Voorwoord Hartelijk dank voor het kiezen van een Mazda. Bij het ontwerp en de constructie van automobielen geven wij bij Mazda aan de volledige tevredenheid van de klant de hoogste prioriteit. Wij raden u aan dit instruktieboekje zorgvuldig door te lezen en de daarin opgenomen raadgevingen op te volgen zodat u zonder problemen van uw nieuwe Mazda kunt genieten. Regelmatig onderhoud van uw auto door een deskundige reparateur helpt zowel de rijwaardigheid als ook de verkoopwaarde ervan te behouden.
Gebruik van dit instruktieboekje Wij willen u er bij helpen optimaal van het rijden met uw auto te kunnen genieten. Wanneer u dit instruktieboekje volledig doorleest, kan dit in belangrijke mate aan uw rijplezier bijdragen. Illustraties vormen een aanvulling op de tekst van dit instruktieboekje en geven een nadere verklaring voor een optimaal gebruik van uw Mazda.
Inhoudsopgave Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
1 Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Overzicht van het interieur (Model met links stuur) ................. Interieuruitrusting (Aanzicht A) ................................................ Interieuruitrusting (Aanzicht B) ................................................ Interieuruitrusting (Aanzicht C) ................................................ 1-2 1-2 1-3 1-4 Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) ...............
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Portiervergrendelknop .................................................................................... pagina 3-20 TCS OFF schakelaar ..................................................................................... pagina 4-132 Instelschakelaar bandenspanningcontrolesysteem ........................................ pagina 4-144 i-stop OFF schakelaar ...............................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) Audiobedieningsschakelaars .......................................................................... pagina 5-60 SRS airbags .................................................................................................... pagina 2-47 Kruissnelheidsregelaarschakelaars ............................................................... pagina 4-137 Navigatiesysteem (indien voorzien) ......................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Veiligheidsgordels .......................................................................................... pagina 2-18 SRS airbag ...................................................................................................... pagina 2-47 Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop .......................................... pagina 3-33 Fleshouder .............................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering ............................... pagina 4-107 Lichtschakelaar ............................................................................................... pagina 4-92 Instrumentengroep .......................................................................................... pagina 4-24 Instrumentenpaneelverlichtingknop ............................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) Handschoenenkast ........................................................................................ pagina 5-122 SRS airbags .................................................................................................... pagina 2-47 Navigatiesysteem (indien voorzien) ............................... Zie de afzonderlijke handleiding Audio-installatie ............................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Make-up spiegeltje ....................................................................................... pagina 5-114 Binnenspiegel ................................................................................................. pagina 3-37 Plafondlampen .............................................................................................. pagina 5-114 Schuifdakschakelaar ....................
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur Motorkap ........................................................................................................ pagina 6-21 Voorruitenwisserbladen .................................................................................. pagina 6-34 Schuifdak ........................................................................................................ pagina 3-45 Portieren en sleutels .......................................................................
2 Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Zittingen ........................................................................................ 2-2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen .................. 2-2 Voorzitting ................................................................................. 2-5 Achterzitting ............................................................
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen WAARSCHUWING Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld zijn: Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen, hetgeen letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd niet met beschadigde voorzittingen: Rijden met beschadigde voorzittingen is gevaarlijk. De voorzittingen die belangrijke airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is. Bij een eventuele volgende botsing zal een airbag mogelijk niet geactiveerd worden, hetgeen tot letsel kan leiden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Laat een passagier tijdens het rijden nooit op de neergeklapte rugleuning zitten of staan: Rijden met een passagier op de neergeklapte rugleuning is gevaarlijk. Het is vooral gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden een kind op de neergeklapte rugleuning laat zitten.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzitting qGebruik van de zittingen Elektrische bediening Regelknop type Hendel type Lengteverstelling (Handbediende zittingafstelling) Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Rugleuningverstelling (Handbediende zitting (hendel type)) Om de hoek van de rugleuning te kunnen verstellen, een weinig voorover leunen en de hendel omhoog trekken. Leun vervolgens achterover totdat de gewenste hoek bereikt is en laat de hendel los. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de rugleuning op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen qStoelverwarming í De voorzittingen worden elektrisch verwarmd. Het contact moet op ON staan. Druk terwijl het contact op ON staat de stoelverwarmingschakelaar in zodat het indikatielampje gaat branden. De modus verandert als volgt telkens wanneer de stoelverwarmingschakelaar wordt ingedrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET Gebruik geen organische oplosmiddelen voor het reinigen van de zitting. Dit kan schade aan het zittingoppervlak en de verwarming veroorzaken. OPMERKING l l l Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de stoelverwarming in werking is (Hoog, Midden of Laag) en vervolgens opnieuw wordt ingeschakeld, zal de stoelverwarming automatisch werken op de temperatuur die ingesteld is alvorens het contact werd uitgeschakeld.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING l l Afstellen van een geprogrammeerde positie Afzonderlijke zittingposities kunnen geprogrammeerd worden onder de twee beschikbare programmeertoetsen aan de zijde van de bestuurdersstoel, plus één zittingpositie voor elke geregistreerde sleutel. (Programmeren op een toets aan de zijkant van de zitting) Als de auto in onderhoud is geweest en de accukabels werden losgekoppeld, zullen de geprogrammeerde zittingposities gewist zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING l De afstelling van de zittingpositie wordt in de volgende gevallen geannuleerd: l l l l l Wanneer een van de zittingafstelschakelaars gebruikt wordt. De SET toets wordt ingedrukt. Programmeertoets 1 of 2 wordt ingedrukt. De sleutelvergrendelschakelaar of ontgrendelschakelaar gebruikt wordt. Wanneer de auto begint te rijden. (Bij programmeren op de sleutel) 1.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Achterzitting qAfzonderlijk neerklapbaar Voor het verkrijgen van meer ruimte in de bagageruimte kunnen de rugleuningen worden neergeklapt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET l l (Voertuigen met afstandbediende ontgrendelhendel) Controleer alvorens de rugleuningen met behulp van de afstandbediende ontgrendelhendels neer te klappen of er zich geen beker in een achterste bekerhouder bevindt. Wanneer de rugleuningen met behulp van de afstandbediende ontgrendelhendels worden neergeklapt terwijl er zich een beker in de bekerhouder bevindt, kunnen het zitkussen en de rugleuning verontreinigd of beschadigd raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET (Neerklappen van de linker rugleuning) Wees voorzichtig bij het bedienen van de afstandbediende ontgrendelhendel wanneer de middelste zitting is neergeklapt. Als iemand die op de rechter achterzitting zit zijn hand op de middelste zitting legt, kan deze door een rugleuning of zittingonderdeel beklemd raken, waardoor letsel veroorzaakt kan worden. Neerklappen van enkel de middelste zitting í Gebruik van de afstandbediende ontgrendelhendel 1.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen 2. Trek voor het naar voren klappen van de rugleuning aan de riem aan de achterzijde van de rugleuning. Terugzetten van de rugleuningen in de rechtop stand WAARSCHUWING Wanneer u de rugleuning in de rechtop stand terugzet, er op letten dat er geen rode indikatie zichtbaar is: Het is gevaarlijk wanneer een rugleuning van de achterzitting niet volledig en vergrendeld in de rechtop stand wordt teruggezet.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen qArmsteun í De achterste armsteun in het midden van de rugleuning van de achterzitting kan gebruikt worden of rechtop geplaatst worden (geen inzittende op de middelste zitting). Hoofdsteunen Uw auto is uitgerust met hoofdsteunen op alle buitenste zitplaatsen en op de middelste zitplaats van de achterzitting. De hoofdsteunen zijn bedoeld om u en uw passagiers te helpen beschermen tegen nekletsel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Afstelling van de hoogte Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog trekken. Voor het omlaag zetten van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en vervolgens de hoofdsteun omlaag drukken. Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden daarvan op gelijke hoogte is met de bovenzijde van de oren van de passagier.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd wanneer zittingen gebruikt worden steeds met de hoofdsteunen ingestoken en zorg ervoor dat ze goed geïnstalleerd zijn: Rijden zonder dat de hoofdsteunen zijn geïnstalleerd is gevaarlijk. Als u geen steun achter uw hoofd heeft, kan in het geval van een botsing uw nek ernstig letsel oplopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordels helpen de kans op ernstig letsel tijdens ongevallen en plotseling stoppen te verminderen. Het wordt door Mazda aangeraden dat de bestuurder en passagiers te allen tijde gebruik maken van de veiligheidsgordels. Alle zittingen zijn voorzien van heup/schoudergordels.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Rijd niet met een auto met een beschadigde veiligheidsgordel: Gebruik van een beschadigde veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het gordelmateriaal van de veiligheidsgordel die op dat moment werd gedragen beschadigd raken. Een beschadigde veiligheidsgordel kan tijdens een aanrijding geen voldoende bescherming bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels: Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient vermeden te worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qGebruik van de veiligheidsgordels door zwangere vrouwen en personen met ernstige medische condities Zwangere vrouwen dienen altijd van de veiligheidsgordels gebruik te maken. Raadpleeg uw dokter voor nader advies. De heupgordel dient NAUWSLUITEND EN ZO LAAG MOGELIJK OM DE HEUPEN gedragen te worden. De schoudergordel dient correct over uw schouder gedragen te worden, echter nooit over de buik.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qAutomatische blokkeerstand í Gebruik altijd de automatische blokkeerstand om te voorkomen dat het kinderzitje in het geval van een aanrijding naar een onveilige plaats verschoven wordt. Om de veiligheidsgordel in de automatische blokkeerstand te krijgen, deze volledig naar buiten trekken en aansluiten volgens de instrukties op het kinderzitje. De gordel wordt tot aan het kinderzitje opgerold en houdt dit geblokkeerd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Veiligheidsgordels qVastmaken van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordeltong qLosmaken van de veiligheidsgordels Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, deze naar buiten trekken en op verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk vervolgens of bij het oprollen de gordel onverdraaid blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qVoorste schoudergordelafsteller Hoger zetten Lager zetten Let er op dat de afsteller vergrendeld is. 2-24 Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen Als deze bespeuren dat de bestuurdersveiligheidsgordel niet is vastgemaakt, wordt de bestuurder door een waarschuwingslampje of een zoemtoon gewaarschuwd. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Systeem van voorspanners van veiligheidsgordels van voorzitting en begrenzingsysteem Voor een optimale bescherming zijn de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting uitgerust met voorspanner- en begrenzingsystemen. Om deze beide systemen correct te kunnen laten functioneren dient u de veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Maak enkel gebruik van de veiligheidsgordels op de wijze zoals in dit instruktieboekje wordt aangegeven: Het verkeerd dragen van de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting is gevaarlijk. Als deze niet op de juiste wijze worden gedragen, kunnen de voorspanner- en begrenzingsystemen van de veiligheidsgordels tijdens een ongeval geen adequate bescherming bieden, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPMERKING l l Het voorspannersysteem zal geactiveerd worden bij gematigde of grotere frontale of bijna-frontale botsingen of een ernstige zijdelingse botsing. Bij de meeste kantelingen, botsingen vanaf de achterzijde zal het systeem niet geactiveerd worden. Bij het in werking treden van de airbags en de voorspanners zal er enige rook (een niet-toxisch gas) vrijkomen. Dit duidt echter niet op brand.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Het enkel met één gesp vastmaken van de middelste veiligheidsgordel van de achterzitting: Het enkel met één gesp vastmaken van de middelste veiligheidsgordel van de achterzitting is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken. Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de UNECE *1 44 bepaling. Neem contact op met een officiële Mazda dealer in het geval u een origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik een kinderzitje van de juiste maat: Voor een effectieve beveiliging bij botsingen en plotseling afremmen dienen kinderen gebruik te maken van veiligheidsgordels of een kinderzitje afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Zo niet, dan bestaat de kans dat het kind bij een ongeluk ernstig of zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Vermijd het installeren van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting tenzij dit niet te vermijden is: Bij een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje: Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatie van kinderzitjes qCategorieën kinderzitjes OPMERKING Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en voertuig het meest in aanmerking komt. (Europa) Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE 44 bepaling.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Babyzitje Gelijk aan Groep 0 en 0 44 bepaling. van de UNECE Peuterzitje Gelijk aan Groep 1 van de UNECE 44 bepaling. Juniorenzitje Gelijk aan Groep 2 en 3 van de UNECE 44 bepaling. (Overige landen) Houd u aan de in uw land geldende wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van kinderzitjes. qInstallatiepositie van babyzitje Een babyzitje wordt uitsluitend in de achterwaarts gerichte positie gebruikt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Installeer altijd een babyzitje op de juiste zitplaats: Het installeren van een babyzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een babyzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd. Bij een botsing zou het kind iets of iemand in de auto kunnen raken en ernstig letsel kunnen oplopen, mogelijk met dodelijke afloop.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje qInstallatiepositie van peuterzitje Een peuterzitje wordt gebruikt in de voorwaarts en achterwaarts gerichte posities, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het kind. Volg bij het installeren de instrukties van de fabrikant in overeenstemming met de betreffende leeftijd en grootte van het kind, alsmede de richtingen voor het installeren van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorwaarts gericht type WAARSCHUWING Nooit een voorwaarts gericht peuterzitje op de verkeerde zitplaats installeren: Het installeren van een voorwaarts gericht peuterzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht peuterzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Zie de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” voor de installatiepositie van een juniorenzitje (pagina 2-40). WAARSCHUWING Installeer altijd een juniorenzitje altijd op de juiste zitplaats: Het installeren van een juniorenzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities (Europa) De informatie aangegeven in de tabel geeft de geschiktheid aan van uw kinderzitje voor de diverse zitposities. Voor de geschiktheid van installatie van kinderzitjes van overige fabrikanten wordt u verzocht de instrukties van de fabrikant behorend bij het betreffende kinderzitje nauwkeurig te raadplegen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Behalve kinderzitjes met Isofix-ankerbevestiging Kinderzitjegroep Leeftijdsgroep GROEP 0 GROEP 0 GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 Tot ongeveer 9 maanden oud Tot ongeveer 2 jaar oud Ongeveer 8 maanden tot 4 jaar oud Ongeveer 3 tot 7 jaar oud Ongeveer 6 tot 12 jaar oud Gewichtsgroep Minder dan 10 kg Minder dan 13 kg Type kinderzitje Voorpassagierszit- Achterzitting Achterzitting ting (buiten) (midden) Babyzitje X U L*2 Babyzitje X U L*2 9 kg ― 18 kg Peuterzi
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installeren van kinderzitjes qPlaats van ankerplaat De auto is uitgerust met ankersteunen voor de bevestiging van kinderzitjes. Bepaal de plaats van de ankersteunen aan de hand van de afbeelding. Volg bij het installeren van een kinderzitje altijd de gebruikershandleiding die bij het kinderzitje is meegeleverd. Plaats van ankerplaat Gebruik bij het installeren van een kinderzitje uitgerust met een spanriem de aangegeven plaatsen van de ankersteunen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje 3. Bevestig het kinderzitje met behulp van het heupgedeelte van de heup/ schoudergordel. Zie de instrukties van de fabrikant op het kinderzitje voor richtlijnen voor het geleiden van de veiligheidsgordel. 4. Om de oprolautomaat in de automatische blokkeerstand te krijgen, de schoudergordel van de veiligheidsgordel naar buiten trekken totdat de gordel over de gehele lengte uit de oprolautomaat is getrokken. 5.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Leid de spanriem altijd tussen de hoofdsteun en de rugleuning: Het bevestigen van de spanriem bovenop de hoofdsteun is gevaarlijk. Bij een botsing kan de spanriem van de hoofdsteun afglijden, waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Het kinderzitje zou van zijn plaats kunnen schuiven en het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Let erop dat er zich geen veiligheidsgordels of andere voorwerpen in de nabijheid bevinden van het kinderzitje dat met Isofixankers is vastgemaakt: Het is gevaarlijk wanneer de instrukties van de fabrikant van het kinderzitje bij het installeren van een kinderzitje niet worden opgevolgd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Bevestig de spanriem altijd aan het juiste spanriemverankeringspunt: Bevestigen van de spanriem aan het verkeerde spanriemverankeringspunt is gevaarlijk. Bij een botsing zou de spanriem los kunnen schieten waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Als het kinderzitje van zijn plaats schuift, zou dit aan het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS) De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten in totaal 6 airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze aanduidingen zijn zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden: Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding is gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna frontale of zijdelingse botsing met een gematigde of grotere kracht.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten: Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het stuurwiel vast te houden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een gordijn-airbag geactiveerd wordt: Het bevestigen van voorwerpen op plaatsen waar de gordijn-airbags geactiveerd worden zoals op de voorruit, de zijportierruit, op de voorruit- en achterruitstijlen en langs de dakrand en op de steungrepen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem: Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ruim het airbagsysteem op de juiste wijze op: Het op ondeskundige wijze opruimen van een airbag of slopen van een auto met airbags die onder stroom staan, kan uiterst gevaarlijk zijn. Ernstig letsel kan het gevolg zijn wanneer niet alle veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Laat een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur het airbagsysteem veilig opruimen of een auto uitgerust met een airbagsysteem slopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag í WAARSCHUWING De voorpassagiersairbag niet onnodig deactiveren: Onnodig uitschakelen van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Als de airbag onnodig wordt uitgeschakeld, zal de voorpassagier niet de extra beveiliging van de airbag kunnen ontvangen. Dit kan ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaan beide indikatielampjes van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag branden, ongeacht de stand van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag. Het indikatielampje gaat na een bepaalde periode uit en gaat vervolgens aan/uit afhankelijk van de condities zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qSchakelaarstanden Controleer alvorens te gaan rijden altijd met de hulpsleutel of de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag in de juiste stand staat al naargelang uw vereisten. WAARSCHUWING Laat de sleutel niet in de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag zitten: Onbedoeld uitschakelen van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Bij een ongeluk zal de voorpassagier niet goed beveiligd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Overschakelen naar de ON positie 1. Steek de sleutel in de deactiveringsschakelaar voor de voorpassagiersairbag en draai de sleutel linksom totdat de sleutel naar ON wijst. 2. Verwijder de sleutel. 3. Kijk of het airbag-uitgeschakeld indikatielampje blijft branden wanneer het contact op ON staat. Het airbag-uitgeschakeld indikatielampje gaat na een korte periode van tijd uit.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem Gasgeneratoren en airbags van bestuurder/voorpassagier Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorspannersysteem van veiligheidsgordels van voorzitting (pagina 2-25) Voorste airbagsensors Zij-impactsensors Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels (pagina 4-41) Zij- en gordijngasgeneratoren en airbags Voorpassagiersairbag-uitgeschakeld indikatielampje í (pag
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Werking van de SRS airbags Uw Mazda is uitgerust met de volgende typen SRS airbags. SRS airbags zijn ontworpen om te werken in combinatie met de veiligheidsgordels om letsel tijdens een ongeval te helpen verminderen. De SRS airbags zijn ontworpen om als aanvulling op de veiligheidsgordelfuncties de passagiers extra bescherming te bieden. Draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qVoorpassagiersairbag De voorpassagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de voorpassagierszijde. Het opblaasmechanisme voor de voorpassagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag, zoals boven vermeld. Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag activering” (pagina 2-61). qZij-airbags De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qGordijn-airbags De gordijn-airbags zijn ingebouwd in de voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Criteria voor SRS airbag activering Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing geactiveerd wordt. (De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type botsing en de ernst ervan.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen: In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
2-64
3 Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten. Sleutels ...................................................... 3-2 Sleutels ................................................ 3-2 Afstandbediende portiervergrendeling ............................ 3-4 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling ............................. 3-11 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling í ....................... 3-11 Werkingsbereik .....................
