Beknopte handleiding Het doel van deze Beknopte handleiding is een eenvoudige uitleg te geven van het gebruik van bepaalde voorzieningen waarmee uw Mazda6 is uitgerust.
NOTITIES 26
NOTITIES 27
NOTITIES 28
NOTITIES 29
NOTITIES 30
Voorwoord Hartelijk dank voor het kiezen van een Mazda. Bij het ontwerp en de constructie van automobielen geven wij bij Mazda aan de volledige tevredenheid van de klant de hoogste prioriteit. Wij raden u aan dit instruktieboekje zorgvuldig door te lezen en de daarin opgenomen raadgevingen op te volgen zodat u zonder problemen van uw nieuwe Mazda kunt genieten. Regelmatig onderhoud van uw auto door een deskundige reparateur helpt zowel de rijwaardigheid als ook de verkoopwaarde ervan te behouden.
Gebruik van dit instruktieboekje Wij willen u er bij helpen optimaal van het rijden met uw auto te kunnen genieten. Wanneer u dit instruktieboekje volledig doorleest, kan dit in belangrijke mate aan uw rijplezier bijdragen. Illustraties vormen een aanvulling op de tekst van dit instruktieboekje en geven een nadere verklaring voor een optimaal gebruik van uw Mazda.
Inhoudsopgave Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
1 Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Overzicht van het interieur (Model met links stuur) ................. Interieuruitrusting (Aanzicht A) ................................................ Interieuruitrusting (Aanzicht B) ................................................ Interieuruitrusting (Aanzicht C) ................................................ 1-2 1-2 1-4 1-5 Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) ...............
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Portiervergrendelknop .................................................................................... pagina 3-23 Lichtschakelaar ............................................................................................... pagina 4-94 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering ............................... pagina 4-105 Ruitenwisser en sproeierhendel ..................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Audiobedieningsschakelaars .......................................................................... pagina 5-73 Instrumentengroep .......................................................................................... pagina 4-24 Kruissnelheidsregelaarschakelaar ...................................................... pagina 4-182, 4-231 Instrumentenpaneelverlichtingknop ...............................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags .................................................................................................... pagina 2-47 Actief rijden display ........................................................................................ pagina 4-37 Klimaatregelsysteem ........................................................................................ pagina 5-2 Achterruitverwarmingsschakelaar .......
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Veiligheidsgordels .......................................................................................... pagina 2-19 SRS airbag ...................................................................................................... pagina 2-47 Fleshouder .................................................................................................... pagina 5-169 Zonneklep ........................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Ruitenwisser en sproeierhendel .................................................................... pagina 4-106 Lichtschakelaar ............................................................................................... pagina 4-94 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering ............................... pagina 4-105 Portiervergrendelknop ................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Waarschuwingsknipperlichtschakelaar ......................................................... pagina 4-114 Startdrukknop ................................................................................................... pagina 4-2 Audiobedieningsschakelaars .......................................................................... pagina 5-73 Instrumentengroep ...........................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags .................................................................................................... pagina 2-47 Klimaatregelsysteem ........................................................................................ pagina 5-2 Achterruitverwarmingsschakelaar ................................................................. pagina 4-112 Audio-installatie ................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Binnenspiegel ................................................................................................. pagina 3-46 Zonneklep ..................................................................................................... pagina 5-163 Make-up spiegeltje ....................................................................................... pagina 5-163 Plafondlampen .......................
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur (Sedan) Motorkap ........................................................................................................ pagina 6-22 Voorruitenwisserbladen .................................................................................. pagina 6-36 Schuifdak ........................................................................................................ pagina 3-52 Portieren en sleutels ...............................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur (Wagon) Motorkap ........................................................................................................ pagina 6-22 Voorruitenwisserbladen .................................................................................. pagina 6-36 Schuifdak ........................................................................................................ pagina 3-52 Portieren en sleutels ...............................................................
1-12
2 Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Zittingen ........................................................................................ 2-2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen .................. 2-2 Voorzitting ................................................................................. 2-6 Achterzitting ............................................................
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen WAARSCHUWING Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld zijn: Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen, hetgeen letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd niet met beschadigde voorzittingen: Rijden met beschadigde voorzittingen is gevaarlijk. De voorzittingen die belangrijke airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is. Bij een eventuele volgende botsing zal een airbag mogelijk niet geactiveerd worden, hetgeen tot letsel kan leiden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Laat een passagier tijdens het rijden nooit op de neergeklapte rugleuning zitten of staan: Rijden met een passagier op de neergeklapte rugleuning is gevaarlijk. Het is vooral gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden een kind op de neergeklapte rugleuning laat zitten.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET l Wees voorzichtig tijdens het bedienen van een zitting uw handen of vingers niet in de buurt van de bewegende delen van de zitting of op de zijbekleding te plaatsen om letsel te voorkomen. l Let erop bij het verschuiven van de zittingen dat er zich geen lading in het gedeelte eromheen bevindt. Als de lading beklemd raakt, kan deze beschadigd worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzitting qGebruik van de zittingen Elektrische bediening Lengteverstelling (Handbediende zittingafstelling) Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Rugleuningverstelling (Handbediende zittingafstelling) Om de hoek van de rugleuning te kunnen verstellen, een weinig voorover leunen en de hendel omhoog trekken. Leun vervolgens achterover totdat de gewenste hoek bereikt is en laat de hendel los. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de rugleuning op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen qStoelverwarming í De zittingen worden elektrisch verwarmd. Het contact moet op ON staan. Druk terwijl het contact op ON staat de stoelverwarmingschakelaar in zodat het indikatielampje gaat branden. De modus verandert als volgt telkens wanneer de stoelverwarmingschakelaar wordt ingedrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET Gebruik geen organische oplosmiddelen voor het reinigen van de zitting. Dit kan schade aan het zittingoppervlak en de verwarming veroorzaken. OPMERKING l l l l Gebruik de stoelverwarming wanneer de motor draait. Als de stoelverwarming gedurende langere tijd ingeschakeld blijft terwijl de motor niet draait, kan de accu uitgeput raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING l l Afstellen van een geprogrammeerde positie Afzonderlijke zittingposities kunnen geprogrammeerd worden onder de twee beschikbare programmeertoetsen aan de zijde van de bestuurdersstoel, plus één zittingpositie voor elke geregistreerde sleutel. (Programmeren op een toets aan de zijkant van de zitting) Als de auto in onderhoud is geweest en de accukabels werden losgekoppeld, zullen de geprogrammeerde zittingposities gewist zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING l De afstelling van de zittingpositie wordt in de volgende gevallen geannuleerd: l l l l l Wanneer een van de zittingafstelschakelaars gebruikt wordt. De SET toets wordt ingedrukt. Programmeertoets 1 of 2 wordt ingedrukt. De sleutelvergrendelschakelaar of ontgrendelschakelaar gebruikt wordt. Wanneer de auto begint te rijden. (Bij programmeren op de sleutel) 1.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Achterzitting qAfzonderlijk neerklapbaar Door het neerklappen van de rugleuningen van de achterzitting kan de bagageruimte uitgebreid worden. WAARSCHUWING Nooit rijden wanneer inzittenden op de neergeklapte rugleuningen of in de bagageruimte hebben plaatsgenomen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Let er op bij gebruik van de afstandbediende ontgrendelhendel te controleren dat er zich geen inzittenden op de achterzitting bevinden en dat er geen voorwerpen op de armsteun (Wagon) zijn achtergebleven. Gebruik van een afstandbediende ontgrendelhendel zonder inzittenden of voorwerpen te controleren is gevaarlijk, omdat de rugleuning plotseling neergeklapt wordt, waardoor een ongeluk veroorzaakt kan worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen (Sedan) 1. Open het kofferdeksel en trek aan de hendel van de rugleuning die u wilt neerklappen. 2. Open een achterportier en klap de achterzitting naar voren. (Wagon) Zet de achterste veiligheidsgordel vast in de gordelklem. Gordelklem 2-14 Gebruik van de afstandbediende ontgrendelhendel Open de achterklep en zet de rugleuning die u wilt neerklappen omlaag met behulp van de afstandbediende ontgrendelhendel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Terugzetten van de rugleuning in de rechtop stand: WAARSCHUWING Bij het terugzetten van de rugleuning in de rechtop stand, er op letten dat de 3-punts veiligheidsgordel niet tussen de rugleuning beklemd raakt. Als de veiligheidsgordel gebruikt wordt terwijl deze tussen de rugleuning beklemd is geraakt, kan de veiligheidsgordel niet de volledige bescherming bieden, hetgeen ernstig of dodelijk letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Hoofdsteunen Uw auto is uitgerust met hoofdsteunen op alle buitenste zitplaatsen en op de middelste zitplaats van de achterzitting. De hoofdsteunen zijn bedoeld om u en uw passagiers te helpen beschermen tegen nekletsel. Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog trekken. Voor het omlaag zetten van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en vervolgens de hoofdsteun omlaag drukken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Middelste zitting van achterzitting WAARSCHUWING Rijd wanneer zittingen gebruikt worden steeds met de hoofdsteunen ingestoken en zorg ervoor dat ze goed geïnstalleerd zijn: Rijden zonder dat de hoofdsteunen zijn geïnstalleerd is gevaarlijk. Als u geen steun achter uw hoofd heeft, kan in het geval van een botsing uw nek ernstig letsel oplopen. qUitbouwen/Inbouwen Voor het verwijderen van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en de hoofdsteun omhoog trekken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET l Let er op bij het installeren van een hoofdsteun dat deze correct geplaatst wordt met de voorzijde van de hoofdsteun naar voren gericht. Als de hoofdsteun niet correct geplaatst wordt, kan deze tijdens een botsing van de zitting losraken en letsel veroorzaken. l De hoofdsteunen van de voor- en achterzittingen zijn specifiek voor elke zitting. De posities van de hoofdsteunen niet met elkaar verwisselen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordels helpen de kans op ernstig letsel tijdens ongevallen en plotseling stoppen te verminderen. Het wordt door Mazda aangeraden dat de bestuurder en passagiers te allen tijde gebruik maken van de veiligheidsgordels. Alle zittingen zijn voorzien van heup/schoudergordels.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Rijd niet met een auto met een beschadigde veiligheidsgordel: Gebruik van een beschadigde veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het gordelmateriaal van de veiligheidsgordel die op dat moment werd gedragen beschadigd raken. Een beschadigde veiligheidsgordel kan tijdens een aanrijding geen voldoende bescherming bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels: Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient vermeden te worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qGebruik van de veiligheidsgordels door zwangere vrouwen en personen met ernstige medische condities Zwangere vrouwen dienen altijd van de veiligheidsgordels gebruik te maken. Raadpleeg uw dokter voor nader advies. De heupgordel dient NAUWSLUITEND EN ZO LAAG MOGELIJK OM DE HEUPEN gedragen te worden. De schoudergordel dient correct over uw schouder gedragen te worden, echter nooit over de buik.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Veiligheidsgordels qVastmaken van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordeltong qLosmaken van de veiligheidsgordels Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, deze naar buiten trekken en op verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk vervolgens of bij het oprollen de gordel onverdraaid blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qVoorste schoudergordelafsteller Hoger zetten Lager zetten Let er op dat de afsteller vergrendeld is. 2-24 Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen Als deze bespeuren dat de bestuurdersveiligheidsgordel niet is vastgemaakt, wordt de bestuurder door een waarschuwingslampje of een zoemtoon gewaarschuwd. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Systeem van voorspanners van veiligheidsgordels van voorzitting en begrenzingsysteem Voor een optimale bescherming zijn de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting uitgerust met voorspanner- en begrenzingsystemen. Om deze beide systemen correct te kunnen laten functioneren dient u de veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Maak enkel gebruik van de veiligheidsgordels op de wijze zoals in dit instruktieboekje wordt aangegeven: Het verkeerd dragen van de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting is gevaarlijk. Als deze niet op de juiste wijze worden gedragen, kunnen de voorspanner- en begrenzingsystemen van de veiligheidsgordels tijdens een ongeval geen adequate bescherming bieden, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPMERKING l Het voorspannersysteem zal geactiveerd worden bij gematigde of grotere frontale of bijna-frontale botsingen of een ernstige zijdelingse botsing. Bij de meeste kantelingen, botsingen vanaf de achterzijde zal het systeem niet geactiveerd worden. l Bij het in werking treden van de airbags en de voorspanners zal er enige rook (een niet-toxisch gas) vrijkomen. Dit duidt echter niet op brand.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken. Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de UNECE *1 44 bepaling. Neem contact op met een officiële Mazda dealer in het geval u een origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik een kinderzitje van de juiste maat: Voor een effectieve beveiliging bij botsingen en plotseling afremmen dienen kinderen gebruik te maken van veiligheidsgordels of een kinderzitje afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Zo niet, dan bestaat de kans dat het kind bij een ongeluk ernstig of zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Vermijd het installeren van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting tenzij dit niet te vermijden is: Bij een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje: Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatie van kinderzitjes qCategorieën kinderzitjes OPMERKING Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en voertuig het meest in aanmerking komt. (Europa) Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE 44 bepaling.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Babyzitje Gelijk aan Groep 0 en 0 44 bepaling. van de UNECE Peuterzitje Gelijk aan Groep 1 van de UNECE 44 bepaling. Juniorenzitje Gelijk aan Groep 2 en 3 van de UNECE 44 bepaling. (Overige landen) Houd u aan de in uw land geldende wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van kinderzitjes. qInstallatiepositie van babyzitje Een babyzitje wordt uitsluitend in de achterwaarts gerichte positie gebruikt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Installeer altijd een babyzitje op de juiste zitplaats: Het installeren van een babyzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een babyzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd. Bij een botsing zou het kind iets of iemand in de auto kunnen raken en ernstig letsel kunnen oplopen, mogelijk met dodelijke afloop.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje qInstallatiepositie van peuterzitje Een peuterzitje wordt gebruikt in de voorwaarts en achterwaarts gerichte posities, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het kind. Volg bij het installeren de instrukties van de fabrikant in overeenstemming met de betreffende leeftijd en grootte van het kind, alsmede de richtingen voor het installeren van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorwaarts gericht type WAARSCHUWING Nooit een voorwaarts gericht peuterzitje op de verkeerde zitplaats installeren: Het installeren van een voorwaarts gericht peuterzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht peuterzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Zie de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” voor de installatiepositie van een juniorenzitje (pagina 2-39). WAARSCHUWING Installeer altijd een juniorenzitje altijd op de juiste zitplaats: Het installeren van een juniorenzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities (Europa en landen die voldoen aan de UNECE 16 bepaling) De informatie aangegeven in de tabel geeft de geschiktheid aan van uw kinderzitje voor de diverse zitposities. Voor de geschiktheid van installatie van kinderzitjes van overige fabrikanten wordt u verzocht de instrukties van de fabrikant behorend bij het betreffende kinderzitje nauwkeurig te raadplegen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Kinderzitjes met Isofix-ankerbevestiging Zittingposities Gewichtsgroep Maxicosy GROEP 0 Tot 10 kg Tot 13 GROEP 0 kg GROEP 1 9 kg ― 18 kg GROEP 2 15 kg ― 25 kg GROEP 3 22 kg ― 36 kg Grootteklasse Bevestiging Plaatsen van Isofix bevestigingen in de auto Achterzitting (buiten) X X Achterzitting (midden) Voorpassagierszitting (buiten) F G ISO/L1 ISO/L2 X X X X (1) E ISO/R1 X X X IL X (1) X X X X E D C ISO/R1 ISO/R2 ISO/R3 IL IL IL X X X
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Behalve kinderzitjes met Isofix-ankerbevestiging Kinderzitjegroep GROEP 0 GROEP 0 GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 Leeftijdsgroep Tot ongeveer 9 maanden oud Tot ongeveer 2 jaar oud Ongeveer 8 maanden tot 4 jaar oud Ongeveer 3 tot 7 jaar oud Ongeveer 6 tot 12 jaar oud Gewichtsgroep Voorpassagierszitting Met Zonder deactiveringsschadeactive- kelaar van airbag Achterzit- AchterzitType ting ting ringsON OFF kinderzitje schake- (Airbag (Airbag (buiten) (midden) laar va
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje (Overige landen) Houd u aan de in uw land geldende wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van kinderzitjes.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installeren van kinderzitjes qAnkerplaat De auto is uitgerust met ankersteunen voor de bevestiging van kinderzitjes. Bepaal de plaats van de ankersteunen aan de hand van de afbeelding. Volg bij het installeren van een kinderzitje altijd de gebruikershandleiding die bij het kinderzitje is meegeleverd. Plaats van ankerplaat Gebruik bij het installeren van een kinderzitje uitgerust met een spanriem de aangegeven plaatsen van de ankersteunen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Leid de spanriem altijd tussen de hoofdsteun en de rugleuning: Het bevestigen van de spanriem bovenop de hoofdsteun is gevaarlijk. Bij een botsing kan de spanriem van de hoofdsteun afglijden, waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Het kinderzitje zou van zijn plaats kunnen schuiven en het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Let erop dat er zich geen veiligheidsgordels of andere voorwerpen in de nabijheid bevinden van het kinderzitje dat met Isofixankers is vastgemaakt: Het is gevaarlijk wanneer de instrukties van de fabrikant van het kinderzitje bij het installeren van een kinderzitje niet worden opgevolgd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Bevestig de spanriem altijd aan het juiste spanriemverankeringspunt: Bevestigen van de spanriem aan het verkeerde spanriemverankeringspunt is gevaarlijk. Bij een botsing zou de spanriem los kunnen schieten waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Als het kinderzitje van zijn plaats schuift, zou dit aan het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS) De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten in totaal 6 airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze aanduidingen zijn zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden: Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding is gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna frontale of zijdelingse botsing met een gematigde of grotere kracht.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten: Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het stuurwiel vast te houden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een gordijn-airbag geactiveerd wordt: Het bevestigen van voorwerpen op plaatsen waar de gordijn-airbags geactiveerd worden zoals op de voorruit, de zijportierruit, op de voorruit- en achterruitstijlen en langs de dakrand en op de steungrepen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem: Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ruim het airbagsysteem op de juiste wijze op: Het op ondeskundige wijze opruimen van een airbag of slopen van een auto met airbags die onder stroom staan, kan uiterst gevaarlijk zijn. Ernstig letsel kan het gevolg zijn wanneer niet alle veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Laat een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur het airbagsysteem veilig opruimen of een auto uitgerust met een airbagsysteem slopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag í WAARSCHUWING De voorpassagiersairbag niet onnodig deactiveren: Onnodig uitschakelen van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Als de airbag onnodig wordt uitgeschakeld, zal de voorpassagier niet de extra beveiliging van de airbag kunnen ontvangen. Dit kan ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaan beide indikatielampjes van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag branden, ongeacht de stand van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag. Het indikatielampje gaat na een bepaalde periode uit en gaat vervolgens aan/uit afhankelijk van de condities zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qSchakelaarstanden Controleer alvorens te gaan rijden altijd met de hulpsleutel of de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag in de juiste stand staat al naargelang uw vereisten. WAARSCHUWING Laat de sleutel niet in de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag zitten: Onbedoeld uitschakelen van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Bij een ongeluk zal de voorpassagier niet goed beveiligd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Overschakelen naar de ON positie 1. Steek de sleutel in de deactiveringsschakelaar voor de voorpassagiersairbag en draai de sleutel linksom totdat de sleutel naar ON wijst. 2. Verwijder de sleutel. 3. Kijk of het airbag-uitgeschakeld indikatielampje blijft branden wanneer het contact op ON staat. Het airbag-uitgeschakeld indikatielampje gaat na een korte periode van tijd uit.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem Gasgeneratoren en airbags van bestuurder/voorpassagier Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorspannersysteem van veiligheidsgordels van voorzitting (pagina 2-25) Voorste airbagsensors Zij-impactsensors Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels (pagina 4-40) Zij- en gordijngasgeneratoren en airbags Voorpassagiersairbag-uitgeschakeld indikatielampje í (pag
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Werking van de SRS airbags Uw Mazda is uitgerust met de volgende typen SRS airbags. SRS airbags zijn ontworpen om te werken in combinatie met de veiligheidsgordels om letsel tijdens een ongeval te helpen verminderen. De SRS airbags zijn ontworpen om als aanvulling op de veiligheidsgordelfuncties de passagiers extra bescherming te bieden. Draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qVoorpassagiersairbag De voorpassagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de voorpassagierszijde. Het opblaasmechanisme voor de voorpassagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag, zoals boven vermeld. Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag activering” (pagina 2-61). qZij-airbags De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qGordijn-airbags De gordijn-airbags zijn ingebouwd in de voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Criteria voor SRS airbag activering Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing geactiveerd wordt. (De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type botsing en de ernst ervan.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen: In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
2-64
3 Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten. Sleutels ...................................................... 3-2 Afstandbediende portiervergrendeling ............................ 3-4 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling í .......................... 3-10 Werkingsbereik ................................. 3-11 Portieren en sloten ................................. 3-12 Portiersloten ......................................
Alvorens te gaan rijden Sleutels Sleutels WAARSCHUWING OPGELET l Laat nooit de sleutel in uw auto achter wanneer er zich kinderen in bevinden en bewaar ze op een plaats waar uw kinderen ze niet kunnen vinden en er niet mee kunnen spelen: Het is gevaarlijk kinderen in een auto achter te laten waarvan de sleutel in het contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand ernstig letsel wordt toegebracht of zelfs tot een ongeluk met dodelijke afloop leiden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPGELET l Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel (zender) te voorkomen: l l l l l l l l Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. De sleutel niet demonteren. Stel de sleutel niet bloot aan hoge temperaturen op plaatsen zoals het dashboard of de motorkap, onder direct zonlicht. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard. Geen zware voorwerpen op de sleutel plaatsen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Afstandbediende portiervergrendeling Dit systeem maakt gebruik van de sleuteltoetsen om op afstand de portieren en de achterklep/het kofferdeksel te vergrendelen en te ontgrendelen en opent het kofferdeksel. Het systeem kan de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak hoeft te nemen. Bediening van het anti-diefstal beveiligingssysteem is ook mogelijk bij modellen die voorzien zijn van een antidiefstal beveiligingssysteem.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l qZender De levensduur van de batterij is ongeveer 1 jaar. Vervang de batterij door een nieuwe als het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep gaat knipperen. Het wordt aanbevolen de batterij ongeveer eenmaal per jaar te vernieuwen, omdat de kans bestaat dat het KEY waarschuwingslampje/ indikatielampje niet gaat branden of knipperen, afhankelijk van hoe snel de batterij uitgeput is geraakt.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, Europese modellen) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep/het kofferdeksel met behulp van de sleutel vergrendeld/ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, behalve Europese modellen) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven. OPMERKING l De portieren en de achterklep/het kofferdeksel kunnen niet vergrendeld worden door het indrukken van de vergrendeltoets terwijl een ander portier open staat. De waarschuwingsknipperlichten zullen eveneens niet knipperen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l (Automatische hervergrendelfunctie) Na het ontgrendelen met behulp van de sleutel, zullen alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Sleutels qWerkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling í WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. qOpenen van de achterklep/het kofferdeksel Buitenantenne OPMERKING Wanneer de batterij bijna uitgeput is of op plaatsen waar er radiogolven met hoge intensiteit of storing is, bestaat de kans dat het werkingsbereik kleiner wordt of dat het systeem niet functioneert.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Portiersloten WAARSCHUWING Neem dus altijd alle kinderen en huisdieren met u mee of laat een verantwoordelijke persoon bij hen achter: Het alleen achterlaten van kinderen of huisdieren in een geparkeerde auto is gevaarlijk: Bij warm weer kan de temperatuur in een auto dusdanig hoog oplopen dat dit hersenbeschadiging of zelfs de dood kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l De buitensluitingpreventiefunctie voorkomt dat u uwzelf uit de auto kunt buitensluiten. (Europees model) Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel zullen automatisch ontgrendeld worden als deze vergrendeld worden met behulp van de centrale portiervergrendeling wanneer een van de portieren geopend is. Als alle portieren gesloten zijn zullen alle portieren vergrendeld worden, alhoewel de achterklep/het kofferdeksel open staat.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qVergrendelen, ontgrendelen met de sleutel Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel worden automatisch vergrendeld wanneer het bestuurdersportier met de sleutel vergrendeld wordt. Alle portieren worden ontgrendeld wanneer het bestuurdersportier met de sleutel ontgrendeld wordt. Draai voor vergrendeling de sleutel naar de voorzijde van de auto en draai voor ontgrendeling de sleutel naar de achterzijde van de auto.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 4. Steek de sleutel in het bestuurdersportier, draai de sleutel naar de vergrendelstand en draai deze naar de middenpositie terug. Vervolgens de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar de vergrendelstand draaien. 5. Het indikatielampje gaat gedurende ongeveer 3 seconden branden om aan te geven dat het systeem geactiveerd is. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qVergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel kunnen vergrendeld/ ontgrendeld worden door de verzoekschakelaar op de voorportieren in te drukken wanneer u de sleutel bij u draagt. (Wagon) De verzoekschakelaar op de achterklep kan alleen worden gebruikt voor het vergrendelen van alle portieren en de achterklep.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l (Europees model) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep/het kofferdeksel met behulp van een verzoekschakelaar vergrendeld/ ontgrendeld worden. (Behalve Europese modellen) Er wordt een zoemtoon gegeven voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep/het kofferdeksel vergrendeld/ ontgrendeld worden met behulp van de verzoekschakelaar.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l (Met anti-diefstal beveiligingssysteem) De waarschuwingsknipperlichten knipperen wanneer het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is gebracht of uitgeschakeld wordt. Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem (Europese modellen) op pagina 3-58. Zie Anti-diefstal beveiligingssysteem (Behalve Europese modellen) op pagina 3-63.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l (Automatische hervergrendelfunctie) Na het ontgrendelen door het indrukken van de verzoekschakelaar, zullen alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten l l Bij rijsnelheden hoger dan 20 km/h worden alle portieren en de achterklep/ het kofferdeksel automatisch vergrendeld. Wanneer het contact wordt uitgeschakeld, worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch ontgrendeld. Deze functies kunnen ook worden uitgeschakeld zodat ze buiten werking zijn.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Functienummer 1 2 3 4 Functie*1 De automatische portiervergrendelfunctie is uitgeschakeld. Bij een rijsnelheid van ongeveer 20 km/h of meer worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld. Bij een rijsnelheid van ongeveer 20 km/h of meer worden alle portieren en de achterklep/het kofferdeksel automatisch vergrendeld.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 3. Houd de vergrendelzijde van de portiervergrendelschakelaar ingedrukt binnen 20 seconden nadat u het contact op ON hebt gezet en let er op dat ongeveer acht seconden daarna een pieptoon klinkt. 4. Zie de tabel voor de instelling van de automatische vergrendel-/ ontgrendelfunctie en bepaal het functienummer voor de gewenste instelling. Druk de ontgrendelzijde van de portiervergrendelschakelaar hetzelfde aantal malen in als het geselecteerde functienummer (Bijv.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten (Voertuigen met automatische transmissie) Huidige functienummer Druk eenmaal op de ontgrendelzijde van de vergrendelschakelaar Druk op de Functienummer 1 vergrendelzijde van de Druk 2 maal vergrendelschakelaar Functienummer 2 Druk 3 maal Instelling annuleren Functienummer 3 Druk 4 maal Functienummer 4 Druk 5 maal Functienummer 5 Druk 6 maal Functienummer 6 Functie ingesteld (het aantal pieptonen dat wordt gegeven is hetzelfde als het geselecteerde functienumme
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING OPMERKING De rode indikatie wordt zichtbaar wanneer de portiervergrendelknop ontgrendeld wordt. Wanneer u de portieren op deze manier vergrendelt: Rode indikatie l Let erop de sleutel niet in de auto achter te laten. l De portiervergrendelknop van het bestuurdersportier kan niet worden gebruikt terwijl het bestuurdersportier open is.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Achterklep/Kofferdeksel WAARSCHUWING Sta nooit toe dat iemand in de bagageruimte/kofferruimte meerijdt: Toestaan dat iemand in de bagageruimte/kofferruimte meerijdt is gevaarlijk. Tijdens plotseling afremmen of een botsing bestaat de kans dat de persoon die in de bagageruimte/kofferruimte meerijdt ernstig of dodelijk letsel oploopt. Rijd niet met de achterklep/het kofferdeksel geopend: Uitlaatgassen in het interieur van een auto zijn gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET l Wees voorzichtig niet teveel kracht uit te oefenen op de dempersteun op de achterklep, zoals door met uw hand tegen de steun te leunen. Zo niet, dan bestaat de kans op verbuiging van de dempersteun wat een nadelig effect kan hebben op de werking van de achterklep.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l l Het kofferdeksel kan gesloten worden wanneer de portieren vergrendeld zijn en de sleutel in de auto is achtergelaten. Echter om te voorkomen dat de sleutel in de auto wordt achtergelaten, kan het kofferdeksel geopend worden door het indrukken van de elektrisch bediende kofferdekselopener.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten (Wagon) OPMERKING l Elektrisch bediende achterklepopener (Sedan) Elektrisch bediende kofferdekselopener OPMERKING (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) l Wanneer u de sleutel bij zich heeft kan een vergrendelde achterklep/ kofferdeksel ook worden geopend.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l l (Wagon) Wanneer het achterklepslot door het indrukken van de elektrisch bediende achterklepopener is vrijgezet, gaat de achterklep eerst een klein stukje omhoog zodat deze geopend kan worden. Als de achterklep gedurende een bepaalde periode van tijd niet wordt geopend nadat de elektrisch bediende achterklepopener is ingedrukt, kan de achterklep niet meer vanuit de eerste openingspositie omhoog gezet worden.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qBagageruimte Laden van golftassen In de bagageruimte kunnen golftassen meegevoerd worden. (Wagon) In de bagageruimte kunnen in totaal vier golftassen meegevoerd worden. Leg de derde golftas met de bovenkant naar rechts gericht en plaats dan de onderkant van de tas zodanig dat deze naar links wijst.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Leg elk van de drie golftassen in de bagageruimte met de onderkant van elke tas naar links gericht en plaats dan de bovenkant van elke tas zodanig dat deze naar rechts wijst. OPMERKING Het is mogelijk dat bepaalde golftassen niet passen, afhankelijk van de afmeting. qAfdekking bagageruimte (Wagon) Afdekking bagageruimte Gebruik de afdekking van de bagageruimte om lading of bagage aan het oog te onttrekken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l l Als u tijdens koud weer de achterklep probeert te openen terwijl de bagageruimteafdekking bevestigd is, bestaat de kans dat de demperfunctie niet normaal werkt en dat de achterklep moeilijk omhoog te krijgen is. De achterklep kan tijdens koud weer gemakkelijker geopend worden als de bagageruimteafdekking niet bevestigd is.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Opbergen van de afdekking í 1. Open de kofferruimteplank. 4. Berg de bagageruimteafdekking op met de uitsteeksels naar beneden gericht. Uitsteeksel Kofferruimteplank 2. Draai de winkeltashaak uit zijn opsluitplaat en zet de kofferruimteplank er tegen aan. 5. Sluit de kofferruimteplank. Installeren van de afdekking De procedure voor verwijderen in omgekeerde volgorde opvolgen. 3. Verwijder de afscheidingen aan beide zijden van de bagageruimte.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qBagageruimtenet (Wagon) í Het bagageruimtenet kan gebruikt worden als een bagageruimteverdeler of om dieren achterin te houden. WAARSCHUWING Het bagageruimtenet niet gebruiken voor het vastzetten van voorwerpen in de bagageruimte of op het achterzittinggedeelte: Gebruik van het bagageruimtenet voor het vastzetten van voorwerpen in de bagageruimte of op het achterzittinggedeelte is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 2. Trek de veerhouder aan het rechter uiteinde terug uit de oprolstang en steek deze in de bevestigingsgleuf. 3. Verwijder de terugtrekstang in de omgekeerde volgorde van het bevestigen. OPGELET Houd bij het losmaken van de netverankeringen de bovenkant van het net stevig in uw hand. Als u de controle over het net verliest, zal dit automatisch op een ongecontroleerde manier worden opgerold, hetgeen letsel kan veroorzaken. 3.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van brandstof en motoruitlaatgassen qVereiste brandstof (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Voertuigen met katalysator of zuurstofsensors dienen gebruik te maken van UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF, welke de uitstoot van uitlaatgassen vermindert en de verontreiniging van de bougies minimaal houdt. Uw Mazda zal de beste prestaties leveren met de soort brandstof die in de tabel is aangegeven.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie OPGELET l GEBRUIK UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF. Loodhoudende brandstof is schadelijk voor de katalysator en de zuurstofsensors en leidt tot verminderde werking van het uitlaatgasreinigingssysteem en/of defecten. l Het gebruik van E10 brandstof met 10% ethanol in Europa is veilig voor uw auto. Schade aan uw auto kan optreden wanneer de hoeveelheid ethanol hoger is dan hier aanbevolen. l Nooit het brandstofsysteem voorzien van toevoegingen.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qUitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qUitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 2.2) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qMotoruitlaatgassen (Koolmonoxide) WAARSCHUWING Niet met uw auto rijden als u uitlaatgas binnen in de auto ruikt: Uitlaatgas is gevaarlijk. Dit gas bevat koolmonoxide (CO), dat kleurloos, geurloos en giftig is. Bij inademing kan dit bewusteloosheid en verstikking veroorzaken. Als u uitlaatgassen in uw auto ruikt, alle ramen volledig openen en onmiddellijk contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop WAARSCHUWING Bij het verwijderen van de brandstoftankdop, de dop een klein stukje losdraaien en wachten tot het sissende geluid ophoudt. Vervolgens de dop verwijderen: Brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof die op de huid of in de ogen terechtkomt kan brandwonden veroorzaken en bij inslikking ziekte tot gevolg hebben.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qAfsluitklep van brandstoftankdop Trek aan de interieur-ontgrendelknop voor de afsluitklep van de brandstoftankdop om de afsluitklep te openen. Om te sluiten, tegen de afsluitklep van de brandstofvuldop duwen totdat deze goed vergrendelt. Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop qBrandstoftankdop Draai voor het verwijderen van de brandstoftankdop deze linksom. Bevestig de verwijderde dop aan de binnenzijde van de afsluitklep.
