De standaard ingestelde waarde is “0000”. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Apparatuur kan enkel gepaard worden wanneer de auto geparkeerd is. Als de auto in beweging komt zal de paringprocedure beëindigd worden. Paren tijdens het rijden is gevaarlijk - paar uw apparatuur alvorens u begint te rijden. Parkeer de auto op een veilige plaats alvorens het paren uit te voeren.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Zeg binnen 10 seconden een gepaarde “apparatuurnaam”. Als meer dan twee stuks apparatuur gepaard moeten worden, kunnen deze niet gepaard worden met dezelfde of een gelijkluidende “apparatuurnaam”. OPMERKING 14.Prompt: “Toevoegen XXXXXX - - - (Bijv. “Stan's apparatuur”) (apparatuurnaam). is dit nummer correct?” 15.Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” 16.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Zeg: [Geluidssignaal] “Lijst” 7. Prompt: “XXXXX..., XXXXX..., XXXXX... (Bijv. Apparatuur A, apparatuur B, apparatuur C)” (De gesproken begeleiding leest de apparatuurnamen op die in het handsfree systeem geregistreerd zijn.) Druk tijdens het oplezen bij de gewenste apparatuur met een korte druk op de sprekentoets en geef vervolgens een van de volgende spraakopdrachten om deze uit te voeren.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® (Muziekspeler) Wissen van een apparaat 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende Koppelingsopties, Bevestiging Prompts, Taal, Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of Selecteer muziekspeler.” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Selecteer muziekspeler” 5. Prompt: “Noem de naam van het apparaat dat u wilt selecteren. Beschikbare apparaten zijn XXXXX... (Bijv. apparatuur A), XXXXX... (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 8. Zeg: [Geluidssignaal] “X” (Zeg het nummer van de apparatuur die u wilt gewist.) OPMERKING Zeg “Alles” voor het verwijderen van alle apparatuur (mobiele telefoon). 9. Prompt: “Wordt gewist XXXXX... (Bijv. apparatuur B...) (Geregistreerde apparatuurnaam). is dit nummer correct?” 10.Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” 11. Prompt: “Gewist” Bewerken van geregistreerde apparatuur 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Draai de audioregelknop en kies de gewenste modus. Type B * * * Display * PAIR DEVICE Modus Paringmodus Functie Paren van Bluetooth® audioapparatuur Wijzigen van de verbinding Modus voor LINK CHANGE verbindingswijziging naar Bluetooth® audioapparatuur *De indicatie verandert afhankelijk van de geselecteerde modus.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als Bluetooth® audioapparatuur reeds met de auto is gepaard als een handsfree mobiele telefoon, hoeft deze niet nogmaals gepaard te worden wanneer de apparatuur als Bluetooth® audioapparatuur gebruikt wordt. Omgekeerd hoeft de apparatuur niet nogmaals gepaard te worden als een handsfree mobiele telefoon als deze reeds als Bluetooth® audioapparatuur gepaard is. Registratie van apparatuur is ook mogelijk met behulp van spraakherkenning.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Als het paren gefaald heeft, knippert “Err” gedurende drie seconden. Het paren kan niet tijdens het rijden uitgevoerd worden. Als u probeert het paren uit te voeren tijdens het rijden, wordt “PAIR DISABLE” getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Selectie van apparatuur Als meerdere apparatuur wordt gepaard, verbindt de Bluetooth® eenheid de laatst gepaarde apparatuur. Als u andere gepaarde apparatuur wilt verbinden, is het nodig de verbinding te wijzigen. Na het wijzigen van de verbinding blijft de volgorde van prioriteit van de apparatuur behouden, ook wanneer het contact wordt uitgezet. 1. Selecteer met behulp van de audioregelknop de verbindingswijzigingmodus “LINK CHANGE” in de “BT SETUP” modus.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Als een handsfree type mobiele telefoon de meest recent gepaarde apparatuur is, verbindt de Bluetooth® eenheid deze apparatuur. Als u een Bluetooth® type audioapparatuur wilt gebruiken dat reeds eerder met de Bluetooth® eenheid is gepaard, dient de verbinding gewijzigd te worden naar deze apparatuur.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Als een andere selectie dan “GO BACK” is gemaakt en de audioregelknop wordt ingedrukt, wordt “SURE ? NO” getoond. 6. Draai de audioregelknop rechtsom en schakel de display over naar “SURE ? YES”. OPMERKING De display verandert als volgt afhankelijk van of de audioregelknop rechtsom of linksom wordt gedraaid. -Rechtsom: “SURE ? YES” wordt op de display getoond -Linksom: “SURE ? NO” wordt op de display getoond Informatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Beschikbare talen (Type A/Type B) De beschikbare talen zijn Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Duits, Nederlands en Portugees. Als de taalinstelling wordt veranderd, worden alle gesproken begeleiding en spraakinvoeropdrachten in de gekozen taal gedaan. OPMERKING Als de taalinstelling wordt veranderd, blijft de apparatuurregistratie behouden. Telefoonboekgegevens worden niet gewist, echter voor elke taal is er een apart telefoonboek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Prompt: “Een moment alstublieft, het telefoonboek in het Frans wordt geïnstalleerd. Frans is geselecteerd.” (Gesproken in de nieuw geselecteerde taal). Spraakherkenning (Type A/Type B) In dit hoofdstuk wordt het basisgebruik van de spraakherkenning verklaard. Activeren van de spraakherkenning Activeren van het hoofdmenu: Druk de opnementoets of sprekentoets kort in.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: Tijdens de gesproken begeleiding of het klinken van de zoemer is gebruik van de spraakherkenning niet mogelijk. Wacht totdat de gesproken begeleiding of de pieptoon is beëindigd alvorens uw opdrachten uit te spreken. Dialecten of een andere bewoording dan de handsfree prompts kunnen niet door de spraakherkenning worden herkend.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Bluetooth® handsfree met een wachtwoord 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Prompt: “Handenvrije systeem is geblokkeerd. Voer het wachtwoord in om verder te gaan.” 3. Zeg: [Geluidssigaal] “XXXX” (Zeg het ingestelde wachtwoord, “PCode”.) 4. Als het correcte wachtwoord wordt ingevoerd, kondigt de gesproken begeleiding “XXXXXX... (Bijv. “Mary's apparatuur”) (apparatuurnaam) is aangesloten” wordt aangekondigd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 7. Prompt: “Bevestiging prompts staat uit/aan.” Spraakherkenningleerfunctie (gebruikerspraakregistratie) (Type A/Type B) Met de spraakherkenningleerfunctie is spraakherkenning mogelijk overeenkomstig de karakteristieken van de spraak van de gebruiker. Als de herkenning van de spraakinvoeropdrachten gericht aan het systeem niet adequaat is, kan met behulp van deze functie de spraakherkenning van de gebruiker door het systeem in grote mate verbeterd worden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Opnieuw leren van spraakherkenning Als spraakherkenning leren reeds is gebeurd. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Inspreken” 3. Prompt: “Registratie is geactiveerd/ gedeactiveerd. Wilt u deze deactiveren/ activeren, of opnieuw inspreken?” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Opnieuw inspreken” 5. Prompt: “Dit moet u doen in een stille omgeving terwijl de auto stilstaat.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Spraakherkenning leren aan/uit Paringprocedure 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Inspreken” 3. Prompt: “Registratie is geactiveerd/ gedeactiveerd. Wilt u deze deactiveren/ activeren, of opnieuw inspreken?” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Deactiveren” of “Activeren”. 5. Wanneer “Deactiveren” wordt uitgesproken, wordt het spraakherkenning leren uitgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Voor het automatisch downloaden van de belhistorie en berichten, moeten alle automatische downloadinstellingen zijn ingeschakeld. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-140. Nadat apparatuur is geregistreerd, wordt de apparatuur automatisch door het systeem geïdentificeerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Loskoppelen van apparatuur Wijzigen van de pincode 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. tabblad. 2. Selecteer het . 3. Selecteer 4. Schakel de Bluetooth® instelling in. 5. Selecteer de naam van het huidige verbonden apparaat. . 6. Selecteer De pincode (4 cijfers) kan gewijzigd worden. Wissen van een apparaat 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. tabblad. 2. Selecteer het . 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overslaan van de gesproken begeleiding (voor sneller gebruik) Druk de sprekentoets in en laat deze los. Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: Storingzoeken voor spraakherkenning Zeg “instructieprogramma” of “help” als u in de spraakherkenningsmodus een bedieningsmethode niet begrijpt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als de prestaties van de spraakherkenning onvoldoende zijn. Zie Oplossen van problemen op pagina 5-156.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bediening van de audio-installatie met behulp van spraakherkenning (Type C/ Type D) Hoofdaudiobediening Onderstaande opdrachten zijn voorbeelden van de beschikbare opdrachten. Wanneer de sprekentoets wordt ingedrukt en de volgende opdracht wordt uitgesproken, kan de audio worden bediend. De opdrachten tussen ( ) kunnen worden weggelaten. De betreffende naam en het nummer worden tussen de {} ingevoerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type A/Type B)* Bellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de naam van een persoon (gesproken naam) waarvan het telefoonnummer tevoren in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Telefoonboekregistratie. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Bel” 3. Prompt: “Naam alstublieft.” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX... (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 15.Prompt: “XXXXXXXXXXX (telefoonnummer registratie). Voeg na de pieptoon meer nummers toe, of zeg 'Terug,' om het laatst toegevoegde nummer nogmaals toe te voegen, of druk op de knop 'Opnemen' om het nummer op te slaan.” 16.(Registratie) Druk de opnementoets in of zeg “Toevoegen” en ga dan verder naar stap 17. (Telefoonnummer toevoegen/ invoeren) Zeg “XXXX” (gewenste telefoonnummer) en ga dan verder naar stap 15. (Telefoonnummercorrectie) Zeg, “Terug”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Telefoonboek bewerken De gegevens die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd kunnen worden bewerkt. OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat. Dit is te afleidend om tijdens het rijden te proberen en u maakt dan mogelijk teveel fouten zodat dit weinig effectief is. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Telefoonboek” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Data wissen uit telefoonboek (Volledige verwijdering van de telefoonboekgegevens) (Wissen van afzonderlijke telefoonboekdata) Alle gegevens die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd kunnen worden gewist. Afzonderlijke gegevens die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd kunnen worden gewist. OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplezing van de namen die in het Bluetooth® handsfree telefoonboek zijn geregistreerd Bluetooth® handsfree kan de lijst van namen oplezen die in het telefoonboek zijn geregistreerd. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Telefoonboek” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: Voeg Nieuw Contactpersoon Toe, Bewerken, Naam Toevoegen, Wissen, Alles Verwijderen, of Importeer contactpersoon.” 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. (Bellen) Druk de opnementoets in of zeg “Nummer keuze” en ga dan verder naar stap 7. (Telefoonnummer toevoegen/ invoeren) Zeg “XXXX” (gewenste telefoonnummer) en ga dan verder naar stap 5. (Telefoonnummercorrectie) Zeg, “Terug”. De prompt antwoordt, “Terug. De laatst toegevoegde nummers zijn verwijderd.”. Ga dan terug naar stap 3. 7. Prompt: “Bellen” OPMERKING De “Nummer keuze” opdracht en een telefoonnummer kunnen gecombineerd worden. Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overbrengen van een gesprek van handsfree naar een apparaat (mobiele telefoon) Communicatie tussen de handsfreeeenheid en apparatuur (mobiele telefoon) wordt geannuleerd en de lijn kan overgeschakeld worden naar een standaard gesprek met gebruik van apparatuur (mobiele telefoon). 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Gesprek door schakelen” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bellen met gebruik van een telefoonnummer 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Nummer keuze” 3. Prompt: “Het nummer alstublieft” 4. Zeg:[Geluidssignaal] “XXXXXXXXXXX (telefoonnummer)” 5. Prompt: “XXXXXXXXXXX. (Telefoonnummer) Voeg na de pieptoon meer nummers toe, of zeg 'Terug,' om het laatst toegevoegde nummer nogmaals toe te voegen, of druk op de knop 'Opnemen' om te bellen.” 6.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type C/Type D)* Bellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de contactnaam in het gedownloade telefoonboek of de naam van een persoon waarvan het telefoonnummer in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Contact importeren (telefoonboek downloaden) 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg: “bellen XXXXX... (Bijv. “John”) Mobiel”. 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als “Alle contactpersonen importeren” wordt uitgevoerd na het opslaan van het telefoonboek in de Bluetooth® eenheid, wordt het telefoonboek overschreven. Maximaal 1000 contacten kunnen in het telefoonboek geregistreerd worden. Telefoonboek, registratie van inkomende/uitgaande gesprekken en favorietgeheugens zijn ter bescherming van de privacy voor elke mobiele telefoon specifiek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Selecteer . Veranderen van de weergavevolgorde van uw favorietenlijst 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. voor het tonen van 2. Selecteer de favorietenlijst. . 3. Selecteer . 4. Selecteer 5. Het contact kan worden verplaatst nadat dit is geselecteerd. 6. Verschuif het contact of verplaats dit met behulp van de commanderschakelaar en selecteer . vervolgens Veranderen van de contactnaam van uw favorieten pictogram op het 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Terugbelfunctie Belt de laatste persoon (de laatste persoon op de lijst van inkomende gesprekken) die uw mobiele telefoon/auto heeft gebeld. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Ontvangen van een inkomend gesprek Wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen, wordt het kennisgevingscherm voor inkomende gesprekken getoond. De instelling “Binnenkomende gespreksinformatie” moet aan zijn. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-140. Druk voor het aannemen van het gesprek op de opneemtoets op de op het scherm.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie DTMF (tweevoudige toon multi-frequentie signaal) transmissie Deze functie wordt gebruikt wanneer DTMF via het cijfertoetsenbord wordt verzonden. De ontvanger van een DTMF transmissie is in het algemeen een huistelefoonantwoordapparaat of de geautomatiseerde telefooncentrale van een bedrijf. Toets het nummer in met behulp van een cijfertoetsenbord.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Berichten ontvangen en beantwoorden (alleen beschikbaar bij telefoons die compatibel zijn met e-mail/SMS) SMS (Korte Berichten Service) berichten en e-mail die ontvangen wordt door aangesloten apparatuur kunnen gedownload, weergegeven en afgespeeld (door het systeem uitgelezen) worden. Ook kunnen antwoorden gemaakt worden op telefoonoproepen en berichten in de ontvangen berichten.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Ontvangen van berichten (Methode 1) Wanneer een apparaat een bericht ontvangt, wordt een bericht-ontvangen mededeling getoond. De instelling “Email informatie” (E-mail) of “SMS informatie” (SMS) moet aan zijn. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-140. en toon het bericht. Selecteer (Methode 2) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. en toon de nieuwe 2. Selecteer berichtenlijst voor e-mail en SMS. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de details op het bericht. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Pictogram Functie Toont het Communicatiemenu. Toont het Postvak In. Geeft een bericht weer. Wanneer dit opnieuw wordt geselecteerd, wordt de weergave tijdelijk stopgezet. Toont het vorige bericht. Toont het volgende bericht.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (verifieer ongelezen e-mail) pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. om het Postvak In te 2. Selecteer tonen. 5. Wanneer het bericht wordt ingevoerd en wordt geselecteerd, wordt het bericht als een voorgeprogrammeerd bericht opgeslagen. OPMERKING Selecteer het pictogram om de taal te wijzigen. Selecteer het pictogram om over te schakelen tussen hoofdletters en kleine letters.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Communicatie-instellingen Selecteer het Selecteer Onderwerp pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. om de instelling wijzigen. Instelling Functie — Ga naar het Bluetooth® instelmenu. Zie Gereed maken van Bluetooth® (Type C/Type D) op pagina 5-116. Binnenkomende gespreksinformatie Aan/Uit Geeft een melding wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen. Autom.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type A/Type B)* OPMERKING Bluetooth® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 2.0 Responsprofiel A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van de Bluetooth® audioinstallatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient gepaard te worden met de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Snelvooruitspoelen/Terugspoelen (AVRCP Ver. 1.3) Snelvooruitspoelen Houd de snelvooruitspoeltoets ( ingedrukt. ) Terugspoelen Houd de terugspoeltoets ( ) ingedrukt. Display scrollen Alleen 13 lettertekens kunnen gelijktijdig worden getoond. Houd voor het tonen van de rest van de lettertekens van een lange titel de teksttoets (3) ingedrukt. De display toont de volgende 13 lettertekens.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type C/Type D)* Bluetooth® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 1.1/1.2/2.0 EDR/2.1 EDR/3.0 (conformiteit) Responsprofiel A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3/1.4 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Het batterijverbruik van Bluetooth® audioapparatuur neemt toe wanneer dit via Bluetooth® is verbonden. Als een gangbare mobiele telefoon USB wordt aangesloten tijdens muziekweergave via een Bluetooth® verbinding, wordt de Bluetooth® verbinding verbroken. Om deze reden is muziekweergave via een Bluetooth® verbinding en muziekweergave via een USB verbinding niet tegelijkertijd mogelijk.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van de Bluetooth® audio-installatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient gepaard te worden met de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie (AVRCP Ver. 1.3 of hoger) Speelt het muziekstuk dat op dit moment wordt afgespeeld nogmaals af. Wanneer deze opnieuw worden geselecteerd, worden de muziekstukken in de map bij herhaling afgespeeld. Selecteer het muziekstuk nogmaals om dit te annuleren. Pictogrammen veranderen wanneer het muziekstuk wordt herhaald of de map wordt herhaald. (AVRCP Ver. 1.3 of hoger) Speel de muziekstukken in de map in willekeurige volgorde af.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Bij het zoeken naar een muziekstuk vanaf het hoogste niveau van een apparaat) 1. Selecteer het pictogram en toon de lijst met mappen/bestanden op het hoogste niveau. Informatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de middendisplay getoond. AVRCP Ver. lager dan 1.3 2. Wanneer de map is geselecteerd, worden de lijsten met mappen/ bestanden in de map getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Aha™* Aha is een toepassing die kan worden gebruikt voor de ontvangst van diverse internetdata, zoals internetradio en podcasts. Blijf op de hoogte de activiteiten van uw vrienden door het verkrijgen van updates van Facebook en Twitter. Via het gebruik van de lokatieafhankelijke diensten, kunnen diensten en bestemmingen in de buurt worden opgezocht of kan actuele lokale informatie worden verkregen. Zie voor details betreffende Aha, “http://www.aharadio.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Schreeuwen Neemt ingesproken berichten op. Neemt stemgeluid op en verzendt dit als afspeelbare audio naar Facebook en andere sociale zenders. Like*1 Beoordeelt de huidige inhoud als “Leuk”. Dislike*1 Beoordeelt de huidige inhoud als “Niet leuk”. Gaat gedurende 15 seconden terug. Kaart (voertuigen met navigatiesysteem) Toont de bestemming die door de lokatieafhankelijke diensten wordt opgezocht op het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Hoofdmenu Selecteer het pictogram. Verander het tabblad en selecteer de zendercategorie. Tabblad Functie Voorinstellingen Toont de lijst met voorkeuzezenders die op het apparaat is ingesteld. Selecteer de naam van een voorkeuzezender om de gegevens van de zender weer te geven. Vlakbij Selecteer de gewenste zender. Er wordt begeleiding gegeven naar de gezochte bestemming nabij de lokatie van het voertuig.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Lokatieafhankelijke diensten) 1. Selecteer de gewenste zender in het Vlakbij tabblad op het hoofdmenu. De weergave van de naam of het adres van de bestemming begint in de volgorde van de lijst met bestemmingsnamen. Bericht inspreken Bepaalde sociale zenders, zoals Facebook of Caraoke, ondersteunen de mogelijkheid voor het opnemen en delen van ingesproken berichten met gebruik van de “Schreeuwen” functie. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gebruik van Stitcher™* Radio Wat is Stitcher™ Radio? Stitcher™ radio is een toepassing die kan worden gebruikt voor het beluisteren van internetradio of streampodcasts. Aanbevolen gegevensinhoud wordt automatisch geselecteerd door deze te registreren en in uw favorieten te plaatsen, of door het indrukken van de Leuk of Niet leuk toets. Zie voor details betreffende Stitcher™ Radio, “http://stitcher.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Gaat gedurende 30 seconden terug. Geeft de zender weer. Selecteer dit nogmaals om de weergave te pauzeren. Gaat verder naar de volgende zender. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau. Zie Volume/Display/Geluidsregelaars op pagina 5-54. Zenderlijst 1. Selecteer het pictogram en toon de zenderlijst. Favoriete zendernaam: Selecteer dit om het programma te tonen dat onder uw favorieten is geregistreerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Toevoegen aan uw favorieten Als het huidige programma niet onder uw favorieten is geregistreerd, kan dit aan uw favorieten worden toegevoegd. pictogram voor het 1. Selecteer het tonen van de favoriete zender waarvan de registratie kan worden toegevoegd. 2. Selecteer de zendernaam die u wilt registreren. om het programma toe te 3. Selecteer voegen aan de geselecteerde favoriete zender.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplossen van problemen* Mazda Bluetooth® Handsfree Klantenservice Als u problemen heeft met Bluetooth®, kunt u gratis bellen met onze klantenservicedienst. Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00—18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.mazdahandsfree.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Probleem Wordt niet automatisch verbonden wanneer de motor gestart wordt Oorzaak De paringinformatie wordt bijgewerkt wanneer het besturingssysteem van het apparaat wordt bijgewerkt. Oplossingsmethode Voer paring nogmaals uit. *1 Instelling die de aanwezigheid opspoort van apparatuur buiten de Bluetooth® eenheid OPMERKING Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de paringinformatie gewist wordt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Probleem Oorzaak Oplossingsmethode Namen in het telefoonboek worden niet gemakkelijk herkend Het Bluetooth® systeem is in een toestand welke herkenning moeilijk maakt. Door het nemen van de volgende maatregelen wordt de spraakherkenning verbeterd. Wis het geheugen uit een telefoonboek dat niet vaak gebruikt wordt. Vermijd verkorte namen, gebruik volledige namen. (Herkenning verbetert naarmate de naam langer is.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overige problemen Probleem De resterende batterijlading wordt bij de auto en het apparaat verschillend aangeduid Oorzaak Oplossingsmethode De methode van aanduiding is bij de auto en het apparaat verschillend. — Wanneer er vanuit de auto wordt gebeld, wordt het telefoonnummer bijgewerkt in de registratie van inkomende/uitgaande gesprekken, echter de naam verschijnt niet Het nummer is niet in het telefoonboek opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonnekleppen Voor gebruik van een zonneklep aan de voorzijde, deze naar beneden klappen. Voor gebruik bij een van de zijramen, de zonneklep opzij klappen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Achter* OPMERKING De kaartleeslampen gaan in onderstaande gevallen als de lens wordt ingedrukt niet uit: OPMERKING (Met kaartleeslampen) Wanneer de voorste plafondverlichtingschakelaar wordt bediend, gaat de achterste plafondverlichting ook aan en uit. De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand ON. De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand portier terwijl een portier open staat. Het instapverlichtingsysteem is aan.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Kofferruimtelamp (Sedan) De kofferruimteverlichting gaat aan wanneer het kofferdeksel wordt geopend en gaat uit wanneer dit wordt gesloten. Instapverlichtingssysteem Wanneer de plafondverlichtingschakelaar in de stand DOOR staat en het contact is uitgeschakeld gaat de plafondverlichting branden als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING Accubesparing Als een van de portieren is open blijven staan terwijl de plafondverlichtingschakelaar in de stand DOOR staat, of de achterklep/het kofferdeksel is open blijven staan, gaat de plafondverlichting of bagageruimte-/ kofferruimteverlichting na ongeveer 30 minuten uit om uitputting van de accu te voorkomen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Stekkerbussen voor accessoires Gebruik uitsluitend originele Mazda accessoires of daaraan gelijkwaardige met een stroomverbruik van niet meer dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A). Het contact dient op ACC of ON te staan.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de stekkerbus niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. Bekerhouder WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt. Als de inhoud wordt gemorst, bestaat de kans dat u brandwonden oploopt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Fleshouder Aan de binnenzijde van de voorportieren bevinden zich fleshouders. Opbergvakken WAARSCHUWING Houd tijdens het rijden de opbergvakken gesloten: Rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Ter vermindering van de kans op letsel tijdens ongevallen of een plotselinge stop, de opbergvakken tijdens het rijden gesloten houden. Fleshouder OPGELET Gebruik de fleshouders niet voor flessen zonder doppen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Dakconsole* Dit consolevak is geschikt voor het opbergen van een bril of overige accessoires. Dit openen door indrukken en loslaten. Handschoenenkast Voor het openenvan de handschoenenkast de vergrendeling naar u toe trekken. Middenconsoletafel WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Onderste laadcompartiment (Hatchback) 1. Til de kofferruimteplank omhoog.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Uitneembare asbak* Voor het verwijderen van de asbak, deze omhoog trekken. De uitneembare asbak kan vastgezet en gebruikt worden in een van beide voorste bekerhouders. WAARSCHUWING Gebruik de uitneembare asbak uitsluitend in zijn vaste positie en zorg ervoor dat deze volledig is ingestoken: Gebruik van een asbak die uit zijn vaste positie verwijderd is of niet volledig is ingestoken is gevaarlijk.
NOTITIES 5–170
6 Onderhoud en verzorging Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden. Essentiële informatie.......................................................................... 6-2 Inleiding ........................................................................................ 6-2 Periodieke onderhoudsbeurten ......................................................... 6-3 Periodieke onderhoudsbeurten ...................................................... 6-3 Onderhoudsmonitor ..........................................
Onderhoud en verzorging Essentiële informatie Inleiding Wanneer u dit instruktieboekje gebruikt als richtlijn bij onderhoud of inspectie van uw auto, dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan en het toebrengen van letsel aan uzelf of aan anderen of beschadiging van de auto te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Periodieke onderhoudsbeurten OPMERKING Blijf na de aangegeven periode doorgaan met het volgen van het periodieke onderhoud overeenkomstig de voorgeschreven intervallen. Als resultaat van visuele inspectie of meting van de functies en werking van een systeem (prestatie), corrigeren, reinigen of vernieuwen al naargelang vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Europa Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 1.5 Bougies*1 Elke 120.000 km vernieuwen. Luchtfilter*2 R R R Dampafzuigsysteem (indien voorzien) I I I SKYACTIV-D 1.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 I I I I I I I I I Banden (inclusief reservewiel) (met afstelling van de bandenspanning)*11*12 *13 Lekke band noodreparatieset (indien voorzien) Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *6 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke 10.000 km of korter de motorolie te verversen en het oliefilter te vernieuwen. a) b) c) d) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Europa Israël Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie 84 96 108 120 132 144 Maanden 12 24 36 48 60 72 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 SKYACTIV-G 1.5 Bougies Elke 120.000 km of 6 jaar vernieuwen. Brandstoffilter Elke 135.000 km vernieuwen. Dampafzuigsysteem (indien voorzien) I Brandstofleidingen en slangen I I I I I I I I SKYACTIV-D 1.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie 12 24 36 48 60 72 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Toestand van carrosserie (op roest, corrosie en perforatie) 84 96 108 120 132 144 Maanden ×1000 km Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie 12 24 36 48 60 72 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 I I I I I Gehele elektrische systeem Toestand van carrosserie (op roest, corrosie en perforatie) I 84 96 108 120 132 144 Maanden ×1000 km I I I I I I Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *4 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, het motoroliefilter elke 5.000 km of 6 maanden vernieuwen. a) b) c) d) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Israël/Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Onderhoudsfrequentie Maanden 6 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 SKYACTIV-G 1.3 EN SKYACTIV-G 1.5 Brandstoffilter Elke 60.000 km vernieuwen. Bougies*1 Elke 120.000 km vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *4 Indien de auto voornamelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen de motorolie vaker te verversen en het oliefilter vaker te vernieuwen dan de normaal aanbevolen intervallen. a) b) c) d) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsmonitor Onderhoudsmonitor (Type A/Type B audio) “Olie verversen” met flexibele instelling*1 is beschikbaar. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details*2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabblad Onderwerp Verklaring Instellingen Melding kan in-/uitgeschakeld worden. Afstand (mijl of km) Toont de afstand tot aan de volgende beurt voor het onderling verwisselen van de banden. Selecteer dit item voor het instellen van de afstand voor het onderling verwisselen van de banden.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabblad Onderwerp Verklaring Olie periode (%) Toont de gebruiksduur van de motorolie tot aan de volgende olieverversingsbeurt. “Ververs olie!” wordt in rood getoond en het moersleutelindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer de resterende afstand voor de oliegebruiksduur minder is dan 500 km of het resterende aantal dagen minder is dan 15 (al naargelang wat zich het eerst voordoet).