Alvorens te gaan rijden Sleutels Sleutels WAARSCHUWING OPGELET l Laat nooit de sleutel in uw auto achter wanneer er zich kinderen in bevinden en bewaar ze op een plaats waar uw kinderen ze niet kunnen vinden en er niet mee kunnen spelen: Het is gevaarlijk kinderen in een auto achter te laten waarvan de sleutel in het contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand ernstig letsel wordt toegebracht of zelfs tot een ongeluk met dodelijke afloop leiden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPGELET l Zender Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel (zender) te voorkomen: l l l l l l l l Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. De sleutel niet demonteren. Stel de sleutel niet bloot aan hoge temperaturen op plaatsen zoals het dashboard of de motorkap, onder direct zonlicht. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard. Geen zware voorwerpen op de sleutel plaatsen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Afstandbediende portiervergrendeling Dit systeem maakt gebruik van de sleuteltoetsen om op afstand de portieren en de achterklep te vergrendelen en te ontgrendelen. Het systeem kan de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak hoeft te nemen. Bediening van het anti-diefstal beveiligingssysteem is ook mogelijk bij modellen die voorzien zijn van een antidiefstal beveiligingssysteem. Druk de toetsen langzaam en nauwkeurig in.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l l De levensduur van de batterij is ongeveer 1 jaar. Vervang de batterij door een nieuwe als het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep gaat knipperen. Het wordt aanbevolen de batterij ongeveer eenmaal per jaar te vernieuwen, omdat de kans bestaat dat het KEY waarschuwingslampje/ indikatielampje niet gaat branden of knipperen, afhankelijk van hoe snel de batterij uitgeput is geraakt.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, Europese modellen) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep met behulp van de sleutel vergrendeld/ ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, behalve Europese modellen) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven. OPMERKING l (Met anti-diefstal beveiligingssysteem) Wanneer de portieren vergrendeld worden door het indrukken van de vergrendeltoets op de sleutel terwijl het anti-diefstalbeveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zullen de waarschuwingsknipperlichten eenmaal knipperen om aan te geven dat het systeem in staat van paraatheid is.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l (Automatische hervergrendelfunctie) Na het ontgrendelen met behulp van de sleutel, zullen alle portieren en de achterklep automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Sleutels qWerkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Volg een van onderstaande procedures om deze functies te herstellen: l Druk een toets op de sleutel in waarvan de functies tijdelijk buiten werking zijn gesteld. l (Handgeschakelde versnellingsbak) Trap wanneer u een andere sleutel bij u draagt het koppelingspedaal in totdat het KEY indikatielampje (groen) gaat branden. (Automatische transmissie) Trap wanneer u een andere sleutel bij u draagt het rempedaal in totdat het KEY indikatielampje (groen) gaat branden.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling í WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. qOpenen van de achterklep Buitenantenne OPMERKING Wanneer de batterij bijna uitgeput is of op plaatsen waar er radiogolven met hoge intensiteit of storing is, bestaat de kans dat het werkingsbereik kleiner wordt of dat het systeem niet functioneert.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Portiersloten WAARSCHUWING Neem dus altijd alle kinderen en huisdieren met u mee of laat een verantwoordelijke persoon bij hen achter: Het alleen achterlaten van kinderen of huisdieren in een geparkeerde auto is gevaarlijk: Bij warm weer kan de temperatuur in een auto dusdanig hoog oplopen dat dit hersenbeschadiging of zelfs de dood kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l (Portierontgrendel(regel)systeem met collisiedetectie) í Dit systeem ontgrendelt automatisch de portieren in het geval de auto bij een ongeluk is betrokken om de passagiers in staat te stellen het voertuig onmiddellijk te verlaten en te voorkomen dat zij binnenin opgesloten raken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten WAARSCHUWING Nooit het dubbele portiervergrendelingssysteem in werking stellen wanneer er zich nog passagiers, vooral kinderen, in de wagen bevinden: Het is gevaarlijk als het systeem wordt geactiveerd terwijl er zich passagiers, vooral kinderen, in de wagen bevinden. De passagiers kunnen de portieren niet vanaf de binnenzijde openen. Zij zouden opgesloten raken en blootgesteld kunnen worden aan extreme temperaturen.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 5. Het indikatielampje gaat gedurende ongeveer 3 seconden branden om aan te geven dat het systeem geactiveerd is. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41. OPMERKING qVergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Alle portieren en de achterklep kunnen vergrendeld/ontgrendeld worden door de verzoekschakelaar op de voorportieren in te drukken wanneer u de sleutel bij u draagt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Vergrendelen Druk voor het vergrendelen van de portieren en de achterklep op de verzoekschakelaar en de waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Behalve Europese modellen) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven. Ontgrendelen Druk voor het ontgrendelen van de portieren en de achterklep op de verzoekschakelaar op een voorportier en de waarschuwingsknipperlichten zullen tweemaal knipperen.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING 4. Voer een van onderstaande handelingen uit om de verandering van de instelling te voltooien: l l l l l l Zet het contact op ACC of ON. Sluit het bestuurdersportier. Open de achterklep. De sleutel wordt gedurende 10 seconden niet bediend. Druk op een willekeurige toets behalve de LOCK toets op de sleutel. Een verzoekschakelaar wordt ingedrukt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l (Automatische hervergrendelfunctie) Na het ontgrendelen door het indrukken van de verzoekschakelaar, zullen alle portieren en de achterklep automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qVergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelknop Alle portieren en de achterklep worden automatisch vergrendeld wanneer de portiervergrendelknop van het bestuurdersportier ingedrukt wordt. Deze worden alle ontgrendeld wanneer de portiervergrendelknop van het bestuurdersportier omhoog getrokken wordt. OPMERKING Wanneer u de portieren op deze manier vergrendelt: l Let erop de sleutel niet in de auto achter te laten.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qKindersloten van achterportieren Deze sloten zijn bestemd om te helpen voorkomen dat kinderen per ongeluk de achterportieren openen. Gebruik beide sloten wanneer er zich kinderen in de auto bevinden. Indien u het kinderslot naar de vergrendelstand schuift alvorens het betreffende portier te sluiten, kan dat portier niet vanuit de binnenzijde geopend worden. Het portier kan enkel geopend worden door het oplichten van de buitenportierkruk.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET l Verwijder alle opeenhoping van sneeuw en ijs alvorens de achterklep te openen. Anders bestaat de kans dat de achterklep onder het gewicht van de sneeuw en het ijs dichtklapt en letsel veroorzaakt. l Wees voorzichtig bij het openen/ sluiten van de achterklep tijdens harde wind. Als de achterklep wordt getroffen door een zware windstoot, kan deze plotseling dichtklappen en letsel veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qOpenen en sluiten van de achterklep Openen van de achterklep met de elektrisch bediende achterklepopener Ontgrendel de portieren en de achterklep, druk de elektrische bediende achterklepopener op de achterklep in en til vervolgens nadat het slot vrijgezet is de achterklep omhoog. Elektrisch bediende achterklepopener OPMERKING l De achterklep kan gesloten worden wanneer de portieren vergrendeld zijn en de sleutel in de auto is achtergelaten.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l l l Wanneer het achterklepslot door het indrukken van de elektrisch bediende achterklepopener is vrijgezet, gaat de achterklep eerst een klein stukje omhoog zodat deze geopend kan worden. Als de achterklep gedurende een bepaalde periode van tijd niet wordt geopend nadat de elektrisch bediende achterklepopener is ingedrukt, kan de achterklep niet meer vanuit de eerste openingspositie omhoog gezet worden.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET Zorg er voor dat de afdekking van de bagageruimte stevig wordt vastgemaakt. Als het net niet stevig bevestigd wordt, kan dit plotseling losraken en letsel veroorzaken. Verwijderen van de afdekking 1. Til de afdekking van de bagageruimte bij de uitsteeksels met beide handen omhoog, maak deze uit de klemmen los en laat hem oprollen.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Opbergen van de afdekking í 1. Open de kofferruimteplank. 2. Berg de bagageruimteafdekking op met de uitsteeksels naar beneden gericht. Uitsteeksel 3. Sluit de kofferruimteplank. Installeren van de afdekking De procedure voor verwijderen in omgekeerde volgorde opvolgen. 3-26 í Bepaalde modellen.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van brandstof en motoruitlaatgassen qVereiste brandstof (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Voertuigen met katalysator of zuurstofsensors dienen gebruik te maken van UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF, welke de uitstoot van uitlaatgassen vermindert en de verontreiniging van de bougies minimaal houdt. Uw Mazda zal de beste prestaties leveren met de soort brandstof die in de tabel is aangegeven.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie OPGELET l GEBRUIK UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF. Loodhoudende brandstof is schadelijk voor de katalysator en de zuurstofsensors en leidt tot verminderde werking van het uitlaatgasreinigingssysteem en/of defecten. l Het gebruik van E10 brandstof met 10% ethanol in Europa is veilig voor uw auto. Schade aan uw auto kan optreden wanneer de hoeveelheid ethanol hoger is dan hier aanbevolen. l Nooit het brandstofsysteem voorzien van toevoegingen.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qUitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qUitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 2.2) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qMotoruitlaatgassen (Koolmonoxide) WAARSCHUWING Niet met uw auto rijden als u uitlaatgas binnen in de auto ruikt: Uitlaatgas is gevaarlijk. Dit gas bevat koolmonoxide (CO), dat kleurloos, geurloos en giftig is. Bij inademing kan dit bewusteloosheid en verstikking veroorzaken. Als u uitlaatgassen in uw auto ruikt, alle ramen volledig openen en onmiddellijk contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop WAARSCHUWING Bij het verwijderen van de brandstoftankdop, de dop een klein stukje losdraaien en wachten tot het sissende geluid ophoudt. Vervolgens de dop verwijderen: Brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof die op de huid of in de ogen terechtkomt kan brandwonden veroorzaken en bij inslikking ziekte tot gevolg hebben.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qAfsluitklep van brandstoftankdop Trek aan de interieur-ontgrendelknop voor de afsluitklep van de brandstoftankdop om de afsluitklep te openen. Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop qBrandstoftankdop Draai voor het verwijderen van de brandstoftankdop deze linksom. Bevestig de verwijderde dop aan de binnenzijde van de afsluitklep. Draai voor het sluiten van de brandstoftankdop deze rechtsom totdat u een klik hoort.
Alvorens te gaan rijden Stuurwiel Stuurwiel WAARSCHUWING Nooit tijdens het rijden het stuurwiel afstellen: Het is gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden het stuurwiel probeert af te stellen. Bij het bewegen van de stuurkolom is de kans groot dat u het stuurwiel plotseling naar links of rechts draait. Hierdoor zou u de macht over het stuur kunnen verliezen, hetgeen tot ongelukken kan leiden. qAfstelling van het stuurwiel Veranderen van de hoek of de lengte van het stuurwiel: 1.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Spiegels Stel alvorens te gaan rijden de binnen- en buitenspiegels af. qBuitenspiegels OPMERKING (Groothoekspiegel bestuurderszijde í) l WAARSCHUWING Kijk daarom steeds over uw schouder achterom alvorens van rijbaan te veranderen: Objecten die in deze bolle spiegel worden waargenomen lijken dichterbij dan zij in werkelijkheid zijn.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Stel als volgt af: 1. Draai de spiegelschakelaar naar links ( ) of rechts ( ) voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. Handbediende inklapbare buitenspiegel Klap de buitenspiegel voorzichtig naar achteren, zodat deze plat tegen de wagen komt te staan. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting.
Alvorens te gaan rijden Spiegels WAARSCHUWING De elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel niet aanraken wanneer deze in beweging is: Aanraken van een elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel wanneer deze in beweging is, is gevaarlijk. Uw hand kan klemraken en gewond raken of de spiegel kan worden beschadigd. Gebruik de elektrische inklapschakelaar om de spiegel in de rijklaarstand te zetten: Het met de hand in de rijstand zetten van de elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Verminderen van verblinding door koplampen Handbediende dag/nacht spiegel Duw bij het rijden overdag de dag/nacht hendel naar voren. Trek de hendel naar achteren om verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen te verminderen. Druk op de ON/OFF toets om de automatische dimfunctie uit te schakelen. Het indikatielampje gaat uit. Druk voor het opnieuw inschakelen van de automatische dimfunctie op de ON/ OFF toets . Het indikatielampje gaat branden.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Elektrische ruitbediening Het contact dient op ON te staan om de elektrische ruitbediening te kunnen gebruiken. qBediening van de elektrisch bediende ruiten (Type A) OPMERKING l Elke passagiersruit kan bediend worden met behulp van de bijbehorende portierschakelaar wanneer de vergrendelschakelaar van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier in de ontgrendelde stand staat (pagina 3-44).
Alvorens te gaan rijden Ruiten Normaal openen/sluiten Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag. Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omhoog.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Nadat het systeem opnieuw geïnitialiseerd is, kan elk van de passagiersruiten met behulp van de hoofdbedieningsschakelaars automatisch volledig geopend of gesloten worden. OPMERKING l Afhankelijk van de rijomstandigheden bestaat de kans dat een sluitende elektrisch bediende ruit stopt en begint te openen wanneer de ruit een schok ondervindt waarvan het effect hetzelfde is als in het geval waarbij de ruit door iets geblokkeerd wordt.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qGebruik van de elektrische ruitbediening van het bestuurdersportier (Type B) Procedure voor het initialiseren van het systeem van de elektrische ruitbediening Normaal openen/sluiten Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag. Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omhoog.
Alvorens te gaan rijden Ruiten WAARSCHUWING Zorg er voor dat de ruit juist voordat deze de volledig gesloten stand bereikt of wanneer de schakelaar van de elektrische ruitbediening omhoog gehouden wordt door niets geblokkeerd wordt: Het blokkeren van een elektrische bediende ruit juist voordat deze de volledig gesloten stand bereikt of terwijl de schakelaar van de elektrische ruitbediening omhoog gehouden wordt is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qGebruik van de elektrische ruitbediening van de passagiersportieren (Type B) De elektrische ruitbediening kan worden gebruikt wanneer de vergrendelschakelaar van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier in de ontgrendelstand staat. De ruiten van de passagiersportieren kunnen geopend of gesloten worden via het gebruik van de hoofdschakelaars van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Schuifdak í Het schuifdak kan alleen elektrisch geopend of gesloten worden wanneer het contact op ON staat. Kantel-/schuifschakelaar OPMERKING Alvorens u uw Mazda gaat wassen, er voor zorgen dat het schuifdak volledig gesloten is zodat geen water in het interieur kan binnendringen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qOpen- en dichtschuiven Druk om het schuifdak automatisch volledig te openen, de kantel/ schuifschakelaar kortstondig in achterwaartse richting drukken. Druk om het schuiven tussentijds te stoppen de kantel/schuifschakelaar in. Druk om het schuifdak in de gewenste positie te sluiten, de kantel/ schuifschakelaar in voorwaartse richting drukken. Openen 3. Herhaal stap 2.