Alvorens te gaan rijden Stuurwiel Stuurwiel 3. Probeer alvorens te gaan rijden het stuurwiel omhoog en omlaag te duwen om te controleren of dit vergrendeld is. WAARSCHUWING Nooit tijdens het rijden het stuurwiel afstellen: Het is gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden het stuurwiel probeert af te stellen. Bij het bewegen van de stuurkolom is de kans groot dat u het stuurwiel plotseling naar links of rechts draait.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Spiegels Stel alvorens te gaan rijden de binnen- en buitenspiegels af. qBuitenspiegels OPMERKING (Groothoekspiegel bestuurderszijde í) l WAARSCHUWING Kijk daarom steeds over uw schouder achterom alvorens van rijbaan te veranderen: Objecten die in deze bolle spiegel worden waargenomen lijken dichterbij dan zij in werkelijkheid zijn.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Stel als volgt af: 1. Draai de spiegelschakelaar naar links ( ) of rechts ( ) voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. Handbediende inklapbare buitenspiegel Klap de buitenspiegel voorzichtig naar achteren, zodat deze plat tegen de wagen komt te staan. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting.
Alvorens te gaan rijden Spiegels WAARSCHUWING De elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel niet aanraken wanneer deze in beweging is: Aanraken van een elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel wanneer deze in beweging is, is gevaarlijk. Uw hand kan klemraken en gewond raken of de spiegel kan worden beschadigd. Gebruik de elektrische inklapschakelaar om de spiegel in de rijklaarstand te zetten: Het met de hand in de rijstand zetten van de elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Verminderen van verblinding door koplampen Handbediende dag/nacht spiegel Duw bij het rijden overdag de dag/nacht hendel naar voren. Trek de hendel naar achteren om verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen te verminderen. Druk op de ON/OFF toets om de automatische dimfunctie uit te schakelen. Het indikatielampje gaat uit. Druk voor het opnieuw inschakelen van de automatische dimfunctie op de ON/ OFF toets . Het indikatielampje gaat branden.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Elektrische ruitbediening Het contact dient op ON te staan om de elektrische ruitbediening te kunnen gebruiken. WAARSCHUWING Alvorens een ruit te sluiten, eerst controleren of er zich geen obstakels in de opening bevinden: Het sluiten van elektrisch bediende ruiten is gevaarlijk. De kans bestaat dat iemands hand, hoofd of nek tussen de ruit beklemd raakt, hetgeen ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Deze waarschuwing heeft vooral betrekking op kinderen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Normaal openen/sluiten Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag. Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omhoog.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Nadat het systeem opnieuw geïnitialiseerd is, kan elk van de passagiersruiten met behulp van de hoofdbedieningsschakelaars automatisch volledig geopend of gesloten worden. OPMERKING l Afhankelijk van de rijomstandigheden bestaat de kans dat een sluitende elektrisch bediende ruit stopt en begint te openen wanneer de ruit een schok ondervindt waarvan het effect hetzelfde is als in het geval waarbij de ruit door iets geblokkeerd wordt.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qVergrendelschakelaar van elektrische ruitbediening Met deze voorziening worden alle elektrisch bediende ruiten buiten werking gesteld, behalve de elektrisch bediende bestuurdersruit. Houd deze schakelaar in de vergrendelstand wanneer er zich kinderen in de auto bevinden. Vergrendelde stand (knop ingedrukt): Enkel de elektrisch bediende bestuurdersruit kan bediend worden.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Schuifdak í Het schuifdak kan alleen elektrisch geopend of gesloten worden wanneer het contact op ON staat. Kantel-/schuifschakelaar OPMERKING Alvorens u uw Mazda gaat wassen, er voor zorgen dat het schuifdak volledig gesloten is zodat geen water in het interieur kan binnendringen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qOpen- en dichtschuiven Druk om het schuifdak automatisch volledig te openen, de kantel/ schuifschakelaar kortstondig in achterwaartse richting drukken. Druk om het schuifdak automatisch volledig te sluiten, de kantel/ schuifschakelaar kortstondig in voorwaartse richting drukken. Druk om het schuiven tussentijds te stoppen de kantel/schuifschakelaar in.
Alvorens te gaan rijden Ruiten OPMERKING l l OPGELET Afhankelijk van de rijomstandigheden bestaat de kans dat een sluitend schuifdak stopt en begint te openen wanneer het schuifdak een schok ondervindt waarvan het effect hetzelfde is als in het geval waarbij het schuifdak door iets geblokkeerd wordt. Tijdens het initialiseren van het schuifdak zal de blokkeerbeveiligingsfunctie van het schuifdak niet functioneren. qZonnescherm Het zonnescherm kan met de hand geopend en gesloten worden.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Aanbrengen van wijzigingen en aanvullende apparatuur Mazda kan niet garant staan voor de juiste werking van het startblokkeersysteem en het anti-diefstal beveiligingssysteem als er wijzigingen aan het systeem zijn aangebracht of als er aanvullende apparatuur is aangesloten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPGELET l Veranderingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor de compliantie kunnen de garantie op de apparatuur ongeldig maken. l Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel te voorkomen: l l l l l Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWerking OPMERKING l De kans bestaat dat de motor niet start en dat het beveiligingssysteemindikatielampje brandt of knippert als de sleutel op plaatsen gelegd wordt waar het moeilijk is voor het systeem het signaal te ontvangen, zoals op het instrumentenpaneel of in de handschoenenkast. Breng de sleutel naar een plaats binnen het signaalbereik, zet het contact uit en start vervolgens de motor opnieuw.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l l Indien het beveiligingssysteemindikatielampje tijdens het rijden voortdurend blijft knipperen, de motor niet stopzetten. Ga naar een officiële Mazda reparateur en laat het lampje daar controleren. Als u de motor stop zet terwijl het indikatielampje knippert, zult u de motor niet opnieuw kunnen starten. Aangezien bij reparatie van het startblokkeersysteem de elektronische codes opnieuw ingesteld worden, zijn de sleutels nodig.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPGELET Let op de volgende punten om de inbraaksensor normaal te kunnen laten functioneren: l Hang geen kleding of voorwerpen op aan een hoofdsteun of een kledinghaak. l Plaats de uitschuifbare zonnekleppen in hun oorspronkelijke posities terug. l De inbraaksensor niet afschermen door deze af te dekken of er voorwerpen voor te hangen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l l Als de accu uitgeput raakt terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zal de sirene geactiveerd worden en zullen de waarschuwingsknipperlichten gaan knipperen wanneer de accu geladen of vervangen wordt. 4. Druk op de vergrendeltoets op de zender. De waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Druk op een verzoekschakelaar.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: l l l l Ontgrendelen van een portier Een portier of de achterklep/het kofferdeksel wordt geopend. De motorkap geopend wordt. Het contact wordt aan gezet. Voor het opnieuw in staat van paraatheid brengen van het systeem, de procedure voor het in staat van paraatheid brengen nogmaals uitvoeren.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Voor het annuleren van de inbraaksensor, de toets op de zender binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets indrukken. De waarschuwingsknipperlichten zullen driemaal knipperen. OPMERKING l Voor het opnieuw activeren van de inbraaksensor, het anti-diefstal beveiligingssysteem uitschakelen en dit vervolgens opnieuw in staat van paraatheid brengen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWaarschuwingslabels voor antidiefstal beveiligingssysteem De handschoenenkast van uw auto bevat een waarschuwingslabel voor het antidiefstal beveiligingssysteem. Het wordt door Mazda aanbevolen dit label aan te brengen op de achterste benedenhoek van een voorportierruit.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Het contact op ON zetten zonder de startdrukknop te gebruiken. l Als het systeem opnieuw in werking wordt gesteld, zal de verlichting en de claxon geactiveerd worden totdat het bestuurdersportier of de achterklep/het kofferdeksel met de zender ontgrendeld wordt. (Met geavanceerde sleutel) De verlichting en de claxon kunnen ook buiten werking gesteld worden door het indrukken van de verzoekschakelaar op een portier. 4.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: l l l l l Ontgrendelen van een portier Een portier of de achterklep/het kofferdeksel wordt geopend. De motorkap geopend wordt. Het contact wordt aan gezet.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWaarschuwingslabels voor antidiefstal beveiligingssysteem De handschoenenkast van uw auto bevat een waarschuwingslabel voor het antidiefstal beveiligingssysteem. Het wordt door Mazda aanbevolen dit label aan te brengen op de achterste benedenhoek van een voorportierruit.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Inrijden Er is geen speciale inrijperiode noodzakelijk. Echter het opvolgen van enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste 1000 km, kan het motorrendement, het brandstofverbruik en de levensduur van uw Mazda ten goede komen. l Voer het toerental van de motor niet te hoog op. l Rijd niet gedurende langere tijd met dezelfde snelheid, snel of langzaam. l Niet gedurende langere tijd constant met volgas of met hoge motortoerentallen rijden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips l Neem snelheid terug bij het rijden met sterke zijwind of tegenwind. Moeilijke rijomstandigheden WAARSCHUWING WAARSCHUWING Nooit tijdens het afdalen van hellingen de motor afzetten: Het afzetten van de motor bij het afdalen van hellingen is gevaarlijk. De stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging zullen dan buiten werking gesteld worden, hetgeen beschadiging van het aandrijfmechanisme tot gevolg kan hebben.
Alvorens te gaan rijden Rijtips l Gebruik zand, zout, sneeuwkettingen, tapijten of plaats ander anti-slip materiaal onder de voorwielen voor meer aandrijfkracht bij het wegrijden op een gladde ondergrond, zoals ijs of opeengehoopte sneeuw. OPMERKING Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op de voorwielen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Breng geen twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde aan: Het aanbrengen van twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de opsluitpennen enkel het naar voren schuiven van één vloermat kunnen voorkomen. Losse vloermat(ten) kunnen de bediening van de voetpedalen hinderen en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u in de winter een zwaarder type vloermat gebruikt, altijd de oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Rijden in de winter Het wordt aanbevolen een nooduitrusting mee te voeren. Handige daarvoor in aanmerking komende hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een ruitenkrabber, een zakje met zand of zout, een noodlamp, een kleine spade en startkabels. Laat de volgende punten door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur verzorgen: l Zorg er voor dat de radiateur de juiste hoeveelheid anti-vries bevat. Zie Motorkoelvloeistof op pagina 6-31.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Europa Kies wanneer u sneeuwbanden gaat gebruiken de voorgeschreven maat en bandenspanning (pagina 9-12). qSneeuwkettingen Informeer naar de plaatselijke bepalingen alvorens sneeuwkettingen te gaan gebruiken. OPGELET l Het gebruik van sneeuwkettingen kan de bestuurbaarheid van de auto nadelig beïnvloeden. l Rijd nooit sneller dan 50 km/h of de door de kettingfabrikant aanbevolen snelheid, naargelang welke snelheid lager is.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Doorwaden van water OPMERKING Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan het gebruik van kettingen met zeshoekige stalen spanringen, mogen alle soorten kettingen worden gebruikt die binnen de aangegeven montagespecificaties vallen. Montagespecificatie (Europa) Bij het aanbrengen van de sneeuwkettingen dient de afstand tussen het bandprofiel en de ketting zich binnen de voorgeschreven limieten te bevinden zoals aangegeven in onderstaande tabel. Afstand [Eenheid: mm] A B Max.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET l Na het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30 seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair draaien onnodig.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekken van een caravan en aanhanger (Europa/Rusland/ Turkije/Israël/Zuid-Afrika) Uw Mazda is in eerste instantie ontworpen en gebouwd voor het vervoer van passagiers en lading. Als u een aanhanger gaat trekken dient u de hiernavolgende instrukties op te volgen, aangezien de veiligheid van de bestuurder en de passagiers afhankelijk is van de juiste uitrusting en van een veilige rijstijl.
Alvorens te gaan rijden Slepen KOGELDRUK VAN AANHANGER: Het gewicht dat op de tong van de aanhanger drukt. Dit kan gevarieerd worden door bij het laden van de aanhanger de gewichtsverdeling te veranderen.
Alvorens te gaan rijden Slepen Bij het rijden in berggebieden op grote hoogte treedt er naarmate de hoogte toeneemt verlies aan motorvermogen op. Onder deze omstandigheden wordt het aanbevolen het totale aanhangergewicht en het bruto totaalgewicht met 10% per 1000 m te verminderen. Tabel van maximum aanhangergewichten Europa/Helling tot 12% MODEL Carrosserie Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Motor Transmissie SKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen MODEL Carrosserie Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Motor Transmissie SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaSTANDAARD kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische GROOT transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische GROOT transmissie VERMOGEN SKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen MODEL Carrosserie Motor Transmissie SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaWagon STANDAARD kelde VERMOGEN versnellingsbak HandgeschaSKYACTIV-D 2.2 kelde Wagon STANDAARD versnellingsVERMOGEN bak (Hoge versnelling) SKYACTIV-D 2.2 Automatische Wagon STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaWagon STANDAARD kelde versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-D 2.2 Automatische Wagon STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Duitsland en Oostenrijk/Helling tot 8% MODEL Carrosserie Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan 3-80 Motor Transmissie SKYACTIV-G 2.0 Handgeschakelde STANDAARD versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-G 2.0 Automatische STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-G 2.0 Handgeschakelde GROOT versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-G 2.0 Automatische GROOT transmissie VERMOGEN SKYACTIV-G 2.0 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen MODEL Carrosserie Sedan Sedan Sedan Sedan Motor Transmissie SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische GROOT transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische GROOT transmissie VERMOGEN SKYACTIV-G 2.0 HandgeschaWagon STANDAARD kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-G 2.0 HandgeschaWagon GROOT kelde versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen MODEL Carrosserie Motor Transmissie HandgeschaSKYACTIV-D 2.2 kelde versnellingsWagon STANDAARD VERMOGEN bak (Hoge versnelling) SKYACTIV-D 2.2 Automatische Wagon STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaWagon STANDAARD kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische Wagon STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaWagon GROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.2 Automatische Wagon GROOT transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Rusland/Helling tot 12% MODEL Carrosserie Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Sedan Motor Transmissie SKYACTIV-G 2.0 Handgeschakelde STANDAARD versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-G 2.0 Automatische STANDAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-G 2.0 Handgeschakelde STANDAARD versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-G 2.0 Automatische STANDAARD transmissie VERMOGEN Automatische SKYACTIV-G 2.5 transmissie Automatische SKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Zuid-Afrika/Helling tot 12% MODEL Carrosserie Sedan Sedan Sedan Sedan Motor Transmissie HandgeschaSKYACTIV-G 2.0 kelde versnellingsbak Automatische SKYACTIV-G 2.0 transmissie Automatische SKYACTIV-G 2.5 transmissie Automatische SKYACTIV-D 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen qTrekhaak Maak bij het trekken van een aanhanger gebruik van de juiste trekhaak. Het wordt aanbevolen gebruik te maken van een originele Mazda trekhaak. Gebruik de originele gaten die door de autofabrikant zijn geboord voor het bevestigen van de trekhaak. Neem voor nadere informatie contact op met uw officiële Mazda dealer. Montagepunten voor trekhaak (Sedan) C Eenheid: mm A: 350—420 B: 1178,5 C: 1046,9 Max.
Alvorens te gaan rijden Slepen Montagepunten voor trekhaak (Wagon) Eenheid: mm C A: 350—420 B: 1178,5 C: 1046,9 Max. 75 kg Aankoppelpunt van trekhaak A C B qBanden Zorg er voor bij het trekken van een aanhanger dat de bandenspanning van alle banden overeenkomt met de voorgeschreven koude-bandenspanning, zoals aangegeven op de bandenspanningstabel welke zich op het frame van het bestuurdersportier bevindt.
Alvorens te gaan rijden Slepen qVeiligheidskettingen Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Alvorens te gaan rijden Slepen WAARSCHUWING Sluit geen hydraulisch aanhanger-remsysteem op het remsysteem van uw auto aan: Wanneer een hydraulisch aanhanger-remsysteem rechtstreeks wordt aangesloten op het remsysteem van de auto, kan dit tot onvoldoende remvermogen leiden waardoor de kans bestaat op letsel. qTips voor het trekken van een aanhanger Alvorens te gaan rijden l Controleer of uw Mazda zich nagenoeg normaal gedraagt wanneer er een belaste of onbelaste aanhanger aan wordt gekoppeld.
Alvorens te gaan rijden Slepen l Schakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig is. Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden. Parkeren Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen.
3-90
4 Tijdens het rijden Informatie betreffende veilig rijden en stoppen Motor start/stop ....................................... 4-2 Contactschakelaar ............................... 4-2 Starten van de motor ........................... 4-4 Stopzetten van de motor .................... 4-12 i-stop ................................................. 4-14 Instrumentengroep en display .............. Meters en tellers ................................ Actief rijden display í .......................
Tijdens het rijden Motor start/stop Contactschakelaar qStartdrukknop-posities Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Telkens wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt, schakelt het contact over in de volgorde van uit, ACC en ON. Door vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te drukken wordt het contact uit gezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Alvorens de bestuurdersstoel te verlaten, altijd het contact uitzetten, de handrem aantrekken en er op letten dat de keuzehendel in stand P staat (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling gezet is (handgeschakelde versnellingsbak): Het verlaten van de bestuurdersstoel zonder het contact uit te zetten, de handrem aan te trekken en de keuzehendel in stand P te zetten (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling te zetten (handgesc
Tijdens het rijden Motor start/stop Starten van de motor OPMERKING l De functies van het startdrukknopsysteem (functie waarmee de motor gestart kan worden door enkel het meedragen van de sleutel) kunnen buiten werking gesteld worden om mogelijke nadelige invloeden op een gebruiker die een pacemaker of andere medische apparatuur draagt te voorkomen. Als het systeem buiten werking is gesteld, zult u de motor niet kunnen starten wanneer u de sleutel bij u draagt.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 5. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPGELET Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit duiden op een probleem in het motorstartsysteem en dat de motor niet gestart kan worden of dat het contact niet op ACC of ON gezet kan worden (bij voertuigen met type A meter (pagina 4-40), worden de berichten getoond in de instrumentengroep).
Tijdens het rijden Motor start/stop 7. Druk op de startdrukknop nadat zowel het KEY indikatielampje (groen) (indien voorzien) in de instrumentengroep als het startdrukknopindikatielampje (groen) zijn gaan branden. OPMERKING l OPMERKING l Na het starten van de motor, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) uit en staat het contact in de stand ON. l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l (Duitsland) Ga na het starten van de motor onmiddellijk rijden. Gebruik echter geen hoge motortoerentallen totdat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) l Ongeacht of de motor warm of koud is, dient deze zonder gebruik van het gaspedaal gestart te worden. l Zie Starten van een verzopen motor onder Starten in noodgevallen als de motor de eerste keer niet start.
Tijdens het rijden Motor start/stop qMotorstartfunctie wanneer sleutelbatterij uitgeput is OPGELET Wanneer de motor gestart wordt door de zender boven de startdrukknop te houden als gevolg van een uitgeputte sleutelbatterij of een defecte sleutel, er voor zorgen het volgende te voorkomen. Anders kan het signaal van de sleutel niet correct worden ontvangen en bestaat de kans dat de motor niet start. l Metalen delen van andere sleutels of metalen voorwerpen komen in aanraking met de sleutel.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Raak de startdrukknop aan met behulp van de achterzijde van de sleutel (zoals getoond) terwijl het startdrukknopindikatielampje (groen) knippert. OPMERKING l De motor kan niet gestart worden tenzij het koppelingspedaal volledig is ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal volledig is ingetrapt (automatische transmissie). l Als de functie van de startdrukknop defect is, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) knipperen.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l Voer voor het overschakelen van de stand van het contact zonder de motor te starten de volgende handelingen uit nadat het startdrukknopindikatielampje (groen) is gaan branden. 1. Laat het rempedaal (automatische transmissie) of het koppelingspedaal (handgeschakelde versnellingsbak) los. 2. Druk de startdrukknop in om over te schakelen naar de contactstand.
Tijdens het rijden Motor start/stop Stopzetten van de motor OPMERKING l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Het is mogelijk dat de koelventilator in de motorruimte gedurende enkele minuten nadat het contact vanuit ON op OFF gezet is gaat draaien, ongeacht of de airconditioning aan of uit is, voor het snel koelen van de motorruimte. l Als het systeem bespeurt dat de resterende batterijcapaciteit van de sleutel laag is wanneer het contact van ON op ACC of OFF wordt gezet, wordt het volgende aangegeven.
Tijdens het rijden Motor start/stop qMotornoodstop Wanneer terwijl de motor draait of tijdens het rijden de startdrukknop continu ingedrukt wordt gehouden, of een aantal malen achtereen snel wordt ingedrukt, zal de motor onmiddellijk worden stopgezet. Het contact schakelt over naar ACC.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop Automatische transmissie 1. De motor stopt wanneer tijdens het rijden het rempedaal wordt ingetrapt (behalve tijdens het rijden in de stand R of M, blokkeermodus voor tweede versnelling) en de auto tot stilstand is gebracht. 2. De motor herstart automatisch wanneer het rempedaal wordt losgelaten met de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling). 3.
Tijdens het rijden Motor start/stop l De functies van de afstandbediende portiervergrendeling & startdrukknopsysteem werken normaal. l Het remvacuüm is voldoende hoog. l Het stuurwiel wordt niet gedraaid. l (Handgeschakelde versnellingsbak) l l l l De rijsnelheid is 3 km/h of minder. De keuzehendel staat in de neutraalstand. Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt. (Automatische transmissie) l l l l l l l De auto wordt stopgezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Onder de volgende omstandigheden duurt het enige tijd voordat de motor wordt stopgezet l De accu is om een of andere reden uitgeput geraakt, zoals wanneer er langere tijd niet met de auto is gereden. l De omgevingstemperatuur is hoog of laag. l Nadat de accupolen om een of andere reden zijn losgekoppeld, zoals voor het vervangen van de accu. l (SKYACTIV-D 2.2) Nadat dieseldeeltjes (PM) door het dieseldeeltjesfilter (DPF) zijn verwijderd.
Tijdens het rijden Motor start/stop Wanneer de motor is gestopt, herstart de motor automatisch Onder de volgende omstandigheden herstart de motor automatisch. l De i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt totdat de zoemer klinkt. l De airconditioning wordt bediend met de luchtstroomfunctie in de stand l (Automatische airconditioning) l l (A/C ON). De temperatuurinstelknop voor de airconditioning is ingesteld op maximale koeling (A/C ON).
Tijdens het rijden Motor start/stop De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie) Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet wanneer het rempedaal wordt losgelaten. De motor herstart als het rempedaal nogmaals wordt ingetrapt of de keuzehendel naar de stand D, M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) of R wordt verplaatst.
Tijdens het rijden Motor start/stop qi-stop OFF schakelaar Door de schakelaar in te drukken totdat een zoemer klinkt, wordt de i-stop functie uitgeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Door de schakelaar nogmaals in te drukken totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop functie ingeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit.
Tijdens het rijden Motor start/stop qHellingstopfunctie (Automatische transmissie) Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart wordt nadat deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht: l Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt.
Tijdens het rijden Motor start/stop qi-stop waarschuwingslampje, zoemer Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep. Waarschuwingslampje/zoemer Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de waarschuwingszoemer en gaan het i-stop waarschuwingslampje (oranje) en de overige waarschuwingslampjes branden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Meters en tellers Type A Type B Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25 Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25 Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26 Brandstofmeter ............................................................