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit als u niet voldoende kennis en ervaring heeft of niet over het juiste gereedschap of de juiste uitrusting beschikt welke voor de uitvoer van het werk noodzakelijk is. Laat onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door een deskundige monteur: Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan gevaar opleveren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap 2. Steek uw hand in de motorkapopening, schuif de slothefboom naar rechts en til de motorkap omhoog. WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap gesloten en stevig vergrendeld is: Een motorkap die niet gesloten is en niet stevig is vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze tijdens het rijden open kan vliegen en het uitzicht van de bestuurder kan belemmeren, hetgeen een ernstig ongeluk kan veroorzaken. Openen van de motorkap 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Sluiten van de motorkap 1. Controleer de ruimte onder de motorkap om te zien of alle vuldoppen op hun plaats aangebracht zijn en of alle losse voorwerpen (bijv. gereedschap, oliecontainers, enz.) verwijderd zijn. 2. Til de motorkap omhoog, neem de steunstang vast bij het gedeelte met de stootrubber en zet de steunstang in de klem vast. Controleer of de steunstang stevig in de klem vastzit alvorens de motorkap te sluiten.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Overzicht van de motorruimte SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-D 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie OPMERKING Het verversen van de motorolie dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. Aanbevolen olie Voor het behouden van de onderhoudsinterval (pagina 6-3) en ter bescherming van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specificatie.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (SKYACTIV-D 1.5) Temperatuurbereik voor SAE-viscositeitgetallen –40 –30 –20 –10 0 20 10 30 40 Soort –40 –20 0 40 20 60 80 100 Aanbevolen olies Originele Mazda Olie Supra DPF 0W-30 Originele Mazda Olie Ultra DPF 5W-30 Alternatieve oliekwaliteit 0W-30 ACEA C3 5W-30 Behalve Europa *1 (SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (SKYACTIV-D 1.5) Temperatuurbereik voor SAE-viscositeitgetallen –40 –30 –20 –10 0 10 20 30 40 Soort –40 –20 0 20 40 60 80 100 ACEA C3 De viscositeit van de motorolie, of dikte, is van invloed op het brandstofverbruik en op de werking van de motor (starten en oliecirculatie) bij lage buitentemperaturen. Motoroliesoorten met een lage viscositeit verlagen het brandstofverbruik en verbeteren de prestaties bij lage buitentemperaturen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING (SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.5) Het is bij alle motoren normaal dat onder normale rijomstandigheden olie wordt verbruikt. Het is mogelijk dat het motorolieverbruik oploopt tot 0,8 liter/1000 km. Dit kan het gevolg zijn van verdamping, interne ventilatie of verbranding van de smerende olie in de werkende motor. Het is mogelijk dat het olieverbruik hoger is wanneer de motor nog nieuw is als gevolg van het inrijdingsproces.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Terugstellen van de motorstuureenheid Laat na het verversen van de motorolie een reparateur zoals bijvoorbeeld een officiële Mazda reparateur het initialiseren (terugstellen van de motoroliegegevens) van de geregistreerde waarde uitvoeren. Als de waarde die door de computer is geregistreerd niet wordt geïnitialiseerd, bestaat de kans dat het moersleutelindikatielampje niet uitgaat of eerder dan normaal gaat branden.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Controle van het motoroliepeil 1. Controleer of de auto op een vlakke ondergrond staat. 2. Laat de motor warmdraaien totdat deze de normale bedrijfstemperatuur bereikt heeft. 3. Zet de motor stop en wacht tenminste 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien. 4. Trek de peilstok naar buiten, veeg deze schoon en steek deze weer volledig in. SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.5 OPMERKING (SKYACTIV-D 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkoelvloeistof WAARSCHUWING Controleren van het motorkoelvloeistofniveau WAARSCHUWING Geen lucifers of open vuur in de motorruimte gebruiken. VUL GEEN MOTORKOELVLOEISTOF BIJ WANNEER DE MOTOR HEET IS: Een hete motor is gevaarlijk. Als de motor gedraaid heeft, kunnen delen van de motorruimte bijzonder heet worden. U kunt daardoor brandwonden oplopen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.5 Dop van koelsysteem OPGELET Koelvloeistofreservoir Koelventilator SKYACTIV-D 1.5 Dop van koelsysteem Koelvloeistofreservoir Koelventilator Indien het peil zich in de nabijheid van of bij L bevindt, voldoende koelvloeistof in het reservoir bijvullen voor beveiliging tegen bevriezing en corrosie en het peil tot bij F of FULL brengen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Als de aanduiding “FL22” op of in de buurt van de koelsysteemdop wordt aangegeven, wordt bij vervanging van de motorkoelvloeistof gebruik van FL-22 aanbevolen. Gebruik van andere motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als het koelvloeistofreservoir leeg is of u regelmatig nieuwe koelvloeistof moet bijvullen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Model met links stuur Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof Controle van het sproeiervloeistofniveau WAARSCHUWING Model met rechts stuur Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Voor de levering van sproeiervloeistof naar de voorste en achterste ruitensproeier wordt gebruik gemaakt van hetzelfde reservoir. Smering van de carrosserie Alle bewegende punten van de carrosserie zoals de portier-, motorkap-en kofferdekselscharnieren en sloten moeten gesmeerd worden telkens wanneer de motorolie wordt ververst. Gebruik bij koud weer een niet-bevriezend smeermiddel op de sloten.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Ruitenwisserbladen OPGELET Het is gebleken dat een “hot wax” behandeling, zoals in automatische auto-was installaties een nadelige invloed op de reinigende werking van de ruitenwissers heeft. Gebruik geen benzine, petroleum, terpentijn of andere chemische middelen in de nabijheid van of op de ruitenwisserbladen om beschadiging er van te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Om bij het omhoog zetten van zowel de ruitenwisserarm aan de bestuurderszijde als die aan de passagierszijde beschadiging van de wisserarmbladen te voorkomen, de wisserarm aan de bestuurderszijde eerst omhoog zetten. Omgekeerd, bij het omlaag zetten van de wisserarmen, de wisserarm aan de passagierszijde het eerst omlaag zetten.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. Indien de metalen houders omgewisseld worden, is het mogelijk dat het wisserblad minder goed wist. Gebruik dus niet de metalen houders van de bestuurderszijde op de passagierzijde of omgekeerd. Zorg er voor dat de metalen houders zodanig in het nieuwe wisserbladrubber geklemd worden dat de kromming hetzelfde is als in het oude wisserbladrubber.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Verwijder de metalen houders van beide wisserbladrubbers en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers. 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber voorzichtig naar binnen. Monteer het wisserblad daarna in de omgekeerde volgorde van het verwijderen er van. OPGELET De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. Indien de metalen houders omgewisseld worden, is het mogelijk dat het wisserblad minder goed wist.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 1. Zet de ruitenwisserarm omhoog en draai het ruitenwisserblad naar rechts totdat dit ontgrendelt en verwijder vervolgens het wisserblad. 3. Verwijder de metalen houders van het wisserbladrubber en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers. OPGELET OPGELET Om beschadiging van de achterruit te voorkomen, de ruitenwisser niet tegen de achterruit laten terugklappen. 2. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Accu WAARSCHUWING Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren: Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van oogbescherming: Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met de carrosserie van de auto: Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Onderhoud van de accu Inspectie van het niveau van het accu-elektroliet* Wanneer het niveau van het accuelektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat de accu snel uitgeput raakt. Voor het in optimale conditie houden van uw accu: Zorg er voor dat de accu steeds stevig gemonteerd is. Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Opladen van de accu OPMERKING Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren of deze op te laden, dienen alle accessoires te worden uitgeschakeld en de motor te worden afgezet. Neem voor het vernieuwen van de accu contact op met een officiële Mazda dealer. Bij het aansluiten van de accu deze als laatste bevestigen. Alvorens de accu te laden de doppen verwijderen. (Met i-stop systeem) De accu niet snelladen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De volgende condities geven aan dat de batterij nagenoeg uitgeput is: Het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep knippert gedurende ongeveer 30 seconden nadat de motor is stopgezet. Het systeem functioneert niet en het bedrijfsindikatielampje op de zender knippert niet wanneer de toetsen worden ingedrukt. Het werkingsbereik van het systeem is verminderd.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Verwijder het batterijdeksel en verwijder vervolgens de batterij. OPGELET Zorg ervoor de rubber ring aangegeven in de afbeelding niet te bekrassen of te beschadigen. Als de rubber ring los is komen te zitten, deze opnieuw bevestigen alvorens een nieuwe batterij te plaatsen. Rubber ring 6. Plaats een nieuwe batterij met de positieve pool naar boven gericht en dek de batterij vervolgens af met het batterijdeksel. 7. Sluit de afdekking. 8.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Banden Voor uw veiligheid, een minimaal brandstofverbruik en een optimale levensduur van de banden, dient u de banden steeds op de aanbevolen bandenspanning te houden en het voor uw auto aanbevolen belastbare gewicht en de gewichtsverdeling niet te overschrijden. WAARSCHUWING Gebruik van banden van verschillende soort: Het rijden met uw auto is gevaarlijk wanneer er banden van verschillende soort op gemonteerd zijn.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud (Met bandenspanningcontrolesysteem) Na het afstellen van de bandenspanning is initialisering van het bandenspanningcontrolesysteem noodzakelijk om het systeem normaal te laten functioneren. Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-156. OPMERKING Controleer de bandenspanning altijd wanneer de banden koud zijn. Bij warme banden wordt normaal de aanbevolen bandenspanning overschreden.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Voorwaarts Bij het onderling verwisselen van de banden geen gebruik maken van het noodreservewiel (ENKEL VOOR TIJDELIJK GEBRUIK). Controleer bij het onderling verwisselen de banden op ongelijkmatige slijtage en beschadiging.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Indien een band gelijkmatig geheel afgesleten is, verschijnt er een ononderbroken lijn overdwars op het profiel. De band dient in een dergelijk geval vernieuwd te worden. Profielslijtage-indikator Het noodreservewiel is gemakkelijker te hanteren als gevolg van zijn constructie welke lichter en kleiner is dan die van een conventionele band. Deze band dient enkel gebruikt te worden in een noodgeval en enkel voor een korte afstand.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Vernieuwen van een velg WAARSCHUWING Gebruik steeds velgen van de juiste maat op uw auto: Het gebruik van een verkeerde velgmaat is gevaarlijk. Het remvermogen en de bestuurbaarheid kunnen daardoor nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot verlies van de macht over het stuur en een ongeluk kan leiden.