Alvorens te gaan rijden Ruiten OPGELET l Het zonnescherm gaat niet omhoog. Om beschadiging van het zonnescherm te voorkomen, dit niet omhoog drukken. l Het zonnescherm niet sluiten terwijl het schuifdak geopend wordt. Het zonnescherm kan beschadigd worden wanneer geprobeerd wordt dit door forceren te sluiten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Aanbrengen van wijzigingen en aanvullende apparatuur Mazda kan niet garant staan voor de juiste werking van het startblokkeersysteem en het anti-diefstal beveiligingssysteem als er wijzigingen aan het systeem zijn aangebracht of als er aanvullende apparatuur is aangesloten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPGELET l Veranderingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor de compliantie kunnen de garantie op de apparatuur ongeldig maken. l Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel te voorkomen: l l l l l Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWerking OPMERKING l De kans bestaat dat de motor niet start en dat het beveiligingssysteemindikatielampje brandt of knippert als de sleutel op plaatsen gelegd wordt waar het moeilijk is voor het systeem het signaal te ontvangen, zoals op het instrumentenpaneel of in de handschoenenkast. Breng de sleutel naar een plaats binnen het signaalbereik, zet het contact uit en start vervolgens de motor opnieuw.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l l Indien het beveiligingssysteemindikatielampje tijdens het rijden voortdurend blijft knipperen, de motor niet stopzetten. Ga naar een officiële Mazda reparateur en laat het lampje daar controleren. Als u de motor stop zet terwijl het indikatielampje knippert, zult u de motor niet opnieuw kunnen starten. Aangezien bij reparatie van het startblokkeersysteem de elektronische codes opnieuw ingesteld worden, zijn de sleutels nodig.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPGELET Let op de volgende punten om de inbraaksensor normaal te kunnen laten functioneren: l Hang geen kleding of voorwerpen op aan een hoofdsteun of een kledinghaak. l Plaats de uitschuifbare zonnekleppen in hun oorspronkelijke posities terug. l De inbraaksensor niet afschermen door deze af te dekken of er voorwerpen voor te hangen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING Als de accu uitgeput raakt terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zal de sirene geactiveerd worden en zullen de waarschuwingsknipperlichten gaan knipperen wanneer de accu geladen of vervangen wordt. 4. Druk op de vergrendeltoets op de zender. De waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Druk op een verzoekschakelaar.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: l l l l Ontgrendelen van een portier Een portier of de achterklep geopend wordt. De motorkap geopend wordt. Het contact wordt aan gezet. Voor het opnieuw in staat van paraatheid brengen van het systeem, de procedure voor het in staat van paraatheid brengen nogmaals uitvoeren.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Voor het annuleren van de inbraaksensor, de toets op de zender binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets indrukken. De waarschuwingsknipperlichten zullen driemaal knipperen. OPMERKING l Voor het opnieuw activeren van de inbraaksensor, het anti-diefstal beveiligingssysteem uitschakelen en dit vervolgens opnieuw in staat van paraatheid brengen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWaarschuwingslabels voor antidiefstal beveiligingssysteem De handschoenenkast van uw auto bevat een waarschuwingslabel voor het antidiefstal beveiligingssysteem. Het wordt door Mazda aanbevolen dit label aan te brengen op de achterste benedenhoek van een voorportierruit.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem l Het contact op ON zetten zonder de startdrukknop te gebruiken. Als het systeem opnieuw in werking wordt gesteld, zal de verlichting en de claxon geactiveerd worden totdat het bestuurdersportier of de achterklep met behulp van de hulpsleutel í of de zender ontgrendeld wordt. (Met geavanceerde sleutel) De verlichting en de claxon kunnen ook buiten werking gesteld worden door het indrukken van de verzoekschakelaar op een portier. 4.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: l l l l l Ontgrendelen van een portier Een portier of de achterklep geopend wordt. De motorkap geopend wordt. Het contact wordt aan gezet. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Druk op de elektrische achterklepopener terwijl u de sleutel bij u hebt.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem l Druk op de elektrische achterklepopener terwijl u de sleutel bij u hebt. De waarschuwingsknipperlichten zullen tweemaal knipperen. qWaarschuwingslabels voor antidiefstal beveiligingssysteem De handschoenenkast van uw auto bevat een waarschuwingslabel voor het antidiefstal beveiligingssysteem. Het wordt door Mazda aanbevolen dit label aan te brengen op de achterste benedenhoek van een voorportierruit.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Inrijden Er is geen speciale inrijperiode noodzakelijk. Echter het opvolgen van enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste 1000 km, kan het motorrendement, het brandstofverbruik en de levensduur van uw Mazda ten goede komen. l Voer het toerental van de motor niet te hoog op. l Rijd niet gedurende langere tijd met dezelfde snelheid, snel of langzaam. l Niet gedurende langere tijd constant met volgas of met hoge motortoerentallen rijden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Nooit tijdens het afdalen van hellingen de motor afzetten: Het afzetten van de motor bij het afdalen van hellingen is gevaarlijk. De stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging zullen dan buiten werking gesteld worden, hetgeen beschadiging van het aandrijfmechanisme tot gevolg kan hebben. Verlies van de stuurbekrachtiging of rembekrachtiging kan tot een ongeluk leiden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips l Gebruik zand, zout, sneeuwkettingen, tapijten of plaats ander anti-slip materiaal onder de voorwielen voor meer aandrijfkracht bij het wegrijden op een gladde ondergrond, zoals ijs of opeengehoopte sneeuw. OPMERKING Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op de voorwielen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Breng geen twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde aan: Het aanbrengen van twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de opsluitpennen enkel het naar voren schuiven van één vloermat kunnen voorkomen. Losse vloermat(ten) kunnen de bediening van de voetpedalen hinderen en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u in de winter een zwaarder type vloermat gebruikt, altijd de oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Rijden in de winter Het wordt aanbevolen een nooduitrusting mee te voeren. Handige daarvoor in aanmerking komende hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een ruitenkrabber, een zakje met zand of zout, een noodlamp, een kleine spade en startkabels. Laat de volgende punten door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur verzorgen: l Zorg er voor dat de radiateur de juiste hoeveelheid anti-vries bevat. Zie Motorkoelvloeistof op pagina 6-29.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Gebruik sneeuwbanden op alle vier wielen De maximum toegestane snelheid voor uw sneeuwbanden of de wettelijk bepaalde snelheidsbeperkingen niet overschrijden. OPGELET l Gebruik geen sneeuwkettingen op wegen die vrij zijn van sneeuw of ijs. Hierdoor kunnen de banden en de sneeuwkettingen beschadigd worden. l Aluminium velgen kunnen door het gebruik van sneeuwkettingen bekrast of anderszins beschadigd worden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Bandenmaat 225/55R19 225/65R17 Sneeuwketting Zeshoekig type Zeshoekig type OPMERKING Alhoewel Mazda de voorkeur geeft aan het gebruik van kettingen met zeshoekige stalen spanringen, mogen alle soorten kettingen worden gebruikt die binnen de aangegeven montagespecificaties vallen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Doorwaden van water WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET l Na het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30 seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair draaien onnodig.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekken van een caravan en aanhanger (Europa/Rusland/ Turkije/Israël/Zuid-Afrika) Uw Mazda is in eerste instantie ontworpen en gebouwd voor het vervoer van passagiers en lading. Als u een aanhanger gaat trekken dient u de hiernavolgende instrukties op te volgen, aangezien de veiligheid van de bestuurder en de passagiers afhankelijk is van de juiste uitrusting en van een veilige rijstijl.
Alvorens te gaan rijden Slepen KOGELDRUK VAN AANHANGER: Het gewicht dat op de tong van de aanhanger drukt. Dit kan gevarieerd worden door bij het laden van de aanhanger de gewichtsverdeling te veranderen. Bij het rijden in berggebieden op grote hoogte treedt er naarmate de hoogte toeneemt verlies aan motorvermogen op. Onder deze omstandigheden wordt het aanbevolen het totale aanhangergewicht en het bruto totaalgewicht met 10% per 1000 m te verminderen.
Alvorens te gaan rijden Slepen Motor Transmissie Emissieniveau Aandrijfsysteem SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Motor Transmissie Emissieniveau Aandrijfsysteem SKYACTIV-D 2.2 HandgeschaGROOT kelde VERMOGEN versnellingsbak SKYACTIV-D 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Motor Transmissie Emissieniveau Aandrijfsysteem Automatische transmissie Automatische SKYACTIV-D 2.2 transmissie SKYACTIV-G 2.5 Aanhanger zonder rem Aanhanger met rem BRUTO TOTAALGEWICHT Aanhanger met rem TOTALE AANHANGERGEWICHT MODEL EURO5 4WD 750 kg 1500 kg 3575 kg EURO5 4WD 750 kg 1500 kg 3625 kg KOGELDRUK VAN AANHANGER: 88 kg Zuid-Afrika/Helling tot 12% Motor Transmissie Emissieniveau Aandrijfsysteem HandgeschaSKYACTIV-G 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen WAARSCHUWING Zorg er voor dat het gewicht van de te trekken lading nooit meer bedraagt dan de voorgeschreven limieten zoals aangegeven in de Tabel van Aanhangergewichten: Het is gevaarlijk wanneer u probeert een aanhanger te trekken waarvan het gewicht het toegestane totaalgewicht overschrijdt, aangezien dit ernstige problemen ten aanzien van de wegligging en de rijprestaties tot gevolg kan hebben, hetgeen tot persoonlijk letsel en/of schade aan de auto kan leiden.
Alvorens te gaan rijden Slepen qTrekhaak Maak bij het trekken van een aanhanger gebruik van de juiste trekhaak. Het wordt aanbevolen gebruik te maken van een originele Mazda trekhaak. Gebruik de originele gaten die door de autofabrikant zijn geboord voor het bevestigen van de trekhaak. Neem voor nadere informatie contact op met uw officiële Mazda dealer. Montagepunten voor trekhaak Eenheid: mm C A: 350—420 B: 1001,5 C: 1046,9 Max.
Alvorens te gaan rijden Slepen qVeiligheidskettingen Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Alvorens te gaan rijden Slepen WAARSCHUWING Sluit geen hydraulisch aanhanger-remsysteem op het remsysteem van uw auto aan: Wanneer een hydraulisch aanhanger-remsysteem rechtstreeks wordt aangesloten op het remsysteem van de auto, kan dit tot onvoldoende remvermogen leiden waardoor de kans bestaat op letsel. qTips voor het trekken van een aanhanger Alvorens te gaan rijden l Controleer of uw Mazda zich nagenoeg normaal gedraagt wanneer er een belaste of onbelaste aanhanger aan wordt gekoppeld.
Alvorens te gaan rijden Slepen l Schakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig is. Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden. Parkeren Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen.
4 Tijdens het rijden Informatie betreffende veilig rijden en stoppen Motor start/stop ....................................... 4-2 Contactschakelaar ............................... 4-2 Starten van de motor ........................... 4-4 Stopzetten van de motor .................... 4-11 i-stop í .............................................. 4-13 Instrumentengroep en display .............. 4-24 Meters en tellers ................................ 4-24 Waarschuwings/indikatielampjes ...... 4-41 Transmissie ..
Tijdens het rijden Motor start/stop Contactschakelaar qStartdrukknop-posities Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Telkens wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt, schakelt het contact over in de volgorde van uit, ACC en ON. Door vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te drukken wordt het contact uit gezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Alvorens de bestuurdersstoel te verlaten, altijd het contact uitzetten, de handrem aantrekken en er op letten dat de keuzehendel in stand P staat (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling gezet is (handgeschakelde versnellingsbak): Het verlaten van de bestuurdersstoel zonder het contact uit te zetten, de handrem aan te trekken en de keuzehendel in stand P te zetten (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling te zetten (handgesc
Tijdens het rijden Motor start/stop Starten van de motor OPMERKING l De functies van het startdrukknopsysteem (functie waarmee de motor gestart kan worden door enkel het meedragen van de sleutel) kunnen buiten werking gesteld worden om mogelijke nadelige invloeden op een gebruiker die een pacemaker of andere medische apparatuur draagt te voorkomen. Als het systeem buiten werking is gesteld, zult u de motor niet kunnen starten wanneer u de sleutel bij u draagt.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 5. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPGELET Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit duiden op een probleem in het motorstartsysteem en dat de motor niet gestart kan worden of dat het contact niet op ACC of ON gezet kan worden (bij voertuigen met type A meter (pagina 4-41), worden de berichten getoond in de instrumentengroep).
Tijdens het rijden Motor start/stop 7. Druk op de startdrukknop nadat zowel het KEY indikatielampje (groen) (indien voorzien) in de instrumentengroep als het startdrukknopindikatielampje (groen) zijn gaan branden. OPMERKING l OPMERKING l Na het starten van de motor, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) uit en staat het contact in de stand ON. l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l (Duitsland) Ga na het starten van de motor onmiddellijk rijden. Gebruik echter geen hoge motortoerentallen totdat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) l Ongeacht of de motor warm of koud is, dient deze zonder gebruik van het gaspedaal gestart te worden. l Zie Starten van een verzopen motor onder Starten in noodgevallen als de motor de eerste keer niet start.
Tijdens het rijden Motor start/stop qMotorstartfunctie wanneer sleutelbatterij uitgeput is OPGELET Wanneer de motor gestart wordt door de zender boven de startdrukknop te houden als gevolg van een uitgeputte sleutelbatterij of een defecte sleutel, er voor zorgen het volgende te voorkomen. Anders kan het signaal van de sleutel niet correct worden ontvangen en bestaat de kans dat de motor niet start. l Metalen delen van andere sleutels of metalen voorwerpen komen in aanraking met de sleutel.
Tijdens het rijden Motor start/stop 3. Raak de startdrukknop aan met behulp van de achterzijde van de sleutel (zoals getoond) terwijl het startdrukknopindikatielampje (groen) knippert. Indikatielampje Startdrukknop Sleutel 4. Druk de startdrukknop met uw vinger in nadat het startdrukknopindikatielampje (groen) constant is gaan branden.
Tijdens het rijden Motor start/stop qNoodbediening voor het starten van de motor Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit aangeven dat de motor niet met gebruik van de normale startmethode gestart kan worden (bij voertuigen met type A meter, worden de berichten getoond in de instrumentengroep). Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Het is mogelijk dat de koelventilator in de motorruimte gedurende enkele minuten nadat het contact vanuit ON op OFF gezet is gaat draaien, ongeacht of de airconditioning aan of uit is, voor het snel koelen van de motorruimte. l Als het systeem bespeurt dat de resterende batterijcapaciteit van de sleutel laag is wanneer het contact van ON op ACC of OFF wordt gezet, wordt het volgende aangegeven.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop í De i-stop (stationair-stop) functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in een file komt vast te zitten nadat de motor is opgewarmd (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) of in andere gevallen waarbij de motor niet koud is (SKYACTIV-D 2.2) en start vervolgens de motor automatisch opnieuw om het rijden te hervatten.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Voor het opnieuw starten van de motor, het koppelingspedaal intrappen (i-stop indikatielampje (groen) gaat uit). Wanneer tijdens het rijden opnieuw aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan gaat het i-stop indikatielampje (groen) branden (behalve Europese modellen). Motor stop Opnieuw starten (Automatische transmissie) 1. (Behalve Europees model) Wanneer tijdens het rijden aan de i-stop voorwaarden wordt voldaan gaat het i-stop indikatielampje (groen) branden. 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop 3. Wanneer het rempedaal wordt losgelaten terwijl de keuzehendel in de stand D/M staat (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling), wordt de motor automatisch opnieuw gestart en gaat het i-stop indikatielampje (groen) uit.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING De i-stop functie regelt voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto automatisch het stopzetten en opnieuw starten van de motor en controleert daarbij constant behalve de functies die door de bestuurder worden bediend ook de omgeving binnen en buiten de auto, alsmede de bedrijfstoestand ervan.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING (Automatische transmissie) De keuzehendel is in de stand D/M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) of stand N. De automatische transmissievloeistof is voldoende opgewarmd. De temperatuur van de automatische transmissievloeistof is niet abnormaal hoog.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l (Automatische transmissie) Als de keuzehendel vanuit de stand D/M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) naar stand N verplaatst wordt of vanuit de stand D/M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) naar stand P verplaatst wordt terwijl de istop functie in werking is, zal de motor niet automatisch opnieuw gestart worden als het rempedaal wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l Als één van de volgende handelingen wordt uitgevoerd nadat de motor automatisch is stopgezet (de keuzehendel is in de neutraalstand bij voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak), wordt de motor automatisch opnieuw gestart, alhoewel het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal niet wordt losgelaten (automatische transmissie) .
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l In een van de volgende gevallen is het mogelijk dat de tijdsduur dat de motor automatisch wordt stopgezet korter is of dat de tijd die nodig is voordat i-stop opnieuw functioneert langer is. l l l De omgevingstemperatuur is hoog of laag. De accu is uitgeput. Het stroomverbruik van de uitrustingsonderdelen van de auto is hoog. l De i-stop functie werkt niet wanneer de omgevingstemperatuur buitengewoon hoog of laag is.
Tijdens het rijden Motor start/stop qHellingstopfunctie (Automatische transmissie) Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart wordt nadat deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht: l Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt.
Tijdens het rijden Motor start/stop qi-stop waarschuwingslampje, zoemer Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep. Waarschuwingslampje/zoemer Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de waarschuwingszoemer en gaan het i-stop waarschuwingslampje (oranje) en de overige waarschuwingslampjes branden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Meters en tellers Type A Type B Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25 Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25 Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26 Brandstofmeter ............................................................