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Onderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) .......................................... pagina 4-31 Boordcomputer en INFO schakelaar .............................................................. pagina 4-31 qSnelheidsmeter De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de auto aan.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Wanneer dagteller A wordt gekozen, verschijnt TRIP A op de display. Wanneer dagteller B wordt gekozen, verschijnt TRIP B. De dagteller registreert de totale door de auto afgelegde afstand, totdat de meter weer op nul teruggesteld wordt. Zet de meter terug op “0.0” door de keuzeschakelaar 1 seconde of langer ingedrukt te houden. Gebruik deze meter voor het meten van reisafstanden en voor het berekenen van het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qBrandstofmeter De brandstofmeter geeft bij benadering de in de brandstoftank resterende hoeveelheid brandstof aan wanneer het contact op ON wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank voor meer dan 1/4 gevuld te houden. Type A Type B Vol 1/4 Vol Vol Leeg 1/4 Vol Leeg Als het waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil gaat branden of het brandstofpeil erg laag is, de tank zo spoedig mogelijk bijvullen. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Na het bijtanken van brandstof kan het enige tijd duren voordat de indikator stabiel wordt. Bovendien kan bij het rijden op hellingen of in bochten de indikator afwijken als gevolg van de beweging van de brandstof in de tank. l De display die een kwart of minder resterende brandstof aangeeft heeft meer segmenten om het resterende brandstofniveau in groter detail te tonen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Bij het rijden in het donker of bij sneeuw of mist, of in andere situaties waarbij de zichtbaarheid van de instrumentengroep als gevolg van de grote helderheid van de omgeving wordt verminderd, kunt u de verlichtingsdimmer annuleren en de intensiteit van de verlichting doen toenemen. Voor het annuleren van de verlichtingsdimmer, de knop volledig rechtsom draaien. U hoort dan een zoemtoon en de verlichtingsdimmer wordt geannuleerd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Buitentemperatuurwaarschuwing í Type A Wanneer de omgevingstemperatuur laag is, verschijnt een bericht op de multiinformatiedisplay en klinkt er een zoemtoon om de bestuurder te waarschuwen voor de kans op gladde wegen. Als de omgevingstemperatuur lager is dan ongeveer 4 °C, verschijnt gedurende ongeveer 10 seconden een bericht op de multi-informatiedisplay en klinkt eenmaal een zoemtoon.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qOnderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) OPMERKING De volgende kennisgevingen voor periodieke inspectie kunnen getoond worden door de onderhoudsmonitor in te schakelen. l Periodiek onderhoud l Bandenrotatie l Olie verversen l Als terwijl een bericht getoond wordt een van de INFO schakelaars (omhoog , omlaag of INFO toets) wordt ingedrukt, zal het bericht de volgende keer dat het contact op ON gezet wordt niet meer getoond worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l Display van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem (Type A instrumentengroep) í l Display van afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) (Type A instrumentengroep) í l Waarschuwing (Type A instrumentengroep) Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur indien u problemen heeft met de boordcomputer.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Als er geen historische brandstofverbruikgegevens zijn, bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist heeft aangeschaft of de gegevens als gevolg van het losmaken van de accukabels zijn gewist, is het mogelijk dat de feitelijke afstand die met de voorradige brandstof kan worden afgelegd van de aangegeven hoeveelheid verschilt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type B (Europees model) Type B (Europees model) (Behalve Europees model) (Behalve Europees model) Wanneer u de snelheid heeft teruggebracht tot ongeveer 5 km/h, zal - - - L/100 km op de display worden aangegeven. Houd de INFO toets langer dan 1,5 seconde ingedrukt om de informatie op de display te wissen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type A Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld aan de hand van onderstaande procedure. Type A 1. Druk op de INFO schakelaar op het snelheidsalarmscherm. 2. Selecteer ON en druk op de INFO schakelaar. Type B 3. Stel de rijsnelheid in door het indrukken van de INFO omhoog of omlaag toets en druk vervolgens op de INFO toets. Type B 1. Houd de INFO toets gedurende 1,5 seconde of langer ingedrukt. De rijsnelheid gaat knipperen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 2. Druk op het omhoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar voor het selecteren van - - - km/h. Zie het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op pagina 4-177. 3. Houd de INFO toets gedurende 1,5 seconde of langer ingedrukt. - - - gaat branden. Rijstrookassistent/ Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) display (Type A instrumentengroep) í Informatie betreffende de rijstrookassistent/ rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) wordt getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Actief rijden display í Spiegel Combiner Optische ontvanger WAARSCHUWING Stel de helderheid of de displaypositie af terwijl u daarbij de verkeersveiligheid in acht blijft nemen: Als u de verkeersveiligheid niet acht neemt terwijl u probeert afstellingen te maken, kan dit een onvoorzien ongeval veroorzaken. OPGELET l Probeer niet handmatig de hoek van de actief rijden display af te stellen of deze te openen of te sluiten.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Bij het dragen van een zonnebril is de display mogelijk moeilijk zichtbaar. Zet uw zonnebril af of stel de helderheid af. l Als de accu werd verwijderd en opnieuw is geïnstalleerd of de accuspanning laag is, kan de afgestelde positie afwijken. l Het is mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar is of dat tijdelijk hinder wordt ondervonden als gevolg van weersomstandigheden zoals regen, sneeuw, licht en temperatuur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 2. Selecteer het AD-Disp tabblad. 3. Selecteer het gewenste item en maak de instelling/afstelling.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwings/indikatielampjes qType A Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten (Displayvoorbeeld) Wordt als volgt getoond: Hoofdwaarschuwingslampje Indikatie op display en hoofdwaarschuwingslampje in instrumentengroep branden tegelijkertijd Dit duidt op een defect in het voertuigsysteem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Multi-informatiedisplay Er verschijnt een bericht dat bijvoorbeeld de bedrijfstoestand van het systeem, een defect of een afwijking aangeeft. l (Wanneer een symbool en een bericht op de display verschijnen) Controleer voor bijzonderheden over de symbolen die op het bovenste gedeelte van het scherm worden aangegeven de lijst van indikaties en te nemen maatregelen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Oplossing: Raadpleeg een officiële Mazda reparateur om uw auto te laten inspecteren. Indikatie op display Storing in BSM: Dodehoekmonitorsysteem (BSM) dient geïnspecteerd te worden. Storing accu-beheersysteem: Accubeheersysteem dient geïnspecteerd te worden. Storing in Brake Override-systeem: Noodremsysteem dient geïnspecteerd te worden. Indikatie op display Storing motormanagement: Voertuigsysteem dient geïnspecteerd te worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Waarschuwingslampje elektrische handrem 4-51 Laadsysteemwaarschuwingsindikatie/waarschuwingslampje 4-52 Motoroliewaarschuwingslampje 4-52 Motorwaarschuwingslampje 4-53 Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) 4-54 i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-54 Rijstrookassistentindikatie 4-56 Rijstrookassistent OFF indikatie 4-57 Rijstrookafwijkingwaar
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal 4-44 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Open-portier waarschuwingsindikatie 4-62 Open-kofferdeksel/achterklep waarschuwingsindikatie 4-63 Rijsnelheidwaarschuwingsindikatie 4-31 Waarschuwingsindikatie voor laag sproeiervloeistofniveau 4-63 Waarschuwingslampje van bandenspanningcontrolesysteem 4-63 KEY indikatie 4-66 Adaptieve LED koplampen waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-68 Koplampregelsysteem (HBC) waarschuw
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) OFF indikatielampje 4-73 Waarschuwingsindikatie van stadsverkeer-remassistent (SCBS) 4-73 i-ELOOP indikatie 4-73 Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) 4-74 Schakelstandindikatie 4-74 Grootlichtindikatielampje 4-75 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes 4-75 Beveiligingssysteem
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Indikatielampje voor mistachterlicht 4-78 qType B Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten Signaal 4-46 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Hoofdwaarschuwingslampje 4-49 Remwaarschuwingslampje 4-49 Waarschuwingslampje van anti-blokkeer remsysteem (ABS) 4-50 Indikatielampje elektrische handrem 4-51 Waarschuwingslampje elektrische handrem 4-51 Rempedaalbedien
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) 4-54 i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-54 Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) 4-56 Indikatielampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF 4-57 Waarschuwingslampje voor automatische transmissie 4-58 Indikatielampje voor defecte stuurbekrachtiging 4-59 Waarsch
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal 4-48 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Voorgloei-indikatielampje 4-69 Dieseldeeltjesfilter indikatielampje 4-70 Moersleutelindikatielampje 4-71 Waarschuwingsindikatie voor lage omgevingstemperatuur 4-71 TCS/DSC indikatielampje 4-72 DSC OFF indikatielampje 4-72 Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) 4-74 Schakelstandindikatie 4-74 Grootlichtindikatielampje 4-75 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperli
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Indikatielampje voor mistvoorlicht 4-78 Indikatielampje voor mistachterlicht 4-78 qHoofdwaarschuwingslampje qRemwaarschuwingslampje Type A Dit waarschuwingslampje heeft de volgende functies: Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de motor gestart wordt. Wordt getoond wanneer melding van de systeemdefecten vereist is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display WAARSCHUWING Niet rijden wanneer het remwaarschuwingslampje brandt. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur om de remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren: Rijden terwijl het remwaarschuwingslampje brandt is gevaarlijk. Het geeft aan dat de remmen wellicht totaal niet functioneren of dat ze op elk moment volledig buiten bedrijf kunnen raken.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwing van elektronisch remkrachtverdelingssysteem Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. qRempedaalbediening vereist indikatielampje (Type B) Als het waarschuwingslampje/indikatie tijdens het rijden gaat branden, geeft dit een storing aan in de dynamo of in het laadsysteem. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Indien het lampje tijdens het rijden gaat branden: qMotorwaarschuwingslampje 1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot stilstand. 2. Zet de motor stop en wacht 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien. 3. Inspecteer het motoroliepeil (pagina 6-29). Als het peil laag is, de juiste hoeveelheid motorolie bijvullen en er daarbij op letten niet teveel bij te vullen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) Wanneer het contact op ON wordt gezet, brandt het lampje kortstondig en gaat dit vervolgens uit. Het lampje knippert wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur buitengewoon hoog is en gaat branden wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur verder toeneemt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display i-stop waarschuwingslampje (oranje) l Wanneer het lampje brandt l Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de motor gestart wordt. l Het lampje gaat branden wanneer de istop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het systeem wordt uitgeschakeld. l Het lampje gaat branden als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden uitgevoerd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l l (Europees model) Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en het bestuurdersportier wordt geopend om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is. Het lampje gaat uit wanneer het bestuurdersportier gesloten wordt. (Behalve Europees model) (Automatische transmissie) Het lampje knippert als de auto tot stilstand wordt gebracht maar het rempedaal niet met voldoende kracht wordt ingetrapt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qRijstrookassistent OFF indikatie (Type A) í qRijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF indikatie/indikatielampje í Druk op de rijstrookassistentschakelaar om de rijstrookassistent uit te schakelen. De rijstrookassistent OFF indikatie wordt getoond. Als de indikatie na bediening van de rijstrookassistentschakelaar blijft verschijnen, duidt dit op een probleem in het systeem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET l l Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde merk, soort en profielpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het LDWS niet normaal functioneert. Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet normaal functioneert.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET Als het waarschuwingslampje/ waarschuwingsindikatie voor de automatische transmissie gaat branden, is er een elektrisch probleem in de transmissie. Wanneer u in deze toestand met uw Mazda blijft doorrijden, kan dit beschadiging van uw transmissie tot gevolg hebben. Raadpleeg zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels WAARSCHUWING Sleutel nooit zelf aan de airbag/ voorspannersystemen en laat altijd alle onderhoud en reparatie door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur uitvoeren: Het zelf uitvoeren van onderhoud of sleutelen aan de systemen is gevaarlijk. De kans bestaat dat een airbag/voorspanner onvoorzien geactiveerd of buiten werking gesteld wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Voorpassagierszitting De zoemtoon stopt niet totdat de veiligheidsgordel wordt aangegespt of een bepaalde tijd is verstreken, ook niet als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 20 km/h. OPMERKING Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Achterzitting í Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet zijn vastgemaakt en het contact op ON staat, worden de bestuurder en de passagier op de hoogte gesteld door de waarschuwingslampjes. qOpen-portier waarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje Type A Type B De waarschuwingslampjes branden in twee kleuren. Wanneer de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, is de verlichting van het waarschuwingslampje rood.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qOpen-kofferdeksel/achterklep waarschuwingsindikatie (Type A instrumentengroep) í qWaarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje voor laag sproeiervloeistofniveau í Deze waarschuwingsindikatie gaat branden, wanneer het kofferdeksel of de achterklep niet goed gesloten is. Alvorens te gaan rijden, het kofferdeksel of de achterklep goed sluiten.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display WAARSCHUWING Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage bandenspanning wordt gegeven, onmiddellijk de rijsnelheid verminderen en plotseling manoeuvreren en remmen vermijden: Als het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat branden of knipperen of als de waarschuwingszoemtoon voor lage bandenspanning wordt gegeven, is het gevaarlijk met hoge snelhe
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Stel de bandenspanning af wanneer de banden koud zijn. De bandenspanning varieert naargelang de bandentemperatuur, laat daarom de auto gedurende ongeveer 1 uur staan of rijd er enkel 1,6 km of minder mee alvorens de bandenspanning af te stellen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwingslampje knippert Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display “Houd sleutel tegen startknop” wordt aangegeven Dit bericht wordt getoond wanneer een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het werkingsbereik is of zich op plaatsen in de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk bespeurd kan worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l In de volgende gevallen zal het KEY waarschuwingslampje (rood) continu knipperen wanneer het contact niet uitgezet is om de bestuurder op de hoogte te stellen dat de sleutel uit de auto is verwijderd. Het KEY waarschuwingslampje (rood) zal stoppen met knipperen wanneer de sleutel terug in de auto is: Het contact is niet uit gezet en alle portieren en de achterklep zijn gesloten nadat de sleutel uit de auto is verwijderd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qHBC waarschuwingslampje (Oranje)/HBC indikatielampje (Groen) í HBC waarschuwingslampje (Oranje) Wanneer het lampje brandt Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat dit waarschuwingslampje branden en vervolgens na enkele seconden uit. Het waarschuwingslampje gaat branden als het gedeelte van de voorruit aan de voorzijde van de vooruitrijcamera (FSC) beslagen is of geblokkeerd wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qDieseldeeltjesfilterindikatie/ indikatielampje (SKYACTIV-D 2.2) Type A Wanneer “Roetophoping in roetfilter te hoog” wordt aangegeven De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet automatisch verwijderd worden en de hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM) hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als het dieseldeeltjesfilter indikatielampje knippert. OPGELET Als het dieseldeeltjesfilter indikatielampje brandt en u als normaal met de auto blijft doorrijden, zullen de dieseldeeltjes toenemen en bestaat de kans dat het indikatielampje begint te knipperen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qTCS/DSC indikatielampje qDSC OFF indikatielampje Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Als het TCS of DSC systeem in werking is, gaat het indikatielampje knipperen. Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Dit lampje gaat ook branden wanneer op de DSC OFF schakelaar wordt gedrukt en het TCS/DSC systeem wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qSmart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeerremassistent (SBS/SCBS) OFF indikatielampje (Type A) í Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat dit indikatielampje gedurende enkele seconden branden. Wanneer het Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) wordt uitgeschakeld, gaat het Smart Brake Support remhulpsysteem/ stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) OFF indikatielampje branden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qIndikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) Het lampje brandt continu wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en gaat uit nadat de motor warmgedraaid is. Als het indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur blijft branden nadat de motor voldoende is opgewarmd, bestaat de kans dat de temperatuursensor defect is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qGrootlichtindikatielampje Als een indikatielampje abnormaal gaat knipperen, bestaat de kans dat één van de richtingaanwijzergloeilampen is doorgebrand. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. qBeveiligingssysteemindikatielampje Dit lampje geeft een van beide volgende functies aan: l Het grootlicht van de koplampen is ingeschakeld. l De richtingaanwijzerhendel staat in de lichtsignaal-stand.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qMazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem waarschuwingslampje (Oranje)/ indikatielampje (Groen) (Type A) í qHoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje)/ Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) í Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem waarschuwingslampje (Oranje) Dit indikatielampje heeft twee kleuren. Brandt Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het waarschuwingslampje branden en vervolgens na enkele seconden uit.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qDodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/indikatielampje í l Wanneer het lampje blijft branden, ook al is de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar uitgezet. l Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden. OPMERKING Type A De dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie gaat branden wanneer de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt om de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uit te schakelen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qLED koplampwaarschuwingslampje í Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat dit waarschuwingslampje gedurende enkele seconden branden. Dit lampje gaat branden als er een defect is in de LED koplamp. Laat uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. qIndikatielampje voor mistvoorlicht í Dit lampje gaat branden wanneer de voormistlichten ingeschakeld worden.
Tijdens het rijden Transmissie Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak Uw auto is uitgerust met een inrichting welke voorkomt dat per ongeluk naar R (achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de versnellingshendel omlaag en schakel over naar R. qSchakelpatroon van de handgeschakelde versnellingsbak Neutraalstand Het schakelpatroon van de versnellingsbak is conventioneel, zoals h aangegeven. Druk het koppelingspedaal tijdens het overschakelen volledig in; laat het vervolgens langzaam opkomen.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET l l l Laat tijdens het rijden uw voet nooit op het koppelingspedaal rusten. Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling in stilstaande positie te houden. Wanneer u uw voet op het koppelingspedaal laat rusten wordt onnodige slijtage van de koppeling en beschadiging veroorzaakt. Oefen geen onnodige zijdelingse kracht uit op de versnellingshendel bij het overschakelen van de 5de naar de 4de versnelling.
Tijdens het rijden Transmissie qSchakelstand-indikatielampje Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld. l De auto wordt stopgezet.
Tijdens het rijden Transmissie Bedieningsorganen van de automatische transmissie Ontgrendeltoets Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ACC of ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden.
Tijdens het rijden Transmissie qDisplayaanduiding Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie. qWaarschuwingslampje Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40. qSchakelstanden l Het schakelstandindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING Nooit vanuit N of P naar een van de versnellingen overschakelen wanneer het motortoerental hoger is dan stationair: Het overschakelen vanuit N of P naar een van de versnellingen is gevaarlijk wanneer het motortoerental hoger is dan stationair. Indien dit gedaan wordt, kan de auto plotseling in beweging komen, hetgeen tot een ongeluk of ernstig letsel kan leiden.
Tijdens het rijden Transmissie qSchakelblokkeersysteem Het schakelblokkeersysteem voorkomt dat u vanuit stand P kunt overschakelen tenzij u het rempedaal indrukt. 2. Steek een schroevendraaier naar binnen en duw deze naar beneden. Overschakelen vanuit P: Deksel 1. Houd het rempedaal ingedrukt. 2. Start de motor. 3. Houd de ontgrendeltoets ingedrukt. 4. Verplaats de keuzehendel.
Tijdens het rijden Transmissie qModus voor handbediende overschakeling Deze modus geeft u het gevoel met een auto met handgeschakelde versnellingsbak te rijden door de bediening van de keuzehendel en stelt u in staat het motortoerental en het koppel naar de aangedreven wielen te regelen precies zoals bij een handgeschakelde versnellingsbak wanneer een grotere mate van beheersing gewenst is. Voor het overschakelen naar de modus voor handbediende overschakeling, de keuzehendel van D naar M verplaatsen.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING l Als tijdens het rijden met hoge snelheden de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden, gaat het versnellingspositieindikatielampje tweemaal knipperen om aan te geven dat de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden (om de transmissie te beschermen).
Tijdens het rijden Transmissie Aanduiding Oplossing De geselecteerde schakelstand Nummer wordt getoond. Opschakelen of terugschakelen en nummer naar de aangegeven schakelstand wordt aanbevolen. Handbediend opschakelen (M1 → M2 → M3 → M4 → M5 → M6) Voor het opschakelen naar een hogere versnelling, de keuzehendel eenmaal naar achteren ( ) verplaatsen. OPGELET Vertrouw niet enkel op de opschakel/ terugschakel-aanbevelingen van de indikatielampjes.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING Houd uw handen op de rand van het stuurwiel wanneer u met uw vingers de stuurversnellingschakelaars bedient: Het plaatsen van uw handen binnen de rand van het stuurwiel bij gebruik van de stuurversnellingschakelaars is gevaarlijk. Als de bestuurdersairbag bij een botsing geactiveerd zou worden, zou deze tegen uw handen kunnen slaan en letsel veroorzaken.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING Op gladde wegen of bij hoge snelheden niet plotseling afremmen op de motor: Het terugschakelen tijdens het rijden op natte of met sneeuw of ijs overdekte wegen, of tijdens het rijden met hoge snelheden veroorzaakt plotseling afremmen op de motor, hetgeen gevaarlijk is. Door de plotselinge verandering in de draaisnelheid van de banden kunnen de banden gaan slippen. Dit kan er toe leiden dat u de macht over het stuur verliest en een ongeluk veroorzaakt.
Tijdens het rijden Transmissie Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen) In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld. Opschakelen De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de snelheidslimiet. Terugschakelen De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet.
Tijdens het rijden Transmissie Automatisch terugschakelen De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het afremmen op de motor. OPMERKING Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de versnelling in de tweede. qDirecte modus í De directe modus kan worden gebruikt voor het tijdelijk overschakelen van de versnellingen door bediening van de stuurversnellingschakelaar tijdens het rijden met de keuzehendel in het D bereik.
Tijdens het rijden Transmissie qRijtips WAARSCHUWING Laat de auto niet achteruit rijden op een oplopende helling terwijl de keuzehendel in een vooruitversnelling staat, of vooruit rijden op een aflopende helling terwijl de keuzehendel in de achteruit staat: Anders zal de motor afslaan wat tot verlies van de rem- en stuurbekrachtigingsfuncties leidt waardoor de auto moeilijk bestuurbaar wordt en ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Lichtschakelaar qKoplampen l Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen. l Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie. l Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Schakelaarstand Contactstand ×*1 ACC of OFF ― ― ― ON Dagverlichting í Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting ― ACC of OFF ― × × ON ― ACC of OFF ― × ×*2 ON ×: Aan ―: Uit *1 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden. *2 Als de koplampen branden en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, worden de koplampen uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Schakelaarstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF Dagverlichting í ×*2 ― Automatisch*1 ― ― ― ― ― Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting ― ― Automa- *3 *4 × /― tisch*1 × × × ×*5 Contactstand ×: Aan ―: Uit *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de omgeving zoals afgetast door de sensor.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische verlichtingsregeling Wanneer de koplampschakelaar in de stand staat en het contact op ON gezet is, tast de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie bovenstaande tabel). OPGELET l De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qThuiskomstverlichtingsysteem qVertrekverlichtingsysteem Wanneer u uit uw auto stapt en de omgeving donker is, kan er voor gezorgd worden dat het gebied aan de voorzijde van de auto gedurende een bepaalde tijd verlicht blijft. Wanneer het contact op ACC of uit wordt gezet, gaan de koplampen (dimlicht) branden wanneer er aan de hendel wordt getrokken. Nadat de portieren zijn gesloten en er een bepaalde tijd is verstreken gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l De functie van het vertrekverlichtingsysteem kan in- of uitgeschakeld worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15. l Wanneer de vergrendeltoets van de zender wordt ingedrukt en de auto het zendersignaal heeft ontvangen, gaat de verlichting uit. l Wanneer de koplampschakelaar in of een andere stand staat dan , gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qDagverlichting í In bepaalde landen is het vereist dat rijdende voertuigen overdag met ingeschakelde verlichting (dagverlichting) rijden. De dagverlichting gaat automatisch branden wanneer de auto begint te rijden. Deze worden uitgeschakeld wanneer de handrem aangetrokken wordt of de keuzehendel in stand P gezet wordt (auto met automatische transmissie).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l (Met automatische verlichtingsregeling) Als de mistlichtschakelaar in de of staat en de stand koplampschakelaar in de stand staat, worden de voormistlichten ingeschakeld wanneer de koplampen, de buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting ingeschakeld zijn.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achtermistlicht í Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is. Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw auto beter gezien wordt. Het achtermistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat uit wanneer het achtermistlicht wordt uitgeschakeld. OPMERKING l De voormistlichten worden ingeschakeld wanneer het achtermistlicht wordt ingeschakeld.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qType B (Zonder voormistlicht) Voor het inschakelen van het achtermistlicht dienen de koplampen ingeschakeld te zijn. Voor het inschakelen van het achtermistlicht, de mistlichtschakelaar draaien (de naar de stand mistlichtschakelaar keert automatisch naar zijn oorspronkelijke stand terug). Het achtermistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer het achtermistlicht is ingeschakeld.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Richtingaanwijzers en signalen voor rijbaanverandering OPMERKING l l Als een indikatielampje abnormaal gaat knipperen, bestaat de kans dat één van de richtingaanwijzergloeilampen is doorgebrand. Een gebruikersfunctie is beschikbaar voor het wijzigen van het geluidsvolume van de richtingaanwijzerindikator. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qDrie-knipperingen richtingaanwijzer Duw voor het aangeven van een rijbaanverandering de richtingaanwijzerhendel een weinig omhoog of omlaag en laat de hendel los. Nadat de hendel is losgelaten knippert de richtingaanwijzer driemaal. De werking kan geannuleerd worden door de hendel in de tegenovergestelde richting waarin deze werd bediend te bewegen.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Aangezien door ijs en zware sneeuwval de ruitenwissers geblokkeerd zouden kunnen raken, is de ruitenwissermotor beveiligd tegen motordefect, oververhitting en mogelijk brand door middel van een circuitonderbreker. Dit mechanisme zal de werking van de ruitenwissers automatisch stoppen, echter alleen gedurende ongeveer 5 minuten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Naarmate de rijsnelheid toeneemt, wordt de interval korter. Met automatische ruitenwisserregeling De gevoeligheid van de regensensor kan afgesteld worden door de schakelaar op de ruitenwisserhendel te draaien. De schakelaar vanuit de middenpositie (normaal) omlaag draaien voor een hogere gevoeligheid (snellere respons) of de schakelaar omhoog draaien voor minder gevoeligheid (langzamere respons).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPGELET l Wanneer de ruitenwisserhendel in de stand AUTO staat en het contact op ON wordt gezet, is het mogelijk dat de ruitenwissers in de volgende gevallen automatisch in beweging gezet worden: l l Als de voorruit boven de regensensor wordt aangeraakt of met een doek wordt afgeveegd. Als vanaf de buitenzijde of binnenzijde van de auto met een hand of ander voorwerp tegen de voorruit wordt gestoten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l l OPMERKING Als u de automatische ruitenwisserhendel in de stand laat staan, kunnen de ruitenwissers door het effect van sterke lichtbronnen, elektromagnetische golven of infrarood licht automatisch in werking treden, omdat voor de regensensor een optische sensor wordt gebruikt. Het wordt aanbevolen de automatische ruitenwisserhendel in de stand te laten staan, behalve tijdens het rijden bij regenachtig weer.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achterruitenwisser en ruitensproeier í Het contact moet op ON staan. qAchterruitenwisser Koplampsproeier í De motor dient gestart te zijn en de koplampen dienen ingeschakeld te zijn. Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken, de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe trekken. UIT Ruitensproeier Schakel de ruitenwisser in door het draaien van de achterruitenwisser/ ruitensproeier schakelaar. Schakelaarstand Type Type Nr.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achterruitverwarming De achterruitverwarming ontdoet de achterruit van wasem. Handbediend type airconditioning Indikatielampje Het contact moet op ON staan. Druk op de schakelaar om de achterruitverwarming in te schakelen. De achterruitverwarming functioneert gedurende ongeveer 15 minuten en wordt dan automatisch uitgeschakeld. Het indikatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming in werking is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l Deze achterruitverwarming is niet bestemd voor het doen smelten van sneeuw. Als sneeuw zich op de achterruit heeft opgehoopt, deze eerst verwijderen alvorens de achterruitverwarming te gebruiken. l De instelling van de achterruitverwarming kan gewijzigd worden. Na het veranderen van de instelling, stopt de achterruitverwarming automatisch nadat 15 minuten zijn verstreken en wanneer de omgevingstemperatuur hoog is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Waarschuwingsknipperlichten De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. OPMERKING l De richtingaanwijzers kunnen niet gebruikt worden wanneer de waarschuwingsknipperlichten zijn ingeschakeld.
Tijdens het rijden Remmen Remsysteem qVoetrem Uw Mazda is uitgerust met een bekrachtigd remsysteem dat bij normaal gebruik zichzelf automatisch afstelt. In het geval de rembekrachtiging uitvalt, tengevolge van het afslaan van de motor of enige andere reden, kunt u de auto alsnog tijdig tot stilstand brengen door het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken. De remafstand wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
Tijdens het rijden Remmen OPGELET l Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal of rempedaal rusten en houd het koppelingspedaal niet onnodig halverwege ingetrapt. Anders kan dit onderstaande gevolgen hebben: l l l l De onderdelen van koppeling en rem zullen sneller slijten. De remmen kunnen oververhit raken waardoor de remwerking nadelig beïnvloed wordt. Trap het rempedaal altijd met uw rechtervoet in.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l De elektrische handrem kan niet aangetrokken of vrijgezet worden wanneer de accu van de auto uitgeput is. l Tijdens het aantrekken of vrijzetten van de elektrische handrem is een werkingsgeluid hoorbaar, echter dit duidt niet op een defect. l Als de elektrische handrem gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, wordt terwijl de auto geparkeerd staat een automatische inspectie van het systeem uitgevoerd.
Tijdens het rijden Remmen Aantrekken van de elektrische handrem Handmatig vrijzetten van de elektrische handrem De elektrische handrem kan worden aangetrokken ongeacht de stand van de contactschakelaar. Trap het rempedaal stevig in en trek de elektrische handremschakelaar omhoog. De elektrische handrem wordt aangetrokken en het elektrische handremindikatielampje en het indikatielampje van de elektrische handremschakelaar gaan branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING Als het gaspedaal door iets zoals de voet van de bestuurder wordt aangeraakt terwijl de motor draait en de elektrische handrem is aangetrokken, is het mogelijk dat de handrem automatisch wordt vrijgezet. Als u niet van plan bent meteen weg te rijden, zet dan de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) in de neutraalstand of zet de keuzehendel (automatische transmissie) in de stand P of N.
Tijdens het rijden Remmen qRembekrachtiging Wanneer het bij het afremmen in noodsituaties nodig is het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken, biedt het rembekrachtigingsysteem remassistentie voor een verbetering van het remvermogen. Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, zullen de remmen krachtiger in werking treden.
Tijdens het rijden Remmen Hellingwegrijsysteem (HLA) Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een functie welke de bestuurder helpt bij het vanuit stilstand wegrijden op een helling. Wanneer de bestuurder op een helling het rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt, voorkomt de functie dat de auto wegrolt. De remkracht blijft automatisch behouden nadat het rempedaal op een steile helling wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l De kans bestaat dat tijdens het functioneren van het hellingwegrijsysteem (HLA) het rempedaal stroef aanvoelt en trilt, echter dit duidt niet op een defect. l Wanneer het TCS/DSC indikatielampje brandt werkt het hellingwegrijsysteem (HLA) niet. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40. l Het hellingwegrijsysteem (HLA) wordt niet uitgeschakeld als de DSC OFF schakelaar ingedrukt wordt om het TCS/DSC systeem uit te schakelen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-blokkeer remsysteem (ABS) OPMERKING l Houd er rekening mee dat de remafstand langer is op wegen met een losse bovenlaag, (zoals sneeuw of grind) welke zich vaak boven op het verharde wegdek bevindt. Onder dergelijke omstandigheden kan het voorkomen dat een auto met een conventioneel remsysteem sneller tot stilstand komt omdat bij het slippen van de wielen een laag los materiaal door de banden als een blok opgestuwd wordt.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-wielspin regeling (TCS) De anti-wielspin regeling (TCS) zorgt via regeling van het motorkoppel en de remmen voor een verhoging van de aandrijfkracht en een verbetering van de veiligheid. Wanneer door het TCS systeem het doorspinnen van een van de aangedreven wielen wordt geregistreerd, wordt het motorkoppel verminderd om verlies van aandrijfkracht te voorkomen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) OPGELET l De Dynamische Stabiliteitsregeling (DSC) regelt automatisch het remvermogen en het motorkoppel in samenhang met systemen zoals ABS en TCS voor de regeling van de zijslip tijdens het rijden op een glad wegdek of bij het maken van plotselinge uitwijkingsmanoeuvres voor een verbetering van de veiligheid. l l Zie ABS (pagina 4-123) en TCS (pagina 4-124). De DSC regeling functioneert bij snelheden hoger dan 20 km/h.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Druk nogmaals op de schakelaar om het TCS/DSC systeem opnieuw in te schakelen. Het DSC OFF indikatielampje gaat uit. OPMERKING l Wanneer het DSC systeem is ingeschakeld en u probeert de auto vrij te krijgen wanneer deze vast is komen te zitten, of wanneer u probeert uit vers gevallen sneeuw weg te rijden, zal het TCS systeem (onderdeel van het DSC systeem) geactiveerd worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP í Bij conventionele voertuigen komt de kinetische energie die gegenereerd wordt wanneer het voertuig snelheid mindert door het in werking stellen van de remmen of tijdens afremmen op de motor als hitte vrij. Door deze vrijkomende kinetische energie om te zetten in elektriciteit en deze te gebruiken voor de aandrijving van de apparatuur en accessoires van het voertuig zoals de airconditioning en de audio-installatie, kan het brandstofverbruik teruggebracht worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP In de inrichting die gebruikt wordt voor het opslaan van de opgewekte elektriciteit is een condensator ingebouwd die grote hoeveelheden elektriciteit onmiddellijk kan opslaan en gebruiken. Variabele spanning dynamo DC-DC omzetter Condensator OPGELET Op de volgende plaatsen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken.