NOTITIES 6–51
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Gloeilampen Met LED koplampen Met halogeen koplampen Sedan Hatchback 6–52
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Dimlicht/grootlicht) Koplampen (Dimlicht) Koplampen (Grootlicht) Dagverlichting*/Positielampen Mistlampen voor* Voorste richtingaanwijzerlampen Zijrichtingaanwijzerlampen Lampen van rem-/achterlichten Achterste richtingaanwijzerlampen Achteruitrijlampen Mistlamp achter (Model met links stuur)* Mistlamp achter (Model met rechts stuur)* Mistlamp achter* Middelste remlicht Kentekenplaatlampen Plafondlampen (Voor)/Kaartleeslampen* Plafondlampen (A
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING OPMERKING Nooit het glasgedeelte van een halogeenlamp met de blote handen aanraken en steeds oogbescherming gebruiken wanneer u in de buurt van de lampen werkt of deze gaat vastnemen: Wanneer een halogeenlamp breekt is dit gevaarlijk. Deze gloeilampen bevatten gas dat onder druk staat. Als zo'n lamp breekt, kan deze uit elkaar springen en kan door het rondvliegend glas ernstige verwondingen worden toegebracht.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 6. Maak het afsluitkapje los van de gloeilamp. Klemveer Verwijderen Monteren Afdichtkap 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats. 7. Haak de klemveer van de gloeilamp los. 8. Duw de klemveer van zijn plaats om de gloeilamp los te maken. 9.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Neem voor het vervangen van de gloeilamp contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Als de halogeenlamp per ongeluk wordt aangeraakt, deze met schoonmaakalcohol schoonvegen alvorens de lamp te gebruiken. Gebruik het beschermkapje en het doosje van de nieuwe gloeilamp om de oude gloeilamp onmiddellijk buiten het bereik van kinderen op te ruimen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. Voorste richtingaanwijzerlampen Dagverlichting/Positielampen (Met halogeen koplampen)* Positielampen (Met halogeen koplampen)* 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Mistlampen voor* 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de mistlichtschakelaar uit is. 2. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. Zijrichtingaanwijzerlampen, Middelste remlicht De LED lamp kan niet als een afzonderlijke eenheid worden vervangen, omdat dit een geïntegreerde eenheid is. De LED lamp dient met de eenheid als geheel te worden vervangen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achterste richtingaanwijzerlampen Hatchback 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Draai de bouten linksom en verwijder deze. Lampen van rem-/achterlichten 3. Verwijder de eenheid door deze naar achteren te trekken. 5. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 6.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achterste richtingaanwijzerlampen Achteruitrijlampen Sedan 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 3. Trek de kofferdekselbekleding weg.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 4. Maak de stekker los van de lamphouder. 5. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. Hatchback 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Maak de gloeilamp los uit de houder. 4. Maak de gloeilamp los uit de houder. 4. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 5. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Hatchback 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de gloeilamp los uit de houder. 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 4. Maak de elektrische stekker los van de gloeilamp door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en aan de stekker te trekken. 5. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. Hatchback 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Vervangen van gloeilampen in het interieur Plafondlampen (Voor)* Plafondverlichting/Kaartleeslampen*, Plafondverlichting (Voor)*, Plafondverlichting (Achter)* 1. Omwikkel een kleine, platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder vervolgens de lens door de rand van de lens voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken. 2. Maak de gloeilamp los door deze naar buiten te trekken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Kofferruimtelamp (Sedan) 1. Verwijder het lenskapje door dit aan beide zijden in te drukken. 2. Maak de gloeilamp los door deze naar buiten te trekken. Zekeringen De elektrische installatie van uw auto is beveiligd tegen beschadiging door overbelasting door middel van zekeringen. Indien een van de lampen, elektrische accessoires of bedieningsorganen van uw auto niet functioneert, dient u de betreffende circuitbeveiliging te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Trek de zekering recht uit met behulp van de zekeringtrekker welke aangebracht is op het zekeringenblok in de motorruimte. 4. Controleer de zekering en vervang deze als deze is doorgeslagen. OPGELET Vervang een zekering steeds door een originele Mazda zekering of gelijkwaardige van dezelfde capaciteit. Anders bestaat de kans op beschadiging van de elektrische installatie. 6. Breng de afdekking aan en controleer dat deze stevig op zijn plaats zit.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Indien een zekering behalve de MAIN zekering is doorgeslagen, dient deze vervangen te worden door een nieuwe van hetzelfde amperage. Normaal Doorgeslagen WAARSCHUWING De hoofdzekering en multiplex trage zekering niet zelf vervangen. Laat het vervangen van de zekering over een aan officiële Mazda reparateur: Zelf vervangen van deze zekeringen is gevaarlijk, aangezien dit hoogspanningszekeringen zijn.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Beschrijving van het zekeringenpaneel Zekeringenblok (Motorruimte) BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 1 C/U IG1 15 A Voor beveiliging van diverse circuits 2 ENGINE IG1 7,5 A Motorbesturingssysteem 3 SUNROOF 10 A 4 INTERIOR 15 A Plafondlamp 7,5 A Motorbesturingssysteem Audio-installatie 5 — 6 AUDIO2 15 A 7 METER1 10 A Instrumentengroep 8 SRS1 7,5 A Airbag 9 METER2 7,5 A Instrumentengroep* 10 RADIO 7
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 16 AT PUMP 15 A Transmissiebesturingssysteem* 17 AT 15 A Transmissiebesturingssysteem* 18 D.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringenblok (Linkerzijde) ZEKERINGCAPACITEIT BEVEILIGD ONDERDEEL 1 BESCHRIJVING — — — 2 — — — 3 — — — 4 — — 5 F.OUTLET 15 A — Stekkerbussen voor accessoires 6 — — 7 AT IND 7,5 A AT schakelstandindikator* — 8 MIRROR 7,5 A Elektrisch bediende buitenspiegels 9 — — 10 P.WINDOW2 25 A Elektrische ruitbediening Achterruitenwisser en ruitensproeier — 11 R.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van de carrosserie Beschadiging als gevolg van vogeluitwerpselen, insecten of boomhars Bij het aanbrengen van de lak op uw Mazda is voor wat betreft de samenstelling en de spuitmethoden gebruik gemaakt van de laatste technische ontwikkelingen. Oorzaken De beschermende eigenschappen van de lak kunnen echter aangetast worden door schadelijke stoffen in het milieu indien de laklaag niet op de juiste wijze wordt onderhouden.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Insecten en boomhars kunnen het beste verwijderd worden met een zachte spons en water of met een chemisch reinigingsmiddel. Een andere methode is om het betreffende gedeelte gedurende één tot twee uur af te dekken met een vochtige krant. Na het verwijderen van de krant, de losgeweekte deeltjes afspoelen met water. Voorkomen van afschilfering van de lak Houd een veilige afstand aan tussen u en het voor u rijdende voertuig.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Onderhoud van de lak OPGELET Wassen OPGELET Wanneer de ruitenwisserhendel in de staat en het contact op stand ON wordt gezet, is het mogelijk dat de ruitenwissers in de volgende gevallen automatisch in beweging gezet worden: Als de voorruit boven de regensensor wordt aangeraakt of met een doek wordt afgeveegd. Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde van de auto met een hand of ander voorwerp tegen de voorruit wordt gestoten.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING Mazda stelt zich niet verantwoordelijk voor krassen die veroorzaakt worden door automatische auto-wasinstallaties of door een verkeerde manier van wassen. Krassen zijn duidelijker waarneembaar op auto's met donkere kleuren.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Na het wassen de auto afdrogen met een schone zeem om de vorming van watervlekken te voorkomen. WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk 3. Bij het in de was zetten de laag was gelijkmatig aanbrengen met behulp van de bijgeleverde spons of een zachte doek. 4. Veeg de was af met behulp van een zachte doek. OPMERKING Wanneer u voor het verwijderen van olie, teer en dergelijke stoffen gebruik maakt van een vlekkenreinigingsmiddel, zal daardoor meestal tevens de was van de lak verwijderd worden. Zet deze delen opnieuw in de was, ook al is dit voor de rest van de auto niet nodig.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen of sterke reinigingsmiddelen welke in hoge mate alkali of bijtende bestanddelen bevatten op onderdelen van chroom of geanodiseerd aluminium. Dit kan beschadiging van de beschermlaag tot gevolg hebben alsmede verkleuring of aantasting van de laklaag.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Onderhoud van plastic onderdelen Bij het reinigen van de plastic lenzen van de lampen, geen benzine, petroleum, gezuiverde alcohol, verfverdunner, reinigingmiddelen met hoge zuurtegraad of sterke alkalische reinigingsmiddelen gebruiken. Anders kunnen deze chemische middelen de buitenoppervlakken doen verkleuren of beschadigen, wat een beduidend verlies aan functionaliteit tot gevolg kan hebben.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van het interieur Bovenzijde instrumentenpaneel WAARSCHUWING Spuit geen water in de cabine: Het is gevaarlijk wanneer water op elektrische onderdelen zoals de audioinstallatie en schakelaars terechtkomt, aangezien dit defecten of brand kan veroorzaken. Voorzorgsmaatregelen betreffende het dashboard Voorkom dat bijtende oplossingen zoals parfum en cosmetische olie in aanraking komt met het instrumentenpaneel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING Echt leer is een natuurlijk materiaal en daarom is het oppervlak ervan niet gelijkmatig en kan dit natuurlijke schrammen, krassen en plooien bevatten. Om het materiaal zo lang mogelijk in goede conditie te houden wordt regelmatig onderhoud, ongeveer tweemaal per jaar, aanbevolen. Zand en stof op de zitting kan de bovenlaag van echt leer beschadigen en slijtage bevorderen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET OPMERKING Gebruik uitsluitend de aanbevolen reinigingsmiddelen en procedures. Andere middelen kunnen het uiterlijk en de brandbestendigheid nadelig beïnvloeden. Paneel Wanneer de interieurpanelen gereinigd moeten worden, een zachte doek gebruiken die is gedompeld in schoon water en goed is uitgewrongen. Verwijder daarmee het vuil voorzichtig van het oppervlak. Volg onderstaande procedure als een paneel verdere reiniging behoeft. 1.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Reinigen van het materiaal van de heup/schoudergordels Reinig het gordelmateriaal met een zachte zeepoplossing zoals aanbevolen voor bekleding of tapijten. Volg de instrukties. Het gordelmateriaal niet bleken of verven; het materiaal kan hierdoor verzwakt worden. Laat na het reinigen van de veiligheidsgordels het materiaal van de gordels grondig drogen en controleer alvorens de gordels op te rollen dat deze niet langer vochtig zijn.
7 Als er zich een probleem voordoet Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met de auto. Parkeren in noodgevallen ...................7-2 Parkeren in noodgevallen ...............7-2 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek (Hatchback)* ........7-3 Lekke band ..........................................7-4 Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset ...............................7-4 Lekke band noodreparatieset* ........7-9 Verwisselen van een lekke band (Met reservewiel) .