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Boordcomputer en INFO schakelaar .............................................................. pagina 4-34 qSnelheidsmeter Type B De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de auto aan. qKilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar Door het indrukken van de keuzeschakelaar kan de displayaanduiding beurtelings veranderd worden van dagteller A naar dagteller B wanneer een van deze wordt getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Kilometerteller De kilometerteller geeft de totale door de auto afgelegde afstand aan. Dagteller De dagteller registreert de totale afgelegde afstand van twee ritten. De ene rit wordt geregistreerd in dagteller A en de andere in dagteller B. Dagteller A bijvoorbeeld kan de afstand vanaf het punt van vertrek registreren en dagteller B kan het punt registreren waar de brandstoftank gevuld is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING Wanneer de naald van de toerenteller in de GESTREEPTE ZONE komt, toont dit de bestuurder dat de versnelling overgeschakeld moeten worden alvorens de naald in de RODE ZONE komt. qBrandstofmeter De brandstofmeter geeft bij benadering de in de brandstoftank resterende hoeveelheid brandstof aan wanneer het contact op ON wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank voor meer dan 1/4 gevuld te houden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qInstrumentenpaneelverlichting Draai de knop om de helderheid van de instrumentengroep en de overige verlichting in het instrumentenpaneel af te stellen. OPMERKING l De helderheid van de instrumentenpaneelverlichtingen kan afgesteld worden wanneer de koplampen en positielampen ingeschakeld zijn. l Wanneer de helderheid van de instrumentengroepverlichting niet meer afgesteld kan worden, wordt er een zoemtoon gegeven.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qBuitentemperatuurdisplay Wanneer het contact op ON wordt gezet, wordt de buitentemperatuur getoond. Type A Type B Buitentemperatuurwaarschuwing í Wanneer de buitentemperatuur laag is, gaat de indikatie knipperen en klinkt er een zoemtoon om de bestuurder te waarschuwen voor de mogelijkheid van gladde wegen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qOnderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) l Bandenspann. De volgende kennisgevingen voor periodieke inspectie kunnen getoond worden door de onderhoudsmonitor in te schakelen. l Periodiek onderhoud l Bandenrotatie l Bandensp. Controleren De onderhoudsmonitor toont de informatie wanneer het contact op ON gezet wordt. OPMERKING Deze functie is tijdens het rijden buiten werking. Methode voor begin-instelling of omlaag 1.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 5. Druk op het omhoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar om de ingestelde afstand of tijd te wijzigen en druk op de INFO toets. Druk op de INFO toets in als geen veranderingen noodzakelijk zijn. OPMERKING l De waarden van de begin-instelling worden getoond overeenkomstig het onderhoudsschema (behalve bepaalde landen). Zie het schema van Periodieke onderhoudsbeurten voor de regionale onderhoudsschema's op pagina 6-3.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Foutmeldingendisplay Onderwerp Periodiek onderhoud Begin van berichtweergave Getoond bericht Wanneer de resterende afstand minder is dan Periodieke onderhoudsbeurt nodig 500 km of de resterende dagen minder zijn dan 15 (al naargelang wat zich het eerst voordoet) Bandenrotatie Wanneer de resterende afstand minder is dan Bandenrotatie nodig 500 km Bandensp.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 4. Druk op het omhoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar en selecteer Tijd instellen of Afstand inst. en druk vervolgens op de INFO toets. De resterende waarden voor tijd en afstand keren terug naar de voorheen ingestelde waarden. Druk op de INFO toets in als geen veranderingen noodzakelijk zijn. Methode voor het uitschakelen van het systeem De onderhoudsmonitor kan uitgeschakeld worden nadat deze is ingeschakeld.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 4. Selecteer UIT en druk op de INFO toets. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur indien u problemen heeft met de boordcomputer. Modus voor afstand die met voorradige brandstof kan worden afgelegd Bij gebruik van deze functie wordt de afstand (bij benadering) berekend die u met de voorradige brandstof kunt afleggen, gebaseerd op het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display (Behalve Europees model) Gemiddeld brandstofverbruik Deze modus toont het gemiddelde brandstofverbruik door het berekenen van het totale brandstofverbruik en de totaal afgelegde afstand sinds de aankoop van de auto, het opnieuw aansluiten van de accu na loskoppeling of het terugstellen van de gegevens. Het gemiddelde brandstofverbruik wordt berekend en elke minuut getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display (Behalve Europees model) (Europees model) Type A Houd de INFO toets langer dan 1,5 seconde ingedrukt om de informatie op de display te wissen. Na het indrukken van de INFO toets zal - - L/100 km gedurende ongeveer 1 minuut op de display verschijnen. Daarna wordt het gemiddelde brandstofverbruik opnieuw berekend en op de display.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Modus voor gemiddelde rijsnelheid Deze modus toont de gemiddelde rijsnelheid door het berekenen van de afgelegde afstand en de tijd sinds het aansluiten van de accu of het terugstellen van de gegevens. De gemiddelde rijsnelheid wordt berekend en zal elke 10 seconden worden getoond. (Europees model) Type A Houd de INFO toets langer dan 1,5 seconde ingedrukt om de informatie op de display te wissen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type A Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld aan de hand van onderstaande procedure. (Type A) of omlaag 1. Druk op het omhoog gedeelte van de INFO schakelaar en selecteer Instellingen en druk vervolgens op de INFO toets. Type B of omlaag 2. Druk op het omhoog gedeelte van de INFO schakelaar en selecteer Snelheidsalarm en druk vervolgens op de INFO toets. 3. Selecteer ON en druk op de INFO toets. 4.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 2. Druk op het omhoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar en selecteer Snelheidsalarm en druk vervolgens op de INFO toets. 3. Selecteer UIT en druk op de INFO toets. Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) display (Type A instrumentengroep) Informatie betreffende het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) wordt getoond. (Type B) 1. Houd de INFO toets gedurende 1,5 seconde of langer ingedrukt. De rijsnelheid gaat knipperen. 2.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l Standaardinstelling herstellen De data voor het gemiddelde brandstofverbruik en de gemiddelde rijsnelheid van de boordcomputer kunnen eveneens teruggesteld worden. Wijzigen van de instellingen 1. Druk op het omhoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar en selecteer Instellingen en druk vervolgens op de INFO toets. of omlaag 2.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwings/indikatielampjes qType A Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten (Displayvoorbeeld) Wordt als volgt getoond: Hoofdwaarschuwingslampje Indikatie op display en hoofdwaarschuwingslampje in instrumentengroep branden tegelijkertijd Dit duidt op een defect in het voertuigsysteem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Multi-informatiedisplay Er verschijnt een bericht dat bijvoorbeeld de bedrijfstoestand van het systeem, een defect of een afwijking aangeeft. l (Wanneer een symbool en een bericht op de display verschijnen) Controleer voor bijzonderheden over de symbolen die op het bovenste gedeelte van het scherm worden aangegeven de lijst van indikaties en te nemen maatregelen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Oplossing: Raadpleeg een officiële Mazda reparateur om uw auto te laten inspecteren. Kijk naar het symbool dat op het bovenste gedeelte van het scherm wordt aangegeven en raadpleeg de “Lijst van indikaties en te nemen maatregelen” om het symbool op te zoeken en te zien welke maatregel genomen moet worden. Indikatie op display Motorinspectie vereist: Motor dient geïnspecteerd te worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Indikatie op display Inspectie van voertuigsysteem vereist: Voertuigsysteem dient geïnspecteerd te worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Stuurbekrachtiging defect indikatie 4-60 Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels 4-61 Waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil 4-61 Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje 4-61 Open-portier waarschuwingsindikatie 4-63 Open-achterklep waarschuwingsindikatie 4-64 Rijsnelheidwaarschuwingsindikatie 4-34 Waarschuwingsindikatie voor laag sproeiervloeistofn
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal 4-46 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Bezinkselwaarschuwingsindikatie 4-72 Waarschuwingsindikatie voor lage omgevingstemperatuur 4-72 TCS/DSC indikatielampje 4-72 TCS OFF indikatielampje 4-73 AFS OFF indikatielampje 4-73 Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) 4-73 Schakelstandindikatie 4-74 Grootlichtindikatielampje 4-74 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes 4-74 Beveiliging
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qType B Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Hoofdwaarschuwingslampje 4-50 Remwaarschuwingslampje 4-50 Waarschuwingslampje van anti-blokkeer remsysteem (ABS) 4-51 Laadsysteemwaarschuwingslampje 4-52 Motoroliewaarschuwingslampje 4-53 Motorwaarschuwingslampje 4-53 Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) 4-54 i-stop waarschuwingslamp
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal 4-48 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Waarschuwingslampje voor automatische transmissie 4-59 Stuurbekrachtiging defect lampje 4-60 Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels 4-61 Waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil 4-61 Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje 4-61 Open-portier waarschuwingslampje 4-63 120 km/h waarschuwingslampje 4-64 Rijsnelheidwaarschuwingsindikatie 4-34 Waar
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina TCS/DSC indikatielampje 4-72 TCS OFF indikatielampje 4-73 AFS OFF indikatielampje 4-73 Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) 4-73 Schakelstandindikatie 4-74 Grootlichtindikatielampje 4-74 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes 4-74 Beveiligingssysteemindikatielampje 4-75 Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje)/Indikatielampje vo
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qHoofdwaarschuwingslampje qRemwaarschuwingslampje Wanneer het contact op ON wordt gezet, zal dit waarschuwingslampje gedurende enkele seconden blijven branden. Dit waarschuwingslampje heeft de volgende functies: Type A Wordt getoond wanneer melding van de systeemdefecten vereist is. Controleer het bericht dat wordt aangegeven op de display en raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display WAARSCHUWING Niet rijden wanneer het remwaarschuwingslampje brandt. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur om de remmen zo spoedig mogelijk te laten inspecteren: Rijden terwijl het remwaarschuwingslampje brandt is gevaarlijk. Het geeft aan dat de remmen wellicht totaal niet functioneren of dat ze op elk moment volledig buiten bedrijf kunnen raken.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwing van elektronisch remkrachtverdelingssysteem qLaadsysteemwaarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qMotoroliewaarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje 3. Inspecteer het motoroliepeil (pagina 6-27). Als het peil laag is, de juiste hoeveelheid motorolie bijvullen en er daarbij op letten niet teveel bij te vullen. OPGELET Type B Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de motor gestart wordt. Type A/Type B Dit waarschuwingslampje/ waarschuwingsindikatie geeft aan dat de druk van de motorolie laag is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Als dit indikatielampje tijdens het rijden gaat branden, bestaat de kans dat er een probleem met de auto is. Noteer de rijomstandigheden waarbij het lampje begon te branden en raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Het motorwaarschuwingslampje kan in de volgende gevallen gaan branden: l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qi-stop waarschuwingslampje (Oranje)/i-stop indikatielampje (Groen) í l De i-stop functie controleert voor een veilig en comfortabel gebruik van de auto constant de functies die door de bestuurder worden bediend, de omgeving binnen en buiten de auto, alsmede de bedrijfstoestand van de auto en gebruikt het i-stop waarschuwingslampje (oranje) en het i-stop indikatielampje (groen) om de bestuurder te informeren over de bedrijfstoestand van het i-stop systeem o
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Wanneer het lampje knippert Het lampje knippert als er een defect in het i-stop systeem is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. l i-stop indikatielampje (groen) Wanneer het lampje brandt Dit lampje gaat branden terwijl de i-stop functie bedrijfsklaar (behalve Europese modellen) of in werking is en de motor automatisch is stopgezet. Het lampje gaat uit wanneer de motor automatisch opnieuw gestart wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qRVM waarschuwingslampje (Oranje)/RVM indikatielampje (Groen) í qLDWS waarschuwingslampje (Oranje)/LDWS indikatielampje (Groen) í RVM waarschuwingslampje (oranje) LDWS waarschuwingslampje (Oranje) Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het contact op ON gezet wordt. De kleur van de verlichting verandert van oranje naar groen wanneer het rijbaanveranderingcontrolesysteem in werking is, of wordt uitgeschakeld wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET Als zich een van onderstaande gevallen voordoet, is er mogelijk een defect in het systeem. Laat de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. l l l Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet normaal functioneert.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Wanneer “Voertuig stoppen op een veilig plek” wordt aangegeven Parkeer de auto op een veilige plaats. Als de aanduiding na enkele ogenblikken verdwijnt kunt u verder rijden. Als de aanduiding niet verdwijnt, contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Type B Wanneer het contact op ON wordt gezet, zal dit waarschuwingslampje gedurende enkele seconden blijven branden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET Als het waarschuwingslampje/ waarschuwingsindikatie voor de automatische transmissie gaat branden, is er een elektrisch probleem in de transmissie. Wanneer u in deze toestand met uw Mazda blijft doorrijden, kan dit beschadiging van uw transmissie tot gevolg hebben. Raadpleeg zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels WAARSCHUWING Sleutel nooit zelf aan de airbag/ voorspannersystemen en laat altijd alle onderhoud en reparatie door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur uitvoeren: Het zelf uitvoeren van onderhoud of sleutelen aan de systemen is gevaarlijk. De kans bestaat dat een airbag/voorspanner onvoorzien geactiveerd of buiten werking gesteld wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Voorpassagierszitting í OPMERKING Bepaalde modellen zijn niet voorzien van de veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie voor de voorpassagierszitting. Met waarschuwingslampje voor voorpassagierszitting Het veiligheidsgordelwaarschuwingslampje gaat branden als de bestuurdersstoel of voorpassagierszitting bezet is en de veiligheidsgordel niet vastgemaakt is terwijl het contact op ON staat.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Door het plaatsen van zware voorwerpen op de voorpassagierszitting kan de veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie van de voorpassagierszitting geactiveerd worden, afhankelijk van het gewicht van het voorwerp. l Geen extra zitkussen op de voorpassagierszitting plaatsen en gebruiken om er voor te zorgen dat de voorpassagiergewichtsensor juist kan functioneren.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type A Deze waarschuwingsindikatie gaat branden, wanneer een van de portieren niet goed gesloten is. Alvorens te gaan rijden het portier goed sluiten. q120 km/h waarschuwingslampje í Type B Dit waarschuwingslampje gaat branden, wanneer een van de portieren of de achterklep niet goed gesloten is. Alvorens te gaan rijden het portier of de achterklep goed sluiten.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Het waarschuwingslampje gaat branden en wordt er een pieptoon gegeven wanneer de bandenspanning van één of meerdere banden laag is en het gaat knipperen wanneer er een storing is in het systeem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Stel de bandenspanning af wanneer de banden koud zijn. De bandenspanning varieert naargelang de bandentemperatuur, laat daarom de auto gedurende ongeveer 1 uur staan of rijd er enkel 1,6 km of minder mee alvorens de bandenspanning af te stellen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwingslampje knippert Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display “Rempedaal intrappen en sleutel tegen startknop houden” (Voertuig met automatische transmissie)/ “Koppelingspedaal intrappen en sleutel tegen startknop houden” (Voertuig met handgeschakelde versnellingsbak) wordt getoond Dit bericht wordt getoond wanneer een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het werkingsbereik is of zich op plaatsen in de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk bespeurd kan worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l In de volgende gevallen zal het KEY waarschuwingslampje (rood) continu knipperen wanneer het contact niet uitgezet is om de bestuurder op de hoogte te stellen dat de sleutel uit de auto is verwijderd. Het KEY waarschuwingslampje (rood) zal stoppen met knipperen wanneer de sleutel terug in de auto is: Het contact is niet uit gezet en alle portieren en de achterklep zijn gesloten nadat de sleutel uit de auto is verwijderd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qVoorgloei-indikatielampje (SKYACTIV-D 2.2) í Wanneer “Roetfilter inspectie contact direct uw Mazda dealer” wordt aangegeven Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. OPGELET Dit indikatielampje kan gaan branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Het lampje gaat uit wanneer de gloeibougies warm zijn.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Het indikatielampje van het dieseldeeltjesfilter gaat branden wanneer de dieseldeeltjes (PM) niet automatisch verwijderd kunnen worden en de hoeveelheid verzamelde dieseldeeltjes een bepaalde hoeveelheid bereikt. Rijd met een snelheid van 40 km/h of meer gedurende ongeveer 10 tot 15 minuten om de PM te elimineren. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als het dieseldeeltjesfilter indikatielampje knippert.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qBezinkselwaarschuwingsindikatie (SKYACTIV-D 2.2) (Type A instrumentengroep) Het brandstoffilter is voorzien van een opvanginrichting voor bezinksel, welke er voor zorgt dat het water van de brandstof wordt gescheiden. Indien er zich water in dit filter heeft verzameld, zal de waarschuwingsindikatie gaan branden. Als dit gebeurt, dient u zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te raadplegen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qTCS OFF indikatielampje Wanneer het lampje knippert Het indikatielampje knippert continu als er een defect in het systeem is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. OPMERKING Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Dit lampje gaat ook branden wanneer op de TCS OFF schakelaar wordt gedrukt en het TCS systeem wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qSchakelstandindikatielampje í qRichtingaanwijzers/ Waarschuwingsknipperlichten indikatielampjes Dit geeft de gekozen schakelstand aan. Versnellingspositie-indikatielampje In de handbediende overschakelfunctie gaat de “M” van het schakelstandindikatielampje branden en wordt het nummer van de gekozen versnelling getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qBeveiligingssysteemindikatielampje Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje) Dit indikatielampje gaat oranje branden wanneer op de ON schakelaar wordt gedrukt en de kruissnelheidsregelaar geactiveerd wordt. Dit indikatielampje begint elke twee seconden te knipperen wanneer het contact vanuit ON op OFF wordt gezet en het start-blokkeersysteem in staat van paraatheid is gebracht.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qIndikatielampje voor mistachterlicht í Dit lampje gaat branden wanneer het achtermistlicht ingeschakeld wordt. 4-76 í Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Transmissie Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak Uw auto is uitgerust met een inrichting welke voorkomt dat per ongeluk naar R (achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de versnellingshendel omlaag en schakel over naar R. qSchakelpatroon van de handgeschakelde versnellingsbak Neutraalstand Het schakelpatroon van de versnellingsbak is conventioneel, zoals h aangegeven. Druk het koppelingspedaal tijdens het overschakelen volledig in; laat het vervolgens langzaam opkomen.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET l l l Laat tijdens het rijden uw voet nooit op het koppelingspedaal rusten. Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling in stilstaande positie te houden. Wanneer u uw voet op het koppelingspedaal laat rusten wordt onnodige slijtage van de koppeling en beschadiging veroorzaakt. Oefen geen onnodige zijdelingse kracht uit op de versnellingshendel bij het overschakelen van de 5de naar de 4de versnelling.