Tijdens het rijden i-ELOOP qi-ELOOP laaddisplay Als de motor gestart wordt nadat er gedurende langere tijd niet met de auto is gereden, is het mogelijk dat een “iELOOP laadt op” bericht op de display wordt aangegeven. Laat de motor stationair draaien en wacht totdat het bericht verdwenen is. OPMERKING Als er met de auto wordt gereden terwijl het bericht wordt getoond, klinkt er een pieptoon. Als u het stuurwiel draait terwijl het bericht wordt getoond, voelt dit zwaarder dan normaal.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikmonitor Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en de energiebesparing beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de display. Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond. 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het toepassingen scherm. 2.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor qBedrijfstoestanddisplay De bedrijfstoestand van de i-stop functie en de i-ELOOP regeneratiestatus worden getoond. Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt door regeneratief remmen. Toont de hoeveelheid elektriciteit die opgeslagen is in de condensator.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Zonder i-ELOOP systeem 4-132 Bedrijfstoestand Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie om aan te geven of deze al dan niet voor gebruik beschikbaar is. Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie vanaf het voertuig (motor, accu en airconditioning) met gebruik van gekleurde pictogrammen.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto stilstaat. Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer deze niet in werking is. Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop functie in werking is geweest en de totale hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor qEnergiebesparingsdisplay De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond. Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand De bladgrafiek groeit al naargelang de hoeveelheid CO2 uitstoot die door de werking van het systeem wordt gereduceerd. De totaal verzamelde hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen van het aantal boomgrafieken. Toont de totale rijafstand die door de werking van de i-stop functie verlengd kon worden.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor qEindschermweergave Als de einddisplay op de verbrandingsmonitor is ingeschakeld wanneer het contact vanuit ON op OFF wordt gezet, wordt de actuele energiebesparingsprestatie getoond.
Tijdens het rijden Drive-selectie Drive-selectie (Automatische transmissie) í Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere respons. Gebruik de sportstand wanneer een krachtigere respons van de auto vereist is, zoals bij het invoegen op een snelweg of het accelereren bij inhalen.
Tijdens het rijden Drive-selectie qKeuzemodusindikatie Wanneer de sportstand wordt geselecteerd, gaat de keuzemodusindikatie in de instrumentengroep branden. OPMERKING Als de modus niet overgeschakeld kan worden naar de drive-stand, gaat de keuzemodusindikatie knipperen om de bestuurder te attenderen.
Tijdens het rijden 4WD Gebruik van de 4wielaandrijving (4WD) l Het 4WD systeem zorgt voor uitstekende rijeigenschappen op wegen die met sneeuw of ijs overdekt zijn, bij het rijden door zand en modder, alsmede bij het rijden op steile hellingen of op overige gladde ondergrond. l Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie.
Tijdens het rijden 4WD OPMERKING Controleer voor de correcte bandenspanning het bandenspanningslabel dat aan het frame van het bestuurdersportier bevestigd is. l Zorg ervoor dat de auto uitgerust is met de oorspronkelijke velgen van de voorgeschreven maat, op alle wielen. Bij 4WD is het systeem gecalibreerd met als uitgangspunt dat alle vier wielen dezelfde afmetingen hebben. Sneeuwkettingen l Monteer sneeuwkettingen op de voorbanden. l Gebruik geen sneeuwkettingen op de achterwielen.
Tijdens het rijden Stuurbekrachtiging Stuurbekrachtiging l De stuurbekrachtiging functioneert uitsluitend wanneer de motor draait. Indien de motor niet draait of wanneer de stuurbekrachtiging buiten werking is, kan de auto alsnog worden bestuurd, ofschoon er dan meer stuurkracht vereist is. Als het stuurwiel stroever dan gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal rijden of als het stuurwiel trilt, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE í i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings- en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en antibotsinghulpsystemen. Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veilig te rijden en botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qAnti-botsingtechnologie De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen kunnen worden. Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden Vooruit rijden Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) ................................................. pagina 4-203 Achteruit rijden Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) ............................
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille. Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-222. Lasersensor (voor) De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die weerkaatst wordt door het reflecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) í Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) stelt de lichtbundels van de koplampen automatisch naar links of rechts af in samenhang met de bediening van het stuurwiel nadat de koplampen zijn ingeschakeld. Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Koplampregelsysteem (HBC) í Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt, handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de verkeersomstandigheden. l Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qGebruik van het systeem qHandmatig overschakelen Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO en grootlicht staat. Tegelijkertijd gaat het koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) in de instrumentengroep branden. Overschakelen naar dimlicht Zet de hendel in de stand voor dimlicht.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Adaptieve LED koplampen í De adaptieve LED koplampen zijn een systeem dat gebruik maakt van de vooruitrijcamera (FSC) om tijdens het rijden in het donker de situatie van een voorliggend voertuig of van een voertuig dat uit tegenovergestelde richting nadert te bepalen en het verlichtingsbereik van de koplampen, het verlichtingsgebied of de verlichtingshelderheid automatisch overschakelt. Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-219.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Snelwegstand Verplaatst de verlichtingshoek van het dimlicht omhoog tijdens het rijden op snelwegen. De afstand waarover de adaptieve LED koplampen objecten kunnen herkennen varieert afhankelijk van de omgevingsomstandigheden. OPGELET Breng geen wijziging aan de wielophanging of koplampeenheden aan en verwijder de camera niet. Anders bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen niet normaal functioneren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen niet normaal functioneren. Schakel handmatig over tussen grootlicht en dimlicht al naargelang het zicht en de weg- en verkeerssituatie. l Wanneer er andere lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten. l Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals lichtweerkaatsende platen en borden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qHandmatig overschakelen Overschakelen naar dimlicht Zet de hendel in de stand voor dimlicht. Het adaptieve LED koplampen indikatielampje (groen) gaat uit. Overschakelen naar grootlicht Draai de koplampschakelaar naar de stand . Het adaptieve LED koplampen indikatielampje (groen) gaat uit en het gaat branden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) í Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. l Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. l Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw). De functies van het LDWS hebben beperkingen: Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert. l l l l l l l l l l l l l l l l l l l Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen. Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de auto overhelt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWanneer het systeem in werking is 1. Wanneer de LDWS schakelaar wordt ingedrukt gaat het systeem over naar standby en gaat de LDWS OFF indikatie/indikatielampje uit. l De auto rijdt in het midden van de rijstrook met de witte of gele strepen aan de linker of rechter zijde of aan weerszijden. l De rijsnelheid is 65 km/h of hoger. l De auto rijdt op een rechte weg of op een weg met flauwe bochten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het LDWS functioneert niet totdat het systeem een witte of gele streep aan de linker- of rechterzijde heeft bespeurd. l Wanneer het systeem een witte of gele streep enkel aan één zijde bespeurt, activeert het systeem enkel de waarschuwing wanneer de auto afwijkt aan de zijde waar de witte of gele streep bespeurd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qUitschakelen van het systeem Indikatie op display Druk op de LDWS schakelaar om het LDWS systeem uit te schakelen. De LDWS OFF indikatie/indikatielampje gaat branden. De rijstrookaanduiding die in de type A instrumentengroep getoond wordt gaat uit. OPMERKING l Als het LDWS waarschuwingsgeluid op trilling is ingesteld klinkt het geluid vanuit de autoluidspreker aan de zijde waar het systeem bepaald heeft dat de auto van de rijstrook afwijkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitorsysteem (BSM) í Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijbaan, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te voeren: Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op achteropkomende voertuigen te controleren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje blijft branden. l l l l l l l Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de breedte van snelwegen. l Het is mogelijk dat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden in reactie op stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/ knipperen. l l Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs. Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder. l De radarsensoren van het dodehoekmonitorsysteem (BSM) zijn onderhevig aan de betreffende radiogolfbepalingen van het land waarin met de auto wordt gereden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qDodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes/Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken aan de achterzijde van uw auto met behulp van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer wanneer de systemen in werking zijn.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer Wanneer de koplampschakelaar in de stand of staat, wordt de helderheid van de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gedimd.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) í Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) meet de afstand tussen uw auto en een voorliggend voertuig met gebruik van een radarsensor (voor) wanneer de rijsnelheid 30 km/h of hoger is en geeft een aanbevolen afstand aan om tussen voertuigen aan te houden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan ook in de aanwezigheid van motorfietsen en fietsen functioneren. l Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert mogelijk niet normaal onder de volgende omstandigheden: l l l De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect. Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid. Het systeem werkt niet met de volgende objecten: l l Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qIndikatie op display De bedrijfstoestand van het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) wordt aangegeven op de multi-informatiedisplay of Active Driving Display (met Active Driving Display). Problemen worden aangegeven in de middendisplay (Type C/D audio). Als er zich een probleem voordoet, de juiste actie ondernemen overeenkomstig het getoonde bericht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Richtlijnen voor afstand-tussen-voertuigen*1 Indikatie op display Richtlijnen voor afstand-tussen-voertuigen (Bij een rijsnelheid van ongeveer 40 km/h) Ongeveer 25 m Ongeveer 50 m Ongeveer 20 m Ongeveer 40 m Ongeveer 15 m Ongeveer 30 m Ongeveer 10 m Ongeveer 20 m Ongeveer 10 m of minder Ongeveer 20 m of minder *1 De afstand tussen voertuigen verschilt al naargelang de rijsnelheid.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vermoeidheidswaarschuwing í De vermoeidheidswaarschuwing is een systeem dat vermoeidheid en verminderde aandacht van de bestuurder bespeurt en raadt de bestuurder aan een rustpauze te nemen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l De vermoeidheidswaarschuwing functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan. l l l l De vermoeidheidswaarschuwing werkt niet onder de volgende omstandigheden. l l l l l l l l Wanneer de (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn of de verf afgesleten is. De auto schokt of slingert voortdurend als gevolg van sterke wind of oneffen wegen. Er wordt agressief met de auto gereden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qDisplay van vermoeidheidswaarschuwing Wanneer het systeem vermoeidheid of verminderde oplettendheid van de bestuurder bespeurt, wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en verschijnt er een alarmmelding in de multi-informatiedisplay. qUitschakelen van de vermoeidheidswaarschuwing De vermoeidheidswaarschuwing kan ingesteld worden zodat deze niet wordt geactiveerd. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) í Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) is bedoeld om de bestuurder tijdens het achteruitrijden te assisteren bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten door de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van voertuigen die vanaf de achterzijde naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE 2. Als er de kans bestaat op een botsing met een naderend voertuig, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje knipperen en wordt tegelijkertijd de waarschuwingszoemer geactiveerd. (Met achteruitkijkmonitor) De waarschuwingsindikatie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) in de achteruitkijkmonitor werkt ook synchroon met het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje op de portierspiegels.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/ indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/indikatielampje blijft branden. l l l l l l Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden. l l De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger. Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur of geparkeerd voertuig. Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Schakel het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal functioneren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem í Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand*1 al naargelang de rijsnelheid met behulp van een radarsensor die de afstand ten opzichte van een voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant hoeft te gebruiken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet op de volgende plaatsen. Anders kan dit een ongeluk tot gevolg hebben: l Wegen met scherpe bochten en met druk verkeer waar er onvoldoende ruimte is tussen de voertuigen. Wegen waar veelvuldig en herhaaldelijk geaccelereerd en afgeremd moet worden (rijden onder deze omstandigheden met gebruik van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is niet mogelijk).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan. l l l l De rijsnelheid is als volgt: (Europees model) Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h (Behalve Europese modellen) Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld. De handrem is niet aangetrokken. De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt normaal.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Tijdens het rijden met volgafstandregeling, laat het systeem uw auto accelereren en snelheid minderen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig. Als het echter voor een rijbaanverandering noodzakelijk is te accelereren of als het voorliggende voertuig plotseling afremt waardoor u het voertuig snel dicht nadert, accelereren met behulp van het gaspedaal of snelheid minderen met behulp van het rempedaal afhankelijk van de omstandigheden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWaarschuwing voor korte volgafstand Als uw auto het voorliggende voertuig snel nadert omdat het voertuig plotseling afremt terwijl u met volgafstandregeling rijdt, wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en wordt de remwaarschuwing aangegeven in de display. Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal in terwijl u een veilige afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aanhoudt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qInstellen van het systeem Activeren Met afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het activeren van het systeem op de ON/OFF schakelaar. Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het activeren van het systeem op de ON schakelaar.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van de snelheid OPMERKING 1. Stel de rijsnelheid af op de gewenste instelling met behulp van het gaspedaal. 2. Volgafstandregeling begint wanneer de of SET schakelaar wordt SET ingedrukt. De ingestelde snelheid en de afstand-tussen-voertuigen display gevuld met witte lijnen wordt getoond. Het indikatielampje (groen) van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem wordt tegelijkertijd getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van de afstand tussen voertuigen tijdens volgafstandregeling De afstand tussen voertuigen wordt korter ingesteld telkens wanneer de schakelaar wordt ingedrukt. De afstand tussen voertuigen wordt langer ingesteld door het indrukken van de schakelaar. De afstand-tussen-voertuigen kan ingesteld worden op 4 niveaus; lang, midden, kort en extreem korte afstand.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Accelereren met behulp van het gaspedaal OPMERKING l Trap het gaspedaal in en druk de SET of SET schakelaar bij de gewenste snelheid in en laat deze los. Als een schakelaar niet gebruikt kan worden, keert het systeem terug naar de ingestelde snelheid wanneer u uw voet van het gaspedaal afhaalt. OPGELET De waarschuwingen en remregeling functioneren niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE l (Automatische transmissie) De keuzehendel wordt in de parkeerstand (P), neutraalstand (N) of achteruit (R) gezet. l (Handgeschakelde versnellingsbak) De keuzehendel staat in de achteruit (R) stand. l In de volgende gevallen wordt de “MRCC uitgeschakeld” indikatie getoond en klinkt de pieptoon één keer. l l l l l l De rijsnelheid neemt af tot minder dan 25 km/h. Het DSC systeem is in werking getreden. Het TCS systeem heeft gedurende een bepaalde periode gewerkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWeergave van verzoek opschakelen/terugschakelen (handgeschakelde versnellingsbak) Het is mogelijk dat de weergave van het verzoek opschakelen/terugschakelen in de multi-informatiedisplay of Active Driving Display (voertuigen met Active Driving Display) getoond wordt terwijl het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem in werking is. Wanneer dit gebeurt dient u de versnelling over te schakelen omdat de schakelstand niet juist is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookassistent í Het systeem van de rijstrookassistent waarschuwt de bestuurder dat de kans bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt en biedt assistentie bij de besturing om de bestuurder te helpen binnen de rijstroken te blijven.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet blindelings op de rijstrookassistent: l De rijstrookassistent is niet een automatisch besturingsysteem. Daarnaast is het systeem niet bedoeld ter compensatie van onvoorzichtig rijgedrag van de bestuurder en kan blindelings vertrouwen op het systeem ongelukken veroorzaken. l De detectiecapaciteit van de rijstrookassistent is beperkt. Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, wordt de rijstrookassistent automatisch uitgeschakeld. De rijstrookassistent wordt weer operationeel wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt teruggezet en het systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal binnen de rijstrook wordt gereden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of gleuven met water. l Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van een tunnel. l Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van verontreiniging of afwijking van de optische as. l Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qGebruik van het systeem Druk op de rijstrookassistentschakelaar. De display van de rijstrookassistent (standby status) wordt aangegeven in de multi-informatiedisplay en het systeem gaat over op standby. OPMERKING Wanneer de instelling voor besturingsassistentie op nietbedrijfsklaar is ingesteld, wordt de rijstrookassistentdisplay niet aangegeven. 4-192 Rijd met het systeem op standby naar het midden van de rijstrook.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l (Wanneer het tijdstip van de besturingsassistentie is ingesteld op “Laat”) l l l l l Als de bestuurder zijn of haar handen van het stuurwiel afneemt (het stuurwiel niet vasthoudt), wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en wordt een alarmmelding aangegeven in de multi-informatiedisplay. l Het tijdstip waarbij de waarschuwing voor rijstrookafwijking wordt geactiveerd en de besturingsassistentie wordt uitgevoerd varieert.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookstrependisplay Wanneer de rijstrookassistent overgaat van de standby naar de bedrijfsklaar toestand, worden de rijstrookstrepen aangegeven op de display. Op de display van de rijstrookassistent die de bedrijfstoestand aangeeft, verandert enkel de kleur van de rijstrookstreep aan de zijde die bespeurd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Automatische uitschakeling van waarschuwing/besturingsassistentie Wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd, bepaalt de rijstrookassistent dat de bestuurder de bedoeling heeft van rijstrook te wisselen en wordt de werking van het systeem automatisch uitgeschakeld. De werking van de rijstrookassistent wordt na de handeling automatisch hervat. l De bestuurder neemt zijn of haar handen van het stuurwiel af.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Wanneer de rijstrookassistent is uitgeschakeld, wordt de rijstrookindikatie niet in de display getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qRijstrookassistentwaarschuwing Als het systeem bepaalt dat de kans bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt de rijstrookafwijkingwaarschuwing (zoemtoon, dreunend geluid of stuurwieltrilling) geactiveerd en wordt de richting waarin het systeem bepaalt dat de auto afwijkt aangegeven in de multi-informatiedisplay of de Active Driving Display (voertuigen met Active Driving Display).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstelbare snelheidsbegrenzer í De afstelbare snelheidsbegrenzer is een functie die voorkomt dat er niet sneller met de auto gereden kan worden dan een ingestelde snelheid. De rijsnelheid wordt geregeld zodat deze onder de ingestelde snelheid blijft ook als het gaspedaal wordt ingetrapt. De afstelbare snelheidsbegrenzer kan ingesteld worden tussen 30 km/h en 200 km/h. Bij het afrijden van een helling is het mogelijk dat de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qDisplay van afstelbare snelheidsbegrenzer De instellingsstatus van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt getoond in de multiinformatie display in de instrumentengroep. Standby display Wordt getoond wanneer de snelheidsbegrenzerschakelaar wordt bediend en het systeem wordt ingeschakeld. Wordt uitgeschakeld wanneer het systeem wordt uitgeschakeld. Actief rijden display Instellingsdisplay Wordt getoond wanneer de SET ingesteld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE l Gaspedaal wordt krachtig ingetrapt Actief rijden display Multi-informatiedisplay qWaarschuwing van afstelbare snelheidsbegrenzer Als de rijsnelheid de ingestelde snelheid met ongeveer 3 km/h of meer overschrijdt, wordt er continu een waarschuwingstoon gegeven en gaat de afstelbare snelheidsbegrenzerdisplay tegelijkertijd knipperen. De waarschuwingstoon klinkt en de display knippert totdat de rijsnelheid afneemt tot de ingestelde snelheid of minder.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Wanneer het systeem tijdelijk is uitgeschakeld door het volledig intrappen van het gaspedaal en de afstelbare snelheidsbegrenzerdisplay tegelijkertijd de uitschakeling aangeeft, wordt er eenmaal een waarschuwingszoemtoon voor uitschakeling gegeven. Als de rijsnelheid de ingestelde snelheid met ongeveer 3 km/h of meer overschrijdt terwijl de annuleringsdisplay wordt getoond, gaat de ingestelde snelheid display knipperen maar wordt er geen waarschuwingstoon gegeven.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE 4. Houd voor het verlagen van de ingestelde snelheid de SET schakelaar continu ingedrukt. De ingestelde snelheid kan omlaag afgesteld worden in stappen van 10 km/h. De ingestelde snelheid kan ook afgesteld worden in stappen van ongeveer 1 km/h door de SET schakelaar kortstondig in te drukken. Bijvoorbeeld, de ingestelde snelheid neemt met ongeveer 4 km/h af door de SET schakelaar 4 maal in te drukken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) í Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de lasersensor van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F): l Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Schakel de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) uit wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt: Schakel de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) uit om te voorkomen dat deze per ongeluk in werking treedt wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt. Zie de volgende pagina voor hoe u de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) kunt uitschakelen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l De stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) bespeurt een voorliggend voertuig door het uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door de reflector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor de meting te gebruiken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l (Handgeschakelde versnellingsbak) Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor. l Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door het knipperen van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindikatie en de multi-informatiedisplay.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de motor opnieuw gestart wordt. Zonder SCBS OFF schakelaar Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15. Met SCBS OFF schakelaar Druk op de SCBS OFF schakelaar om het systeem uit te schakelen. Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat branden. Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem opnieuw in te schakelen. Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) OFF indikatielampje gaat uit.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) í De stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS) is een systeem dat bestemd is schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de ultrasonische sensoren van het systeem een obstakel aan de achterzijde van het voertuig bespeuren bij een rijsnelheid tussen ongeveer 2 tot 8 km/h en het systeem bepaalt dat een botsing niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit]: l Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET l Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of hooi, wordt het aanbevolen de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) uit te schakelen. l Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Gebruik geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) geen obstakels bespeuren en bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) niet functioneert. l l l l l l l l l l Lage obstakels, zoals lage muren of vrachtwagens met lage laadbakken. Hoge obstakels, zoals vrachtwagens met hoge laadbakken. Kleine obstakels. Dunne obstakels, zoals wegwijzerpalen. Obstakels die zich op afstand van het midden van de auto bevinden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) in werking treedt. l l l l l l l l Rijden op een steile helling. Wielblokken. Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qStopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) De stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) kan tijdelijk buiten werking gesteld worden. Wanneer het stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) systeem wordt uitgeschakeld, gaat het stadsverkeerremassistent (SCBS) OFF indikatielampje branden. Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de motor opnieuw gestart wordt. Zonder SCBS OFF schakelaar Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) í Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is een systeem dat de bestuurder waarschuwt voor een mogelijke botsing door middel van een indikator en een waarschuwingsgeluid in de instrumentengroep bij een rijsnelheid van 15 km/h of sneller en de radarsensor van het systeem bepaalt dat uw auto met een voorliggend voertuig in botsing kan komen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan: l l l l l l Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert mogelijk niet onder de volgende omstandigheden: l l l l l l l l l l Het contact op ON wordt gezet. Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is ingeschakeld. De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of sneller.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door het knipperen van de Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) waarschuwingsindikatie en de multi-informatiedisplay of de Active Driving Display (met Active Driving Display).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Als de werking van Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) wordt uitgeschakeld, wordt tegelijkertijd de werking van het stadsverkeerremassistent (SCBS) systeem uitgeschakeld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruitrijcamera (FSC) í Uw auto is uitgerust met een vooruitrijcamera (FSC). De vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET l Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l l l l l l l l l l l De richting van de vooruitrijcamera (FSC) is met grote precisie afgesteld, dus de montagepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet wijzigen en deze niet verwijderen. Wees voorzichtig de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet te beschadigen en voorkom dat deze vuil wordt. De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren. l l l l De hoogte van het voorliggende voertuig is laag. U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig. De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct kan bespeuren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensor (Voor) í Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor). l Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem l Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) l Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET l Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een officiële Mazda reparateur inspecteren. l Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals bij het wegrijden uit een parkeerruimte.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de radarsensor (voor) voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren. l l l l l l l l l Het begin en het einde van een bocht. Continu bochtige wegen. Wegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten rijstroken. Het voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor. Het voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Lasersensor (Voor) í Uw auto is uitgerust met een lasersensor (voor). De lasersensor (voor) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen. l Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) l Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) í Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Neem voor de juiste werking van het systeem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l Zorg er voor dat de voorruit altijd schoon is. l Breng geen stickers aan op de voorruit (ook geen doorzichtige stickers).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stralingsgegevens van lasersensor Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW Impulsduur: 33 ns Golflengte: 905 nm Divergentiehoek (horizontaal x verticaal): 28 graden × 12 graden OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden kan de lasersensor (voor) voorliggende voertuigen niet correct bespeuren en bestaat de kans dat de systemen niet normaal functioneren. l l l l Wanneer de voorruit vuil is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensoren (Achter) í Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren (achter). l Dodehoekmonitorsysteem (BSM) l Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of door een obstakel.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet normaal functioneert. l l l l De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt. Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder verzameld. Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Ultrasonische sensor (Achter) í De ultrasonische sensoren (achter) zenden ultrasonische golven uit die weerkaatst worden door obstakels aan de achterzijde en die vervolgens weer door de ultrasonische sensoren (achter) worden opgevangen. Sedan Wagon Ultrasonische sensor (achter) Ultrasonische sensor (achter) De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper. 4-230 í Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Kruissnelheidsregelaar í Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer 25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden. WAARSCHUWING Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden: Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qActivering/deactivering Met afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het activeren van het systeem op de ON/OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40. Voor het deactiveren van het systeem nogmaals op de schakelaar drukken. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qInstellen van de gewenste constante snelheid 1. (Met afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON/OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-40. (Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON schakelaar.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar OPMERKING l Het is mogelijk dat de kruissnelheidsregelaar wordt uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid tot ongeveer 15 km/h onder de vooringestelde snelheid afneemt (zoals kan gebeuren bij het oprijden van een lange, steile helling). Bij de type A meter wordt de rijsnelheid die met de kruissnelheidsregelaar is ingesteld getoond in de instrumentengroep. Druk op de SET toets en laat deze onmiddellijk los om de ingestelde snelheid af te stellen.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Druk op de SET- toets en laat deze onmiddellijk los om de ingestelde snelheid af te stellen. Door de toets meerdere malen in te drukken wordt de ingestelde snelheid al naargelang verminderd.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qDeactiveren Druk voor het deactiveren van het systeem op de OFF schakelaar.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem í l Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep (de waarschuwing wordt ook getoond op de display op de type A*1 instrumentengroep) en een pieptoon.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn: l De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie. l De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem qInitialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren. l De bandenspanning wordt afgesteld. l De banden worden onderling uitgewisseld. l Een band of wiel wordt vernieuwd. l De accu is vernieuwd of volledig uitgeput. l Het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem brandt. Initialiseringsmethode 1.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Als de initialisering van het systeem uitgevoerd wordt zonder de bandenspanning af te stellen, kan het systeem de normale bandenspanning niet bespeuren en bestaat de kans dat het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem niet gaat branden als een bandenspanning laag is, of dat het lampje gaat branden ook als de bandenspanningen normaal zijn.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de uitlaatgassen van een dieselmotor.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Achteruitkijkmonitor í De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van de auto. WAARSCHUWING Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen: Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING l Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht reinigingsmiddel gebruiken. l Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm), bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt. l Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qWeergavebereik op het scherm De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING l Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. l Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven. l De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een specifieke lens.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qGebruik van de display Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject De geprojecteerd trajectbegeleidingsmodus toont het voorspelde traject van de auto na het draaien van het stuurwiel. Gebruik deze modus wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert. c a b a) Geprojecteerd rijtraject (geel) Deze lijnen worden getoond als referentie voor het geprojecteerde traject van de auto.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPGELET De getoonde positie van de richtlijnen op de display verandert afhankelijk van de toestand van de auto (zoals het aantal inzittenden/belading) en de wegomstandigheden (zoals een steile helling aan de achterzijde van de auto). Controleer tijdens het achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte rechtstreeks met uw ogen.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qWerking van de achteruitkijkmonitor De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn. (Displayconditie) (Voertuigconditie) 4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de voertuigbreedterichtlijnen parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de parkeerruimte. 5.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 6. Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet, keert het scherm terug naar de voorgaande display. OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 2. Controleer de omgeving rondom de auto en rijd achteruit. (Displayconditie) (Voertuigconditie) 3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn. 4.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.) (Displayconditie) (Voertuigconditie) 6.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qAfwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie. Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief kunnen veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Wanneer er een steile helling achter de auto is Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt het voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling: dichterbij) dan de werkelijke afstand. Lijkt verder weg dan de werkelijke afstand Voorwerp in werkelijke positie Voorwerp op scherm A: Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor (Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject) Bij het achteruitrijden nabij een driedimensionaal object Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, bestaat de kans dat de auto het object raakt, ook als de lijn van het geanticipeerde traject niet met het object op het scherm in aanraking komt.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 2. Selecteer het gewenste tabblad-item. 3. Stel de helderheid, contrast, kleurtint en kleur af met behulp van de schuifregelaar. Druk op de terugsteltoets als u moet terugstellen. 4. Selecteer het pictogram op het scherm voor het sluiten van het tabblad.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem í Het parkeersensorsysteem maakt gebruik van ultrasonische sensoren voor het opsporen van hindernissen rondom de auto bij het parkeren van de auto in een garage of tijdens het fileparkeren wanneer er met een snelheid van ongeveer 10 km/h of minder met de auto wordt gereden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING l Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de werking van het systeem hinderen. l Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING l Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet opsporen. l Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon niet werkt of als het indikatielampje niet brandt wanneer de parkeerhulpsensorsschakelaar wordt ingeschakeld.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qGebruik van het parkeerhulpsensorsysteem De schakelaar kan geactiveerd worden wanneer het contact op ON staat, de keuzehendel in een andere stand dan achteruit (R) staat en de rijsnelheid ongeveer 10 km/h of minder is. Wanneer de parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt, wordt een pieptoon gegeven, wordt de hindernisdetectieaanduiding í op het audioscherm getoond en gaat het indikatielampje in de schakelaar branden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qHindernisdetectieaanduiding í De positie van een sensor die een hindernis heeft bespeurd wordt aangeduid. De meter gaat op verschillende punten branden, afhankelijk van de afstand naar de hindernis die door de sensor bespeurd wordt. Naarmate de auto een hindernis dichter nadert, gaat de zone in de meter dichter bij de auto branden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Melding van systeemproblemen Als er zich een van de problemen voordoet die in onderstaande tabel worden aangegeven, wordt de bestuurder als volgt afhankelijk van het type systeem van het probleem op de hoogte gesteld. Detectieindikator Oplossing Loszittende verbinding Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qParkeersensorwaarschuwingszoemer Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Voorste hoeksensor, achterste hoeksensor Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Voorste/achterste hoeksensor Ongeveer 50―38 cm Zoemtoon*1 Gematigd onderbroken geluid Grote afstand Ongeveer 38―25 cm Snel onderbroken geluid Middenafstand Binnen ongeveer 25 cm Nabije afstand Continu geluid *1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qWanneer de waarschuwingsindikator/zoemer geactiveerd is Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren van de zoemtoon en het indikatielampje. Indikatielampje/zoemtoon Controle Het indikatielampje gaat knipperen wanneer de Er is mogelijk een defect in het systeem.
5 Interieurvoorzieningen Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals klimaatregeling en audio-installatie. Klimaatregelsysteem ..................................................................... 5-2 Bedieningstips ........................................................................... 5-2 Bediening van de luchtroosters ................................................. 5-3 Handbediend type .....................................................................