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Parkeren in noodgevallen De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Bevestigingsriem voor gevarendriehoek (Hatchback)* Bewaar de gevarendriehoek in de zijbekleding van de kofferruimte en zet deze met de riem vast. Riem *Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset Het reservewiel en de gereedschapset zijn opgeborgen op de plaatsen aangegeven in het schema. Sedan Reservewielbevestigingsbout Reservewiel Gereedschapset Schroevendraaier Sleutel 1 Krikbevestigingspunt* Sleepoog Krik Wielmoersleutel Krikslinger *1 Het krikbevestigingspunt kan worden gebruikt door autoreparatiewerkplaatsen en wegenwachtdiensten. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Hatchback Met reservewiel Reservewielbevestigingsbout Krikslinger Schroevendraaier Krik Sleepoog Gereedschapset Wielmoersleutel Reservewiel Sleutel Zonder reservewiel Sleepoog Krik Lekke band noodreparatieset Wielmoersleutel Krikslinger Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Krik* Hatchback 1. Verwijder de afdekking. OPMERKING Uw voertuig is al dan niet uitgerust met een krik. Raadpleeg voor bijzonderheden een officiële Mazda dealer. Verwijderen van de krik Uitsteeksels (Met reservewiel) Sedan 1. Til de kofferdekselmat op. 2. Verwijder de kofferruimteplank. 3. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom. Krikschroef Vleugelbout 7–6 *Bepaalde modellen. 2. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band (Zonder reservewiel) Hatchback 1. Til de bagageruimtemat op. 3. Draai de vleugelbout volledig aan om de krik vast te zetten. 2. Verwijder de krik. OPMERKING Vastzetten van de krik Als de krik niet goed wordt vastgezet, kan deze tijdens het rijden gaan rammelen. Let er op dat de krikschroef voldoende stevig wordt vastgedraaid. (Met reservewiel) 1.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Onderhoudspunt Houd de krik steeds schoon. Zorg ervoor dat de bewegende delen vrij blijven van vuil of roest. Zorg ervoor dat de schroefdraad voldoende gesmeerd is. OPGELET Reservewiel* Uw Mazda is uitgerust met een noodreservewiel. Het noodreservewiel is lichter en kleiner dan een conventionele band en is uitsluitend bedoeld voor gebruik in noodgevallen en dient uitsluitend gedurende ZEER korte perioden gebruikt te worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Verwijderen van het reservewiel 1. Til de kofferruimte-/bagageruimtemat op. Lekke band noodreparatieset* De lekke band noodreparatieset die bij uw Mazda wordt geleverd is voor een tijdelijke reparatie van een licht beschadigde lekke band welke veroorzaakt is door het rijden over spijkers of soortgelijke scherpe voorwerpen op het wegdek.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Betreffende de lekke band noodreparatieset De lekke band noodreparatieset bevat de volgende onderdelen. WAARSCHUWING Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Compressor Ventielafsluitergereedschap Bandreparatievloeistof Inspuitslang Reserveventielafsluiter Snelheidsbeperkingsticker 7–10 Instrukties Inslikken van bandreparatievloeistof is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING De bandreparatievloeistof kan niet opnieuw worden gebruikt. Nieuwe bandreparatievloeistof is verkrijgbaar bij een officiële Mazda reparateur. De lekke band noodreparatieset kan niet worden gebruikt in de volgende gevallen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. De periode van effectief gebruik van de bandreparatievloeistof is verstreken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING De bandreparatievloeistof kan gebruikt worden bij buitentemperaturen tot -30 °C. Bij extreme lage temperaturen (0 °C of lager) kan de bandreparatievloeistof gemakkelijk hard worden en kan het inspuiten van de vloeistof bemoeilijkt worden. Warm de vloeistof binnen in de auto op alvorens met het inspuiten te beginnen. 7. Verwijder de ventieldop van de lekke band.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Bewaar de ventielafsluiter op een plaats waar deze niet vuil kan worden. 9. Steek de inspuitslang in het ventiel. 12.Steek de ventielafsluiter weer in het ventiel en monteer deze door rechtsom te draaien weer op zijn plaats. Ventielafsluiter Ventiel Ventiel Inspuitslang Inspuitslang Ventielafsluitergereedschap OPMERKING 10.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 14.Bevestig de rijsnelheidsbeperkingsticker op een plaats die voor de bestuurder goed zichtbaar is. 15.Bevestig de compressorslang aan het bandventiel. Ventiel Compressorslang 16.Steek de stekker van de compressor in de stekkerbus voor accessoires in het interieur en zet het contact op ACC.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 17.Zet de compressorschakelaar aan en pomp de band voorzichtig op tot de correcte bandenspanning is verkregen. OPMERKING WAARSCHUWING Gebruik de compressor nooit boven 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi): Het gebruik van de compressor boven 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi) is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET Rijd voorzichtig naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur en houd de rijsnelheid onder de 80 km/h. Als er met de auto 80 km/h of sneller wordt gereden, bestaat de kans dat de auto begint te trillen. OPGELET OPMERKING (Met bandenspanningcontrolesysteem) Als de band niet de juiste spanning heeft, zal het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaan branden. 21.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET Een band die met behulp van de bandreparatievloeistof tijdelijk is gerepareerd kan niet opnieuw worden gebruikt. Het wordt door Mazda aanbevolen de band door een nieuwe te vervangen. De velg kan opnieuw worden gebruikt nadat alle restanten bandreparatievloeistof die er aan zijn blijven kleven verwijderd zijn en de velg nauwkeurig geïnspecteerd is. Het bandventiel echter dient vernieuwd te worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Zorg ervoor dat de krik goed gesmeerd is alvorens deze te gebruiken. 1. Parkeer op een vlakke ondergrond en trek de handrem stevig aan. 2. Schakel bij een automatische transmissie in stand P (parkeren) of bij een handgeschakelde versnellingsbak in stand R (achteruit) of 1 en zet de motor stop. 3. Schakel de waarschuwingsknipperlichten in. 4. Laat iedereen uitstappen en uit de buurt van de auto en het verkeer gaan. 5.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Draai de krikschroef in de richting aangegeven in de afbeelding en stel de krikkop af dichtbij het kriksteunpunt. Krikkop 6. Ga door met het geleidelijk omhoog brengen van de krikkop door de schroef met uw hand te draaien totdat de krikkop in het kriksteunpunt grijpt. Wielblokken Kriksteunpunt 5. Plaats de krik onder het kriksteunpunt dat zich het dichtste bij de te verwisselen band bevindt met de krikkop recht onder het kriksteunpunt.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen: Het is gevaarlijk de auto op te krikken bij andere kriksteunpunten dan die welke in deze handleiding worden aanbevolen. De auto kan van de krik glijden en iemand ernstig letsel mogelijk met dodelijke afloop toebrengen. Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 8. Draai de krikhendel rechtsom en krik de auto zodanig omhoog dat het reservewiel gemonteerd kan worden. Controleer alvorens de wielmoeren te verwijderen of uw Mazda stabiel is en er geen kans is dat deze van de krik kan glijden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de montagevlakken van het wiel, de naaf en de wielmoeren schoon zijn alvorens banden te verwisselen of te vernieuwen: Het is gevaarlijk wanneer bij het verwisselen of vernieuwen van een band vuil en overige verontreiniging niet van de montagevlakken van het wiel, de naaf en de wielbouten wordt verwijderd.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING De wielmoeren moeten daarom steeds op correcte wijze stevig aangetrokken worden: Wielmoeren die onjuist of onvoldoende zijn aangetrokken zijn gevaarlijk. Het wiel kan gaan slingeren of zelfs los raken. Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ernstig ongeluk veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput Starten met een hulpaccu Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt. Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige monteur of aan de wegenwacht.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput WAARSCHUWING Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu: Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve ( ) pool van de uitgeputte accu is gevaarlijk. Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontploffing komen en iemand letsel toebrengen.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 1. Verwijder het accudeksel. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels voorzichtig los, in de omgekeerde volgorde als beschreven in de illustratie. 7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in omgekeerde volgorde van verwijderen monteren. OPMERKING Controleer of de deksels stevig op hun plaats zijn aangebracht. 2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en of de negatieve pool daarvan met de massa verbonden is. 3.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Starten van een verzopen motor (SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.5) Indien de motor weigert te starten, bestaat de kans dat deze is “verzopen” (motor heeft een overmaat aan brandstof toegevoerd gekregen). Volg onderstaande procedure: 1. Als de motor bij de eerste poging binnen vijf seconden niet start, tien seconden wachten en opnieuw proberen. 2. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 3. Druk het gaspedaal volledig in en houd dit ingedrukt. 4.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 1.5) OPGELET Probeer de motor niet langer dan telkens 30 seconden achtereen te starten. Dit om schade aan de startmotor te voorkomen. Indien de motor weigert te starten, ongeveer 10 seconden wachten alvorens opnieuw te proberen. Als de brandstoftank van uw auto is leeggeraakt, tenminste 10 liter brandstof bijvullen en de motor opnieuw proberen te starten.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting Oververhitting Indien het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat branden, de auto vermogen verliest of u een luid tikkend of pingelend geluid hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit. WAARSCHUWING Zet het contact uit en let er op dat de ventilator niet draait alvorens te proberen in de buurt van de koelventilator te werken: Werken in de buurt van de koelventilator wanneer deze draait is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting 7. Controleer nadat de motor is afgekoeld het niveau van de koelvloeistof. Als het niveau laag is, kijken of er lekkages van koelvloeistof zijn bij de radiateur en de slangen. Als u een lekkage of andere beschadiging aantreft of als er nog steeds koelvloeistof naar buiten lekt: Zet de motor stop en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleepmethoden Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend sleepbedrijf over te laten. OPGELET Om beschadiging van de auto te voorkomen, is het van belang dat de juiste takel- en sleepmethoden gebruikt worden. Daarbij dient men de wettelijke bepalingen omtrent het slepen van auto's in acht te nemen.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen OPGELET Volg onderstaande instrukties wanneer u de auto met alle vier wielen op de grond gaat slepen. Schakel over naar neutraal (handgeschakelde versnellingsbak) of naar stand N (automatische transmissie). Zet het contact op ACC. Ontspan de handrem. U dient er rekening mee te houden dat de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging niet zullen functioneren wanneer de motor niet draait.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaak - Voor 1. Verwijder het sleepoog en de wielmoersleutel uit de bagageruimte (pagina 7-4). 2. Omwikkel de krikslinger of soortgelijk gereedschap met een zachte doek om beschadiging van de laklaag van de bumper te voorkomen en open het kapje in de voorbumper. 3. Het sleepoog stevig bevestigen met behulp van de wielmoersleutel. Wielmoersleutel Sleepoog 4. Haak de sleepkabel vast in het sleepoog.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Transporthaak - Achter De haak onder de achterbumper aan de bestuurderszijde is voor het vastzetten van de auto tijdens transport. Deze kan niet worden gebruikt voor het slepen van andere voertuigen. Deze kan enkel als sleephaak worden gebruikt wanneer de auto in een noodgeval door een ander voertuig getrokken moet worden, zoals bijvoorbeeld wanneer de auto vast is komen te zitten in sneeuw. Dit kan echter de bumper beschadigen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Als een waarschuwingslampje gaat branden of knipperen Als een van de waarschuwingslampjes gaat branden/knipperen, voor het betreffende lampje de juiste actie ondernemen. Er is geen probleem als het lampje uit gaat, echter als het lampje niet uit gaat of opnieuw gaat branden/knipperen, een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand. Als een van onderstaande waarschuwingslampjes gaat branden, is er mogelijk een defect in het systeem. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is. OPGELET De motor niet laten draaien wanneer de oliedruk laag is. Anders kan dit uitgebreide motorschade tot gevolg hebben. Als tijdens het rijden het lampje gaat branden of de waarschuwingsindikatie wordt getoond: 1.Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot stilstand. 2.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het lampje gaat branden/knipperen als er een defect is in de elektrische stuurbekrachtiging. Als het lampje gaat branden/knipperen, de auto op een veilige plaats tot stilstand brengen en het stuurwiel niet draaien. Als het lampje na enige tijd uit gaat, is er geen probleem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Wanneer het ABS waarschuwingslampje van het ABS systeem tijdens het rijden blijft branden, geeft dit aan dat de ABS besturingseenheid een defect in het systeem vastgesteld heeft. In dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder ABS. Als dit gebeurt, dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het lampje blijft branden wanneer er een probleem is met de transmissie. OPGELET Waarschuwingslampje voor automatische transmissie* Als het waarschuwingslampje voor de automatische transmissie gaat branden, is er een elektrisch probleem in de transmissie. Wanneer u in deze toestand met uw Mazda blijft doorrijden, kan dit beschadiging van uw transmissie tot gevolg hebben.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Als er een storing is in het systeem blijft het waarschuwingslampje branden. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. Het LDWS werkt niet wanneer het waarschuwingslampje brandt. OPGELET (Brandt) Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Maatregelen nemen Neem de juiste maatregel en controleer dat het waarschuwingslampje uit gaat. Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Het lampje gaat branden wanneer de resterende brandstof ongeveer 9,0 liter bedraagt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Te nemen maatregel Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet zijn vastgemaakt en het contact op ON staat, worden de bestuurder en de passagier gewaarschuwd door het waarschuwingslampje. Het waarschuwingslampje werkt ook als er zich geen passagier op de achterzitting bevindt. (Rood) Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje (Achterzitting)* Maak de veiligheidsgordels vast.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Wanneer het waarschuwingslampje brandt en de waarschuwingszoemer klinkt (ongeveer 3 seconden), is de bandenspanning in één of meerdere van de banden te laag.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Signaal Waarschuwing Het lampje gaat branden als de voorruit (Oranje) Waarschuwingslampje van vuil is of als er een defect is in het stadsverkeer-remassistent systeem. (SCBS)* Te nemen maatregel (Voertuigen met type C/type D audio) Controleer de reden waarom het waarschuwingslampje brandt op de middendisplay (pagina 7-35).