Tijdens het rijden Transmissie qSchakelstand-indikatielampje í Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPGELET Vertrouw niet enkel op de opschakel/ terugschakel-aanbevelingen van de indikatielampjes.
Tijdens het rijden Transmissie Bedieningsorganen van de automatische transmissie Type A Vergrendelknop Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de vergrendelknop ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de vergrendelknop ingedrukt moet houden.
Tijdens het rijden Transmissie qDisplayaanduiding Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie. qWaarschuwingslampje Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41. qSchakelstanden l Het schakelstandindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING Nooit vanuit N of P naar een van de versnellingen overschakelen wanneer het motortoerental hoger is dan stationair: Het overschakelen vanuit N of P naar een van de versnellingen is gevaarlijk wanneer het motortoerental hoger is dan stationair. Indien dit gedaan wordt, kan de auto plotseling in beweging komen, hetgeen tot een ongeluk of ernstig letsel kan leiden.
Tijdens het rijden Transmissie qSchakelblokkeersysteem Het schakelblokkeersysteem voorkomt dat u vanuit stand P kunt overschakelen tenzij u het rempedaal indrukt. Overschakelen vanuit P: 2. Steek een schroevendraaier naar binnen en duw deze naar beneden. Vergrendelknop Deksel 1. Houd het rempedaal ingedrukt. 2. Start de motor. 3. (Type A) Houd de vergrendelknop ingedrukt. 4. Verplaats de keuzehendel. OPMERKING 3. Houd de vergrendelknop ingedrukt. 4. Verplaats de keuzehendel.
Tijdens het rijden Transmissie Type B OPMERKING 1. Verwijder het kapje van de ontgrendelpal van de overschakelblokkering met behulp van een platte schroevendraaier die met een doek is omwikkeld. 2. Steek een schroevendraaier naar binnen en duw deze naar beneden. Door tijdens het rijden te veranderen naar de modus voor handbediende wordt de transmissie niet beschadigd. Type A Deksel Type B 3. Verplaats de keuzehendel. 4.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING l Als u overgaat naar de modus voor handbediende overschakeling wanneer de auto tot stilstand is gebracht, zal de versnelling overschakelen naar M1. l Als u bij het rijden in bereik D, 5de versnelling/6de versnelling, overgaat naar de modus voor handbediende overschakeling zonder het gaspedaal in te trappen, zal de versnelling overschakelen naar M4/M5.
Tijdens het rijden Transmissie Schakelstand-indikatielampje í Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPGELET Vertrouw niet enkel op de opschakel/ terugschakel-aanbevelingen van de indikatielampjes.
Tijdens het rijden Transmissie Type B OPMERKING l Tijdens langzaam rijden is het mogelijk dat de versnellingen niet automatisch opgeschakeld worden. l Laat in de handbediende overschakelfunctie de motor niet met de naald van de toerentalmeter in de RODE ZONE draaien. Wanneer het motortoerental hoog is, bestaat de kans dat automatisch een versnelling hoger ingeschakeld wordt om de motor te beschermen.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING l Tijdens het rijden met hoge snelheden is het mogelijk dat de versnelling niet automatisch teruggeschakeld wordt. l Tijdens afremmen op de motor is het mogelijk dat de versnelling automatisch teruggeschakeld wordt, afhankelijk van de rijsnelheid. l Wanneer het gaspedaal volledig wordt ingedrukt, zal de transmissie terugschakelen naar een lagere versnelling, afhankelijk van de rijsnelheid.
Tijdens het rijden Transmissie Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen) In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld. Opschakelen De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de snelheidslimiet. Terugschakelen De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet.
Tijdens het rijden Transmissie Automatisch terugschakelen De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het afremmen op de motor. OPMERKING Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de versnelling in de tweede.
Tijdens het rijden Transmissie Afrijden van steile hellingen Schakel bij het afrijden van een steile helling over naar een lagere versnelling, afhankelijk van het laadgewicht en de graad van de helling. Rijd langzaam naar beneden en maak daarbij slechts af en toe gebruik van de remmen om te voorkomen dat deze oververhit raken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Lichtschakelaar qKoplampen l Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen. l Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie. l Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Met automatische verlichtingsregeling Schakelaarstand Contactstand ON OFF OFF ON OFF ON OFF ― ― ― × × ― ON Automatisch*1 Automatisch*1 Koplampen ― ― Dagverlichting í × ― ― ― ― ― Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen ― ― Automatisch*1 ― × × × × Instrumentenpaneelverlichting ― ― Automatisch ― × × × × ×: Aan ―: Uit *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderhei
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische verlichtingsregeling staat en het contact op ON gezet is, tast Wanneer de koplampschakelaar in de stand de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie bovenstaande tabel). OPGELET l De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qKoplampen grootlicht-dimlicht qKoplamphoogteverstelling í Druk de hendel naar voren voor het inschakelen van grootlicht. Trek de hendel terug naar zijn uitgangspositie voor het inschakelen van dimlicht. Het grootlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer het grootlicht ingeschakeld is. De hoek van de lichtbundel van de koplampen verandert naargelang het aantal passagiers in de auto en het gewicht van de lading in de bagageruimte.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Kies de juiste instelling voor de koplamphoogte uit de volgende tabel. Voorzitting Bestuurder Passagier × ― × × × × × × × ― Achterzitting Belasting Schakelaarstand ― ― × × ― ― ― ― × × 0 0 1,5 2,5 3,5 ×: Ja ―: Nee AFS OFF schakelaar Door het indrukken van de AFS OFF schakelaar wordt het AFS systeem uitgeschakeld. Het AFS OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat branden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING (Behalve landen waar dit bij de wet verboden is) De dagverlichting kan buiten werking gesteld worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-13.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampregelsysteem (HBC) í l Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht. Bij het rijden met een snelheid van ongeveer 30 km/h, worden de koplampen op grootlicht ingesteld wanneer er zich geen voertuigen vóór uw auto bevinden of geen tegenliggers naderen.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPGELET l De hoogte van de auto niet afstellen, de koplampeenheden niet wijzigen en de camera niet verwijderen. Anders zal het systeem niet normaal functioneren. l Neem voor de juiste werking van het koplampregelsysteem (HBC) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l l l l l l l Plaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen. Houd het gedeelte van het voorruitglas in de buurt van de vooruitrijcamera (FSC) schoon.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Onder de volgende omstandigheden verandert het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt, handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, al naargelang het zicht en de weg- en verkeerssituatie. l Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPGELET Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen. l Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, betreffende het reinigen van de cameralens. l De vooruitrijcamera (FSC) of het gedeelte er om heen niet blootstellen aan harde schokken of stoten.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qGebruik van het systeem Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO en grootlicht staat. Tegelijkertijd gaat het koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) in de instrumentengroep branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voormistlichten í Gebruik deze schakelaar om de voormistlichten in te schakelen. De voormistlichten helpen het zicht in het donker en tijdens mist te verbeteren. OPMERKING l (Met automatische verlichtingsregeling) Als de mistlichtschakelaar in de of staat en de stand koplampschakelaar in de stand staat, worden de voormistlichten ingeschakeld wanneer de koplampen, de buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting ingeschakeld zijn.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qType B (Zonder achtermistlicht) Voor het inschakelen van de mistlichten, de mistlichtschakelaar naar de stand draaien. De koplampschakelaar dient in de stand of te staan alvorens de mistlichten in te schakelen. Het voormistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer de mistlichten ingeschakeld zijn. Achtermistlicht í Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw auto beter gezien wordt.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Het achtermistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat uit wanneer het achtermistlicht wordt uitgeschakeld. OPMERKING l De voormistlichten worden ingeschakeld wanneer het achtermistlicht wordt ingeschakeld. l Als de mistlichtschakelaar naar de stand gedraaid wordt (de mistlichtschakelaar keert automatisch naar de stand terug), gaat het voormistlichtindikatielampje in de instrumentengroep eveneens branden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING (Met automatische verlichtingsregeling) Als de koplampschakelaar in de stand staat, kan het voormistlicht ingeschakeld worden wanneer de koplampen, de buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting ingeschakeld zijn.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qRichtingaanwijzers qDrie-knipperingen richtingaanwijzer Beweeg de richtingaanwijzerhendel naar beneden (voor een bocht naar links) of naar boven (voor een bocht naar rechts) tot aan de stopstand. Na het nemen van de bocht worden de richtingaanwijzers automatisch uitgeschakeld. Duw voor het aangeven van een rijbaanverandering de richtingaanwijzerhendel een weinig omhoog of omlaag en laat de hendel los.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voorruitenwissers en ruitensproeier Het contact moet op ON staan. WAARSCHUWING Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qVoorruitenwissers Schakel de ruitenwissers in door de hendel omhoog of omlaag te drukken. Met intervalruitenwisser Schakelaarstand Type Type Nr. A B Bediening van de ruitenwissers Eén enkele wiscyclus (mist) Automatische regeling Lage snelheid Hoge snelheid Ruitenwissers met regelbare intervalwerking Zet de hendel in de intervalstand en kies de intervaltijd door de ring te draaien. Langzaam Schakelaarstand Type Type Nr.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars De gevoeligheid van de regensensor kan afgesteld worden door de schakelaar op de ruitenwisserhendel te draaien. De schakelaar vanuit de middenpositie (normaal) omlaag draaien voor een hogere gevoeligheid (snellere respons) of de schakelaar omhoog draaien voor minder gevoeligheid (langzamere respons).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l Door de hendel van de automatische ruitenwisser tijdens het rijden van de stand naar de stand over te schakelen, worden de voorruitenwissers eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen functioneren overeenkomstig de hoeveelheid regenval. l Het is mogelijk dat de automatische ruitenwisserregeling niet functioneert wanneer de temperatuur van de regensensor ongeveer _10 °C of lager is, of ongeveer 85 °C of hoger is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Als de ruitenwisserhendel in de stand of interval/ stand staat, zullen de ruitenwissers continu blijven functioneren totdat u de hendel weer loslaat. Achterruitenwisser en ruitensproeier Het contact moet op ON staan. qAchterruitenwisser Indien de ruitensproeier niet werkt, het vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-32). Is dit in orde, raadpleeg dan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampsproeier í Achterruitverwarming De motor dient gestart te zijn en de koplampen dienen ingeschakeld te zijn. De achterruitverwarming ontdoet de achterruit van wasem. De koplampsproeiers werken automatisch eenmaal elke vijfde keer dat de voorruitensproeier geactiveerd wordt. Het contact moet op ON staan. Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken, de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe trekken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Handbediend type airconditioning Indikatielampje Claxon Druk voor het gebruik van de claxon op symbool op het stuurwiel. het OPGELET Gebruik nooit scherpe voorwerpen of ruitreinigingsmiddelen die schuurmiddelen bevatten om de binnenzijde van de achterruit te reinigen. Dit om beschadiging van de verwarmingsdraden in de ruit te voorkomen. OPMERKING Deze achterruitverwarming is niet bestemd voor het doen smelten van sneeuw.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Waarschuwingsknipperlichten De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. OPMERKING l De richtingaanwijzers kunnen niet gebruikt worden wanneer de waarschuwingsknipperlichten zijn ingeschakeld.
Tijdens het rijden Remmen Remsysteem qVoetrem Uw Mazda is uitgerust met een bekrachtigd remsysteem dat bij normaal gebruik zichzelf automatisch afstelt. In het geval de rembekrachtiging uitvalt, tengevolge van het afslaan van de motor of enige andere reden, kunt u de auto alsnog tijdig tot stilstand brengen door het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken. De remafstand wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
Tijdens het rijden Remmen OPGELET l Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal of rempedaal rusten en houd het koppelingspedaal niet onnodig halverwege ingetrapt. Anders kan dit onderstaande gevolgen hebben: l l l l De onderdelen van koppeling en rem zullen sneller slijten. De remmen kunnen oververhit raken waardoor de remwerking nadelig beïnvloed wordt. Trap het rempedaal altijd met uw rechtervoet in.
Tijdens het rijden Remmen Ontspannen van de handrem Druk het rempedaal in, trek de handremhendel omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop in. Houd de knop ingedrukt en zet de handremhendel volledig tot in de ontspannen positie omlaag. qRemblokslijtage-indikator qDisplayaanduiding Indien u tijdens het rijden dit geluid hoort, dient u de remblokken zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te laten controleren en zonodig te laten vernieuwen.
Tijdens het rijden Remmen qRembekrachtiging Wanneer het bij het afremmen in noodsituaties nodig is het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken, biedt het rembekrachtigingsysteem remassistentie voor een verbetering van het remvermogen. Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, zullen de remmen krachtiger in werking treden.
Tijdens het rijden Remmen Hellingwegrijsysteem (HLA) Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een functie welke de bestuurder helpt bij het vanuit stilstand wegrijden op een helling. Wanneer de bestuurder op een helling het rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt, voorkomt de functie dat de auto wegrolt. De remkracht blijft automatisch behouden nadat het rempedaal op een steile helling wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l De kans bestaat dat tijdens het functioneren van het hellingwegrijsysteem (HLA) het rempedaal stroef aanvoelt en trilt, echter dit duidt niet op een defect. l Wanneer het TCS/DSC indikatielampje brandt werkt het hellingwegrijsysteem (HLA) niet. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41. l Het hellingwegrijsysteem (HLA) wordt niet uitgeschakeld als de TCS OFF schakelaar ingedrukt wordt om het TCS systeem uit te schakelen.
Tijdens het rijden Remmen Stadsverkeer-remassistent (SCBS) í l Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de lasersensor van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is.
Tijdens het rijden Remmen WAARSCHUWING De stadsverkeer-remassistent (SCBS) kan niet beschouwd worden als remedie voor onveilige rijtechnieken: Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) biedt geen vrijwaring tegen onveilig of roekeloos rijgedrag, buitensporig hoge snelheden, bumperkleven (het te dicht achter een ander voertuig rijden) en het rijden op gladde wegen zoals natte, of met ijs en sneeuw bedekte wegen (verminderde wrijvingskracht van de banden tengevolge van een laag water op het wegdek
Tijdens het rijden Remmen WAARSCHUWING Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen: Als de hoogte van de auto of de overhelling gewijzigd wordt, kan het systeem voorliggende voertuigen niet correct bespeuren. Dit heeft tot gevolg dat de stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet normaal functioneert of abusievelijk functioneert wat een ernstig ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l Het systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) zal niet functioneren als de bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal en stuurwiel). l De stadsverkeer-remassistent (SCBS) functioneert onder de volgende omstandigheden.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l In de volgende gevallen kan de lasersensor ten onrechte bepalen dat er een voorliggend voertuig is en is het mogelijk dat de stadsverkeer-remassistent (SCBS) in werking treedt. l l l l l l l l Voorwerpen op de weg bij de ingang van een bocht. Voertuigen die tijdens het maken van een bocht in de tegenovergestelde rijbaan passeren. Metalen voorwerpen, oneffenheden of uitstekende voorwerpen op de weg. Bij het rijden door een tolhek.
Tijdens het rijden Remmen WAARSCHUWING Aangezien de kans bestaat op oogbeschadiging als gevolg van de laser, altijd onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht nemen: l De sensor nooit verwijderen. l Een verwijderde sensor voldoet niet aan de bepalingen voor een klasse 1M laser onder de IEC 60825-1 specificatie en derhalve kan oogveiligheid niet gegarandeerd worden.
Tijdens het rijden Remmen qStopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) De stadsverkeer-remassistent (SCBS) kan tijdelijk buiten werking gesteld worden. Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op pagina 4-34. Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de motor opnieuw gestart wordt.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-blokkeer remsysteem (ABS) OPMERKING l Houd er rekening mee dat de remafstand langer is op wegen met een losse bovenlaag, (zoals sneeuw of grind) welke zich vaak boven op het verharde wegdek bevindt. Onder dergelijke omstandigheden kan het voorkomen dat een auto met een conventioneel remsysteem sneller tot stilstand komt omdat bij het slippen van de wielen een laag los materiaal door de banden als een blok opgestuwd wordt.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-wielspin regeling (TCS) De anti-wielspin regeling (TCS) zorgt via regeling van het motorkoppel en de remmen voor een verhoging van de aandrijfkracht en een verbetering van de veiligheid. Wanneer door het TCS systeem het doorspinnen van een van de aangedreven wielen wordt geregistreerd, wordt het motorkoppel verminderd om verlies van aandrijfkracht te voorkomen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC qTCS OFF schakelaar Druk op de TCS OFF schakelaar om het TCS systeem uit te schakelen. Het TCS OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat branden. Druk nogmaals op de schakelaar om het TCS systeem opnieuw in te schakelen. Het TCS OFF indikatielampje gaat uit.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) OPGELET l De Dynamische Stabiliteitsregeling (DSC) regelt automatisch het remvermogen en het motorkoppel in samenhang met systemen zoals ABS en TCS voor de regeling van de zijslip tijdens het rijden op een glad wegdek of bij het maken van plotselinge uitwijkingsmanoeuvres voor een verbetering van de veiligheid. l l Zie ABS (pagina 4-130) en TCS (pagina 4-131). De DSC regeling functioneert bij snelheden hoger dan 20 km/h.
Tijdens het rijden 4WD Gebruik van de 4wielaandrijving (4WD) l Het 4WD systeem zorgt voor uitstekende rijeigenschappen op wegen die met sneeuw of ijs overdekt zijn, bij het rijden door zand en modder, alsmede bij het rijden op steile hellingen of op overige gladde ondergrond. l Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie.