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bedieningstips l Gebruik het klimaatregelsysteem wanneer de motor draait. l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de aanjagerregelknop niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten wanneer het contact op ON staat en de motor niet draait. l De hoeveelheid luchtstroming kan enigszins afnemen wanneer de i-stop functie in werking is.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Middelste luchtroosters Bediening van de luchtroosters Knop Openen qAfstelling van de luchtroosters Richten van de luchtstroom Voor het afstellen van de richting van de luchtstroom, de afstelknop verplaatsen. Achterste luchtroosters í OPMERKING l l Sluiten Regelknop Wanneer de airconditioning gebruikt wordt bij vochtig warm weer, bestaat de kans dat het systeem mist uit de luchtstroomroosters blaast.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qKiezen van de luchtstroomfunctie Dashboardluchtroosters Ontwasemings- en vloerluchtroosters Dashboard- en vloerluchtroosters Ontwasemingsluchtroosters Vloerluchtroosters * Met achterste luchtroosters 5-4
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Handbediend type Temperatuurregelknop A/C schakelaar Aanjagerregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar qRegelschakelaars Temperatuurregelknop Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur. Aanjagerregelknop Door middel van deze regelknop kunnen vier verschillende aanjagersnelheden gekozen worden. De aanjager heeft zeven snelheden.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Druk voor het uitschakelen van de airconditioning de schakelaar nogmaals in. OPMERKING Wanneer de buitentemperatuur in de nabijheid komt van 0 °C, het airconditioningsysteem niet gebruiken. Luchtinlaatkeuzeschakelaar WAARSCHUWING Bij koud of regenachtig weer de stand niet gebruiken: Gebruik van de stand bij koud of regenachtig weer is gevaarlijk aangezien dit het beslaan van de ruiten veroorzaakt.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING l Wanneer de voorruit beslaat, de functiekeuzeregelknop in de stand zetten. l Indien koelere lucht op gezichtsniveau gewenst is, de functiekeuzeregelknop in de stand zetten en de temperatuurregelknop afstellen zodat een optimaal comfort gehandhaafd blijft. l De lucht die naar de vloer stroomt is warmer dan de lucht die naar het gezicht gevoerd wordt (behalve wanneer de temperatuurregelknop in de hoogste of laagste stand gezet is).
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qVentilatie 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht (indikatielampje is uit). 3. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 4. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. qOntdooien en ontwasemen van de voorruit 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 3.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qOntvochtigen (Met airconditioning) Schakel de airconditioning bij koel of koud weer in om de voorruit en de zijruiten te helpen ontwasemen. 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de gewenste stand. 2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht (indikatielampje is uit). 3. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 4. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. 5.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Volautomatisch type Klimaatregelinginformatie wordt getoond op de display.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING l Als bij automatische regeling een van de volgende schakelaars wordt bediend, gaat het AUTO schakelaarindikatielampje uit. l l l OPMERKING l Het klimaatregelsysteem schakelt over naar de individuele bedieningsmodus (DUAL schakelaarindikatielampje brandt) door het draaien van de voorpassagierstemperatuurregelknop ook als de DUAL schakelaar uit is, zodat de temperatuur voor de bestuurder en voorpassagier afzonderlijk ingesteld kan worden.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING l Wanneer de luchtstroomfunctie ingesteld is op stand en de temperatuurregelknop ingesteld is op een gematigde temperatuur, wordt verwarmde lucht naar de voetenruimte gevoerd en komt er lucht van een in vergelijking lagere temperatuur door de middelste, linker en rechter luchtuitlaatroosters naar buiten. l Druk op de voorruitontwasemingsschakelaar om de luchtstroom op in te stellen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem WAARSCHUWING Bij koud of regenachtig weer de stand niet gebruiken: Gebruik van de stand bij koud of regenachtig weer is gevaarlijk aangezien dit het beslaan van de ruiten veroorzaakt. Uw uitzicht wordt dan belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben. DUAL schakelaar Gebruik de DUAL schakelaar voor het veranderen van de modus tussen de individuele (bestuurder en passagier) bedieningsmodus en de gekoppelde (simultane) modi.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qOntdooien en ontwasemen van de voorruit Druk op de voorruitontwasemingsschakelaar. In deze stand wordt de stand voor aanvoer van buitenlucht automatisch gekozen en wordt de airconditioning automatisch ingeschakeld. De airconditioning voert dan ontvochtig de lucht naar de voorruit en de zijruiten (pagina 5-4). De hoeveelheid luchtstroming zal toenemen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Antenne qType A í De antenne is in het ruitglas ingebouwd. OPGELET Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van een ruit met een antenne een zachte doek bevochtigd met lauw water en veeg de antennedraden voorzichtig af. Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen kan beschadiging van de antenne veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de audio-installatie niet gedurende langere tijd aan laten staan terwijl de motor niet draait. Als een mobiele telefoon of een CB radio in of bij de auto wordt gebruikt, kan dit tot gevolg hebben dat de audio-installatie storing te horen geeft, dit duidt er echter niet op dat de installatie defect is.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie De signalen van FM zenders zijn vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien deze niet om hoeken kunnen buigen maar wel weerkaatst kunnen worden. In tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM signalen niet verder reiken dan de horizon. Dit is de reden waarom FM zenders geen grote afstanden kunnen overbruggen, hetgeen AM zenders wel kunnen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Storing als gevolg van een te zwak signaal In sommige stedelijke gebieden is de ontvangst zwak, aangezien de zender zich op een te grote afstand bevindt. De ontvangst in dergelijke randgebieden wordt gekenmerkt door het uiteenvallen van het geluid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Behandeling van de CD speler Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l Gebruik geen vervormde of gebarsten CD's. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt. l Gebruik geen onconventionele discs zoals hartvormige of achtkantige discs, enz. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l CD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven kunnen worden afgespeeld. Er kunnen geen andere discs worden weergegeven. l Gebruik discs die legaal geproduceerd zijn. Als illegaal gekopiëerde discs zoals onwetmatig geproduceerde discs gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. l Let er op bij het gebruik van CD's nooit het signaaloppervlak aan te raken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l Als CD's bewaard worden in de auto wanneer deze aan direct zonlicht of hoge temperaturen is blootgesteld, kunnen de CD-R/CD-RW's zodanig beschadigd worden dat ze niet meer afspeelbaar zijn. l Een CD-R/CD-RW van meer dan 700 MB kan niet worden afgespeeld. l De kans bestaat dat deze installatie bepaalde discs die gemaakt zijn met behulp van een computer niet kan afspelen als gevolg van de instelling van de gebruikte toepassing (schrijfsoftware).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l Het aantal tekens dat getoond kan worden is beperkt. l WMA bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. l De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l AAC bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. Behandeling van de DVD speler Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l Gebruik geen vervormde of gebarsten DVD's. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l Het is mogelijk bij nieuwe DVD's dat de binnenste en buitenste randen enigszins ruw zijn. Als een disc met ruwe randen wordt gebruikt, kan deze niet goed geplaatst worden met als gevolg dat de DVD speler de DVD niet afspeelt. Bovendien bestaat de kans dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt. Verwijder tevoren de ruwe randen met behulp van een balpen of een potlood, zoals hieronder afgebeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l Stof, vingerafdrukken en vuil kunnen de hoeveelheid licht dat door het signaaloppervlak weerkaatst wordt verminderen, hetgeen een nadelige invloed op de geluidskwaliteit heeft. Indien de DVD verontreinigd mocht raken, deze voorzichtig met een zachte doek vanaf het midden van de DVD tot aan de rand afvegen. Gebruik geen reinigings-sprays voor grammofoonplaten, anti-statische reinigingsmiddelen of huishoudelijke spray-reinigers.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gefabriceerd onder licentie van Dolby Labouratories, Inc.. Dolby en het dubbel-D symbool zijn handelsmerken van Dolby Labouratories. l Markeringen op disc Op discs of verpakkingen worden de volgende markeringen aangegeven: Mark OPMERKING l Videogegevens (DVD-Video/DVDVR bestanden) die geschreven zijn naar DVD/DVD-R/DVD R/DVDRW/DVD RW kunnen worden afgespeeld. l Dit apparaat is geschikt voor weergave van dubbellaagse DVD/ DVD-R.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Er wordt gebruik gemaakt van “MPEG2”, een wereldwijde standaard in digitale compressietechnologie, die gemiddeld ongeveer 1/40-ste van de beeldgegevens comprimeert en deze opslaat. Verder wordt er gebruik gemaakt van een variabele-snelheid coderingstechnologie, welke de toegewezen hoeveelheid informatie verandert overeenkomstig de vorm van het schermbeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.ogg” toe aan het einde van de bestandsnaam en schrijf deze vervolgens op de disc.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBedieningstips voor iPod Dit apparaat ondersteunt weergave van muziekbestanden die zijn opgenomen op een iPod. iPod is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. Het is mogelijk dat de iPod niet compatibel is afhankelijk van het model of de versie van het besturingssysteem. In dit geval verschijnt een foutmelding. OPGELET l Verwijder de iPod wanneer deze niet wordt gebruikt.
NOTITIES 5-30
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type A/Type B) Type A (RDS niet-compatibel) Type B (RDS compatibel) Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ................................................................... pagina 5-32 Klok ................................................................................................................ pagina 5-36 Bediening van de radio (Type A) ................................................................... pagina 5-38 Bediening van de radio (Type B) ....
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qAan/uit/Volume/Geluidsregelaars Audiodisplay Menutoets Aan/uit/volume/audioregelknop De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Installatie AAN/UIT Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie uit te schakelen. Afstelling van het volume Draai de aan/uit/volumeknop om het volume af te stellen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aanduiding AF *1 (Instellen van de alternatieve frequentie (AF)) REG *1 (Instellen van het regionaal programma (REG)) ALC (Automatische afstelling van het volume) BASS (Lage tonen) TREB (Hoge tonen) FADE (Volumebalans voor/achter) BAL (Volumebalans links/rechts) BEEP (Audiobedieningsgeluid) BT SETUP *2 24Hr 12Hr (12-uur/24-uur tijdsinstelling) Instelwaarde Linksom Rechtsom draaien draaien Uit Aan Uit Aan Niveau verlagen Niveau verhogen Afname van de lage ton
Interieurvoorzieningen Audio-installatie BEEP (Audiobedieningsgeluid) De instelling voor het werkingsgeluid bij het indrukken en vasthouden van een toets kan gewijzigd worden. De begininstelling is ON. Stel in op OFF om het werkingsgeluid uit te schakelen.
NOTITIES 5-35
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qKlok :00 toets Audioregelknop Kloktoets Uren/minuten instelschakelaar Audiodisplay Menutoets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Instellen van de tijd 2. Druk op de :00 toets (1). De klok kan op elk tijdstip worden ingesteld wanneer het contact op ACC of ON gezet wordt. 3. Wanneer u de toets indrukt, zal de tijd als volgt teruggesteld worden: (Voorbeeld) 12:01―12:29→12:00 12:30―12:59→1:00 1.
NOTITIES 5-37
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type A) Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Afstemtoets Scan-toets Bandkeuzetoetsen Automatische geheugenopslagtoets Radio AAN Handbediende afstemming Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). Kies de zender door de afstemtoets ( ) licht in te drukken. Bandkeuze ) Door de bandkeuzetoets ( herhaalde malen in te drukken worden de golfbanden als volgt overgeschakeld: FM1→FM2→AM.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemmen op voorkeuzezenders De zes voorkeuzekanalen kunnen worden gebruikt voor het opslaan van 6 AM en 12 FM zenders. 1. Voor het instellen van een kanaal, eerst AM, FM1 of FM2 kiezen. Stem af op de gewenste zender. 2. Houd een van de voorkeuzezendertoetsen gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. Het voorkeuzezendernummer of de zenderfrequentie wordt getoond. De zender is nu in het geheugen opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type B) Audiodisplay Voorkeuzezendertoetsen Afstemtoets Scan-toets Bandkeuzetoetsen Programmatype informatietoets Verkeersinformatietoets Radio AAN Handbediende afstemming Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). Kies de zender door de afstemtoets ( ) licht in te drukken. Bandkeuze ) Door de bandkeuzetoets ( herhaalde malen in te drukken worden de golfbanden als volgt overgeschakeld: FM1→FM2→MW/LW.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemmen op voorkeuzezenders De zes voorkeuzekanalen kunnen worden gebruikt voor het opslaan van 6 MW/LW en 12 FM zenders. 1. Voor het instellen van een kanaal, eerst MW/LW, FM1 of FM2 kiezen. Stem af op de gewenste zender. 2. Houd een van de voorkeuzezendertoetsen gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. Het voorkeuzezendernummer of de zenderfrequentie wordt getoond. De zender is nu in het geheugen opgeslagen. 3.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk op een van de volgende toetsen: l Druk op de voorgeprogrammeerde zendervoorkeuzetoets (1 tot 6). l Druk op de programmatype informatietoets ( , ). (Opsporen van programmatype informatie:) 1. Druk op de programmatype informatietoets ( , ) wanneer de programmatype code wordt getoond. 2. Druk op de programmatype informatietoets ( , ) totdat de pieptoon klinkt.
NOTITIES 5-43
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de compact disc (CD) speler Teksttoets Weergave/pauzetoets Willekeurige volgorde Audiodisplay weergavetoets Herhaalde weergavetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets Media/Scan-toets CD uitwerptoets CD gleuf De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pauze Druk voor het stopzetten van de weergave op de weergave/pauzetoets (4). Druk nogmaals op de toets om de weergave te hervatten. Snelvooruitspoelen/Terugspoelen Houd de snelvooruitspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in voorwaartse richting te doorlopen. Houd de terugspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in achterwaartse richting te doorlopen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk nogmaals op de toets om de herhaalde weergave uit te schakelen. Tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave (Spoor herhalen) 1. Druk op de herhaaltoets (1) tijdens weergave om het huidige spoor bij herhaling weer te geven. “TRACK RPT” wordt getoond ( wordt getoond naast RPT aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk voor het annuleren van de herhaalde weergave na 3 seconden nogmaals op de toets. (Map herhalen) 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie MP3/WMA/AAC CD Toets Informatie die op de audiodisplay wordt getoond Bestandsnummer/Verstreken tijd Mapnummer/Bestandsnummer Bestandsnaam Mapnaam Albumnaam Muziekstuknaam Artiestnaam OPMERKING l De informatie die zichtbaar is op de display is enkel CD informatie (zoals artiestnaam, muziekstuktitel) die op de CD is opgenomen. l Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden. Niettoonbare tekens worden aangegeven door een sterretje ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qFoutaanduidingen Als u een foutaanduiding op de audiodisplay ziet, de oorzaak in de tabel opzoeken. Als u de foutaanduiding niet kunt wissen, de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen. Aanduiding CHECK CD 5-48 Oorzaak Oplossing Steek de CD op de juiste manier in. Als de Compact foutaanduiding steeds disc is opnieuw verschijnt, onderstebocontact opnemen met een ven deskundige reparateur, bij ingestoken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type C/Type D) OPMERKING De verklaring van functies die in deze handleiding worden beschreven kunnen afwijken van de feitelijke bediening en de vormen van de getoonde schermen, toetsen, letters en tekens kunnen eveneens van de feitelijke weergave verschillen. Bovendien kunnen afhankelijk van toekomstige softwareupdates gegevens zonder voorafgaande kennisgeving successievelijk worden gewijzigd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Schakelaars rondom de commanderknop De volgende bedieningen kunnen worden uitgevoerd door het indrukken van de schakelaars rondom de commanderknop. : Toont het thuisscherm. : Toont het Amusementscherm. : Toont het navigatiescherm (Alleen voertuigen uitgerust met navigatie). Zie voor bediening van het navigatiescherm de handleiding van het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Voor bepaalde functies is het ook mogelijk de commanderknop lang ingedrukt te houden. Gebruik van het aanraakpaneel OPGELET Oefen geen druk uit op het scherm en druk er niet met puntige voorwerpen tegen. Anders bestaat de kans op beschadiging van het scherm. OPMERKING Om veiligheidsredenen is tijdens het rijden de bedieningsfunctie van het aanraakpaneel uitgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBasisbedieningsmethode AANRAKEN & TIKKEN 1. Raak of tik het item aan dat op het scherm wordt getoond. 2. De bediening gaat van start en het volgende item wordt getoond. SCHUIVEN 1. Raak het instellingsitem aan dat wordt getoond met een schuifbalk. 2. Raak de schuifregelaar met uw vinger aan en verplaats deze naar het gewenste niveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie VEGEN 1. Raak het scherm met uw vinger aan en beweeg het omhoog of omlaag. 2. Items die niet zichtbaar waren kunnen worden getoond. Terugkeer naar het vorige scherm Raak aan. Tonen van het thuisscherm aan. Raak qThuisscherm Pictogram Functie Applicaties Informatie zoals gemiddeld brandstofverbruik, onderhoud en waarschuwingen kunnen worden geverifieerd. Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qVolume/Display/Geluid regelaars Audiobedieningsschakelaar Commanderschakelaar Volumeregelknop Volumeschakelaar Afstelling van het volume Draai de volumeregelknop van de commanderschakelaar. De volumeschakelaar op het stuurwiel kan ook worden ingedrukt. Displayinstelling Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. tabblad om het item Selecteer het te selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Selecteer het tabblad om het item te selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type C) Radio AAN pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het Selecteer het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De Favorietenlijst omvat zowel AM als FM radiozenders. Registreren onder Favorieten pictogram om de Druk lang op het huidige radiozender te registreren. De registratie kan ook worden uitgevoerd door gebruik van onderstaande procedure. . 3. Selecteer 5. Selecteer .
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type D) Radio AAN pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het Selecteer het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de lijst van ontvangbare RDS radiozenders (Alleen FM). Toont de zenderlijst (Alleen AM).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Wissen van Favorieten OPMERKING Wanneer het of pictogram wordt geselecteerd terwijl FM is gekozen, worden de programma’s geselecteerd. pictogram om de 1. Selecteer het favorietenlijst te tonen. 2. Selecteer 3. Selecteer Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De favorietenlijst omvat zowel AM, FM als DAB radiozenders. . 4.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AF/REG in- of uitschakelen Selecteer in de FM modus het pictogram om over te schakelen naar het FM instellingenscherm. AF/REG in- of uitschakelen gebeurt als volgt: (AF modus aan/uit) Selecteer aan/uit op het FM instelscherm. (REG modus aan/uit) Selecteer aan/uit terwijl de AF modus is ingeschakeld. Verkeersinformatie (TA) tijdens FM/AM ontvangst Selecteer om over te schakelen naar de TA modus.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de Digital Audio Broadcasting (DAB) radio (Type D) í Wat is DAB radio? DAB radio is een digitaal radiouitzendsysteem. DAB radio biedt radiogeluid van hoge kwaliteit en maakt gebruik van een automatische frequentieoverschakelfunctie in grensgebieden. Door het tonen van de radiotekst, kan informatie zoals de naam van het muziekstuk en de naam van de artiest getoond worden. Radio AAN 1. Selecteer 2. Selecteer getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Voorbeeld van gebruik (Zenderlijst updaten en DAB radio beluisteren) pictogram en toon 1. Selecteer het het volgende scherm. Ensemblenaam A Zendernaam 1 Zendernaam 2 2. Selecteer voor het updaten van de zenderlijst. voor het 3. Selecteer selecteren van het ensemble dat u wilt tonen. 4. Selecteer een gewenste zender om de radio-ontvangst te laten beginnen. Instellen van DAB radio 1. Selecteer tijdens gebruik van DAB pictogram. radio het 2.
NOTITIES 5-63
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de compact disc (CD) speler CD uitwerptoets Type l Muziek/MP3/WMA/ AAC CD speler l CD gleuf Afspeelbare gegevens Muziekgegevens (CD-DA) MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING Het duurt een kort ogenblik voordat de weergave begint om de speler de tijd te geven de digitale signalen op de CD te lezen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een CD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen Amusementscherm. Wanneer in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. (Muziek CD) Toont de sporenlijst van de CD. Selecteer het spoor dat u wilt afspelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Als dit binnen enkele seconden nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen wordt geselecteerd, wordt het eerdere muziekstuk geselecteerd. Als er meer dan een paar seconden zijn verstreken nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen, wordt het muziekstuk dat op het huidige moment wordt afgespeeld vanaf het begin opnieuw afgespeeld. Lang indrukken voor snelterugspoelen. Deze stopt wanneer u uw hand van het pictogram of de commanderknop wegneemt.
NOTITIES 5-67
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de DVD (Digital Versatile Disc) speler í DVD uitwerptoets Type DVD VIDEO/DVD-VR speler DVD gleuf Afspeelbare gegevens DVD VIDEO/DVD-VR bestand Insteken van de DVD Steek de DVD in de gleuf met het label naar boven gericht. De DVD wordt automatisch naar binnen getrokken en het bovenste menuscherm van de DVD disc en de controller worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave Selecteer terwijl een DVD is ingestoken het pictogram op het thuisscherm en toon het wordt geselecteerd, wordt het bovenste menuscherm Amusementscherm. Wanneer van de DVD en de controller getoond. Wanneer het afspelen door middel van bediening van de controller wordt gestart, worden de volgende pictogrammen aan de onderzijde van het scherm getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l Om veiligheidsredenen worden tijdens het rijden geen beelden getoond. l Schuif de van de controller om de controller te verplaatsen. l Als de modus wordt overgeschakeld naar DVD modus nadat het afspelen van de DVD is gestopt, begint het afspelen opnieuw zonder dat het DVD menuscherm wordt getoond. Instellen van de DVD functies Instellingen voor geluidskwaliteit en aspectverhouding kunnen worden uitgevoerd. Instellen van de geluidskwaliteit 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qInstellingen OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen. U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen: Tabblad AD-Disp Display Veiligheid Geluid Klok Voertuig Apparat.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Tabblad Onderwerp Tooltips Taal Temperatuur Afstand Muziekdatabase updaten Systeem Fabrieksreset Functie Hiermee worden toetsverklaringen aan/uit gezet. Verandert de taal. Verandert de instelling tussen Fahrenheit en Celsius. Verandert de instelling tussen mijlen en kilometers. Gebruikt voor het bijwerken van Gracenote®. Gracenote wordt gebruikt met USB audio en biedt: 1. Aanvullende muziekinformatie (zoals naam van muziekstuk, artiest) 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bovenkant scherm Onderwerp Functie Waarschuwing Waarschuwingen die op dat moment actief zijn kunnen worden geverifieerd. Zie Wanneer waarschuwings-/ indikatielampjes branden/knipperen op pagina 7-39. Gebruik van de audiobedieningsschakelaar Zonder Bluetooth® handsfree Met Bluetooth® handsfree qAfstellen van het volume Druk de volumetoets omhoog om het volume te verhogen ( ). Druk de volumetoets omlaag om het volume te verlagen ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qZoektoets AM/FM radio (Type A/Type C/Type D), MW/LW/FM radio (Type B) Druk op de zoektoets ( , ). De radio schakelt over naar de volgende/vorige opgeslagen zender in de volgorde waarin deze werden opgeslagen. ) ingedrukt Houd de zoektoets ( , voor het opsporen van alle bruikbare zenders, al dan niet geprogrammeerd, op een hogere of lagere frequentie.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aha™/Stitcher™ Radio (Type C/Type D) AUX/USB/iPod modus Druk op de zoektoets ( ) om vooruit te springen naar het begin van het volgende spoor. Houd de zoektoets ingedrukt ( ) om de weergave van het huidige muziekstuk met “Leuk” te evalueren. Houd de zoektoets ingedrukt ( ) om de weergave van het huidige muziekstuk met “Niet leuk” te evalueren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type C/Type D OPGELET Ingang voor extra apparatuur l Sluit altijd de afdekking van de ingang voor extra apparatuur/USB poort wanneer deze niet wordt gebruikt. Als vreemde bestanddelen of vloeistof in de ingang voor extra apparatuur/USB poort terechtkomen, kan dit een defect veroorzaken. l Afhankelijk van de draagbare audioapparatuur is het mogelijk dat storing optreedt wanneer de apparatuur aangesloten wordt op de stekkerbus voor accessoires van de auto.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type C/Type D OPMERKING l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de hulpaansluitingen niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. l Wanneer apparatuur wordt aangesloten op de ingang voor extra apparatuur of USB poort, kan er zich storing voordoen afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie WAARSCHUWING ) van de 3. Druk de mediatoets ( audio-installatie in om over te schakelen naar de AUX modus. Zorg ervoor dat het aansluitsnoer niet verstrikt raakt tussen de versnellingshendel: Het verstrikt raken van het aansluitsnoer tussen de versnellingshendel is gevaarlijk, aangezien dit de besturing van de auto kan hinderen en een ongeluk kan veroorzaken.
NOTITIES 5-79
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de USB modus (Type A/Type B) Willekeurige volgorde Audiodisplay weergavetoets Teksttoets Weergave/pauzetoets Herhaalde weergavetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Type USB modus Map omhoog toets Map omlaag toets Media/Scan-toets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Afspeelbare gegevens MP3/WMA/AAC bestand USB 3.0 apparatuur wordt door deze installatie niet ondersteund.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Druk nogmaals op de toets om de weergave te hervatten. Snelvooruitspoelen/Terugspoelen Houd de snelvooruitspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in voorwaartse richting te doorlopen. Houd de terugspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in achterwaartse richting te doorlopen. Spooraftasting Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Map willekeurig OPMERKING 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave om de sporen in de map in willekeurige volgorde weer te geven. “FOLDER RDM” wordt wordt getoond naast getoond ( RDM aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk voor het annuleren van de weergave in willekeurige volgorde na 3 seconden nogmaals op de toets.