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Berichten die verschijnen op de display* Als een bericht wordt getoond op de middendisplay (Type C/Type D audio), overeenkomstig het getoonde bericht de juiste maatregel nemen (op kalme wijze). (Displayvoorbeeld) Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand. Als de volgende berichten in de middendisplay worden getoond (Type C/Type D audio), is er mogelijk een defect in een voertuigsysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Controleer displaygegevens Wordt getoond in de volgende gevallen: Display Aangegeven toestand/Te nemen maatregel Het volgende bericht wordt getoond wanneer de temperatuur rondom de middendisplay te hoog is opgelopen. Verlaging van de temperatuur in het interieur of van de temperatuur rondom de middendisplay wordt aanbevolen door direct zonlicht te vermijden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd Waarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting Als de verlichting is ingeschakeld en het contact in de stand ACC wordt gezet of wordt uitgeschakeld, zal er een continue pieptoon klinken zodra het bestuurdersportier geopend wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Waarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel Voorzitting Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h en de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet is vastgemaakt, klinkt continu een waarschuwingspieptoon. Als de veiligheidsgordel dan nog niet is vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal stoppen en dan gedurende ongeveer 90 seconden doorgaan.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Zie Verzoekschakelaar-buitenwerking waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Als de verzoekschakelaar wordt ingedrukt terwijl een portier open staat of niet goed is gesloten of het contact niet is uitgezet terwijl de sleutel is meegenomen, wordt gedurende ongeveer 2 seconden een pieptoon gegeven om aan te geven dat de portieren en de achterklep/het kofferdeksel niet kunnen
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers i-stop waarschuwingszoemer* Als het stationair draaien van de motor is gestopt en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt er een waarschuwingstoon om de bestuurder te attenderen dat het stationair draaien is gestopt. Dit stopt wanneer het bestuurdersportier wordt gesloten. De waarschuwingszoemer klinkt als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden uitgevoerd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Waarschuwingsgeluid rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)* Als terwijl het systeem in werking is bepaald wordt dat de auto op het punt staat de rijstrook te verlaten, wordt er een waarschuwingsgeluid gegeven. OPMERKING Het volume van het LDWS waarschuwingsgeluid kan veranderd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14. Het type van het LDWS waarschuwingsgeluid kan veranderd worden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Waarschuwingszoemer van stuurbekrachtiging Als er een defect is in de stuurbekrachtiging, gaat het waarschuwingslampje voor defecte stuurbekrachtiging branden of knipperen en klinkt tegelijkertijd de zoemer. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden Wanneer de achterklep/ het kofferdeksel niet geopend kan worden Als de accu van de auto uitgeput is of als er een defect is in het elektrische systeem en de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden, bij wijze van noodmaatregel de volgende procedure uitvoeren om de achterklep/het kofferdeksel te openen: 1. Klap de rugleuningen van de achterzitting neer.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden 4. Draai met behulp van een platte schroevendraaier de hendel naar rechts om de achterklep te ontgrendelen. 3. Verplaats de hendel naar links om het kofferdeksel te openen. Hendel (Sedan) 1. Open het deksel. 2. Verplaats de hendel naar links om de rugleuning neer te klappen.
Als er zich een probleem voordoet Actief rijden display functioneert niet Als de actief rijden display niet functioneert Als de actief rijden display niet functioneert, het contact uit zetten en vervolgens de motor opnieuw starten. Als de actief rijden display ook na het opnieuw starten van de motor niet functioneert, de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, laten inspecteren.
NOTITIES 7–60
8 Informatie voor de eigenaar Belangrijke consumenteninformatie zoals garanties en aanvullende apparatuur. Garantie .............................................................................................. 8-2 Registratie van de auto in het buitenland ...................................... 8-2 Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires ............... 8-3 Mobiele telefoons................................................................................
Informatie voor de eigenaar Garantie Registratie van de auto in het buitenland Registratie van uw voertuig in het buitenland kan problemen opleveren afhankelijk ervan of het voertuig voldoet aan de specifieke emissie- en veiligheidsnormen van het land waarin het voertuig gebruikt gaat worden. Als gevolg bestaat de kans dat om aan de normen te kunnen voldoen op eigen kosten wijzigingen aan het voertuig aangebracht moeten worden.
Informatie voor de eigenaar Garantie Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of hulpstukken, zoals velgen en banden. Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor Mazda automobielen.
Informatie voor de eigenaar Mobiele telefoons Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons WAARSCHUWING Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van communicatieapparatuur in auto's: Het is gevaarlijk wanneer tijdens het rijden door de bestuurder elektrische apparatuur zoals mobiele telefoons, computers, draagbare radio's, autonavigatiesystemen of andere apparatuur worden gebruikt.
Informatie voor de eigenaar Registratie van voertuiggegevens Registratie van voertuiggegevens Deze auto is uitgerust met een computer die de volgende belangrijke gegevens van de auto registreert welke verband houden met de elektronische besturing, rijgegevens en overige gebruiksomstandigheden.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Verklaring van Conformiteit Afstandbediende portiervergrendeling/Start-blokkeersysteem 8–6
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–7
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–8
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Dodehoekmonitorsysteem (BSM) 8–9
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–10
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Bluetooth® handsfree Type A/Type B 8–11
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–12
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Type C/Type D 8–13
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–14
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–15
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–16
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8–17
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Elektromagnetische compatibiliteit Uw Mazda is getest en goedgekeurd inzake bepaling UNECE*1 10 welke verband houdt met elektromagnetische compatibiliteit. Radio Frequentie (RF) zendapparatuur (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mag enkel in uw Mazda geïnstalleerd worden als deze voldoet aan de parameters die in onderstaande tabel worden getoond.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Antenneposities: : rechtsvoor op dak : linksvoor op dak : midden van dak : beide zijden van achterklep (Hatchback) Frequentieband (MHz) Maximaal uitgangsvermogen (Watt) 50 — 54 50 68 — 87,5 50 142 — 176 50 380 — 470 50 806 — 940 10 1200 — 1300 10 1710 — 1885 10 1885 — 2025 10 2400 — 2500 0,01*1 Antenneposities In een cabine*1 *1 Enkel voor Bluetooth® OPMERKING Controleer na het installeren van RF zenders voor storing v
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte batterijen Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie over opruimen in overige landen buiten de Europese Unie Bovenstaande symbolen zijn enkel geldig in de Europese Unie. Neem als u afgedankte producten en gebruikte batterijen wilt opruimen contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt waar u de producten heeft gekocht en vraag naar de juiste methode van opruimen.
NOTITIES 8–22
9 Technische gegevens Technische informatie over uw Mazda. Identificatienummers ......................................................................... 9-2 Voertuiginformatielabels ............................................................... 9-2 Technische gegevens ........................................................................... 9-5 Technische gegevens ..................................................................... 9-5 Gebruikersinstellingen ............................................
Technische gegevens Identificatienummers Voertuiginformatielabels Voertuig-identificatienummer (Zuid-Afrika, Vereniging van Arabische Golfstaten) Met het voertuig-identificatienummer wordt uw voertuig wettelijk geïdentificeerd. Het nummer staat op een plaatje dat bevestigd is aan het ventilatiekastpaneel aan de linkerhoek van het instrumentenpaneel. Dit plaatje is door de voorruit gemakkelijk zichtbaar.
Technische gegevens Identificatienummers Informatielabel voor uitlaatgasreiniging (Filippijnen) Motornummer SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5 Voorwaarts SKYACTIV-D 1.
Technische gegevens Identificatienummers Voertuiginformatieplaatje (Vereniging van Arabische Golfstaten) Op dit plaatje wordt het productiejaar en de maand aangegeven.
Technische gegevens Technische gegevens Technische gegevens Motor Benzinemotor Onderwerp Technische gegevens SKYACTIV-G 1.3 Type SKYACTIV-G 1.5 DOHC-16V in lijn, 4 cil. Boring x slag Cilinderinhoud Compressieverhouding 71 × 82 mm 74,5 × 85,8 mm 1299 cc 1496 cc 12,0 12,0/13,0/14,0 Vereniging van Arabische Golfstaten Onderwerp Maximum motorvermogen/aantal omwentelingen Maximum motorkoppel/aantal omwentelingen Maximum snelheid Technische gegevens SKYACTIV-G 1.
Technische gegevens Technische gegevens Elektrische systeem Accu Classificatie Technische gegevens Q-85*1 SKYACTIV-G 1.3 N-55 (S)*1 of Q-85*1 SKYACTIV-G 1.5 12V-60Ah/20UUR*2 T-95*1 SKYACTIV-D 1.5 *1 N-55 (S), Q-85 of S-95 is bestemd voor het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem. Voor de juiste werking van het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem mag enkel gebruik gemaakt worden van N-55 (S), Q-85 of S-95.