Tijdens het rijden 4WD l WAARSCHUWING Rijd voorzichtig wanneer de auto geladen is door de rijsnelheid te verlagen en de remmen eerder in werking te stellen: Het maken van plotselinge manoeuvres en plotseling afremmen tijdens het rijden met een geladen auto is gevaarlijk, aangezien het rijgedrag van een auto met een hoog zwaartepunt in beladen toestand anders is dan wanneer de auto niet geladen is, hetgeen verlies van de macht over het stuur en een ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden Stuurbekrachtiging Stuurbekrachtiging l De stuurbekrachtiging functioneert uitsluitend wanneer de motor draait. Indien de motor niet draait of wanneer de stuurbekrachtiging buiten werking is, kan de auto alsnog worden bestuurd, ofschoon er dan meer stuurkracht vereist is. Als het stuurwiel stroever dan gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal rijden of als het stuurwiel trilt, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Kruissnelheidsregelaar í Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer 25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden. WAARSCHUWING Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden: Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qActivering/deactivering Druk voor het activeren van het systeem op de ON schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41. Druk voor het deactiveren van het systeem op de OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar OPMERKING l Laat de SET of SET - schakelaar bij de gewenste snelheid los, anders zal de snelheid bij het ingedrukt schakelaar houden van de SET blijven toenemen of bij het ingedrukt houden van de SET - schakelaar blijven afnemen (behalve wanneer het gaspedaal ingetrapt wordt). l Het is mogelijk dat de auto op een steile helling bij het bergop rijden kortstondig snelheid mindert of bij het bergaf rijden snelheid meerdert.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Verhogen van de snelheid met behulp van het gaspedaal qHervatten van de kruissnelheid bij snelheden hoger dan 25 km/h Druk het gaspedaal in om te accelereren tot de gewenste snelheid. Druk de SET of SET - schakelaar in en laat deze onmiddellijk los.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem l Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep (de waarschuwing wordt ook getoond op de display op de type A*1 instrumentengroep) en een pieptoon.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn: l De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie. l De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem qInitialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren. l De bandenspanning wordt afgesteld. l De banden worden onderling uitgewisseld. l Een band of wiel wordt vernieuwd. l De accu is vernieuwd of volledig uitgeput. l Het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem brandt. 4.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) í l Het rijbaanveranderingcontrolesysteem is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gedeelte aan weerszijden van de achterkant van de auto tijdens het veranderen van rijbaan door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) WAARSCHUWING Dit systeem is enkel bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gedeelte aan de achterkant van de auto alvorens van rijbaan te veranderen. Controleer altijd visueel het gebied rondom de auto alvorens van rijbaan te veranderen.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) OPMERKING l In de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als het RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer laten inspecteren: l l l l l l l De opsporingscapaciteit van de radarsensors is beperkt.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) OPMERKING l In de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan vertraagd wordt: l l l l l l l Een ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de naastgelegen rijbaan. Bij het rijden op een steile helling. Bij het rijden over een bergpas.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) OPMERKING l Het is mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje gaat branden voor stilstaande objecten op of langs de kant van de weg, zoals vangrails, tunnels en zijmuren. Objecten zoals vangrails en betonnen muren die langs de auto lopen. Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails of muren aan weerszijden van de auto smaller wordt. De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) qRVM waarschuwingsindikatielampje Het rijbaanveranderingcontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid van een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan met behulp van de RVM waarschuwingsindikatielampjes en de waarschuwingszoemer wanneer het systeem operationeel is. RVM waarschuwingsindikatielampje De RVM waarschuwingsindikatielampjes zijn ingebouwd in de linker en rechter buitenspiegels.
Tijdens het rijden Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) qRVM schakelaar qOnderhoud van de radarsensors Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt, wordt het rijbaanveranderingcontrolesysteem gebruiksklaar en het RVM indikatielampje (groen) gaat branden op het instrumentenpaneel. Wanneer de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, wordt het systeem uitgeschakeld en gaat het RVM indikatielampje (groen) uit.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) í l Het LDWS stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) WAARSCHUWING Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. l Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. l Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OPGELET l Geen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist functioneren. l De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen. Anders zal het systeem niet normaal functioneren. l Neem voor de juiste werking van het LDWS de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OPMERKING l Als uw auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt het LDWS in werking gesteld (waarschuwingsgeluid en indikatielampje). Stuur de auto adequaat bij om de auto weer naar het midden van de rijstrook te brengen. l Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, wordt de LDWS waarschuwing automatisch uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte (gele) strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert. l l l l l l l l l l l l l l l l l l l l Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen. Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de auto overhelt.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) qWanneer het systeem in werking is 1. Druk op de LDWS schakelaar. Het LDWS gaat over op standby en het LDWS waarschuwingslampje (oranje) gaat branden. Op de type A instrumentengroep wordt de rijstrookaanduiding (stippellijn) aangegeven op de display. 2. Stuur de auto naar het midden van de rijstrook en het LDWS indikatielampje (groen) gaat branden in de instrumentengroep wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) Automatische uitschakeling Onder de volgende omstandigheden wordt het LDWS automatisch uitgeschakeld en op standby gehouden en gaat het LDWS waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Op de type A instrumentengroep wordt de rijstrookaanduiding (stippellijn) aangegeven op de display. Het LDWS wordt automatisch ingeschakeld wanneer de omstandigheden veranderen en het systeem bruikbaar is.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) qLDWS waarschuwing OPMERKING Als het systeem bepaalt dat de auto op het punt staat de rijstrook te verlaten terwijl het systeem in werking is, klinkt de LDWS waarschuwing en gaat het LDWS indikatielampje (groen) knipperen. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41. Zie Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) waarschuwingsgeluid op pagina 7-55.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) Als de temperatuur binnen in de vooruitrijcamera (FSC) extreem hoog of laag is, wordt het LDWS automatisch uitgeschakeld en op standby gehouden en gaat het LDWS waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep knipperen. Berichteninformatie wordt aangegeven op de display in de type A instrumentengroep. Het LDWS wordt automatisch ingeschakeld wanneer de omstandigheden veranderen en het systeem bruikbaar is.
Tijdens het rijden Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OPGELET l Houd het gedeelte van de voorruit rondom de vooruitrijcamera altijd schoon door vuil of wasem te verwijderen. Gebruik de voorruitontwaseming om wasem van de voorruit te verwijderen.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de uitlaatgassen van een dieselmotor.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Achteruitkijkmonitor í De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van de auto. WAARSCHUWING Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen: Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING l Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht reinigingsmiddel gebruiken. l Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm), bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt. l Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qWeergavebereik op het scherm De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING l Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. l Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven. l De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een specifieke lens.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qGebruik van de display Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject De geprojecteerd trajectbegeleidingsmodus toont het voorspelde traject van de auto na het draaien van het stuurwiel. Gebruik deze modus wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert. c a b a) Geprojecteerd rijtraject (geel) Deze lijnen worden getoond als referentie voor het geprojecteerde traject van de auto.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPGELET De getoonde positie van de richtlijnen op de display verandert afhankelijk van de toestand van de auto (zoals het aantal inzittenden/belading) en de wegomstandigheden (zoals een steile helling aan de achterzijde van de auto). Controleer tijdens het achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte rechtstreeks met uw ogen.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qWerking van de achteruitkijkmonitor De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn. (Displayconditie) (Voertuigconditie) 4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de voertuigbreedterichtlijnen parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de parkeerruimte. 5.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 6. Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet, keert het scherm terug naar de voorgaande display. OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 2. Controleer de omgeving rondom de auto en rijd achteruit. (Displayconditie) (Voertuigconditie) 3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn. 4.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.) (Displayconditie) (Voertuigconditie) 6.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qAfwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie. Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief kunnen veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Wanneer er een steile helling achter de auto is Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt het voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling: dichterbij) dan de werkelijke afstand. Lijkt verder weg dan de werkelijke afstand Voorwerp in werkelijke positie Voorwerp op scherm Voorwerp op scherm A: Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor (Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject) Bij het achteruitrijden nabij een driedimensionaal object Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, bestaat de kans dat de auto het object raakt, ook als de lijn van het geanticipeerde traject niet met het object op het scherm in aanraking komt.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor De afstelling van de beeldkwaliteit kan gemaakt worden terwijl de keuzehendel in de achteruit (R) staat. Er zijn vier instellingen die kunnen worden afgesteld: helderheid, contrast, kleur en kleurtint. Besteed tijdens het afstellen voldoende aandacht aan de omgeving van de auto. 1. Druk op de insteltoets ( van de beeldkwaliteit. ) voor het weergeven van het scherm voor de afstelling 2. Raak de en schermtoetsen aan voor het veranderen van de ingestelde waarde.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem í Het parkeersensorsysteem maakt gebruik van ultrasonische sensoren voor het opsporen van hindernissen rondom de auto bij het parkeren van de auto in een garage of tijdens het fileparkeren wanneer er met een snelheid van ongeveer 10 km/h of minder met de auto wordt gereden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING l Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de werking van het systeem hinderen. l Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING l Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet opsporen. l Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon niet werkt of als het indikatielampje niet brandt wanneer de parkeerhulpsensorsschakelaar wordt ingeschakeld.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qGebruik van het parkeerhulpsensorsysteem De schakelaar kan geactiveerd worden wanneer het contact op ON staat, de keuzehendel in een andere stand dan achteruit (R) staat en de rijsnelheid ongeveer 10 km/h of minder is. Wanneer de parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt, wordt een pieptoon gegeven, wordt de hindernisdetectieaanduiding í op het audioscherm getoond en gaat het indikatielampje in de schakelaar branden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qHindernisdetectieaanduiding í De positie van een sensor die een hindernis heeft bespeurd wordt aangeduid. De meter gaat op verschillende punten branden, afhankelijk van de afstand naar de hindernis die door de sensor bespeurd wordt. Naarmate de auto een hindernis dichter nadert, gaat de zone in de meter dichter bij de auto branden. Bij voertuigen met het parkeersensorsysteem, wordt een type B meter op het scherm getoond.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Melding van systeemproblemen Als er zich een van de problemen voordoet die in onderstaande tabel worden aangegeven, wordt de bestuurder als volgt afhankelijk van het type systeem van het probleem op de hoogte gesteld. Detectieindikator Voor/Achter type A Achter type B Oplossing Loszittende verbinding Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qParkeersensorwaarschuwingszoemer Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Voorste hoeksensor, achterste hoeksensor Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Voorste/achterste hoeksensor Ongeveer 50―38 cm Zoemtoon*1 Gematigd onderbroken geluid Grote afstand Ongeveer 38―25 cm Middenafstand Snel onderbroken geluid Binnen ongeveer 25 cm Nabije afstand Continu geluid *1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qWanneer de waarschuwingsindikator/zoemer geactiveerd is Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren van de zoemtoon en het indikatielampje. Indikatielampje/zoemtoon Controle Het indikatielampje gaat knipperen wanneer de Er is mogelijk een defect in het systeem.
5 Interieurvoorzieningen Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals klimaatregeling en audio-installatie. Klimaatregelsysteem ..................................................................... Bedieningstips ........................................................................... Bediening van de luchtroosters ................................................. Handbediend type ..................................................................... Volautomatisch type ..........
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bedieningstips l Gebruik het klimaatregelsysteem wanneer de motor draait. l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de aanjagerregelknop niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten wanneer het contact op ON staat en de motor niet draait. l De hoeveelheid luchtstroming neemt enigszins af wanneer de i-stop functie tijdens automatische stand in werking is.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bediening van de luchtroosters qAfstelling van de luchtroosters Richten van de luchtstroom Voor het afstellen van de richting van de luchtstroom, de afstelknop verplaatsen. OPMERKING Wanneer de airconditioning gebruikt wordt bij vochtig warm weer, bestaat de kans dat het systeem mist uit de luchtstroomroosters blaast. Dit is geen teken van defect, maar het gevolg van vochtige lucht die plotseling wordt afgekoeld.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qKiezen van de luchtstroomfunctie Dashboardluchtroosters Ontwasemings- en vloerluchtroosters Dashboard- en vloerluchtroosters Ontwasemingsluchtroosters Vloerluchtroosters 5-4
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Handbediend type Aanjagerregelknop Temperatuurregelknop Functiekeuzeregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor aanvoer van buitenlucht) A/C schakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor gerecirculeerde lucht) qRegelschakelaars Temperatuurregelknop Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qVerwarming Druk voor het uitschakelen van de airconditioning de schakelaar nogmaals in. 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht. OPMERKING Wanneer de buitentemperatuur in de nabijheid komt van 0 °C, het airconditioningsysteem niet gebruiken. 3. Zet de temperatuurregelknop in de stand voor verwarmde lucht. Luchtinlaatkeuzeschakelaar 4.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem 4. Schakel de airconditioning is door het indrukken van de A/C schakelaar. 5. Stel nadat het koelen is begonnen de aanjagerregelknop en temperatuurregelknop naar wens af voor het handhaven van de meest comfortabele temperatuur. OPGELET Als de airconditioning wordt gebruikt tijdens het oprijden van lange hellingen of in druk verkeer, het waarschuwingslampje voor motorkoelvloeistoftemperatuur in het oog houden om te zien of dit oplicht of knippert (pagina 4-41).
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem 3. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. 4. Indien verwarming met ontvochtiging gewenst is, de airconditioning inschakelen. WAARSCHUWING De voorruit niet ontwasemen met behulp van de stand met de temperatuurregelaar in de stand voor koude lucht: Gebruik van de stand met de temperatuurregelaar in de stand voor koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit het beslaan van de voorruit kan veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Volautomatisch type Klimaatregelinginformatie wordt getoond op de display.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING l Als bij automatische regeling een van de volgende regelknoppen of schakelaars bediend wordt, gaat het AUTO schakelaar indikatielampje uit. l l l Functiekeuzeregelknop Aanjagerregelknop Voorruitontwasemingsschakelaar De functies voor andere regelknoppen en schakelaars dan die hierboven bediend worden blijven werken in automatische regeling.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem A/C schakelaar Door het indrukken van de A/C schakelaar terwijl de AUTO schakelaar is ingeschakeld wordt de airconditioning uitgeschakeld (koeling/ ontvochtigingsfuncties). De airconditioning kan in- en uitgeschakeld worden door het indrukken van de A/C schakelaar terwijl de aanjagerregelknop ingeschakeld is. Verandert als volgt telkens wanneer de A/C schakelaar wordt ingedrukt.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Voorruitontwasemingsschakelaar Druk op de schakelaar voor het ontwasemen van de voorruit en de voorportierruiten. OPMERKING l Wanneer de temperatuur op het hoogste of laagste niveau wordt ingesteld, zal de gewenste temperatuur niet sneller worden verkregen. l Bij het kiezen van hete lucht, zal het systeem de luchtstroom beperken totdat deze is opgewarmd om te voorkomen dat koude lucht uit de luchtroosters wordt geblazen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem WAARSCHUWING Zonlichtsensor Zet bij het ontwasemen de temperatuurregelaar in de stand voor hete of warme lucht ( stand): met de Gebruik van de stand temperatuurregelaar in de stand voor koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit het beslaan van de voorruit kan veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Antenne qType A í De antenne is in het ruitglas ingebouwd. OPGELET Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van een ruit met een antenne een zachte doek bevochtigd met lauw water en veeg de antennedraden voorzichtig af. Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen kan beschadiging van de antenne veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de audio-installatie niet gedurende langere tijd aan laten staan terwijl de motor niet draait. Als een mobiele telefoon of een CB radio in of bij de auto wordt gebruikt, kan dit tot gevolg hebben dat de audio-installatie storing te horen geeft, dit duidt er echter niet op dat de installatie defect is.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie De signalen van FM zenders zijn vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien deze niet om hoeken kunnen buigen maar wel weerkaatst kunnen worden. In tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM signalen niet verder reiken dan de horizon. Dit is de reden waarom FM zenders geen grote afstanden kunnen overbruggen, hetgeen AM zenders wel kunnen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Storing als gevolg van een te zwak signaal In sommige stedelijke gebieden is de ontvangst zwak, aangezien de zender zich op een te grote afstand bevindt. De ontvangst in dergelijke randgebieden wordt gekenmerkt door het uiteenvallen van het geluid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Behandeling van de CD speler Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l De CD draait met hoge snelheid binnen in het apparaat. Defecte (gebarsten of kromgetrokken) CD's mogen nooit worden gebruikt. l Gebruik geen onconventionele discs zoals hartvormige of achtkantige discs, enz. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l De CD speler is bestemd voor de weergave van CD's die voorzien zijn van het identificatielogo zoals hieronder getoond. Er kunnen geen andere discs worden weergegeven. l Gebruik discs die legaal geproduceerd zijn. Als illegaal gekopiëerde discs zoals onwetmatig geproduceerde discs gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. l Let er op bij het gebruik van CD's nooit het signaaloppervlak aan te raken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l Als CD's bewaard worden in de auto wanneer deze aan direct zonlicht of hoge temperaturen is blootgesteld, kunnen de CD-R/CD-RW's zodanig beschadigd worden dat ze niet meer afspeelbaar zijn. l Een CD-R/CD-RW van meer dan 700 MB kan niet worden afgespeeld. l De kans bestaat dat deze installatie bepaalde discs die gemaakt zijn met behulp van een computer niet kan afspelen als gevolg van de instelling van de gebruikte toepassing (schrijfsoftware).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l Deze installatie kan MP3's afspelen met bemonsteringsfrequenties van 8/11,025/12/16/22,05/24/32/44,1/48 kHz. Deze installatie kan MP3's afspelen die opgenomen zijn met bitsnelheden van 8 kbps tot 320 kbps. Niettemin, om er zeker van te zijn dat u kunt genieten van muziek met consistente geluidskwaliteit wordt het aanbevolen gebruik te maken van discs die opgenomen zijn met een bitsnelheid van 128 kbps of meer.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l Deze installatie kan MP3 bestanden afspelen met in totaal acht niveaus. Echter, naarmate een disc meer niveaus heeft, zal het langer duren voordat deze met afspelen begint. Het wordt aanbevolen discs op te nemen met twee niveaus of minder. l Eén enkele disc met in totaal 512 bestanden kan worden afgespeeld en één enkele map met in totaal 255 bestanden kan worden afgespeeld. l Bij het benamen van een MP3 bestand, er voor zorgen een MP3 bestandsextensie (.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bitsnelheid Duidt op het volume van gegevens van per seconde, uitgedrukt in bps (bits per seconde). In het algemeen geldt dat naarmate het getal van de overdrachtbitsnelheid groter is bij het comprimeren van een MP3 bestand, er meer informatie betreffende de muzikale reproductie wordt overgebracht, hetgeen tot gevolg heeft dat de geluidskwaliteit beter wordt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l WMA bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.wma” toe aan het einde van de bestandsnaam en schrijf deze vervolgens op de disc.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBedieningstips voor USB apparaat OPMERKING Dit apparaat ondersteunt weergave van MP3/WMA/AAC bestanden die zijn opgenomen op een USB apparaat. OPMERKING l l l Muziekgegevens (MP3/WMA/AAC (.m4a) formaat) die zijn opgeslagen in een apparaat dat werkt volgens de norm voor USB massaopslag (zoals een USB flash-geheugen) kunnen worden afgespeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afspeelbaar WMA bestand specificatie Afspeelbare WMA bestanden zijn als volgt: Afspeelbaar AAC bestand specificatie Afspeelbare AAC bestanden zijn als volgt: Onderwerp Technische gegevens Onderwerp Technische gegevens Bemonsteringssnelheid Bitsnelheid Inhoud Windows Media Audio Versie 7.0, 8.0, 9.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBedieningstips voor iPod Dit apparaat ondersteunt weergave van muziekbestanden die zijn opgenomen op een iPod. l iPod is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. l iPod classic is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. l iPod nano is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. l iPod touch is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen.
