Beknopte handleiding Het doel van deze Beknopte handleiding is een eenvoudige uitleg te geven van het gebruik van bepaalde voorzieningen waarmee uw Mazda2 is uitgerust.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Gebruik van de zittingen Voor de handbediende en elektrische zittingafstelling zijn onderstaande zittingafstelfuncties beschikbaar. Lengteverstelling Afstelling van de hoogte (Bestuurdersstoel) Rugleuningverstelling Hoofdsteunen Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog trekken. Voor het omlaag zetten van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en vervolgens de hoofdsteun omlaag drukken.
Alvorens te gaan rijden Werkingsbereik Het geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingssysteem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de geavanceerde sleutel bij zich heeft. Buitenantenne 80 cm 80 cm 80 cm Werkingsbereik Vergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar Alle portieren en de achterklep kunnen vergrendeld/ontgrendeld worden door de verzoekschakelaar op de voorportieren in te drukken wanneer u de sleutel bij u draagt.
Alvorens te gaan rijden Buitenspiegels Middenpositie 1. Draai de spiegelschakelaar naar links of rechts voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting. Spiegelschakelaar Werking van de elektrische ruitbediening Elke passagiersruit kan ook bediend worden via het gebruik van de hoofdbedieningsschakelaars van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier.
Alvorens te gaan rijden Vereiste brandstof en Inhouden SKYACTIV-G 1.3, SKYACTIV-G 1.5 Brandstof Oktaangetal (RON) Loodvrije super brandstof (overeenkomstig EN 228 en binnen E10)*1 95 of hoger Normale loodvrije brandstof 92 of hoger 90 of hoger Inhoud 44,0 liter *1 Europa SKYACTIV-D 1.5 Brandstof De auto zal efficiënt functioneren op dieselbrandstof met specificatie EN590 of gelijkwaardig. Inhoud 44,0 liter Bij het tanken altijd tenminste 10 liter brandstof bijvullen.
Tijdens het rijden Starten van de motor 1. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 2. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 3. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Startdrukknop Als u de motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten. 4.
Tijdens het rijden Gebruik van de i-stop functie De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
Tijdens het rijden i-stop OFF schakelaar Door de schakelaar in te drukken totdat een zoemer klinkt, wordt de i-stop functie uitgeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Door de schakelaar nogmaals in te drukken totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop functie ingeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit. i-stop indikatielampje (groen)/waarschuwingslampje (oranje) i-stop indikatielampje (groen) • Wanneer de motor gestopt is.
Tijdens het rijden Actief rijden display WAARSCHUWING Stel de helderheid of de displaypositie af terwijl u daarbij de verkeersveiligheid in acht blijft nemen: Als u de verkeersveiligheid niet acht neemt terwijl u probeert afstellingen te maken, kan dit een onvoorzien ongeval veroorzaken. Actief rijden display 8 Zie voor bijzonderheden Hoofdstuk 4, “Instrumentengroep en display”.
Tijdens het rijden Waarschuwings/indikatielampjes Sommige waarschuwings/indikatielampjes worden in de instrumentengroep getoond. Ga de betekenis van de waarschuwing na onder Waarschuwing (Displayaanduiding) als een waarschuwings/indikatielampje in de instrumentengroep getoond wordt.
Tijdens het rijden Bedieningsorganen van de automatische transmissie Ontgrendeltoets Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden. Drive-selectie Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt.
Tijdens het rijden Gebruik van de koplampen Zonder automatische Met automatische verlichtingsregeling verlichtingsregeling Gebruik van de voorruitenwissers Met intervalruitenwisser Met automatische ruitenwisserregeling Minder gevoeligheid Schakelaar Middenpositie Hogere gevoeligheid Schakelaarstand Wanneer de ruitenwisserhendel in de Eén enkele wiscyclus (mist) stand staat, tast de Intervalwerking (Met intervalruitenwisser) regensensor de Automatische regeling hoeveelheid regenval op (Met automatisc
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings- en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van detectieapparatuur zoals de vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen. Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veilig te rijden en botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen.
Tijdens het rijden Stadsverkeer-remassistent (SCBS) Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de lasersensor van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ELOOP systeem i-ELOOP is een regeneratief remsysteem. Wanneer u het rempedaal intrapt of afremt op de motor, wordt de opgewekte kinetische energie door de vermogensgenerator omgezet in elektrische energie en wordt de omgezette elektrische energie opgeslagen in de opslaginrichting. De opgeslagen elektriciteit wordt gebruikt als stroom voor het laden van de accu en voor de elektrische uitrusting van de auto.
Tijdens het rijden i-ELOOP systeem DC-DC omzetter Variabele spanning dynamo Condensator OPGELET Door de volgende onderdelen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken. • Variabele spanning dynamo • DC-DC omzetter • Condensator Bedrijfstoestanddisplay De regeneratiestatus van het i-ELOOP systeem wordt getoond op de audiodisplay. Indikatie op display Bedrijfstoestand Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt door regeneratief remmen.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep en een pieptoon. In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem (Volautomatisch type) Temperatuurregelknop A/C schakelaar Aanjagerregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar Functiekeuzeregelknop Achterruitverwarmingsschakelaar Bediening van de automatische airconditioning 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de AUTO stand. 2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht (indikatielampje is uit). 3. Zet de aanjagerregelknop in de AUTO stand. 4.
Onderhoud en verzorging Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren. • Motoroliepeil • Motorkoelvloeistofniveau • Niveau van remvloeistof en koppelingsvloeistof • Niveau van sproeiervloeistof • Onderhoud van de accu • Bandenspanning SKYACTIV-G 1.3 en SKYACTIV-G 1.
Als er zich een probleem voordoet Als er zich een probleem voordoet • Lekke band Als u een lekke band heeft, langzaam naar een vlak gedeelte rijden en de band op een plaats buiten het verkeer en op voldoende afstand van de rijbaan verwisselen. Gebruik in het geval van een lekke band de lekke band noodreparatieset om de band tijdelijk te repareren of gebruik het noodreservewiel. • Oververhitting 1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. 2.