Technische gegevens Technische gegevens Aanbevolen smeermiddelen Motorolie*1 Europa Behalve Europa Aanbevolen olies*2 Oliekwaliteit Originele Mazda Olie Supra 0W-20 Originele Mazda Olie Ultra 5W-30 SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5 Alternatieve oliekwaliteit*3 API SG/SH/SJ/SL/SM/SN*4 of ILSAC GF-II/GF-III/GF-IV/GF-V 0W-20 API SL/SM/SN of ACEA A3/A5 5W-30 Aanbevolen olies*2 Oliekwaliteit Originele Mazda Olie Supra DPF 0W-30 Originele Mazda Olie Ultra DPF 5W-30 SKYACTIV-D 1.
Technische gegevens Technische gegevens Inhouden (Hoeveelheden zijn bij benadering) Onderwerp SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5 Motorolie SKYACTIV-D 1.5 Inhoud Met vernieuwing oliefilter 4,2 liter Zonder vernieuwing oliefilter 3,9 liter Met vernieuwing oliefilter 5,1 liter Zonder vernieuwing oliefilter 4,7 liter SKYACTIV-G 1.3 5,2 liter Europa Model met links stuur Model met rechts stuur Rusland 5,0 liter Model met links stuur Behalve bovengenoemde Model met rechts stuur SKYACTIV-G 1.
Technische gegevens Technische gegevens Afmetingen Sedan Onderwerp Totale lengte 4320 mm Totale breedte Totale hoogte Voertuigspecificatie 1695 mm Behalve Colombia Colombia Spoorbreedte, voor 1470 mm 1485 mm 1495 mm Spoorbreedte, achter 1485 mm Wielbasis 2570 mm Hatchback Onderwerp Voertuigspecificatie Totale lengte 4060 mm Totale breedte 1695 mm Totale hoogte Spoorbreedte, voor Behalve Colombia 1495 mm Colombia 1505 mm Behalve Colombia 1495 mm Colombia 1490 mm Spoorbreedte, achter
Technische gegevens Technische gegevens Gloeilampen Buitenverlichting Categorie Gloeilamp Halogeen koplampen Koplampen Positielampen UNECE*1(SAE) 60/55 H4 (H4) *2 Grootlicht LED Dimlicht LED*2 — (—) Met halogeen koplampen 21/5*3 W21/5W (7443) Met LED koplampen LED*2 — (—) LED koplampen Dagverlichting* Grootlicht/ Dimlicht Watt Met halogeen koplampen Met LED koplampen Voorste richtingaanwijzerlampen Mistlampen voor* — (—) Met dagverlichting 21/5 W21/5W (7443) Zonder dagverlichting
Technische gegevens Technische gegevens Interieurverlichting Categorie Gloeilamp Watt UNECE*1 Kofferruimtelamp (Sedan) 3 — Bagageruimteverlichting (Hatchback) 5 — Met kaartleeslampen 8 — Zonder kaartleeslampen 10 — 10 — Plafondlamp (Voor) Plafondlamp (Achter)* *1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United Nations Economic Commission for Europe).
Technische gegevens Technische gegevens Bandentype en bandenspanning OPMERKING De banden zijn optimaal aangepast aan het chassis van uw auto. Bij het vernieuwen van banden wordt het door Mazda aanbevolen banden van hetzelfde type te monteren als waarmee uw auto oorspronkelijk is uitgerust. Neem voor details contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Controleer het bandenspanningslabel voor de bandenmaat en de bandenspanning (pagina 6-46).
Technische gegevens Technische gegevens Noodreservewiel* Bandenmaat Bandenspanning T125/90R15 96M 420 kPa (60 psi) T125/70D15 95M 420 kPa (60 psi) 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) 165/65R14 79M Winterband (Europese modellen) Bandenmaat 185/65R15*1 M+S Bandenspanning −Volledige belasting Maximaal 3 personen Voor 230 kPa (2,3 bar, 33 psi) *3/ 240 kPa (2,4 bar, 35 psi) *4 Achter 230 kPa (2,3 bar, 33 psi) Voor 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) *3/ 260 kPa (2,6 bar, 38 psi) *4 Achter 230 kPa (2,3 bar, 33 psi)
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstellingen kunnen ingesteld of gewijzigd worden door een officiële Mazda reparateur. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details. Sommige van de gebruikersinstellingen kunnen ook door de klant gewijzigd worden, afhankelijk van de instelling. Gebruikersinstellingen die gewijzigd kunnen worden verschillen afhankelijk van de bestemming en de specificatie.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het waarschuwingsgeluid voor het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) kan veranderd worden.*2 Ribbel Methode voor wijzigen van instellingen Zie Pieptoon/ Instellingen Ribbel op pagina 5-71. Laag Hoog/ Midden/ Laag Zie Instellingen op pagina 5-71. Laag Hoog/ Laag Zie Instellingen op pagina 5-71. Medium Vaak/ Medium/ Zeldzam Zie Instellingen op pagina 5-71.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Methode voor wijzigen van instellingen Centrale portiervergrendeling Zie Automatische vergrendel-/ ontgrendelfunctie op pagina 3-20. Verandert de instelling van de automatische vergrendel-/ ontgrendelfunctie voor alle portieren overeenkomstig de rijsnelheid, de stroomvoorzieningstoestand van de auto en de stand van de keuzehendel. Vergrendelen: bij rijden Ongrendelen: bij parkeren/ Dicht: uit P-stand.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid De tijd die nodig is voor het automatisch uitschakelen van de interieurverlichting kan gewijzigd worden (voorkomt het uitgeput Instapverlichting raken van de accu wanneer een portier open Zie Instapverlichtings- staat/niet goed gesloten systeem op pagina is). 5-162. De tijd die nodig is voor het automatisch uitschakelen van de interieurverlichting nadat alle portieren gesloten zijn kan gewijzigd worden.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Auto Systeem 9–18 Bijzonderheid Methode voor wijzigen van instellingen Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen 120 seconden/ Zie 90 seconden/ 60 seconden/ Instellingen 30 seconden/ op pagina 5-71. Uit Thuiskomstverlichtingsysteem Zie Thuiskomstverlichtingsysteem op pagina 4-69. De tijd die nodig is voor het uitschakelen van de koplampen nadat alle portieren gesloten zijn kan gewijzigd worden.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling De displaytaal kan gewijzigd worden. Temperatuureenheid De temperatuureenheid kan worden gewijzigd. °C °F/°C Einddisplay Instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de einddisplay van de Brandstofverbruiks wordt getoond. Uit Aan/Uit Terugstelprocedure brandstofverbruik Instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de terugstelling van het brandstofverbruik wordt gekoppeld aan de terugstelling van de dagteller.
Technische gegevens Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen Actief rijden display Turn-by-turn Zie richtingaanActief wijzingen (TBT) rijden display op pagina 4-38. Instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de Turn-by-Turn (TBT) van de actief rijden display niet wordt getoond. Aan Aan/Uit Methode voor wijzigen van instellingen Zie Actief rijden display op pagina 4-38.
10 Index 10–1
Index 1 120 km/h waarschuwingszoemer ........ 7-55 A Aanbevolen olie .................................. 6-24 Aanbevolen smeermiddelen .................. 9-7 Accu .................................................... 6-40 Inspectie van het niveau van het accuelektroliet....................................... 6-42 Laden ............................................. 6-43 Onderhoudspunt ............................ 6-42 Technische gegevens ....................... 9-6 Vernieuwen.................................
Index B Bagageruimteverlichting ................... 5-160 Banden ................................................ 6-46 Bandenspanning ............................ 6-46 Lekke band ...................................... 7-4 Noodreservewiel ........................... 6-49 Onderling verwisselen van de banden ........................................... 6-47 Sneeuwbanden............................... 3-61 Sneeuwkettingen ........................... 3-61 Technische gegevens .....................
Index Dodehoekmonitorsysteem (BSM) waarschuwingszoemer ........................ 7-55 Doorwaden van water ......................... 3-63 Drive-selectie .................................... 4-104 Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) .................................................. 4-92 DSC OFF indikatielampje ............. 4-93 DSC OFF schakelaar ..................... 4-93 TCS/DSC indikatielampje............. 4-93 E Eindscherm ....................................... 4-103 Elektrische ruitbediening ......
Index Sleutel-in-bagageruimte-achtergelaten waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) ........ 7-53 Sleutel-uit-auto-verwijderd waarschuwingspieptoon ................ 7-52 Verzoekschakelaar-buiten-werking waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) ........ 7-53 Waarschuwingsgeluid rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) .......................................... 7-55 Waarschuwingspieptoon buitentemperatuur ........
Index Koplampen Dagverlichting ............................... 4-70 Grootlicht-dimlicht........................ 4-68 Hoogteverstelling .......................... 4-70 Knippert......................................... 4-68 Regelaar......................................... 4-64 Ruitensproeier ............................... 4-80 Thuiskomstverlichtingsysteem...... 4-69 Vertrekverlichtingsysteem ............. 4-69 Koplampregelsysteem (HBC) ........... 4-109 Koplampsproeier .................................
Index Probleem Accu is uitgeput............................. 7-24 Lekke band ...................................... 7-4 Oververhitting ............................... 7-29 Parkeren in noodgevallen ................ 7-2 Slepen in noodgevallen ................. 7-31 Starten in noodgevallen ................. 7-27 Wanneer de achterklep/ het kofferdeksel niet geopend kan worden ........................................... 7-57 R Radarsensoren (Achter) ....................
Index Sleutel-uit-auto-verwijderd waarschuwingspieptoon ...................... 7-52 Sleutel-uit functie .................................. 3-9 Smering van de carrosserie ................. 6-34 Snelheidseenheidkeuzeschakelaar ...... 4-27 Snelheidsmeter .................................... 4-27 Spiegels Binnenspiegel ................................ 3-42 Buitenspiegels ............................... 3-40 Spiegelverwarming ............................. 4-81 Stadsverkeer-remassistent (SCBS) ...
Index Vloeistof Rem/koppeling .............................. 6-32 Ruitensproeier ............................... 6-33 Vloeistoffen Classificatie ..................................... 9-7 Vloermat ............................................. 3-58 Voertuiginformatielabels ....................... 9-2 Voetrem ............................................... 4-84 Voorruitensproeier............................... 4-79 Voorruitenwissers ................................ 4-76 Vooruitrijcamera (FSC) .................
NOTITIES 10–10
8ED8-DN-14L+L_1 Printed in Europe