NOTITIES 5-28
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type A/Type B) í Type A (RDS* niet-compatibel) Type B (RDS* compatibel) *Radio data systeem De illustratie geeft een typisch voorbeeld. Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ................................................................... pagina 5-30 Bediening van de radio (Type A) ................................................................... pagina 5-32 Bediening van de radio (Type B) .................................................................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qAan/uit/Volume/Geluidsregelaars Audioregelknop Aan/uit/volumeknop De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Installatie AAN/UIT Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie uit te schakelen. Afstelling van het volume Draai de aan/uit/volumeknop om het volume af te stellen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aanduiding Instelwaarde Linksom Rechtsom draaien draaien Niveau verlagen Niveau verhogen (Volumebalans voor/achter) Afname van de lage tonen Afname van de hoge tonen Verplaatsing van het geluid naar voren Toename van de lage tonen Toename van de hoge tonen Verplaatsing van het geluid naar achteren (Volumebalans links/rechts) Verplaatsing Verplaatsing van het van het geluid naar geluid naar rechts links (Automatische afstelling van het volume) (Lage tonen)
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type A) Zenderaftasttoetsen Voorkeuzezendertoetsen Scan-toets Handbediende afstemming Automatische geheugenopslagtoets Bandkeuzetoetsen Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Als u de zenderaftasttoets ( , ) ingedrukt blijft houden, zal de frequentie continu blijven veranderen zonder te stoppen. Afstemming via scan Druk de scan-toets ( ) in om automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden. Voor het vasthouden van een zender, de scan-toets ( ) tijdens dit interval van 5 seconden nogmaals indrukken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type B) Verkeersinformatietoets Programmatype informatietoetsen Zenderaftasttoetsen Voorkeuzezendertoetsen Scan-toets Bandkeuzetoetsen Handbediende afstemtoets/Audioregelknop Automatische geheugenopslagtoets Radio AAN Afstemmen Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING OPMERKING Als u de zenderaftasttoets ( , ) ingedrukt blijft houden, zal de frequentie continu blijven veranderen zonder te stoppen. Terwijl RDS wordt ontvangen wordt het identificatielogo van de zender getoond, echter alleen als het zenderidentificatielogo wordt verzonden. Afstemming via scan Druk de scan-toets ( ) in om automatisch de sterke zenders af te tasten. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer 5 seconden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Radio data systeem (RDS) OPMERKING Het radio data systeem (RDS) werkt niet als dit zich buiten het servicegebied van het systeem bevindt. Alternatieve frequentie (AF) AF functioneert voor de FM zenders. Druk op de audioregelknop en kies de AF modus om deze in te schakelen en “AF” wordt getoond. Als de radio-ontvangst van de huidige zender zwakker wordt, schakelt het systeem automatisch over naar een andere zender.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk op de programmatype informatietoets ( , ) totdat de pieptoon klinkt. De installatie begint met het opsporen van uitzendingen en zal als er geen worden gevonden “Nothing” tonen en vervolgens terugkeren naar de voorheen ingestelde golfband. (Opslaan van programmatypen onder de zendervoorkeuzetoetsen:) 1. Druk op de programmatype informatietoets ( , ) wanneer de programmatype code wordt getoond. 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de compact disc (CD) speler Herhaalde weergavetoets Laadtoets Willekeurige volgorde weergavetoets CD gleuf CD uitwerptoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets CD weergavetoets Teksttoets Scan-toets Bestandsregelknop Afspeelbare gegevens Uitwerpen van een CD l Muziekgegevens (CD-DA) l MP3/WMA/AAC bestand Druk op de CD uitwerptoets ( CD uit te werpen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk op de spoor vooruit toets ( ) of draai de bestandsregelknop eenmaal rechtsom om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop binnen enkele seconden na het begin van de weergave linksom om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie (Map herhalen) Druk tweemaal op de herhaaltoets (1) tijdens weergave om de weergave van het huidige muziekstuk in de map te herhalen. “FOLDER RPT” wordt tijdens weergave getoond. Druk voor annuleren op de herhaaltoets (1) terwijl “FOLDER RPT” wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie MP3/WMA/AAC CD Bestandsnummer/Verstreken tijd Mapnummer/Bestandsnummer Bestandsnaam Mapnaam Albumnaam Muziekstuknaam Artiestnaam OPMERKING l De informatie die zichtbaar is op de display is enkel CD informatie (zoals artiestnaam, muziekstuktitel) die op de CD is opgenomen. l Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden. Niettoonbare tekens worden aangegeven door een sterretje ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort í Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Gebruik een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type C/Type D) í OPGELET Oefen geen druk uit op het scherm en druk er niet met puntige voorwerpen tegen. Anders bestaat de kans op beschadiging van het scherm. Type C (RDS* niet-compatibel) Type D (RDS compatibel) Met navigatietoets Zonder navigatietoets * Radio data systeem De illustratie geeft een typisch voorbeeld. Aan/uit/Volume/Display/Geluidsregelaars .....................................................
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qAan/uit/Volume/Display/Geluidsregelaars Insteltoets Audiotoets Telefoontoets Navigatietoets Audioregelknop Aan/uit/volumeknop De afbeelding toont als voorbeeld de type C eenheid. Bepaalde modellen. Installatie AAN/UIT Kleurtintafstelling*1 Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audio-installatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audio-installatie uit te schakelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie : Schakelt het scherm automatisch over al naargelang de conditie van de koplampverlichting OPMERKING l Het parkeersensorscherm wordt tijdelijk weergegeven wanneer de parkeersensor geactiveerd wordt. Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-180. l Het scherm kan ook met behulp van de spraakherkenning uitgeschakeld worden. Zie Spraakherkenning op pagina 5-89. *1 De instelling kan niet worden gemaakt in de achteruitrijcameramodus.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstelling van het audiogeluid Druk op de audioregelknop of raak de schermtoets aan om het geluidinstelscherm te tonen. Aanduiding Bass (Lage tonen) Treble (Hoge tonen) Balance (Volumebalans links/rechts) Fader (Volumebalans voor/achter) Piep (Audiobedieningsgeluid) VI-volume *2 (TA onafhankelijk volume: Volumeinstelling voor het ontvangen van verkeersinformatie.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l l Centerpoint ® werkt optimaal met een 2-kanaal stereo CD. Audiobestanden die gecodeerd zijn met hoge compressie kunnen worden afgespeeld, echter dit kan een slechte geluidskwaliteit tot gevolg hebben. Centerpoint ® is beschikbaar voor 2kanaal stereo audio, behalve voor MW/LW radio/FM radio/AUX/USB/ iPod/Bluetooth® audio.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type C) Audiotoets Zenderaftasttoets Handbediende afstemtoets De illustratie geeft een typisch voorbeeld. Radio AAN Afstemmen Druk op de audiotoets ( ) en raak de of schermtab aan. De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING OPMERKING Als u de zenderaftasttoets ( , ) ingedrukt blijft houden, zal de frequentie continu blijven veranderen zonder te stoppen. De geprogrammeerde frequentie wordt op de voorkeuzezendertoets getoond. Afstemming via scan U kunt zoeken naar ontvangbare radiozenders door de schermtoets aan te raken. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer vijf seconden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type D) Audiotoets Zenderaftasttoetsen Handbediende afstemtoets Radio AAN Afstemmen Druk op de audiotoets ( ) en raak de of schermtab aan. De radio beschikt over de volgende afstemmingsmethoden: Afstemming door middel van handbediening, zenderaftasting, scan, voorkeuzekanalen en automatische geheugenopslag. De gemakkelijkste manier voor het afstemmen op zenders is om deze op de voorkeuzekanalen te programmeren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Als u de zenderaftasttoets ( , ) ingedrukt blijft houden, zal de frequentie continu blijven veranderen zonder te stoppen. Afstemming via scan U kunt zoeken naar ontvangbare radiozenders door de schermtoets aan te raken. Het aftasten stopt bij elke zender gedurende ongeveer vijf seconden. Raak de schermtoets eenmaal aan tijdens ontvangst om door te gaan met het ontvangen van een zender.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Radio data systeem (RDS) Alternatieve frequentie (AF) AF functioneert voor de FM zenders. Schakel de AF modus in. “AF” zal op de display verschijnen. Als de radioontvangst van de huidige zender zwakker wordt, schakelt het systeem automatisch over naar een andere zender. Als u naar een regionaal programma wilt blijven luisteren, de REG modus inschakelen. AF/REG in- of uitschakelen Raak in FM modus de “ ” schermtoets aan om over te schakelen naar het optiescherm.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie (Selecteren van Programmatype (PTY)) schermtoets aan op 1. Raak de het zenderlijstscherm om het Wijzig PTY scherm te tonen. 2. Raak de categorienaam aan die u wilt selecteren. schermtoets aan om 3. Raak de terug te keren naar het zenderlijstscherm. Ingelaste uitzendingen Als een ingelaste uitzending wordt ontvangen, krijgt de ingelaste uitzending voorrang, ook wanneer andere functies (radio, CD, USB, iPod of AUX) gebruikt worden en wordt “Alarm” getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de compact disc (CD) speler CD uitwerptoets CD gleuf Audiotoets Spoor vooruit/ snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Bestandsregelknop Afspeelbare gegevens Uitwerpen van een CD l Muziekgegevens (CD-DA) l MP3/WMA/AAC bestand Druk op de CD uitwerptoets ( CD uit te werpen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening op scherm schermtoets aanraken om Blijf de met hoge snelheid een spoor in voorwaartse richting te doorlopen. Blijf de schermtoets aanraken om met hoge snelheid een spoor in achterwaartse richting te doorlopen. Tijdens muziek CD weergave schermtoets aan om de Raak de sporenlijst in de CD te tonen. Spooraftasting 1. Raak de schermtoets aan om de mappenlijst in de CD te tonen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 4. Selecteer het bestand dat u wilt afspelen. (Selectie uit een map waarvan een muziekstuk op dit moment wordt weergegeven) 1. Druk op de schermtoets voor het selecteren van de muziekstuklijst. 2. Raak de schermtoets aan tijdens weergave van het muziekstuk dat u wilt beluisteren en ga verder met de weergave vanaf dat punt. OPMERKING l Als het apparaat op scan blijft ingesteld, zal de normale weergave hervat worden bij het punt waar scan gekozen werd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Shuffleweergave Tijdens muziek CD weergave schermtoets tijdens Raak de weergave aan om de muziekstukken in de CD shuffle weer te geven. “ ” wordt tijdens weergave getoond. Raak de schermtoets terwijl “ ” wordt getoond aan om te annuleren. Tijdens MP3/WMA/AAC CD weergave (Mapshuffle) Raak de schermtoets tijdens weergave aan om de muziekstukken in de mapshuffle weer te geven. “ ” wordt tijdens weergave getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de ingang voor extra apparatuur/USB poort í Audio kan weergegeven worden via de autoluidsprekers door in de handel verkrijgbare draagbare audioapparatuur aan te sluiten op de ingang voor extra apparatuur. Gebruik een in de handel verkrijgbare, impedantievrije (3,5 ) stereo ministekkerkabel. Neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur voor bijzonderheden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Ruitenwisserregeling l 1. Druk op de insteltoets ( OPMERKING ). 2. Raak de schermtab aan om het auto-instelscherm te tonen. De instellingen voor display, geluid en taal kunnen niet worden geïnitialiseerd. 3. Raak het gewenste instellingsitem aan. 4. Selecteer het gewenste instellingsitem uit de lijst door dit aan te raken. 5. Raak de schermtoets aan. Taal 1. Druk op de insteltoets ( ). 2. Raak de schermtab aan om het taalinstelscherm te tonen. 3.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de audiobedieningsschakelaar Met Bluetooth® handsfree Wanneer de audio-installatie is ingeschakeld, is bediening van de audioinstallatie vanaf het stuurwiel mogelijk. OPMERKING l Aangezien de audio-installatie in de volgende gevallen zal worden uitgeschakeld, zullen de schakelaars buiten bedrijf zijn. l l l Wanneer het contact is uit gezet. Wanneer de aan/uit toets op de audio-installatie wordt ingedrukt en de audio-installatie wordt uitgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Radiozenders die eerder met de automatische geheugenopslag zijn opgeslagen kunnen tijdens de ontvangst van een zender die in de automatische geheugenopslag is opgeslagen worden opgeroepen door de zoektoets ( , ) in te drukken. Met elke druk op de toets ( , ) kunnen radiozenders opgeroepen worden in de volgorde waarin deze werden opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gebruik van de commanderschakelaar í qGebruik van de commanderknop qGebruik van de schakelaars rondom de commanderknop Keuzetoets op scherm Druk op een schakelaar rondom de commanderknop zoals hieronder aangegeven om deze te bedienen: : Audioscherm wordt op de display getoond : Navigatiescherm wordt op de display getoond : Bluetooth® telefoneerscherm wordt op de display getoond : Installatie-instelscherm wordt op de display getoond : Dezelfde functies als de sch
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Instellen 1. Duw de commanderknop opzij en verplaats de cursor naar de instellingsitemgroep. 2. Draai de commanderknop en verplaats de cursor naar het gewenste instellingsitem. 3. Druk op de commanderknop. 4. Draai of duw de commanderknop opzij en verander de instellingswaarde. 5. Druk op de commanderknop voor het annuleren van de instellingsmodus.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie WAARSCHUWING De draagbare audioapparatuur of een soortgelijk product niet afstellen tijdens het rijden: Afstellen van de draagbare audioapparatuur of een soortgelijk product tijdens het rijden is gevaarlijk, aangezien u hierdoor van de besturing van de auto kan worden afgeleid, waardoor een ernstig ongeluk kan ontstaan. De draagbare audioapparatuur of een soortgelijk product altijd afstellen wanneer de auto is stopgezet.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van het USB poort/ ingang voor extra apparatuur USB poort Ingang voor extra apparatuur WAARSCHUWING Zorg ervoor dat het aansluitsnoer niet verstrikt raakt tussen de handremhendel of de keuzehendel: Het verstrikt laten raken van het aansluitsnoer tussen de handremhendel of de keuzehendel is gevaarlijk, aangezien dit de besturing van de auto kan hinderen en een ongeluk kan veroorzaken. OPGELET Aansluiting van een apparaat 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de AUX modus Type A / Type B Type C OPMERKING l Wanneer het apparaat niet op de ingang voor extra apparatuur wordt aangesloten, schakelt de modus niet over naar de AUX modus.
NOTITIES 5-67
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de USB modus (Type A/Type B) Herhaalde weergavetoets Willekeurige volgorde weergavetoets Map omhoog toets Map omlaag toets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets USB/AUX toets Teksttoets Bestandsregelknop Scan-toets Type USB modus Afspeelbare gegevens MP3/WMA/AAC bestand Weergave OPMERKING l Weergave van het USB apparaat gebeurt in de volgorde van de mapnummers.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop nadat enkele seconden zijn verstreken linksom om de weergave te starten vanaf het begin van het huidige spoor. Mapzoeken Druk voor het veranderen naar de vorige map op de map omlaag toets ( ), of druk op de map omhoog toets ( ) om door te gaan naar de volgende map. (Map herhalen) Druk tweemaal op de herhaaltoets (1) tijdens weergave om de weergave van de muziekstukken in de huidige map te herhalen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Overschakelen van de display Bij bestanden waarvoor een bestandsnaam en overige informatie is ingevoerd, schakelt de display over tussen de aanduiding van de bestandsnaam en de overige informatie telkens wanneer de ) tijdens het afspelen teksttoets ( wordt ingedrukt. Mapnummer/Bestandsnummer Bestandsnummer/Verstreken tijd display Display scrollen Enkel 9 lettertekens (bestandsnaam) of 13 lettertekens (behalve bestandsnaam) kunnen tegelijkertijd worden getoond.