NOTITIES 5-83
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de iPod modus (Type A/Type B) Audiodisplay Teksttoets Willekeurige volgorde weergavetoets Herhaalde weergavetoets Spoor terug/terugspoeltoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Weergave/pauzetoets Categorie omlaag toets Categorie omhoog toets Lijst omhoog toets Lijst omlaag toets Media/Scan-toets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk eenmaal op de spoor vooruit toets ( ) om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) binnen enkele seconden (afhankelijk van de iPod softwareversie) na het begin van de weergave om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de spoor terug toets ( ) nadat enkele seconden (afhankelijk van de iPod softwareversie) zijn verstreken om de weergave vanaf het begin van het huidige spoor te starten.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk voor het annuleren van de weergave in willekeurige volgorde na 3 seconden nogmaals op de toets. OPMERKING l De informatie (artiestnaam, muzieknaam) wordt enkel getoond wanneer de iPod informatie bevat die getoond kan worden. l Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden. Niettoonbare tekens worden aangegeven door een sterretje ( ). Album willekeurig 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qFoutaanduidingen (Type A/Type B) Als u een foutaanduiding op de display ziet, de oorzaak in de tabel opzoeken. Als u de foutaanduiding niet kunt wissen, de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen. Aanduiding CHECK USB CHECK iPod Oorzaak Oplossing Controleer dat de gegevens die opgenomen zijn in het USB apparaat MP3/WMA/AAC bestanden bevatten en sluit het apparaat USB nogmaals correct aan.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de AUX modus (Type C/Type D) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. 2. Selecteer om over te schakelen naar de AUX modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Selecteer of om over te schakelen naar de USB modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. De lijst met categorieën wordt getoond. De huidige sporenlijst wordt getoond. Selecteer een gewenst spoor om dit af te spelen. Speelt het huidige spoor bij herhaling af.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Categorielijst Selecteer het pictogram om de volgende categorielijst te tonen. Selecteer een gewenste categorie en item. Categorie Afspeellijst Artiest Album Muziek Genre Audioboek Podcast Map Functie Toont de playlists op het apparaat. Toont de artiestnaamlijst. Alle sporen of de sporen van elk album van de geselecteerde artiest kunnen worden afgespeeld. Toont de albumnaamlijst. Alle sporen in het apparaat worden getoond. Toont de genrelijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Alleen de sporen in de gewenste map geselecteerd in stap 3 worden afgespeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGracenote Database (Type C/Type D) Wanneer een USB apparaat op dit apparaat wordt aangesloten en audio wordt weergegeven, wordt de albumnaam, artiestnaam, het genre en de titelinformatie automatisch getoond als er een overeenkomst is tussen de databasecompilatie van het voertuig en de muziek die wordt afgespeeld. De informatie die in dit apparaat is opgeslagen maakt gebruik van de databaseinformatie in de Gracenote-muziekherkenningservice.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gracenote® Eindgebruikersovereenkomst Deze toepassing of dit apparaat bevat software van Gracenote, Inc., Emeryville, Californië (“Gracenote”).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie GRACENOTE GEEFT GEEN GARANTIES, NOCH UITDRUKKELIJK NOCH IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VOOR HANDELSDOELEINDEN, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, TITELS EN HET ONTBREKEN VAN INBREUK OP BESTAANDE RECHTEN. GRACENOTE GEEFT GEEN GARANTIES TEN AANZIEN VAN DE RESULTATEN DIE U VERKRIJGT DOOR HET GEBRUIK VAN DE GRACENOTESOFTWARE OF EEN GRACENOTE-SERVER.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® í Beschrijving van Bluetooth® handsfree Wanneer Bluetooth® apparatuur (mobiele telefoon) op de Bluetooth® eenheid van de auto wordt aangesloten via draadloze verbinding, is het mogelijk telefoongesprekken te voeren of te ontvangen met behulp van de sprekentoets, opneemtoets, ophangtoets op de audiobedieningsschakelaar of door bediening van de middendisplay.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPGELET Bepaalde Bluetooth® mobiele apparatuur is niet compatibel met de auto. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur, Mazda's telefonische klantenservice of website voor informatie betreffende compatibiliteit van Bluetooth® mobiele apparatuur: Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOnderdelen Audio-installatie Type A/Type B Type C/Type D Sprekentoets, opnementoets en ophangentoets Sprekentoets Opnementoets Ophangentoets Microfoon Microfoon Microfoon (Handsfree) De microfoon wordt gebruikt voor het inspreken van spraakopdrachten of voor het houden van een handsfree-telefoongesprek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® *2 Type C/Type D OPMERKING Als het volume lager is vergeleken met andere audiomodi, het volume aan de apparatuurzijde verhogen. (Type C/Type D) Het gespreksvolume en het volume van de gesproken begeleiding en de beltoon kunnen elk van te voren worden ingesteld. 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer 3. Stel de .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 14. Prompt:“Uw nieuwe koppelingspincode is YYYY. Gebruik deze pincode voor het koppelen van apparaten aan het handsfree-systeem. Wilt u nu een apparaat koppelen?” OPMERKING l 15. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” of “Nee”. 16. In geval van “Ja” schakelt het systeem over naar de apparatuurregistratiemodus. Als “Nee”, keert het systeem terug naar de standby-stand.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: koppelen, bewerken, wissen, lijst weergeven, of pincode instellen.” 14. Prompt:“Toevoegen XXXXXX - - (Bijv. “Stan's apparatuur”) (apparatuurnaam). is dit nummer correct?” 7. Zeg: [Geluidssignaal] “Koppel” 15. Zeg:[Geluidssignaal] “Ja” 8. Prompt: “Start koppelingsproces op uw Bluetooth-apparaat. Uw PINcode is 0000 (XXXX). Voer dit in op uw Bluetooth-apparaat. Zie de handleiding van het apparaat voor instructies.” 16.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat. Dit is te afleidend om tijdens het rijden te proberen en u maakt dan mogelijk teveel fouten zodat dit weinig effectief is. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg:[Geluidssignaal] “Setup” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende Koppelingsopties, Bevestiging Prompts, Taal, Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of Selecteer muziekspeler .” 4. Zeg:[Geluidssignaal] “Koppel opties” 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende Koppelingsopties, Bevestiging Prompts, Taal, Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of Selecteer muziekspeler .” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Selecteer telefoon” 5. Prompt: “Noem de naam van het apparaat dat u wilt selecteren. Beschikbare apparaten zijn XXXXX... (Bijv. apparatuur A), XXXXX... (Bijv. apparatuur B), XXXXX... (Bijv. apparatuur C). Welk apparaat wilt u openen?” 6.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat. Dit is te afleidend om tijdens het rijden te proberen en u maakt dan mogelijk teveel fouten zodat dit weinig effectief is. Zeg “Alles” voor het verwijderen van alle apparatuur (mobiele telefoon). 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 9. Prompt: “Voer een nieuwe naam in.” 10. Zeg:[Geluidssignaal] “XXXXX... (Bijv. apparatuur C)” (Spreek een “apparatuurnaam” uit, een willekeurige naam voor de apparatuur.) Type A * 11. Prompt: “XXXXX... (Bijv. apparatuur C) (apparatuurnaam) is dit nummer correct?”. 12. Zeg:[Geluidssignaal] “Ja” 13. Prompt: “De nieuwe naam is opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Type B Display Modus Modus voor LINK verbindingsCHANGE wijziging * * * Functie Wijzigen van de verbinding naar Bluetooth® audioapparatuur Verwijderen van de verbinding naar Bluetooth® audioapparatuur PAIR DELETE Paring verwijderen modus DEVICE INFO Weergeven van de Weergavemoinformatie van de dus voor Bluetooth® eenheid van apparatuurinde auto formatie 3. Druk op de audioregelknop voor het bepalen van de modus.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Zie de bijbehorende gebruikershandleiding voor de bediening van de Bluetooth® audioapparatuur zelf. Bepaalde Bluetooth® audioapparatuur heeft PIN codes (vier cijfers). Zie de gebruikershandleiding van de audioapparatuur omdat de paringsprocedure verschilt afhankelijk of deze voorzien is van een PIN code of niet. Paren van Bluetooth® audioapparatuur met een viercijferige PIN code 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. l Als het paren gefaald heeft, knippert “Err” gedurende drie seconden. l Het paren kan niet tijdens het rijden uitgevoerd worden. Als u probeert het paren uit te voeren tijdens het rijden, wordt “PAIR DISABLE” getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Selectie van apparatuur Als meerdere apparatuur wordt gepaard, verbindt de Bluetooth® eenheid de laatst gepaarde apparatuur. Als u andere gepaarde apparatuur wilt verbinden, is het nodig de verbinding te wijzigen. Na het wijzigen van de verbinding blijft de volgorde van prioriteit van de apparatuur behouden, ook wanneer het contact wordt uitgezet. 4. Draai de audioregelknop voor het selecteren van de naam van de apparatuur die u wilt verbinden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Als de verbinding met de gewenste apparatuur met goed gevolg is gemaakt, wordt het “ ” symbool nogmaals getoond, tezamen met “LINK CHANGED”. “LINK CHANGED” wordt gedurende drie seconden getoond, vervolgens keert de normale display terug. OPMERKING l l Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Draai de audioregelknop en selecteer de naam van de gepaarde apparatuur die u wilt verwijderen. Apparatuurnaam 1 Apparatuurnaam 2 Apparatuurnaam 3 Apparatuurnaam 4 Apparatuurnaam 5 Apparatuurnaam 6 Apparatuurnaam 7 OPMERKING Enkel de namen van de gepaarde apparatuur kunnen getoond worden. Als enkel één stuks apparatuur is gepaard, wordt enkel de naam van deze apparatuur getoond. 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Informatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur 1. Selecteer met behulp van de audioregelknop de modus voor weergave van paringapparatuurinformatie “DEVICE INFO” in de “BT SETUP” modus. (Zie voor bijzonderheden “Instellen van Bluetooth® audioapparatuur”.) 2. Druk op de audioregelknop voor het bepalen van de modus. 3. De naam van de Bluetooth® eenheid wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Prompt: “Selecteer een taal: Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Duits, Nederlands of Portugees.” 6. Zeg: [Geluidssignaal] “Frans” (Spreek de gewenste taal uit: “Engels”, “Frans”, “Spaans”, “Italiaans”, “Duits”, “Nederlands”, of “Portugees”) OPMERKING Overige taalinstellingen kunnen in de huidige instelling ook worden gemaakt door het uitspreken van de naam van de taal in de uitspraak van de betreffende taal. 7. Prompt:“Frans (Gewenste taal) is geselecteerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l l Het Bluetooth® handsfree systeem is gebruiksklaar enkele seconden nadat het contact op ACC of ON is gezet (minder dan 15 seconden vereist). Bij bediening van de audio-installatie of de airconditioning kunnen tijdens het gebruik van Bluetooth® handsfree de pieptonen of de gesproken begeleiding (audioinstallatie) niet worden gehoord. Begeleiding In de begeleiding wordt het gebruik van Bluetooth® handsfree verklaard.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als de prestaties van de spraakherkenning onvoldoende zijn. Zie Spraakherkenningleerfunctie (gebruikerspraakregistratie) (Type A/ Type B) op pagina 5-116. Zie Oplossen van problemen op pagina 5-158. qBeveiligingsinstelling (Type A/ Type B) Als een wachtwoord is ingesteld, kan het systeem niet geactiveerd worden tenzij het wachtwoord wordt ingevoerd. OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Annuleren van het wachtwoord OPMERKING Gebruik deze functie alleen wanneer u geparkeerd staat. Dit is te afleidend om tijdens het rijden te proberen en u maakt dan mogelijk teveel fouten zodat dit weinig effectief is. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg:[Geluidssignaal] “Setup” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende Koppelingsopties, Bevestiging Prompts, Taal, Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of Selecteer muziekspeler .” 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qSpraakherkenningleerfunctie (gebruikerspraakregistratie) (Type A/Type B) Met de spraakherkenningleerfunctie is spraakherkenning mogelijk overeenkomstig de karakteristieken van de spraak van de gebruiker. Als de herkenning van de spraakinvoeropdrachten gericht aan het systeem niet adequaat is, kan met behulp van deze functie de spraakherkenning van de gebruiker door het systeem in grote mate verbeterd worden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Opnieuw inspreken” 5. Prompt: “Dit moet u doen in een stille omgeving terwijl de auto stilstaat. Zie de eigenaarshandleiding voor de lijst met benodigde trainingsuitdrukkingen. Druk even op de knop Spraak als u wilt beginnen. U kunt op elk gewenst moment stoppen door op de knop Ophangen te drukken.” Lees geen haakjes op. “ (” en koppeltekens “ - ” worden gebruikt voor het scheiden van nummers in een telefoonnummer. l Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Wanneer “Deactiveren” wordt uitgesproken, wordt het spraakherkenning leren uitgeschakeld. Wanneer “Activeren” wordt uitgesproken, wordt het spraakherkenning leren ingeschakeld. 3. Selecteer 6. Prompt: “Spraakregistratie is gedeactiveerd/geactiveerd.” 6. Voer met behulp van uw apparatuur een zoekopdracht voor de Bluetooth® apparatuur (randapparatuur) uit.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Voor het automatisch downloaden van de belhistorie en berichten, moeten alle automatische downloadinstellingen zijn ingeschakeld. Zie Communicatieinstellingen op pagina 5-142. Nadat apparatuur is geregistreerd, wordt de apparatuur automatisch door het systeem geïdentificeerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Loskoppelen van apparatuur pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. tabblad. 2. Selecteer het . 3. Selecteer tabblad. . 3. Selecteer 5. Selecteer de naam van het huidige verbonden apparaat. 4. Selecteer . . 5. Selecteer . Wissen van een apparaat Selecteren en wissen van apparatuur 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 6. Voer de nieuwe pincode in die u wilt instellen. 7. Selecteer .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® l Bedien de commanderschakelaar of de middendisplay (alleen wanneer de auto stilstaat). l Opdrachten die verband houden met de telefoon zijn alleen beschikbaar wanneer uw telefoon is aangesloten via Bluetooth®. Zorg er voor dat uw telefoon via Bluetooth® is aangesloten alvorens u gesproken opdrachten geeft die verband houden met de telefoon. l Opdrachten voor muziekweergave, zoals Artiest afspelen en Album afspelen kunnen alleen in de USB audiomodus gebruikt worden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als de prestaties van de spraakherkenning onvoldoende zijn. Zie Oplossen van problemen op pagina 5-158.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qBediening van de audio-installatie met behulp van spraakherkenning (Type C/Type D) Hoofdaudiobediening Onderstaande opdrachten zijn voorbeelden van de beschikbare opdrachten. Wanneer de sprekentoets wordt ingedrukt en de volgende opdracht wordt uitgesproken, kan de audio worden bediend. De opdrachten tussen ( ) kunnen worden weggelaten. De betreffende naam en het nummer worden tussen de {} ingevoerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type A/Type B) í qBellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de naam van een persoon (gesproken naam) waarvan het telefoonnummer tevoren in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Telefoonboekregistratie. Telefoonboekregistratie In het Bluetooth® handsfree telefoonboek kunnen telefoonnummers worden geregistreerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 10. Zeg: [Geluidssignaal] “Mobiel” (Zeg “Thuis”, “Werk”, “Mobiel”, of “Andere”, voor het registreren van de gewenste locatie.) 11. Prompt: “Mobiel (Te registreren locatie). is dit nummer correct?” 12. Zeg:[Geluidssignaal] “Ja” 13. Prompt: “Het nummer alstublieft” 14. Zeg:[Geluidssignaal] “XXXXXXXXXXX” (Zeg het te registreren telefoonnummer.) 15. Prompt: “XXXXXXXXXXX (telefoonnummer registratie).
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 7. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX... (Bijv. “Mary's telefoon”)” (Zeg een gesproken naam voor de geregistreerde naam.) 8. Prompt: “Toevoegen XXXXX... (Bijv. “Mary's telefoon”) (gesproken naam). is dit nummer correct?” 9. Zeg:[Geluidssignaal] “Ja” 10. Prompt: “Nummer opgeslagen. Wilt u een ander contactpersoon importeren?” 11. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” of “Nee”. 12. Als “Ja”, gaat de procedure verder naar stap 5. Als “Nee”, keert het systeem terug naar de standby-stand.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 13. Prompt: “XXXXXXXX (telefoonnummer) Voeg na de pieptoon meer nummers toe, of zeg 'Terug,' om het laatst toegevoegde nummer nogmaals toe te voegen, of druk op de knop 'Opnemen' om het nummer op te slaan.” 14. (Nummer wijzigen) Druk de opnementoets en ga dan verder naar stap 15. (Telefoonnummer toevoegen/ invoeren) Zeg “XXXX” (gewenste telefoonnummer) en ga dan verder naar stap 13. (Telefoonnummercorrectie) Zeg, “Terug”. De prompt antwoordt, “Terug.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: Voeg Nieuw Contactpersoon Toe, Bewerken, Naam Toevoegen, Wissen, Alles Verwijderen, of Importeer contactpersoon.” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Alles verwijderen” 5. Prompt: “Weet u zeker dat u alles uit uw handenvrije-systeem telefoonboek wilt wissen? ” 5. Prompt: “XXXXX..., XXXXX..., XXXXX... (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Prompt: “Bellen” Telefoonnummer invoeren OPMERKING Oefen dit terwijl u geparkeerd staat totdat u het vertrouwen heeft dit te kunnen doen tijdens het rijden in een niet veeleisende rijsituatie. Als u nog niet volledig vertrouwd bent, alle telefoongesprekken voeren vanuit een plaats waar u veilig geparkeerd staat en pas beginnen te rijden wanneer u uw volledige aandacht bij het rijden kunt houden. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOntvangen van een inkomend gesprek 1. Prompt: “Binnenkomend gesprek... druk op de knop Opnemen om te antwoorden” 2. Druk voor het accepteren van het gesprek op de opnementoets. Druk voor het weigeren van het gesprek op de ophangentoets. qGesprek beëindigen Druk tijdens het gesprek op de ophangentoets. Een geluidssignaal bevestigt dat het gesprek is beëindigd. qGeluid uitschakelen Het microfoongeluid kan tijdens het bellen uitgeschakeld worden. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Methode 1 1. Druk op de opnementoets. 2. Prompt: “Gesprekken wisselen.” Methode 2 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Wissel gesprekken” 3. Prompt:“Gesprekken wisselen.” OPMERKING l l Druk voor het weigeren van een inkomend gesprek op de ophangentoets. Na het ontvangen van een nieuw inkomend gesprek, wordt het eerdere gesprek in de wachtstand geplaatst.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bellen met gebruik van het telefoonboek qDTMF (tweevoudige toon multifrequentie signaal) transmissie 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. Deze functie wordt gebruikt wanneer DTMF via de gebruikerspraak wordt verzonden. De ontvanger van een DTMF transmissie is in het algemeen een huistelefoonantwoordapparaat of de geautomatiseerde telefooncentrale van een bedrijf (wanneer u toonsignalen terugzend overeenkomstig de gesproken begeleidingopname). 2.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type C/Type D) í qBellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de contactnaam in het gedownloade telefoonboek of de naam van een persoon waarvan het telefoonnummer in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Contact importeren (telefoonboek downloaden) 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg:“Bellen XXXXX... (Bijv. “John”) Mobiel”. 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l OPMERKING Als “Alle contactpersonen importeren” wordt uitgevoerd na het opslaan van het telefoonboek in de Bluetooth® eenheid, wordt het telefoonboek overschreven. l Maximaal 1000 contacten kunnen in het telefoonboek geregistreerd worden. l Telefoonboek, registratie van inkomende/uitgaande gesprekken en favorietgeheugens zijn ter bescherming van de privacy voor elke mobiele telefoon specifiek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Selecteer . OPMERKING 5. Selecteer de contactinformatie die u wilt wissen. 6. Selecteer Als het contact lang ingedrukt wordt gehouden wanneer de favorietenlijst wordt getoond, kan de contactinformatie bewerkt (gewist, verplaatst) worden. . Veranderen van de weergavevolgorde van uw favorietenlijst 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. Telefoonnummer invoeren OPMERKING voor het tonen van 2. Selecteer de favorietenlijst. .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Opnieuw bellen functie Belt de laatstgebelde persoon (de laatste persoon op de lijst van uitgaande gesprekken) vanaf de mobiele telefoon/ auto. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg: “Opnieuw kiezen” Terugbelfunctie Belt de laatste persoon (de laatste persoon op de lijst van inkomende gesprekken) die uw mobiele telefoon/auto heeft gebeld. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOntvangen van een inkomend gesprek Wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen, wordt het kennisgevingscherm voor inkomende gesprekken getoond. De instelling “Binnenkomende gespreksinformatie” moet aan zijn. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-142. Druk voor het aannemen van het gesprek op de opneemtoets op de op het scherm.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l l Als het contact tijdens een handsfree gesprek uit wordt gezet, wordt de lijn automatisch overgezet naar de apparatuur (mobiele telefoon). Als de DTMF code twee of meer cijfers of symbolen heeft, dient elk afzonderlijk verzonden te worden. qGesprek onderbreken Een gesprek kan worden onderbroken voor het ontvangen van een inkomend gesprek van een derde partij.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Selecteer of Postvak In te tonen. 3. Selecteer om het . 4. Het downloaden gaat van start vanaf de mobiele telefoon. OPMERKING l Als bijlage verstuurde gegevens worden niet gedownload. l Berichten tot 1 kilobyte (e-mail)/ 140-bytes (SMS) kunnen worden gedownload. l Voor elk apparaat wordt een berichtenlijst samengesteld. l Als de aangesloten apparatuur niet overeenkomt met MAP 1.0, wordt voor het downloaden het AT commando gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de details op het bericht. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Pictogram Functie Toont het Communicatiemenu. Toont het Postvak In. Geeft een bericht weer. Wanneer dit opnieuw wordt geselecteerd, wordt de weergave tijdelijk stopgezet. Toont het vorige bericht. Toont het volgende bericht.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bewerken van voorgeprogrammeerde berichten OPMERKING In totaal drie voorgeprogrammeerde berichten kunnen worden geselecteerd. Voorbeeld van gebruik (verifieer ongelezen e-mail) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer tonen. om het Postvak In te pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer 3. Selecteer . . 4. Selecteer het voorgeprogrammeerde bericht dat u wilt bewerken.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qCommunicatie-instellingen Selecteer het Selecteer Onderwerp ® Bluetooth Binnenkomende gespreksinformatie Autom. download SMS SMS informatie Autom. download Email*1 Email informatie Autom. download belhistorie Autom. download contactpersonen*1 Ringtone Volume telefoon VR en ringtone Sorteervolgorde contactpersonen Berichten instellen Reset pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. om de instelling wijzigen.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type A/Type B) í OPMERKING l Bluetoothc® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 2.0 l Als een gangbare mobiele telefoon USB wordt aangesloten tijdens muziekweergave via een Bluetooth® verbinding, wordt de Bluetooth® verbinding verbroken. Om deze reden is muziekweergave via een Bluetooth® verbinding en muziekweergave via een USB verbinding niet tegelijkertijd mogelijk.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Zet het contact op ACC of ON. Controleer dat het “ ” symbool op de audiodisplay wordt getoond. Het symbool wordt niet getoond als nietgepaarde Bluetooth® audioapparatuur wordt gebruikt of de Bluetooth® eenheid van de auto defect is. OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Weergave 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overschakelen van de display (AVRCP Ver. 1.3) qInformatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets (3) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de audiodisplay getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type C/Type D) í Bluetooth® specificatie van toepassing (Aanbevolen) EDR/3.0 Ver. 1.1/1.2/2.0 EDR/2.1 (conformiteit) Responsprofiel l A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 l AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3/1.4 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l Het batterijverbruik van Bluetooth® audioapparatuur neemt toe wanneer dit via Bluetooth® is verbonden. l Als een gangbare mobiele telefoon USB wordt aangesloten tijdens muziekweergave via een Bluetooth® verbinding, wordt de Bluetooth® verbinding verbroken. Om deze reden is muziekweergave via een Bluetooth® verbinding en muziekweergave via een USB verbinding niet tegelijkertijd mogelijk.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van de Bluetooth® audio-installatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient gepaard te worden met de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Weergave Schakel de modus over naar Bluetooth® audiomodus om te luisteren naar Bluetooth® audioapparatuur via het luidsprekersysteem van de auto. (Zie “Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus”) Na het overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus, worden de volgende pictogrammen op het onderste gedeelte van de display getoond. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de versie van het Bluetooth® audioapparaat dat u op dat moment gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Bij het zoeken naar een muziekstuk vanaf het hoogste niveau van een apparaat) pictogram en toon de 1. Selecteer het lijst met mappen/bestanden op het hoogste niveau. qInformatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de middendisplay getoond. AVRCP Ver. lager dan 1.3 2. Wanneer de map is geselecteerd, worden de lijsten met mappen/ bestanden in de map getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van Aha™*1 Aha is een toepassing die kan worden gebruikt voor de ontvangst van diverse internetdata, zoals internetradio en podcasts. Blijf op de hoogte de activiteiten van uw vrienden door het verkrijgen van updates van Facebook en Twitter. Via het gebruik van de lokatieafhankelijke diensten, kunnen diensten en bestemmingen in de buurt worden opgezocht of kan actuele lokale informatie worden verkregen. Zie voor details betreffende Aha, “http://www.aharadio.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Schreeuwen Neemt ingesproken berichten op. Neemt stemgeluid op en verzendt dit als afspeelbare audio naar Facebook en andere sociale zenders. Like*2 Beoordeelt de huidige inhoud als “Leuk”. Dislike*2 Beoordeelt de huidige inhoud als “Niet leuk”. Gaat gedurende 15 seconden terug. Kaart (voertuigen met navigatiesysteem) Toont de bestemming die door de lokatieafhankelijke diensten wordt opgezocht op het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Hoofdmenu Selecteer het pictogram. Verander het tabblad en selecteer de zendercategorie. Tabblad Voorinstellingen Vlakbij Functie Toont de lijst met voorkeuzezenders die op het apparaat is ingesteld. Selecteer de naam van een voorkeuzezender om de gegevens van de zender weer te geven. Selecteer de gewenste zender. Er wordt begeleiding gegeven naar de gezochte bestemming nabij de lokatie van het voertuig.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Lokatieafhankelijke diensten) 1. Selecteer de gewenste zender in het Dichtbij tabblad op het hoofdmenu. De weergave van de naam of het adres van de bestemming begint in de volgorde van de lijst met bestemmingsnamen. 2. Wanneer het pictogram wordt geselecteerd, wordt de huidige getoonde bestemming op het navigatiesysteem getoond (voertuigen met navigatiesysteem). pictogram wordt 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van Stitcher™*1 Radio Wat is Stitcher™ Radio? Stitcher™ radio is een toepassing die kan worden gebruikt voor het beluisteren van internetradio of streampodcasts. Aanbevolen gegevensinhoud wordt automatisch geselecteerd door deze te registreren en in uw favorieten te plaatsen, of door het indrukken van de Leuk of Niet leuk toets. Zie voor details betreffende Stitcher™ Radio, “http://stitcher.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Weergave Selecteer het Amusementscherm en toon het pictogram op het thuisscherm. Wanneer wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst. Gebruik dit voor het overschakelen naar andere zenders. Dislike Beoordeelt het huidige programma als “Niet leuk”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Zenderlijst pictogram en toon de zenderlijst. 1. Selecteer het Favoriete zendernaam: Selecteer dit om het programma te tonen dat onder uw favorieten is geregistreerd. Categorienaam: Een aanbevolen categorie die geselecteerd is uit uw favorieten door Stitcher™ wordt getoond. Selecteer dit voor het tonen van het categorieprogramma. 2. Selecteer de programmanaam om dit weer te geven.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplossen van problemen í Mazda Bluetooth® Handsfree Klantenservice Als u problemen heeft met Bluetooth®, kunt u gratis bellen met onze klantenservicedienst. Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.mazdahandsfree.com 5-158 í Bepaalde modellen.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Paring van Bluetooth® apparatuur, problemen met verbinding Probleem Paring is niet mogelijk Paring kan niet nogmaals worden uitgevoerd. Oorzaak ― De paringinformatie die gekoppeld is aan de Bluetooth® eenheid of het apparaat wordt niet correct herkend. Oplossingsmethode Kijk eerst of de apparatuur compatibel is met de Bluetooth® eenheid en controleer vervolgens of de Bluetooth® functie en de zoekmodus/zichtbare instelling*1 op de apparatuur ingeschakeld zijn.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de paringinformatie gewist wordt. Herprogrammeer in dit geval de paringinformatie in de Bluetooth® eenheid. l Als u uw telefoon paart die reeds in het verleden meerdere malen aan uw auto is gepaard, dient u “Mazda” op uw mobiele apparaat te wissen. Voer vervolgens de Bluetooth® zoekprocedure nogmaals op uw mobiele apparaat uit en paar dit aan een nieuw opgespoorde “Mazda”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Problemen die verband houden met de spraakherkenning Probleem Slechte spraakherkenning l l Buitengewoon harde spraak (schreeuwen). l Spreken alvorens de pieptoon is beëindigd. l Verkeerde herkenning van nummers l l Slechte spraakherkenning Oorzaak Buitengewoon langzame spraak. Oplossingsmethode Betreffende de oorzaken die links worden aangegeven, letten op de manier waarop u spreekt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Betreffende problemen met telefoongesprekken Probleem Oorzaak Oplossingsmethode Gedurende ongeveer drie seconden na het begin van een gesprek, heeft Aan het begin van een de storingonderdrukkingsfunctie van Dit duidt echter niet op een probleem telefoongesprek, zijn rijgeluiden van de Bluetooth® eenheid enige tijd met de apparatuur. de andere partij hoorbaar nodig om zich aan te passen aan de gespreksomgeving.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonnekleppen Interieurverlichting Voor gebruik van een zonneklep aan de voorzijde, deze naar beneden klappen. Voor gebruik bij een van de zijramen, de zonneklep opzij klappen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Voorste kaartleeslampen Wanneer de plafondverlichtingschakelaar in de stand portier of uit staat, op de lens drukken om de voorste kaartleeslampen te laten branden en vervolgens nogmaals op de lens drukken om de lampen uit te schakelen. OPMERKING De voorste kaartleeslampen gaan in onderstaande gevallen als de lens wordt ingedrukt niet uit: l De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand ON.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bagageruimteverlichting Schakelaarstand Instapverlichtingen Gaat aan wanneer een portier geopend wordt of wanneer het instapverlichtingssysteem is ingeschakeld. Bagageruimteverlichting Verlichting uit Verlichting gaat aan wanneer de achterklep wordt geopend Kofferruimteverlichting De kofferruimteverlichting gaat aan wanneer het kofferdeksel wordt geopend en gaat uit wanneer dit wordt gesloten.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting De plafondverlichting gaat gedurende ongeveer 15 seconden branden wanneer het contact is uitgeschakeld en de plafondverlichtingschakelaar in de stand DOOR staat. De plafondverlichting gaat in de volgende gevallen onmiddellijk uit: Het contact is ingeschakeld en alle portieren zijn gesloten.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Achter (Wagon) OPGELET l OPGELET l Let op de volgende punten om beschadiging van de stekkerbus voor accessoires of het defect raken van het elektrische circuit te voorkomen: l l l l l l Gebruik geen accessoires met een stroomverbruik dat hoger is dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A). Gebruik geen accessoires die geen originele Mazda accessoires of daaraan gelijkwaardig zijn.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting 2. Leid het aansluitsnoer door de uitsparing van de console en steek de stekker in de stekkerbus voor accessoires. Plug Bekerhouder WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt. Als de inhoud wordt gemorst, bestaat de kans dat u brandwonden oploopt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qVoor Voor gebruik van de bekerhouder, de middenconsole openen door het deksel ervan onderaan in het midden in te drukken. Voor gebruik van de bekerhouder, het deksel schuiven en dit openen. Fleshouder Aan de binnenzijde van de portieren bevinden zich fleshouders. Fleshouder OPGELET qAchter De achterste bekerhouder bevindt zich in de middelste armsteun van de achterzitting. Gebruik de fleshouders niet voor flessen zonder doppen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Opbergvakken WAARSCHUWING Houd tijdens het rijden de opbergvakken gesloten: Rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Ter vermindering van de kans op letsel tijdens ongevallen of een plotselinge stop, de opbergvakken tijdens het rijden gesloten houden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qHandschoenenkast Voor het openenvan de handschoenenkast de vergrendeling naar u toe trekken. qOgen voor het vastzetten van lading (Wagon) WAARSCHUWING Zorg er voor dat bagage en lading alvorens te gaan rijden goed wordt vastgemaakt: Lading die tijdens het rijden niet is vastgemaakt is gevaarlijk aangezien deze bij plotseling afremmen of een botsing kan gaan schuiven of in elkaar gedrukt kan worden en letsel kan veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qOnderste laadcompartiment í (Wagon) (Sedan) Til de kofferdekselmat op. 1. Til de kofferruimteplank omhoog. Kofferruimtemat Onderste laadcompartiment Kofferruimteplank qWinkeltashaak (Wagon) 2. Draai de winkeltashaak uit zijn opsluitplaat en zet de kofferruimteplank er tegen aan. De winkeltashaak kan gebruikt worden voor het ophangen van winkeltassen. OPGELET Geen zware voorwerpen aan de winkeltashaak hangen, aangezien deze hierdoor beschadigd kan worden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qAchterste kledinghaken WAARSCHUWING Hang nooit zware of scherpe voorwerpen aan de steungrepen en kledinghaken: Het hangen van zware of puntige voorwerpen zoals een kleerhanger aan de steungrepen of kledinghaken is gevaarlijk, aangezien deze in het geval van activering van een gordijn-airbag van hun plaats kunnen vliegen en een inzittende kunnen raken, wat ernstig of dodelijk letsel tot gevolg kan hebben.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Achterste zonnescherm í Wanneer het contact op ON staat en de achterste zonneschermschakelaar wordt bediend, gaat het achterste zonnescherm omhoog/omlaag. OPGELET Plaats geen voorwerpen rond de behuizing van het achterste zonnescherm. Anders zouden deze tussen het mechanisme beklemd kunnen raken terwijl dit in werking is en defecten veroorzaken. Niet aan het achterste zonnescherm trekken. Als er hard aan wordt getrokken, kan dit beschadigd raken.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPMERKING l Wanneer de keuzehendel in de stand R staat, wordt het achterste zonnescherm automatisch omlaag gezet. l Als een voorwerp in aanraking komt met het achterste zonnescherm terwijl dit in beweging is, bestaat de kans dat het scherm stopt. Als het scherm stopt met bewegen, het voorwerp verwijderen en vervolgens de schakelaar nogmaals indrukken om het zonnescherm omlaag te zetten.
5-176
6 Onderhoud en verzorging Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden. Essentiële informatie ..................................................................... 6-2 Inleiding .................................................................................... 6-2 Periodieke onderhoudsbeurten .................................................... 6-3 Onderhoudsmonitor ................................................................ 6-17 Zelf uit te voeren onderhoud ...........................................
Onderhoud en verzorging Essentiële informatie Inleiding Wanneer u dit instruktieboekje gebruikt als richtlijn bij onderhoud of inspectie van uw auto, dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan en het toebrengen van letsel aan uzelf of aan anderen of beschadiging van de auto te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Periodieke onderhoudsbeurten OPMERKING l Blijf na de aangegeven periode doorgaan met het volgen van het periodieke onderhoud overeenkomstig de voorgeschreven intervallen. l Als resultaat van visuele inspectie of meting van de functies en werking van een systeem (prestatie), corrigeren, reinigen of vernieuwen al naargelang vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten qEuropa Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Elke 120.000 km vernieuwen. Bougies*1 Luchtfilter*2 R R R Dampafzuigsysteem (indien voorzien) I I I SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Opmerkingen: *1 Inspecteer in onderstaande landen de bougies elke 10.000 km of 12 maanden alvorens deze bij de genoemde interval te vernieuwen. Albanië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Letland, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Roemenië, Servië, Oekraïne *2 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het luchtfilter vaker gereinigd en indien nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *12 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke 45.000 km de achterdifferentieelolie te verversen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten qBehalve Europa Israël Onderhoudsfrequentie Bougies Brandstoffilter Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Elke 120.000 km of 6 jaar vernieuwen. Elke 135.000 km vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Cabineluchtfilter (indien voorzien) R R R R R R R R R R R R Banden (inclusief reservewiel) I I I I I I I I I I I I (met afstelling van de bandenspanning)*7 Tabelsymbolen: I: Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien no
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Onderhoudsfrequentie Aandrijfriemen*1 Motorolie Oliefilter Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 I I I I I I I I I I I I Rusland/WitRusland/KazachR R R R R R R R R R R R stan*2 Elke 5000 km of 6 maanden vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsfrequentie Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Banden (inclusief reservewiel) (met afstelling van de bandenspanning)*9*10 Lekke band noodreparatieset (indien voorzien)*11 I I I I I I I I I I I I Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *4 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, het motoroliefilter elke 5.000 km of 6 maanden vernieuwen. a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Israël/Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Brandstoffilter Elke 60.000 km vernieuwen. Elke 120.000 km vernieuwen. Bougies*1 Dampafzuigsysteem I I I I I I I I (indien voorzien) SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 Toestand van carrosserie Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *8 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de auto in buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsmonitor qOnderhoudsmonitor (Type A/Type B) “Olie verversen” met flexibele instelling*1 is beschikbaar. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details*2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten 3. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen. U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen: Tabblad Onderhoud Onderwerp Instellingen Tijd (maanden) Afstand (mijl of km) Reset Instellingen Afstand (mijl of km) Bandenrotatie Reset Instellingen*1 Afstand (mijl of km) Olie verversen Reset*2 Verklaring Melding kan in-/uitgeschakeld worden.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabblad Onderwerp Olie periode (%) Olie verversen Reset Verklaring Toont de gebruiksduur van de motorolie tot aan de volgende olieverversingsbeurt. “Ververs olie!” wordt in rood getoond en het moersleutelindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer de resterende afstand voor de oliegebruiksduur minder is dan 500 km of het resterende aantal dagen minder is dan 15 (al naargelang wat zich het eerst voordoet).
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit als u niet voldoende kennis en ervaring heeft of niet over het juiste gereedschap of de juiste uitrusting beschikt welke voor de uitvoer van het werk noodzakelijk is. Laat onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door een deskundige monteur: Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan gevaar opleveren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap 2. Steek uw hand in de motorkapopening, schuif de slothefboom naar rechts en til de motorkap omhoog. WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap gesloten en stevig vergrendeld is: Een motorkap die niet gesloten is en niet stevig is vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze tijdens het rijden open kan vliegen en het uitzicht van de bestuurder kan belemmeren, hetgeen een ernstig ongeluk kan veroorzaken. Hendel qOpenen van de motorkap 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qSluiten van de motorkap 1. Controleer de ruimte onder de motorkap om te zien of alle vuldoppen op hun plaats aangebracht zijn en of alle losse voorwerpen (bijv. gereedschap, oliecontainers, enz.) verwijderd zijn. OPGELET Bij het sluiten van de motorkap, er geen kracht op uitoefenen, bijvoorbeeld door uw gewicht er op te laten rusten. Anders bestaat de kans dat de motorkap vervormd wordt. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Overzicht van de motorruimte SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 Reservoir van voorruitensproeiervloeistof Rem/koppelingsvloeistofreservoir Motoroliepeilstok Dop van koelsysteem Accu Zekeringenblok Motorkoelvloeistofreservoir Motorolievuldop SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie OPMERKING Het verversen van de motorolie dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. qAanbevolen olie Voor het behouden van de onderhoudsinterval (pagina 6-3) en ter bescherming van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specificatie.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Het gebruik van oliesoorten met een andere viscositeit dan welke is aanbevolen voor de betreffende buitentemperatuur, kan beschadiging van de motor tot gevolg hebben. l (SKYACTIV-D 2.2) SKYACTIV-D 2.2 gebruikt voorgeschreven olie. Controleer de specificatie in het instruktieboekje.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING l Inspecteer het motoroliepeil regelmatig. Als bij het inspecteren van de motorolie het motoroliepeil hoger is dan het “X” merkteken op de peilstok, de motorolie verversen. Dit dient te worden uitgevoerd door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Het initialiseren (terugstellen van de motoroliegegevens) van de geregistreerde waarde kan als volgt worden uitgevoerd: 1. Zet het contact op OFF. 2. Zet het contact op ON terwijl u de keuzeschakelaar ingedrukt houdt en blijf de keuzeschakelaar gedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt houden totdat het gaat knipperen. hoofdwaarschuwingslampje Keuzeschakelaar 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 7. Steek de peilstok volledig in. SKYACTIV-D 2.2 X merkteken Vol In orde Laag OPMERKING (SKYACTIV-D 2.2) Bij het inspecteren van het motoroliepeil de oliepeilstok recht naar buiten trekken, zonder deze te draaien. Bij het weer insteken van de oliepeilstok deze steeds insteken zonder te draaien, zodat het “X” merkteken in de richting van de voorzijde van de auto wijst. 5. Trek de peilstok weer naar buiten en controleer het oliepeil.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkoelvloeistof WAARSCHUWING qControleren van het motorkoelvloeistofniveau WAARSCHUWING Geen lucifers of open vuur in de motorruimte gebruiken. VUL GEEN MOTORKOELVLOEISTOF BIJ WANNEER DE MOTOR HEET IS: Een hete motor is gevaarlijk. Als de motor gedraaid heeft, kunnen delen van de motorruimte bijzonder heet worden. U kunt daardoor brandwonden oplopen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 OPGELET l Radiateurkoelvloeistof tast de laklaag aan. Spoel dit bij morsen onmiddellijk af. l Gebruik enkel zacht (gedemineraliseerd) water in het koelvloeistofmengsel. Water dat mineralen bevat doet afbreuk aan de effectieve werking van de koelvloeistof. l Niet enkel water toevoegen. Steeds bijvullen met een juist koelvloeistofmengsel.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Als de aanduiding “FL22” op of in de buurt van de koelsysteemdop wordt aangegeven, wordt bij vervanging van de motorkoelvloeistof gebruik van FL22 aanbevolen. Gebruik van andere motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als het koelvloeistofreservoir leeg is of u regelmatig nieuwe koelvloeistof moet bijvullen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Model met links stuur Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof qControle van het sproeiervloeistofniveau WAARSCHUWING Model met rechts stuur Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Voor de levering van sproeiervloeistof naar de voorste en achterste ruitensproeier wordt gebruik gemaakt van hetzelfde reservoir. Smering van de carrosserie Alle bewegende punten van de carrosserie zoals de portier-, motorkap-en kofferdekselscharnieren en sloten moeten gesmeerd worden telkens wanneer de motorolie wordt ververst. Gebruik bij koud weer een niet-bevriezend smeermiddel op de sloten.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Ruitenwisserbladen OPGELET l Het is gebleken dat een “hot wax” behandeling, zoals in automatische auto-was installaties een nadelige invloed op de reinigende werking van de ruitenwissers heeft. l Gebruik geen benzine, petroleum, terpentijn of andere chemische middelen in de nabijheid van of op de ruitenwisserbladen om beschadiging er van te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 1. Zet de ruitenwisserarm omhoog. 2. Open de klem en schuif het wisserblad in de richting van de pijl. 3. Zet het wisserblad schuin en verwijder dit van de arm. 4. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. 5. Verwijder de metalen houders van beide wisserbladrubbers en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. l Indien de metalen houders omgewisseld worden, is het mogelijk dat het wisserblad minder goed wist. Gebruik dus niet de metalen houders van de bestuurderszijde op de passagierzijde of omgekeerd. l OPGELET Probeer de ruitenwisser niet met de hand te bewegen om beschadiging van de ruitenwisserarm of overige onderdelen te voorkomen. 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber voorzichtig naar binnen. Monteer het wisserblad daarna in de omgekeerde volgorde van het verwijderen er van. 3. Verwijder de metalen houders van het wisserbladrubber en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers. OPGELET De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Accu WAARSCHUWING Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren: Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van oogbescherming: Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met de carrosserie van de auto: Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOnderhoud van de accu qInspectie van het niveau van het accu-elektroliet Wanneer het niveau van het accuelektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat de accu snel uitgeput raakt. Voor het in optimale conditie houden van uw accu: l Zorg er voor dat de accu steeds stevig gemonteerd is. l Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOpladen van de accu OPMERKING l l l Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren of deze op te laden, dienen alle accessoires te worden uitgeschakeld en de motor te worden afgezet. l Neem voor het vernieuwen van de accu contact op met een officiële Mazda dealer. Bij het aansluiten van de accu deze als laatste bevestigen. l Alvorens de accu te laden de doppen verwijderen. l (Met i-stop systeem) De accu niet snelladen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De volgende condities geven aan dat de batterij nagenoeg uitgeput is: l Het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep knippert gedurende ongeveer 30 seconden nadat de motor is stopgezet (bij voertuigen met type A meter, worden de berichten getoond in de instrumentengroep). l Het systeem functioneert niet en het bedrijfsindikatielampje op de zender knippert niet wanneer de toetsen worden ingedrukt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Draai de platte schroevendraaier in de richting van de pijl en verwijder de afdekking. 6. Plaats een nieuwe batterij met de positieve pool naar boven gericht en dek de batterij vervolgens af met het batterijdeksel. Deksel 5. Verwijder het batterijdeksel en verwijder vervolgens de batterij. 7. Sluit de afdekking. 8. Steek de hulpsleutel weer naar binnen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Zorg ervoor de rubber ring aangegeven in de afbeelding niet te bekrassen of te beschadigen. l Als de rubber ring los is komen te zitten, deze opnieuw bevestigen alvorens een nieuwe batterij te plaatsen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qBandenspanning WAARSCHUWING Houd de bandenspanning steeds op het juiste niveau: Een te hoge of te lage bandenspanning is gevaarlijk. De verminderde bestuurbaarheid of het plotseling lek raken van een band kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Zie Banden op pagina 9-12.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOnderling verwisselen van de banden WAARSCHUWING Verwissel periodiek de banden onderling: Onregelmatige slijtage van de banden is gevaarlijk. Voor een gelijkmatige bandenslijtage wordt het voor het behoud van een goede bestuurbaarheid en goede remprestaties aanbevolen de banden om de 10.000 km onderling te verwisselen, of eerder, wanneer er blijk is van onregelmatige slijtage.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qVernieuwen van een band WAARSCHUWING Gebruik steeds banden die in goede conditie zijn: Rijden met versleten banden is gevaarlijk. Het verminderde remvermogen, de verslechtering van de bestuurbaarheid en de wegligging kan een ongeluk veroorzaken. Vervang alle vier banden tegelijkertijd: Het vervangen van enkel één band is gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l l l De velg van het noodreservewiel niet gebruiken voor het monteren van een conventionele band of voor het aanbrengen van sneeuwkettingen. Geen van beiden zal juist passen waardoor zowel de band als de velg beschadigd kunnen raken. Het profiel van de band van het noodreservewiel heeft een levensduur van maximaal 5000 km. Het is mogelijk dat de levensduur van het profiel korter is, afhankelijk van de rijomstandigheden.
NOTITIES 6-51
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Gloeilampen Met LED koplampen (Sedan) (Wagon) Met halogeen koplampen (Sedan) 6-52 (Wagon)
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Grootlicht) Dagverlichting/Positielampen Koplampen (Dimlicht) Koplampen (Grootlicht)/Dagverlichting í Mistlampen voor í Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen Signatuurverlichting í Zijrichtingaanwijzerlampen Lampen van remlichten Achterlichten Lampen van rem-/achterlichten Achterste richtingaanwijzerlampen Achterlichten (Zijde kofferdeksel/zijde achterklep) Achteruitrijlamp (Model met links stuur) Achteruitrijlamp (Model met rechts stu
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Nooit het glasgedeelte van een halogeenlamp met de blote handen aanraken en steeds oogbescherming gebruiken wanneer u in de buurt van de lampen werkt of deze gaat vastnemen: Wanneer een halogeenlamp breekt is dit gevaarlijk. Deze gloeilampen bevatten gas dat onder druk staat. Als zo'n lamp breekt, kan deze uit elkaar springen en kan door het rondvliegend glas ernstige verwondingen worden toegebracht.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 5. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. Verwijderen Monteren 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats. 6. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Grootlichtgloeilampen/Dagverlichting (Met dagverlichting) 5. Draai de kap linksom en verwijder deze. (Linkerzijde) 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Til de motorkap omhoog. 3. Verwijder de klem. 6. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4. Verplaats het luchtfilterdeksel en maak een ruimte die voldoende groot is om in te werken. 7.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Maak de klem los. 6. Draai de kap linksom en verwijder deze. Klem 4. Verwijder het ruitensproeiervloeistofreservoir van de voorruit en de bouten. Bout 7. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. Reservoir van voorruitensproeiervloeistof Geleider 5. Verwijder de geleider. Geleider 8. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Grootlichtgloeilampen (Zonder dagverlichting) (Linkerzijde) 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Verwijder de klem. 5. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. 4. Verplaats het luchtfilterdeksel en maak een ruimte die voldoende groot is om in te werken. 6. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze. Verwijder de gloeilamp voorzichtig uit de lamphouder in de reflector door deze langzaam recht naar achteren uit de houder te trekken. 7.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Maak de klem los. 6. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. Klem 4. Verwijder het ruitensproeiervloeistofreservoir van de voorruit en de bouten. Bout Reservoir van voorruitensproeiervloeistof 7. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De LED lamp dient met de eenheid als geheel te worden vervangen. Wanneer vernieuwen noodzakelijk is, dit bij voorkeur door een officiële Mazda reparateur laten uitvoeren. 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats. Voorste richtingaanwijzerlampen, Positielampen (Met halogeen koplampen) 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Positielampen (Met halogeen koplampen) 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. Verwijderen Monteren 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Mistlampen voor í (Met LED koplampen) 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. Remlichten/Achterlichten, Middelste remlicht, Zijrichtingaanwijzerlampen, Remlichten (Met LED koplampen), Achterlichten (Met LED koplampen) De LED lamp kan niet als een afzonderlijke eenheid worden vervangen, omdat dit een geïntegreerde eenheid is. De LED lamp dient met de eenheid als geheel te worden vervangen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Trek aan het midden van de plastic klemmen en verwijder de klemmen en de zijbekleding van de kofferruimte. (Rechterzijde) 4. Trek aan het midden van de plastic klemmen en verwijder de klemmen en de achterbekleding van de kofferruimte. Verwijderen 6. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 7. Maak de gloeilamp los uit de houder. Monteren 8. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Wagon 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Verwijder de afdekking. Achterlichten (Zijde kofferruimte/zijde achterklep) (Met halogeen koplampen), Achteruitrijlamp, Mistlamp achter í Sedan 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Trek aan het midden van de plastic klemmen en verwijder de klemmen en de kofferdekselbekleding. Verwijderen 3. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4. Maak de gloeilamp los uit de houder. Monteren 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achterlichten (Zijde kofferdeksel) 2. Verwijder het kapje met een platte schroevendraaier welke met een lap omwikkeld is om beschadiging van het kapje te voorkomen. Achteruitrijlamp, Mistlamp achter 3. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achterlichten (Zijde achterklep) 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Achteruitrijlamp, Mistlamp achter Wagon 5. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 4. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Kentekenplaatlampen qVervangen van gloeilampen in het interieur 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Plafondlampen/Voorste kaartleeslampen (Gloeilamp type), Achterste kaartleeslampen (Gloeilamp type), Make-up spiegeltje verlichtingen í, Instapverlichtingen Achterste kaartleeslampen 1. Omwikkel een kleine, platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder vervolgens de lens door de rand van de lens voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Instapverlichtingen De LED lamp dient met de eenheid als geheel te worden vervangen. Wanneer vernieuwen noodzakelijk is, dit bij voorkeur door een officiële Mazda reparateur laten uitvoeren. (Gloeilamp type) 1. Omwikkel een kleine platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder de lenseenheid voorzichtig door de rand van de lenseenheid voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Bij het vervangen van de lamp, altijd eerst de stekker losmaken. Anders kan elektrische en elektronische apparatuur worden kortgesloten. 3. Steek de platte schroevendraaier in de ruimte tussen de lens en de lenseenheid en verschuif vervolgens de schroevendraaier om de lens los te maken. Zekeringen De elektrische installatie van uw auto is beveiligd tegen beschadiging door overbelasting door middel van zekeringen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Open de kap van het zekeringenpaneel. 3. Trek de zekering recht uit met behulp van de zekeringtrekker welke aangebracht is op het zekeringenblok in de motorruimte. 5. Druk een nieuwe zekering van hetzelfde amperage op de plaats en controleer of deze goed in de klemmen vastzit. Als dit niet het geval is, de zekering door een deskundige reparateur laten installeren. Bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Verwijder de kap van het zekeringenblok. WAARSCHUWING De hoofdzekering niet zelf vervangen. Laat het vervangen van de zekering over een aan officiële Mazda reparateur: Het zelf vervangen van de zekering is gevaarlijk, omdat de MAIN zekering een hoogspanningszekering is. Als de zekering op onjuiste wijze wordt vervangen, kan dit een elektrische schok of kortsluiting veroorzaken en brand teweeg brengen. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qBeschrijving van het zekeringenpaneel Zekeringenblok (Motorruimte) BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 ADD FAN GE IG2 INJECTOR FAN DE P.WINDOW1 ― ADD FAN DE EVVT DEFOG DCDC DE FAN GE EPB L AUDIO EPB R ENG.MAIN ABS/DSC M 50 A 17 6-72 ZEKERINGCAPACITEIT 30 A 30 A 30 A 40 A 30 A ― 40 A 20 A 40 A 40 A 30 A 20 A 40 A 20 A 40 A 50 A í Bepaalde modellen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 WIPER HEATER DCDC REG ENGINE.IG1 C/U IG1 H/L LOW L HID L H/L LOW R ENGINE3 ENGINE2 ENGINE1 AT H/CLEAN A/C AT PUMP STOP R.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringenblok (Linkerzijde) BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 6-74 P.SEAT D P.WINDOW3 R.OUTLET3 P.WINDOW2 SRS2/ESCL D.LOCK SEAT WARM SUNROOF F.OUTLET MIRROR R.OUTLET1 ― ― ― ― ― M.DEF R.SEAT WARM R.SHADE í Bepaalde modellen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING 20 21 AT IND P.SEAT P ZEKERINGCABEVEILIGD ONDERDEEL PACITEIT 7,5 A AT schakelstandindikator í 30 A Elektrische zittingafstelling í í Bepaalde modellen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van de carrosserie Bij het aanbrengen van de lak op uw Mazda is voor wat betreft de samenstelling en de spuitmethoden gebruik gemaakt van de laatste technische ontwikkelingen. De beschermende eigenschappen van de lak kunnen echter aangetast worden door schadelijke stoffen in het milieu indien de laklaag niet op de juiste wijze wordt onderhouden. Hier volgen enkele voorbeelden van mogelijke beschadiging en tips hoe u dit kunt helpen voorkomen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Vogeluitwerpselen kunnen verwijderd worden met behulp van een zachte spons en water. Indien u onderweg bent en dit niet beschikbaar is, kan het probleem ook met een natte papieren zakdoek verholpen worden. Het betreffende gedeelte dient daarna overeenkomstig de instructies in dit hoofdstuk in de was gezet te worden. Insecten en boomhars kunnen het beste verwijderd worden met een zachte spons en water of met een chemisch reinigingsmiddel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Volg bij gebruik van een chemisch reinigingsmiddel of poetsmiddel alle aanwijzingen op het etiket en de container. Lees alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING l Mazda stelt zich niet verantwoordelijk voor krassen die veroorzaakt worden door automatische auto-wasinstallaties of door een verkeerde manier van wassen. l Krassen zijn duidelijker waarneembaar op auto's met donkere kleuren. Voor het minimaal houden van de kans op het ontstaan van krassen op de laklaag: l Alvorens de auto te wassen, eerst alle vuil of vreemde bestanddelen afspoelen met behulp van lauw of koud water.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk 3. Bij het in de was zetten de laag was gelijkmatig aanbrengen met behulp van de bijgeleverde spons of een zachte doek. Het is natuurlijk het beste wanneer u dergelijke werkzaamheden aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur overlaat. 4. Veeg de was af met behulp van een zachte doek.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen of sterke reinigingsmiddelen welke in hoge mate alkali of bijtende bestanddelen bevatten op onderdelen van chroom of geanodiseerd aluminium. Dit kan beschadiging van de beschermlaag tot gevolg hebben alsmede verkleuring of aantasting van de laklaag.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk qOnderhoud van plastic onderdelen l Bij het reinigen van de plastic lenzen van de lampen, geen benzine, petroleum, gezuiverde alcohol, verfverdunner, reinigingmiddelen met hoge zuurtegraad of sterke alkalische reinigingsmiddelen gebruiken. Anders kunnen deze chemische middelen de buitenoppervlakken doen verkleuren of beschadigen, wat een beduidend verlies aan functionaliteit tot gevolg kan hebben.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van het interieur WAARSCHUWING Spuit geen water in de cabine: Het is gevaarlijk wanneer water op elektrische onderdelen zoals de audioinstallatie en schakelaars terechtkomt, aangezien dit defecten of brand kan veroorzaken. qVoorzorgsmaatregelen betreffende het dashboard Voorkom dat bijtende oplossingen zoals parfum en cosmetische olie in aanraking komt met het instrumentenpaneel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING l Echt leer is een natuurlijk materiaal en daarom is het oppervlak ervan niet gelijkmatig en kan dit natuurlijke schrammen, krassen en plooien bevatten. l Om het materiaal zo lang mogelijk in goede conditie te houden wordt regelmatig onderhoud, ongeveer tweemaal per jaar, aanbevolen. l Zand en stof op de zitting kan de bovenlaag van echt leer beschadigen en slijtage bevorderen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Paneel Wanneer de interieurpanelen gereinigd moeten worden, zacht materiaal gebruiken zoals een zachte doek die is gedompeld in schoon water en goed is uitgewrongen. Verwijder daarmee het vuil voorzichtig van het oppervlak. Volg onderstaande procedure als een paneel verdere reiniging behoeft. 1. Veeg het vuil weg met behulp van een zachte doek die is gedompeld in een zacht schoonmaakmiddel (ongeveer 5% oplossing). 2.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk qReinigen van de binnenzijde van de ruiten Indien de binnenzijden van de ruiten van de auto bedekt raken met een olieachtig, vettig of wasachtig laagje, dienen deze gereinigd te worden met behulp van een glasreiniger. Volg de gebruiksaanwijzing op de verpakking van het reinigingsmiddel. OPGELET l De binnenzijde van het ruitglas niet afkrabben of bekrassen. Dit kan schade aan de verwarmingsdraden en de antennedraden veroorzaken.
6-88
7 Als er zich een probleem voordoet Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met de auto. Parkeren in noodgevallen ............................................................. 7-2 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek í ................................ 7-3 Lekke band .................................................................................... 7-4 Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset .................. 7-4 Lekke band noodreparatieset í .................
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Parkeren in noodgevallen De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Bevestigingsriem voor gevarendriehoek í Sedan Bewaar de gevarendriehoek in het opbergzakje en zet dit met de riem vast. Riem Wagon Bewaar de gevarendriehoek in de rechter zijbekleding en zet deze met de riem vast. Riem í Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset Het reservewiel en de gereedschapset zijn opgeborgen op de plaatsen aangegeven in het schema.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band (Zonder reservewiel) Wielmoersleutel Lekke band noodreparatieset Krikslinger Sleepoog (kort type) Krik Schroevendraaier Sleepoog (lang type) Sleutel Gereedschapset Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Wagon (Met reservewiel) Reservewielbevestigingsbout Sleepoog (kort type) Wielmoersleutel Krikslinger Sleepoog (lang type) Schroevendraaier Krik Sleutel Reservewiel Gereedschapset (Zonder reservewiel) Krikslinger Wielmoersleutel Lekke band noodreparatieset Sleepoog (lang type) Sleepoog (kort type) Schroevendraaier Krik Sleutel Gereedschapset 7-6 Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qKrik í 3. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom. OPMERKING Uw voertuig is al dan niet uitgerust met een krik en wielmoersleutel. Raadpleeg voor bijzonderheden een officiële Mazda dealer. Vleugelbout Verwijderen van de krik Sedan Krikschroef 1. Til de kofferdekselmat op. Wagon Kofferruimtemat 1. (Met reservewiel) Verwijder de kofferruimteplank. (Zonder reservewiel) Til de kofferruimteplank omhoog. (Met reservewiel) 2. Verwijder het zakje.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band (Zonder reservewiel) (Zonder reservewiel) Onderste laadcompartiment Kofferruimteplank 2. (Met reservewiel) Verwijder het onderste laadcompartiment. (Zonder reservewiel) Draai de winkeltashaak uit zijn opsluitplaat en zet de kofferruimteplank er tegen aan. 3. Verwijder het zakje door aan het uitsteeksel te trekken. (Met reservewiel) 4. Draai de vleugelbout en krikschroef linksom.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Vastzetten van de krik qReservewiel í 1. Steek de vleugelbout in de krik met de krikschroef naar voren gericht en draai de vleugelbout rechtsom om deze provisorisch vast te zetten. Uw Mazda is uitgerust met een noodreservewiel. Het noodreservewiel is lichter en kleiner dan een conventionele band en is uitsluitend bedoeld voor gebruik in noodgevallen en dient uitsluitend gedurende ZEER korte perioden gebruikt te worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET l l Bij het gebruik van het noodreservewiel is het mogelijk dat de rijstabiliteit vermindert vergeleken met wanneer enkel de conventionele band wordt gebruikt. Rijd voorzichtig. Ter voorkoming van beschadiging van het noodreservewiel of van de auto dienen de volgende voorzorgsmaatregelen in acht genomen te worden: l l l l l Rijd niet sneller dan 80 km/h. Vermijd het rijden over obstakels.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Vastzetten van het reservewiel Berg het reservewiel op in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Controleer na het opbergen dat het reservewiel stevig is vastgezet. Lekke band noodreparatieset í De lekke band noodreparatieset die bij uw Mazda wordt geleverd is voor een tijdelijke reparatie van een licht beschadigde lekke band welke veroorzaakt is door het rijden over spijkers of soortgelijke scherpe voorwerpen op het wegdek.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qBetreffende de lekke band noodreparatieset De lekke band noodreparatieset bevat de volgende onderdelen. Bandreparatievloeistof Inspuitslang Reserveventielafsluiter Compressor Ventielafsluitergereedschap Instrukties Snelheidsbeperkingsticker WAARSCHUWING Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Inslikken van bandreparatievloeistof is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING l Sedan De lekke band noodreparatieset kan niet worden gebruikt in de volgende gevallen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. l l l l l l l De periode van effectief gebruik van de bandreparatievloeistof is verstreken. (De periode van effectief gebruik wordt aangegeven op het etiket van de fles.) De scheur of het gat is groter dan ongeveer 4 mm.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET Als de fles wordt geschud nadat de inspuitslang er op is geschroefd, bestaat de kans dat er bandreparatievloeistof door de inspuitslang naar buiten spuit. Wanneer bandreparatievloeistof met kleding of andere voorwerpen in aanraking komt, is het wellicht onmogelijk deze te verwijderen. De fles schudden alvorens de inspuitslang er op te schroeven. 7. Verwijder de ventieldop van de lekke band.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Bewaar de ventielafsluiter op een plaats waar deze niet vuil kan worden. 9. Verwijder de plug uit de inspuitslang en steek de inspuitslang in het ventiel. Plug Inspuitslang 10. Houd de fles met de onderkant omhoog, knijp de fles met uw handen in en spuit de volledige inhoud van de bandreparatievloeistof in de band. 11. Trek de inspuitslang uit het ventiel.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Bevestig de snelheidsbeperkingsticker op een plaats waar deze voor de bestuurder goed zichtbaar is: l Aanbrengen van de snelheidsbeperkingsticker op het stuurwiel is gevaarlijk aangezien deze de activering van airbag kan hinderen wat ernstig letsel tot gevolg kan hebben. l Breng de sticker op geen andere plaats aan dan op de plaats aangegeven in de illustratie van de snelheidsmeter. 14.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Gebruik de compressor nooit boven 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi): Het gebruik van de compressor boven 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi) is gevaarlijk. Als de bandenspanning hoger wordt dan 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi) wordt er hete lucht vanuit de achterzijde van de compressor geblazen waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET l Rijd voorzichtig naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur en houd de rijsnelheid onder de 80 km/h. l Als er met de auto 80 km/h of sneller wordt gereden, bestaat de kans dat de auto begint te trillen. OPGELET l Als de bandenspanning tot onder 130 kPa (1,3 kgf/cm2 of bar, 18,9 psi) terugvalt, kan de reparatie niet met behulp van de lekke band noodreparatieset worden uitgevoerd.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 20. De noodreparatie van de lekke band is voltooid als de bandenspanning niet afneemt. Rijd zo spoedig mogelijk voorzichtig naar de dichtstbijzijnde deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur om de band te laten vernieuwen. Het wordt door Mazda aanbevolen de band door een nieuwe te vervangen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als de band gerepareerd en opnieuw gebruikt gaat worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Verwisselen van een lekke band (Met reservewiel) OPMERKING Zorg ervoor dat de krik goed gesmeerd is alvorens deze te gebruiken. OPMERKING Als zich tijdens het rijden het volgende voordoet, kan dit duiden op een lekke band. l Sturen wordt zwaar. l De auto begint buitengewoon te trillen. l Het voertuig trekt naar één kant.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING Gebruik bij het blokkeren van een wiel houten blokken of stenen welke indien mogelijk voldoende groot zijn om de band op zijn plaats te houden. 4. Plaats de krik onder het kriksteunpunt dat zich het dichtste bij de te verwisselen band bevindt met de krikkop recht onder het kriksteunpunt. qVerwijderen van een lekke band 1. Draai de wielmoeren los door ze beurtelings één slag linksom te draaien.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen: Het is gevaarlijk de auto op te krikken bij andere kriksteunpunten dan die welke in deze handleiding worden aanbevolen. De auto kan van de krik glijden en iemand ernstig letsel mogelijk met dodelijke afloop toebrengen. Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 7. Draai de krikhendel rechtsom en krik de auto zodanig omhoog dat het reservewiel gemonteerd kan worden. Controleer alvorens de wielmoeren te verwijderen of uw Mazda stabiel is en er geen kans is dat deze van de krik kan glijden. WAARSCHUWING De auto niet hoger opkrikken dan noodzakelijk: Het hoger opkrikken van de auto dan noodzakelijk is gevaarlijk aangezien dit de auto uit balans kan brengen wat een ongeluk kan veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qMonteren van het reservewiel 1. Verwijder alle vuil en overige verontreiniging van de montagevlakken van het wiel, de naaf en de naafbouten met behulp van een doek. 3. Monteer de wielmoeren met de afgeschuinde zijde naar binnen gericht; draai ze vervolgens hand-vast.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Draai de wielmoersleutel linksom en laat de auto tot op de grond zakken. Gebruik de wielmoersleutel om de wielmoeren in de aangegeven volgorde vast te draaien. Indien u onzeker bent of de wielmoeren voldoende strak aangetrokken zijn, dient u ze te laten controleren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Rijd nooit met banden waarvan de bandenspanning niet juist is: Het rijden met banden waarvan de bandenspanning niet juist is, is gevaarlijk. Banden met een onjuiste bandenspanning kunnen de wegligging nadelig beïnvloeden en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u de bandenspanning van de normale banden controleert, dit ook bij het noodreservewiel controleren.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput Starten met een hulpaccu Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt. Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige monteur of aan de wegenwacht.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput WAARSCHUWING Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu: Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve ( ) pool van de uitgeputte accu is gevaarlijk. Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontploffing komen en iemand letsel toebrengen.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 1. Verwijder het accudeksel. 2. Controleer of de hulpaccu 12 V is en of de negatieve pool daarvan met de massa verbonden is. 5. Start de motor van de auto waarin zich de hulpaccu bevindt en laat de motor gedurende enkele minuten draaien. Start vervolgens de motor van de auto met de uitgeputte accu. 6. (Met i-ELOOP systeem) “i-ELOOP laadt op” wordt getoond in de multi-display van de instrumentengroep nadat de motor gestart is.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 7. Maak wanneer u gereed bent de kabels voorzichtig los, in de omgekeerde volgorde als beschreven in de illustratie. 8. Als het accudeksel verwijderd is, dit in omgekeerde volgorde van verwijderen monteren. OPMERKING Controleer of de deksels stevig op hun plaats zijn aangebracht.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Starten van een verzopen motor (SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5) Indien de motor weigert te starten, bestaat de kans dat deze is “verzopen” (motor heeft een overmaat aan brandstof toegevoerd gekregen). Volg onderstaande procedure: 1. Als de motor bij de eerste poging binnen vijf seconden niet start, tien seconden wachten en opnieuw proberen. 2. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 3. Druk het gaspedaal volledig in en houd dit ingedrukt. 4.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET Probeer de motor niet langer dan telkens 30 seconden achtereen te starten. Dit om schade aan de startmotor te voorkomen. Indien de motor weigert te starten, ongeveer 10 seconden wachten alvorens opnieuw te proberen. Als de brandstoftank van uw auto is leeggeraakt, tenminste 10 liter brandstof bijvullen en de motor opnieuw proberen te starten.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting Oververhitting Indien het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat branden, de auto vermogen verliest of u een luid tikkend of pingelend geluid hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit. WAARSCHUWING Zet het contact uit en let er op dat de ventilator niet draait alvorens te proberen in de buurt van de koelventilator te werken: Werken in de buurt van de koelventilator wanneer deze draait is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting OPGELET Als de koelventilator niet functioneert terwijl de motor draait, zal de motortemperatuur toenemen. Zet de motor stop en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. 6. Controleer of de koelventilator draait en zet vervolgens de motor stop nadat de temperatuur gedaald is. 7. Controleer nadat de motor is afgekoeld het niveau van de koelvloeistof.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleepmethoden Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend sleepbedrijf over te laten. Om beschadiging van de auto te voorkomen, is het van belang dat de juiste takel- en sleepmethoden gebruikt worden.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen OPGELET l De auto nooit in achterwaartse richting slepen met de aangedreven wielen op de grond. Dit kan interne beschadiging van de transmissie veroorzaken. Als in een noodgeval geen sleepdienst beschikbaar is, mag de auto met alle vier wielen op de grond gesleept worden met behulp van de sleephaak aan de voorzijde van de auto. De auto mag alleen gesleept worden op een verhard wegdek over een korte afstand en met lage snelheid.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken Voor OPGELET l Het sleepoog dient gebruikt te worden in noodsituaties, (bijvoorbeeld, bij het uit sneeuw of uit een greppel trekken van de auto). l Wanneer de sleepogen gebruikt worden, dient men steeds in een rechte lijn ten opzichte van het sleepoog aan de kabel of ketting te trekken. Nooit kracht in zijdelingse richting uitoefenen.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Voor OPGELET l Als het sleepoog niet stevig is vastgedraaid, kan dit los komen te zitten of tijdens het slepen van de auto uit de bumper getrokken worden. Zorg er voor dat het sleepoog stevig aan de bumper wordt bevestigd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer waarschuwings-/ indikatielampjes branden/ knipperen Als een van de waarschuwingslampjes gaat branden/knipperen, voor het betreffende lampje de juiste actie ondernemen. Er is geen probleem als het lampje uit gaat, echter als het lampje niet uit gaat of opnieuw gaat branden/ knipperen, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers (SKYACTIV-D 2.2) l Er is een defect in de hydraulische regeling van de motor. l Er is een defect in de distributieketting van de motor. l Er is een defect in de voorverwarming. qAls het remwaarschuwingslampje gaat branden Als het remwaarschuwingslampje blijft branden, bestaat de kans dat het remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het ABS waarschuwingslampje gaat branden Wanneer het ABS waarschuwingslampje van het ABS systeem tijdens het rijden blijft branden, geeft dit aan dat de ABS besturingseenheid een defect in het systeem vastgesteld heeft. In dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder ABS.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het elektrische handremindikatielampje gaat branden qAls het elektrische handremwaarschuwingslampje gaat branden Het lampje gaat branden wanneer de elektrische handrem wordt ingeschakeld en het lampje gaat uit wanneer de rem wordt vrijgezet. Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het motoroliewaarschuwingslampje wordt aangegeven OPGELET De motor niet laten draaien als het oliepeil laag is. Anders kan dit uitgebreide motorschade tot gevolg hebben. 4. Start de motor en controleer het waarschuwingslampje. Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is. Bij SKYACTIV-D 2.2 gaat ook het motoroliewaarschuwingslampje branden als de motorolie ernstig vervuild is.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers l Wanneer er een probleem is met de elektrische installatie van de motor. l Wanneer er een probleem is met het systeem van de uitlaatgasreiniging. Als het motorwaarschuwingslampje blijft branden of continu knippert (SKYACTIVG 2.0, SKYACTIV-G 2.5), niet met hoge snelheden rijden en zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer het lampje knippert Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET l l Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde merk, soort en profielpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het LDWS niet normaal functioneert.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET Als het waarschuwingslampje/ waarschuwingsindikatie voor de automatische transmissie gaat branden, is er een elektrisch probleem in de transmissie. Wanneer u in deze toestand met uw Mazda blijft doorrijden, kan dit beschadiging van uw transmissie tot gevolg hebben. Raadpleeg zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels gaat branden of knipperen qAls het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat knipperen í Een defect in het systeem wordt aangeduid als het waarschuwingslampje constant knippert, constant brandt of helemaal niet brandt wanneer het contact op ON gezet wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET Als bovenstaand bericht wordt aangegeven of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, bestaat de kans dat de motor niet start. Als de motor niet gestart kan worden, deze proberen te starten met behulp van de noodprocedure voor het starten van de motor en de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (oranje) brandt í Wanneer “Controleer roetfilter” wordt aangegeven Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. OPGELET Dit lampje gaat branden als er een defect is in het koplampregelsysteem (HBC). Laat uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Het indikatielampje van het dieseldeeltjesfilter gaat branden wanneer de dieseldeeltjes (PM) niet automatisch verwijderd kunnen worden en de hoeveelheid verzamelde dieseldeeltjes een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het indikatielampje van de anti-wielspin regeling (TCS)/ dynamische stabiliteitsregeling (DSC) gaat branden Als het lampje blijft branden, is er mogelijk een defect in het TCS, DSC of het rembekrachtigingsysteem en bestaat de kans dat deze niet correct functioneren. Breng uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het richtingaanwijzers/ waarschuwingsknipperlichten indikatielampje blijft branden of met abnormaal hoge snelheid gaat knipperen Als een indikatielampje abnormaal gaat knipperen, bestaat de kans dat één van de richtingaanwijzergloeilampen is doorgebrand. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Type B De volgende gevallen kunnen duiden op een storing in het systeem. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. l Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON wordt gezet. l Wanneer het lampje blijft branden, ook al is de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar uitgezet. l Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd qWaarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting Als de verlichting is ingeschakeld en het contact in de stand ACC wordt gezet of wordt uitgeschakeld, zal er een continue pieptoon klinken zodra het bestuurdersportier geopend wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qWaarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel Voorzitting Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h en de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet is vastgemaakt, klinkt continu een waarschuwingspieptoon. Als de veiligheidsgordel dan nog niet is vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal stoppen en dan gedurende ongeveer 90 seconden doorgaan.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qSleutel uit auto verwijderd waarschuwingszoemtoon In de volgende gevallen zal er een pieptoon gegeven worden en zal het KEY waarschuwingslampje (rood) continu knipperen wanneer het contact niet uit gezet is om de bestuurder op de hoogte te stellen dat de sleutel is verwijderd (bij voertuigen met type A meter, worden de berichten getoond in de instrumentengroep).
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qSleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Als een sleutel in het interieur van de auto is achtergelaten en alle portieren en de achterklep met een afzonderlijke sleutel worden vergrendeld, wordt er gedurende ongeveer 10 seconden een pieptoon gegeven om de bestuurder er op attent te maken dat de sleutel in het interieur van de auto is achtergela
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qWaarschuwingszoemer voor bandenspanning í qDodehoekmonitorsysteem (BSM) waarschuwingszoemer í De waarschuwingszoemer klinkt gedurende ongeveer 3 seconden wanneer er een afwijking is in de bandenspanning (pagina 4-237). Vooruit rijden qBuitentemperatuurwaarschuwingszoemer í Waarschuwt de bestuurder voor de mogelijkheid van gladde wegen wanneer de buitentemperatuur laag is.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qWaarschuwingen van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem í De waarschuwingen van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem informeren de bestuurder over systeemdefecten en waarschuwingen bij gebruik wanneer dit nodig is. Controleer op basis van de pieptoon.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden Als de accu van de auto uitgeput is of als er een defect is in het elektrische systeem en de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden, bij wijze van noodmaatregel de volgende procedure uitvoeren om de achterklep/het kofferdeksel te openen: (Sedan) 1. Open het deksel. 2. (Europees model) Open het kapje. Deksel (Wagon) 1.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden 4. Draai de hendel naar links om de rugleuning neer te klappen. Deksel Hendel 5. Draai de hendel naar links om het kofferdeksel te openen. Laat na het uitvoeren van deze noodmaatregel de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Als er zich een probleem voordoet Actief rijden display functioneert niet Als de actief rijden display niet functioneert Als de actief rijden display niet functioneert, het contact uit zetten en vervolgens de motor opnieuw starten. Als de actief rijden display ook na het opnieuw starten van de motor niet functioneert, de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, laten inspecteren.
7-64
8 Informatie voor de eigenaar Belangrijke consumenteninformatie zoals garanties en aanvullende apparatuur. Garantie ......................................................................................... 8-2 Registratie van de auto in het buitenland .................................. 8-2 Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires ............ 8-3 Mobiele telefoons ..........................................................................
Informatie voor de eigenaar Garantie Registratie van de auto in het buitenland Registratie van uw voertuig in het buitenland kan problemen opleveren afhankelijk ervan of het voertuig voldoet aan de specifieke emissie- en veiligheidsnormen van het land waarin het voertuig gebruikt gaat worden. Als gevolg bestaat de kans dat om aan de normen te kunnen voldoen op eigen kosten wijzigingen aan het voertuig aangebracht moeten worden.
Informatie voor de eigenaar Garantie Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of hulpstukken, zoals velgen en banden. Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor Mazda automobielen.
Informatie voor de eigenaar Mobiele telefoons Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons WAARSCHUWING Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van communicatieapparatuur in auto's: Het is gevaarlijk wanneer tijdens het rijden door de bestuurder elektrische apparatuur zoals mobiele telefoons, computers, draagbare radio's, autonavigatiesystemen of andere apparatuur worden gebruikt.
Informatie voor de eigenaar Registratie van voertuiggegevens Registratie van voertuiggegevens Deze auto is uitgerust met een computer die de volgende belangrijke gegevens van de auto registreert welke verband houden met de elektronische besturing, rijgegevens en overige gebruiksomstandigheden.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Verklaring van Conformiteit qAfstandbediende portiervergrendeling/Start-blokkeersysteem 8-6
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-7
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-8
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qDodehoekmonitorsysteem (BSM) 8-9
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-10
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qBluetooth® handsfree Type A/Type B 8-11
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-12
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Type C/Type D 8-13
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-14
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-15
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-16
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-17
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)/Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem/Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) 8-18
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-19
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Elektromagnetische compatibiliteit Uw Mazda is getest en goedgekeurd inzake bepaling UNECE *1 10 welke verband houdt met elektromagnetische compatibiliteit. Radio Frequentie (RF) zendapparatuur (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mag enkel in uw Mazda geïnstalleerd worden als deze voldoet aan de parameters die in onderstaande tabel worden getoond.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Frequentieband (MHz) Maximaal uitgangsvermogen (Watt) 50 ― 54 50 68 ― 87,5 50 142 ― 176 50 380 ― 470 50 806 ― 940 10 1200 ― 1300 10 1710 ― 1885 10 1885 ― 2025 10 2400 ― 2500 0,01*1 Antenneposities In een cabine*1 ® *1 Enkel voor Bluetooth OPMERKING Controleer na het installeren van RF zenders voor storing van en naar alle elektrische apparatuur in de auto, zowel in de standbymodus als in de zendmodus.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte batterijen Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen qInformatie over opruimen in overige landen buiten de Europese Unie Bovenstaande symbolen zijn enkel geldig in de Europese Unie. Neem als u afgedankte producten en gebruikte batterijen wilt opruimen contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt waar u de producten heeft gekocht en vraag naar de juiste methode van opruimen.
8-24
9 Technische gegevens Technische informatie over uw Mazda. Identificatienummers .................................................................... 9-2 Voertuiginformatielabels ........................................................... 9-2 Technische gegevens ..................................................................... 9-5 Gebruikersinstellingen ...............................................................
Identificatienummers Voertuiginformatielabels qVoertuig-identificatienummer (Zuid-Afrika, Vereniging van Arabische Golfstaten) Met het voertuig-identificatienummer wordt uw voertuig wettelijk geïdentificeerd. Het nummer staat op een plaatje dat bevestigd is aan het ventilatiekastpaneel aan de linkerhoek van het instrumentenpaneel. Dit plaatje is door de voorruit gemakkelijk zichtbaar.
Identificatienummers qInformatielabel voor uitlaatgasreiniging (Filippijnen) qMotornummer SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 Voorwaarts qBandenspanningslabel SKYACTIV-D 2.
Identificatienummers qVoertuiginformatieplaatje (Vereniging van Arabische Golfstaten) Op dit plaatje wordt het productiejaar en de maand aangegeven.
Technische gegevens Technische gegevens qMotor Benzinemotor Onderwerp Technische gegevens SKYACTIV-G 2.0 Type Boring x slag Cilinderinhoud Compressieverhouding SKYACTIV-G 2.5 DOHC-16V in lijn, 4 cil. 83,5 × 91,2 mm 1998 cc 13,0/14,0 89,0 × 100 mm 2488 cc 13,0 Vereniging van Arabische Golfstaten Technische gegevens SKYACTIV-G 2.0 Sedan Wagon SKYACTIV-G 2.
Technische gegevens qElektrische systeem Onderwerp Accu Bougienummer Classificatie SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 Q-85*1 *2 12V-55Ah/20UUR of 12V-65Ah/20UUR*2 Originele Mazda PE5R-18-110 of PE5S-18-110 bougie*3 SKYACTIV-D 2.2 T-110*1 ― *1 Q-85 of T-110 is bestemd voor het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem. Voor de juiste werking van het i-stop systeem (FOR STOP & START)/i-ELOOP systeem mag enkel gebruik gemaakt worden van Q-85 of T-110.
Technische gegevens Smeermiddel Handgeschakelde versnellingsbakolie Automatische transmissievloeistof Tussenbakolie Achterdifferentieelolie Rem/koppelingsvloeistof Classificatie API Service SAE GL-4 75W-80 Originele Mazda Olie ATF-FZ MAZDA LONG LIFE HYPOÏDE TANDWIELOLIE SG1 MAZDA LONG LIFE HYPOÏDE TANDWIELOLIE SG1 SAE J1703 of FMVSS116 DOT-3 of DOT-4 9-7
Technische gegevens qInhouden (Hoeveelheden zijn bij benadering) Motorolie 9-8 Onderwerp Met vernieuwing oliefilter SKYACTIV-G 2.0 Zonder vernieuwing oliefilter Met vernieuwing oliefilter SKYACTIV-G 2.5 Zonder vernieuwing oliefilter Met vernieuwing oliefilter SKYACTIV-D 2.
Technische gegevens Onderwerp Israël, Saoedi-Arabië Model met links stuur Handgeschakelde versnel- Model met rechts stuur lingsBehalve SKYACTIV-G 2.0 bovenge- bak noemde Model met links stuur Automatische Model met rechts stuur transmissie Europa SKYACTIV-G 2.5 Behalve Model met links stuur bovengenoemde Model met rechts stuur Model met links stuur HandgeKoelvloeistof schakelde versnel- Model met rechts stuur lingsbak Europa SKYACTIV-D 2.
Technische gegevens Onderwerp Tussenbakolie Achterdifferentieelolie SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 2WD Brandstoftank SKYACTIV-D 2.2 4WD Inhoud 0,45 liter 0,45 liter 62,0 liter 62,0 liter 52,0 liter Controleer altijd het oliepeil en de vloeistofniveaus met behulp van de peilstokken of de reservoirmeters.
Technische gegevens qGloeilampen Buitenverlichting Gloeilamp Koplampen Halogeen koplampen Grootlicht Zonder dagverlichting Met dagverlichting Dimlicht Grootlicht Dimlicht Met halogeen koplampen Dagverlichting í Met LED koplampen Met halogeen koplampen Positielampen Met LED koplampen Voorste richtingaanwijzerlampen Met halogeen koplampen Mistlampen voor í Met LED koplampen Zijrichtingaanwijzerlampen Signatuurverlichting Middelste remlicht Achterste richtingaanwijzerlampen Remlichten (Met LED koplampen)
Technische gegevens Interieurverlichting Categorie Gloeilamp Kofferruimtelamp (Sedan) Bagageruimteverlichting (Wagon) Plafondlamp (Voor)/Kaartleeslampen Achterste kaartleeslampen Gloeilamp type LED type Gloeilamp type LED type Gloeilamp type LED type Instapverlichtingen Make-up spiegeltje verlichtingen í Watt 3 8 LED*2 8 LED*2 8 LED*2 5 2 UNECE *1 ― ― ― ― ― ― ― W5W ― *1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United Nations Economic Commission for Europe).
Technische gegevens Bandentype en bandenspanning OPMERKING De banden zijn optimaal aangepast aan het chassis van uw auto. Bij het vernieuwen van banden wordt het door Mazda aanbevolen banden van hetzelfde type te monteren als waarmee uw auto oorspronkelijk is uitgerust. Neem voor details contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Controleer het bandenspanningslabel voor de bandenmaat en de bandenspanning (pagina 6-47).
Technische gegevens Winterband Bandenmaat 215/65R16*1 M S 225/55R17*2 M S 225/45R19*3 M S Voor Achter Voor Achter Voor Achter Bandenspanning Maximaal 3 personen ―Volledige belasting 240 kPa (2,4 bar, 35 psi) 260 kPa (2,6 bar, 38 psi) 240 kPa (2,4 bar, 35 psi) 320 kPa (3,2 bar, 46 psi) 230 kPa (2,3 bar, 33 psi) 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) 320 kPa (3,2 bar, 46 psi)*4, 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) 340 kPa (3,4 bar, 49 psi)*5 230 kPa (2,3 bar, 33 psi) 250 kPa (2,5 bar, 36 psi) 320 kPa (3,2 bar, 46 psi)*6, 250
Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstellingen kunnen ingesteld of gewijzigd worden door een officiële Mazda reparateur. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details. Sommige van de gebruikersinstellingen kunnen ook door de klant gewijzigd worden, afhankelijk van de instelling. Gebruikersinstellingen die gewijzigd kunnen worden verschillen afhankelijk van de bestemming en de specificatie.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Stadsverkeer-remassistent (SCBS) Zie Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) op pagina 4-203. Zie Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) op pagina Veiligheid 4-209. Bijzonderheid Het systeem kan zodanig gewijzigd worden dat de Stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet functioneert.*1 Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat het Smart Brake Support remhulpsysteem *1 Smart Brake (SBS) niet functioneert.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het waarschuwingsgeluid voor het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) kan veranderd worden.*2 Ribbel Ribbel Het volume van het Rijstrookaf- waarschuwingsgeluid wijkingwaar- voor het schuwings- rijstrookafwijkingwaarsysteem schuwingssysteem (LDWS) (LDWS) kan veranderd Zie worden. Veiligheid Pieptoon Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) op De gevoeligheid van de pagina waarschuwing voor het 4-152.
Gebruikersinstellingen Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat de besturingsassistentie niet werkt. Aan Aan/Uit Het tijdstip van de waarschuwing waarop de rijstrookassistent bepaalt dat de auto van zijn rijstrook afwijkt kan worden gewijzigd. Laat Vroeg/Laat De gevoeligheid van de besturingsassistentie voor de rijstrookassistent kan worden gewijzigd. Hoog Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat de rijstrookassistentwaarschuwing niet wordt geactiveerd.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het type rijstrookassistentwaarschuwing kan gewijzigd worden. Trilling Rijstrookassistent Zie Rijstrookassistent op De intensiteit/volume pagina van de waarschuwing 4-188. van de rijstrookassistent kan Veiligheid gewijzigd worden. Dodehoekmonitorsysteem (BSM) Zie Dodehoekmonitorsysteem (BSM) op pagina 4-158.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) Zie Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) op Veiligheid pagina 4-165. Vermoeidheidswaarschuwing Zie Vermoeidheidswaarschuwing op pagina 4-169. Auto 9-20 Beschikbare instellingen Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) niet functioneert.*1 Aan Aan/Uit De afstand waarbij de voorliggend voertuig indikator in de display knippert kan gewijzigd worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Afstandbediende portiervergrendeling Zie Afstandbediende portiervergrendeling op pagina 3-4. Fabrieksinstelling Bijzonderheid Methode voor wijzigen van instellingen De tijd die nodig is om de Zie portieren automatisch opnieuw 90 seconden/ 30 te laten vergrendelen nadat deze 60 seconden/ Instellinseconden met de zender zijn ontgrendeld 30 seconden gen op pagina kan gewijzigd worden. 5-71.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Fabrieksinstelling De tijd die nodig is voor het automatisch uitschakelen van de interieurverlichting kan gewijzigd worden 30 Instapverlichting (voorkomt het uitgeput raken minuten Zie van de accu wanneer een portier Instapveropen staat/niet goed gesloten lichtingssys- is). teem op pagina De tijd die nodig is voor het 5-165. automatisch uitschakelen van de 15 seconden interieurverlichting nadat alle portieren gesloten zijn kan gewijzigd worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Auto Koplampregelsysteem (HBC) Zie Koplampregelsysteem (HBC) op pagina 4-145. Adaptieve LED koplampen Zie Adaptieve LED koplampen op pagina 4-148. Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) Zie Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) op pagina 4-144. Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen De functie van het koplampregelsysteem (HBC) kan veranderd worden.*1 Aan Aan/Uit De functie van de adaptieve LED koplampen kan gewijzigd worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Waarschuwing voor niet-uitgeschakelde verlichting Zie Waarschuwing voor niet-uitgeschakelde verlichting op pagina 7-55. Thuiskomstverlichtingsysteem Zie Thuiskomstverlichtingsysteem op pagina 4-99. Fabrieksinstelling Bijzonderheid Het volume van het waarschuwingsalarm voor niet-uitgeschakelde verlichting kan gewijzigd worden. De tijd die nodig is voor het uitschakelen van de koplampen nadat alle portieren gesloten zijn kan gewijzigd worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Auto Drie-knipperingen richtingaanwijzer Zie Drie-knipperingen richtingaanwijzer op pagina 4-106. Achterruitverwarming Zie Achterruitverwarming op pagina 4-112. Bijzonderheid Fabrieksinstelling Beschikbare instellingen De functie van de drie-knipperingen Aan of Uit Aan/Uit richtingaanwijzer kan veranderd worden. De werkingsduur van de achterruitverwarming kan gewijzigd worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Afstandeenheid Systeem Taal Bijzonderheid De afstandeenheid kan worden gewijzigd. De displaytaal kan gewijzigd worden. Temperatuureen- De temperatuureenheid kan heid worden gewijzigd. 9-26 Fabrieksinstelling mi of km Engels °C Beschikbare instellingen mi/km Methode voor wijzigen van instellingen Zie Instellingen op pagina 5-71.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Brandstofverbruikmonitor Zie Brandstofverbruikmonitor op pagina 4-130. Actief rijden display Zie Actief rijden display op pagina 4-37. Bijzonderheid Instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de eindweergave Einddisplay van de Brandstofverbruikmonitor wordt getoond. Fabrieksinstelling Uit Terugstelprocedure brandstofverbruik Instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de terugstelling van het brandstofverbruik wordt gekoppeld aan de terugstelling van de dagteller.
9-28
10 Index 10-1
Index A A Aanbevolen olie ................................ 6-25 Aanbevolen smeermiddelen ................ 9-6 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) .............................................. 4-144 Accu .................................................. 6-40 Inspectie van het niveau van het accuelektroliet ................................... 6-42 Laden ......................................... 6-43 Onderhoudspunt ......................... 6-42 Technische gegevens ....................
Index B B Banden .............................................. 6-46 Bandenspanning ......................... 6-47 Lekke band ................................... 7-4 Noodreservewiel ........................ 6-49 Onderling verwisselen van de banden ........................................ 6-48 Sneeuwbanden ........................... 3-71 Sneeuwkettingen ........................ 3-72 Technische gegevens .................. 9-12 Vernieuwen van een band .......... 6-49 Vernieuwen van een velg ...........
Index D I Directe modus Automatische transmissie ........... 4-92 Dodehoekmonitorsysteem (BSM) ... 4-158 Doorwaden van water ....................... 3-73 Drive-selectie .................................. 4-136 Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) .............................................. 4-125 i-ACTIVSENSE .................. 4-141, 4-198 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ....................................... 4-144 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) ....................................
Index I I Indikatielampjes Adaptieve LED koplampen ........ 4-68 Beveiliging ................................. 4-75 Dieseldeeltjesfilter ...................... 4-70 Dodehoekmonitor (BSM) OFF... 4-77 DSC OFF .................................... 4-72 Elektrische handrem ................... 4-51 Gloeibougie ................................ 4-69 HBC ........................................... 4-69 Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar ................ 4-76 i-ELOOP ...................................
Index K M Knipperautomaat Koplampen ................................. 4-94 Waarschuwing .......................... 4-114 Kofferdeksel ...................................... 3-25 Wanneer de achterklep/het kofferdeksel niet geopend kan worden ....................................... 7-61 Koolmonoxide .................................. 3-40 Koplampen Dagverlichting .......................... 4-101 Grootlicht-dimlicht ..................... 4-98 Hoogteverstelling ..................... 4-100 Knippert ...........
Index O R Onderhoudsmonitor .......................... 4-31 Onderhoudspunt Informatie ..................................... 6-2 Periodiek ...................................... 6-3 Onderste laadcompartiment ............ 5-172 Op eigen kracht lostrekken van de auto ................................................... 3-70 Opbergvakken ................................. 5-170 Achterste kledinghaken ............ 5-173 Dakconsole ............................... 5-170 Handschoenenkast ...................
Index R S Ruitenwisser Vernieuwen van de ruitenwisserbladen van de voorruit ....................................... 6-36 Vernieuwen van het ruitenwisserblad van de achterruit (Wagon) .......... 6-38 SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag ......................................... 2-62 Criteria voor SRS airbag activering ................................... 2-61 Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag .................. 2-53 Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem ...................
Index T V Thuiskomstverlichtingsysteem ......... 4-99 Toerenteller ....................................... 4-26 Verzorging van de carrosserie ........... 6-76 Bescherming van holle ruimten ....................................... 6-81 Bijwerken van lakbeschadigingen ...................... 6-81 Chassiscoating ........................... 6-82 Onderhoud van aluminium velgen ......................................... 6-82 Onderhoud van de lak ................ 6-78 Onderhoud van plastic onderdelen .............
Index W Z Waarschuwing/Zoemer ..................... 7-39 Waarschuwingen van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem ................. 7-60 Waarschuwingsknipperlichten ........ 4-114 Waarschuwingslampjes 120 km/h waarschuwing ............ 4-63 4WD ........................................... 4-58 Adaptieve LED koplampen ........ 4-68 Anti-blokkeer remsysteem ......... 4-50 Automatische transmissie ........... 4-58 Bandenspanningcontrolesysteem ....... 4-63 Elektrische handrem ...................
Index Z Zoemers 120 km/h waarschuwing ............ 7-60 Buitentemperatuurwaarschuwing ....... 7-59 Dodehoekmonitorsysteem (BSM) waarschuwing ................ 7-59 Elektrische handrem waarschuwing ............................ 7-60 i-ELOOP ..................................... 7-58 i-stop waarschuwing .................. 7-58 Rijsnelheidsalarm ....................... 7-58 Rijstrookafwijkingwaarschuwing ........ 7-59 Sleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwing ............................
10-12
8EA8-DN-14K_1 Printed in Europe