NOTITIES 5-71
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de USB modus (Type C/Type D) Audiotoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Bestandsregelknop Aan/uit/volumeknop De afbeelding toont als voorbeeld de type C eenheid. Type USB modus Afspeelbare gegevens MP3/WMA/AAC bestand Weergave 1. Zet het contact op ACC of ON. 2. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audio-installatie in te schakelen. ) voor 3. Druk op de audiotoets ( het weergeven van het audioscherm.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Blijf de schermtoets aanraken om met hoge snelheid een spoor in achterwaartse richting te doorlopen. Spooraftasting Bediening met behulp van het audiopaneel Druk op de spoor vooruit toets ( ) of draai de bestandsregelknop eenmaal rechtsom om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop binnen enkele seconden na het begin van de weergave linksom om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Shuffleweergave OPMERKING (Willekeurig afspelen (shuffle) van muziekstukken in een lijst die wordt afgespeeld) Raak de schermtoets tijdens weergave aan. “ ” wordt tijdens weergave getoond. Raak de schermtoets terwijl “ wordt getoond tweemaal aan om te annuleren. ” Tekst scrollen schermtoets aan de Raak de rechterzijde van elke titel aan als de gehele titel niet in een keer getoond kan worden.
NOTITIES 5-75
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de iPod modus (Type A/Type B) Willekeurige volgorde weergavetoets Herhaalde weergavetoets Categorie omlaag toets Categorie omhoog toets Lijst omhoog toets Lijst omlaag toets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Bestandsregelknop Teksttoets USB/AUX toets Scan-toets De volgende iPods kunnen worden aangesloten: l iPod: 5G l iPod classic l iPod nano: 1/2/3/4/5G l iPod touch*1: 1/2 G l iPhone*1: 3G/3GS *1 Enkel voor
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop binnen enkele seconden (afhankelijk van de iPod software versie) na het begin van de weergave linksom om het begin van het vorige spoor op te zoeken. Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop nadat enkele seconden zijn verstreken (afhankelijk van de iPod software versie) linksom om de weergave te starten vanaf het begin van het huidige spoor.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie (Album willekeurig) Druk tweemaal op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave om de muziekstukken in de iPod in willekeurige volgorde weer te geven. “ALBUM RDM” wordt tijdens weergave getoond. Druk voor annuleren op de willekeurige weergavetoets (2) terwijl “ALBUM RDM” wordt getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Display scrollen 13 lettertekens (behalve bestandsnaam) kunnen gelijktijdig worden getoond. Houd voor het tonen van de rest van de lettertekens van een lange titel de ) ingedrukt. De display teksttoets ( toont de volgende 13 lettertekens. Houd ) nogmaals ingedrukt de teksttoets ( nadat de laatste 13 lettertekens getoond zijn om terug te keren naar het begin van de titel. OPMERKING Het aantal tekens dat getoond kan worden is beperkt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de iPod modus (Type C/Type D) Audiotoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Bestandsregelknop Aan/uit/volumeknop De afbeelding toont als voorbeeld de type C eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bediening op scherm schermtoets aanraken om Blijf de met hoge snelheid een spoor in voorwaartse richting te doorlopen. Blijf de schermtoets aanraken om met hoge snelheid een spoor in achterwaartse richting te doorlopen. Spooraftasting Bediening met behulp van het audiopaneel Druk op de spoor vooruit toets ( ) of draai de bestandsregelknop eenmaal rechtsom om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Herhaalde weergave schermtoets tijdens Raak de weergave aan. “ ” wordt tijdens weergave getoond. Raak de schermtoets terwijl “ wordt getoond tweemaal aan om te annuleren. OPMERKING l De schermtoets wordt getoond wanneer de gehele titel niet getoond kan worden. l De informatie (artiestnaam, muzieknaam) wordt enkel getoond wanneer de iPod informatie bevat die op het scherm getoond kan worden. l Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qFoutaanduidingen Als u een foutaanduiding op de display ziet, de oorzaak in de tabel opzoeken. Als u de foutaanduiding niet kunt wissen, de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen. Aanduiding CHECK USB USB-fout CHECK iPod iPod-fout Oorzaak Oplossing Controleer dat de gegevens die opgenomen zijn in het USB apparaat MP3/WMA/AAC bestanden bevatten en sluit het apparaat USB nogmaals correct aan.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® í Beschrijving van Bluetooth® handsfree Wanneer Bluetooth® apparatuur (mobiele telefoon) op de handsfree-eenheid van de auto wordt aangesloten via draadloze verbinding, is het mogelijk telefoongesprekken te voeren of te ontvangen met behulp van de sprekentoets, opneemtoets, ophangtoets op het stuurwiel, het uitspreken van spraakopdrachten of door bediening van het paneel.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOnderdelen Audio-installatie Sprekentoets, opnementoets en ophangentoets Sprekentoets Opnementoets Ophangentoets Microfoon Microfoon Audio-installatie (Type C, Type D) De audio-installatie (Type C, Type D) wordt gebruikt voor het afstellen van het volume en bediening van het aanraakpaneel. Bluetooth® informatie wordt op de display getoond. Het scherm wordt overgeschakeld door de tab aan te raken voor elke functie die gebruikt wordt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Afstelling van het volume De aan/uit/volumeregelknop van de audio-installatie wordt gebruikt voor het afstellen van het volume. Draai de regelknop rechtsom om het volume te verhogen en linksom om het volume te verlagen. Het volume kan ook worden afgesteld met behulp van de volumetoets op het stuurwiel. Het gespreksvolume en het volume van de gesproken begeleiding en de beltoon kunnen elk van te voren worden ingesteld. 1. Raak de 2.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPGELET Bepaalde Bluetooth® mobiele apparatuur is niet compatibel met de auto. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur, Mazda's telefonische klantenservice of website voor informatie betreffende compatibiliteit van Bluetooth® mobiele apparatuur: Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 5. Raak de OPMERKING Als de apparatuurnaam niet kan worden getoond, wordt “...” toegevoegd aan het einde van de titel die wordt getoond. Aansluiten van overige apparatuur 1. Raak de 2. Raak de aan. schermtab aan. schermtoets 4. Raak de schermtoets aan voor aansluiting als handsfree apparatuur. schermtoets aan voor Raak de aansluiting als Bluetooth® audioapparatuur. 5. Raak de schermtoets aan.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Raak de 4. Raak de schermtoets aan. OPMERKING schermtoets aan. qBeschikbare taal l Wanneer het telefoonmenu vanuit het hoofdmenu wordt geactiveerd, wordt de gebruiker geïnformeerd over de beschikbare opties (Bellen, Kiezen, Opnieuw kiezen, Terugbellen of Instellen) via gesproken navigatie. l Zie voor bijzonderheden betreffende de spraakherkenning met het navigatiesysteem het afzonderlijke “NAVIGATIESYSTEEM Instruktieboekje”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Doe het volgende om de begeleiding te activeren: 1. Druk op de sprekentoets. 2. Prompt: “Gereed.” 3. Zeg: [Geluidssignaal] “Handleiding” 4. Prompt: “Handleiding” 5. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX... (Begeleidingsitem)” Display uit/Display aan De display van de audio-installatie kan uit-/ingeschakeld worden door middel van spraakherkenning.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als de prestaties van de spraakherkenning onvoldoende zijn. Zie Oplossen van problemen op pagina 5-110. Bluetooth® handsfree qBellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de contactnaam in het gedownloade telefoonboek of de naam van een persoon waarvan het telefoonnummer in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Contact importeren (telefoonboek downloaden) 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 8. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX... (Bijv. “thuis”)” 9. Prompt: “XXXXX... (Bijv. “John”) XXXX (Bijv. “thuis”). Druk op de knop Opnemen om te bellen, of zeg Terug om een andere naam in te voeren.” of 3. Raak de schermtoets aan om over te schakelen naar apparaatbediening. OPMERKING l Als het telefoonboek reeds geregistreerd is in de handsfree eenheid, wordt het huidige telefoonboek tijdens “alle telefoonboeken downloaden” overschreven.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als een anoniem gesprek wordt ontvangen, is het mogelijk dat het telefoonnummer dat getoond wordt in de belhistorie van de inkomende gesprekken een willekeurig nummer is. Dit is omdat een mobiele telefoon willekeurige nummers naar de auto stuurt. Houd er rekening mee dat in dit geval onderstaande opnieuw bellen en terugbellen functies mogelijk niet functioneren. Verkorte belfunctie Maximaal acht telefoonnummers kunnen geregistreerd worden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Controleer dat de geregistreerde naam en het telefoonnummer worden getoond in het telefoonboek en raak de schermtoets aan. Contact wissen in verkorte belfunctie 1. Raak de schermtab aan. schermtoets aan voor 2. Raak de het contact dat u wilt wissen. schermtoets aan om 3. Raak de het bevestigingsscherm te tonen. 4. Raak de schermtoets aan.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Invoer van getallen of symbolen Gebruik het numerieke toetsenbord. schermtoets om Druk lang op de in te voeren. Raak de schermtoets aan om de huidige ingevoerde waarde te wissen. qOntvangen van een inkomend gesprek 1. Prompt: “Binnenkomend gesprek... druk op de knop Opnemen om te antwoorden” 2. Druk voor het accepteren van het gesprek op de opneemtoets of raak de schermtoets aan. Druk voor het weigeren van het gesprek op de ophangtoets of raak de schermtoets aan.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l Na het ontvangen van een nieuw inkomend gesprek, wordt het eerdere gesprek in de wachtstand geplaatst. l Raak de schermtoets aan of druk op de ophangtoets op het stuurwiel om een gesprek te weigeren. Overschakelen tussen gesprekken Raak de schermtoets aan of druk op de opneemtoets op het stuurwiel. Drieweg belfunctie Raak de schermtoets aan.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Raak het bericht aan dat u wilt tonen. OPMERKING l Berichten die niet zijn gelezen worden als eerste gedownload. l Als bijlage verstuurde gegevens worden niet gedownload. l Berichten tot maximaal 160 bytes kunnen gedownload worden. l Voor elk apparaat wordt een berichtenlijst samengesteld. l Als er ongelezen berichten zijn, wordt het ontvangen-pictogram getoond. l l Als de aangesloten apparatuur niet overeenkomt met MAP 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Berichten beantwoorden Antwoorden van ontvangen berichten kunnen verstuurd worden door te selecteren uit de opgeslagen voorgeprogrammeerde berichten. 1. Raak de schermtab aan. 2. Raak het bericht aan dat u wilt beantwoorden. 3. Raak de schermtoets aan. 4. Selecteer de zin die u wilt versturen uit de voorgeprogrammeerde berichten. schermtoets. 5. Druk op de OPMERKING De voorgeprogrammeerde berichten kunnen niet gewijzigd worden.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. De audio-installatie wordt ingeschakeld. Uitschakelen van de audio-installatie 1. Druk op de sprekentoets. 2. Prompt: “Gereed.” OPMERKING De CD, USB, iPod en BT audiomodi kunnen in de volgende gevallen niet worden gekozen: l De audio-installatie is niet voorzien van een USB apparaat, iPod of BT audio-eenheid. l Er is geen CD ingestoken. 3. Zeg: [Geluidssignaal] “Modus Veranderen” 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Afspelen van een geselecteerde artiest (Bij het afspelen van een USB of iPod) Sporen van een gewenste artiest op een USB apparaat of iPod kunnen afgespeeld worden met behulp van spraakherkenning. Zie Gebruik van de USB modus (Type C/ Type D) op pagina 5-72. Zie Gebruik van de iPod modus (Type C/Type D) op pagina 5-80.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Afspelen van de geselecteerde playlist (Bij het afspelen van een USB of iPod) De sporen van een gewenste playlist op een USB apparaat of iPod kunnen afgespeeld worden met behulp van spraakherkenning. Zie Gebruik van de USB modus (Type C/ Type D) op pagina 5-72. Zie Gebruik van de iPod modus (Type C/Type D) op pagina 5-80.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Scan (Bij het afspelen van een radio of CD) De scanfunctie voor de radio en CD's kan opgestart worden met behulp van spraakherkenning. Zie Bediening van de radio (Type C) op pagina 5-48. Zie Bediening van de compact disc (CD) speler op pagina 5-54. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Prompt: “Gereed.” 3. Zeg: [Geluidssignaal] “Scan (of Scan Uit)” 4. Scan wordt geactiveerd of uitgezet.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGracenote Database De Gracenote media database wordt gebruikt ter verbetering van de spraakherkenning van artiest- en albumnamen met het Mazda Handsfree systeem. Installeer voor een optimaal gebruik van de spraakherkenning, de meest recente database. OPGELET Ga naar de Mazda Handsfree website voor informatie die verband houdt met de meest recente Gracenote database en hoe u deze moet installeren: http://www.mazdahandsfree.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Gracenote® Eindgebruikersovereenkomst Deze toepassing of dit apparaat bevat software van Gracenote, Inc., Emeryville, Californië (“Gracenote”).
Interieurvoorzieningen Bluetooth® GRACENOTE GEEFT GEEN GARANTIES, NOCH UITDRUKKELIJK NOCH IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VOOR HANDELSDOELEINDEN, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, TITELS EN HET ONTBREKEN VAN INBREUK OP BESTAANDE RECHTEN. GRACENOTE GEEFT GEEN GARANTIES TEN AANZIEN VAN DE RESULTATEN DIE U VERKRIJGT DOOR HET GEBRUIK VAN DE GRACENOTESOFTWARE OF EEN GRACENOTE-SERVER.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® audio OPMERKING Bluetooth® specificatie van toepassing Ver. 2,0 of hoger l Responsprofiel l l A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 l AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3/1.4 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van de Bluetooth® audio-installatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient geprogrammeerd te worden in de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® schermtoets terwijl Raak de “ ” wordt getoond aan om te annuleren. Terugspoelen Houd de terugspoeltoets ( ) ingedrukt schermtoets aanraken. of blijf de Shuffleweergave (alleen AVRCP Ver. 1.4) Mapzoeken (alleen AVRCP Ver. 1.4) Raak voor het veranderen naar de vorige map de schermtoets aan of raak de schermtoets aan om door te gaan naar de volgende map. Muziek scan (alleen AVRCP Ver. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qInformatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de display getoond. Apparatuurnaam Resterende batterijlading van apparatuur Titel Artiestnaam Albumnaam Bestandsnummer Weegavetijd Mapnummer AVRCP Ver. lager dan 1.3 X AVRCP AVRCP Ver. 1,4 of Ver. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplossen van problemen ® Bluetooth werkt niet onder de volgende omstandigheden. Controleer of onderstaande condities van toepassing zijn op uw Bluetooth® apparatuur: l l De apparatuur wordt niet correct gebruikt. De apparatuur is niet aangesloten op de Bluetooth® eenheid waarmee de auto is uitgerust. l De batterij van de apparatuur is bijna uitgeput. l Er is apparatuur in de auto geplaatst die de signaalontvangst stoort. l De contactschakelaar is uitgezet.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Paring van apparatuur, problemen met aansluiting Probleem Paring is niet mogelijk Oorzaak Oplossingsmethode Kijk eerst of de apparatuur compatibel is met de Bluetooth® eenheid en controleer vervolgens of de Bluetooth® functie en de zoekmodus/zichtbare instelling*1 op de apparatuur ingeschakeld zijn. ― Neem contact op met een officiële Mazda reparateur of Mazda Bluetooth® handsfree klantenservice als hierna paring nog steeds niet mogelijk is.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Problemen die verband houden met de spraakherkenning Probleem Slechte spraakherkenning Verkeerde herkenning van nummers l l l l l Oorzaak Oplossingsmethode Buitengewoon langzame spraak. Betreffende de oorzaken die links worden aangegeven, letten op de Buitengewoon harde spraak manier waarop u spreekt. Ook (schreeuwen). wanneer getallen achter elkaar Spreken alvorens de pieptoon is worden uitgesproken verbetert de spraakherkenning als er tussen de beëindigd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Betreffende problemen met telefoongesprekken Probleem Oorzaak Oplossingsmethode Aan het begin van een Gedurende ongeveer drie seconden Dit duidt echter niet op een probleem telefoongesprek, zijn rijgeluiden van na het begin van een gesprek, heeft met de apparatuur. de andere partij hoorbaar de storingonderdrukkingsfunctie van de Bluetooth® eenheid enige tijd nodig om zich aan te passen aan de gespreksomgeving.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonnekleppen Interieurverlichting Voor gebruik van een zonneklep aan de voorzijde, deze naar beneden klappen. Voor gebruik bij een van de zijramen, de zonneklep opzij klappen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Voorste kaartleeslampen Wanneer de plafondverlichtingschakelaar in de stand portier of uit staat, op de lens drukken om de voorste kaartleeslampen te laten branden en vervolgens nogmaals op de lens drukken om de lampen uit te schakelen. OPMERKING De voorste kaartleeslampen gaan in onderstaande gevallen als de lens wordt ingedrukt niet uit: l De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand ON.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bagageruimteverlichting De verlichting wordt ook uitgeschakeld wanneer: l Het contact is ingeschakeld en alle portieren zijn gesloten. l Het bestuurdersportier wordt vergrendeld.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Klok De tijd wordt getoond wanneer het contact op ACC of ON gezet wordt. Met volautomatisch type airconditioningsysteem 2. Stel de tijd in met behulp van de tijdinsteltoetsen ( , ). Door het indrukken van de tijdinsteltoets ( ) gaan de uren vooruit. Door het indrukken van de tijdinsteltoets ( ) gaan de minuten vooruit. Terugstellen van de tijd (Type A) 1. Zet het contact op ACC of ON. 2. Druk op de :00 toets. Type A Klok Type B 3.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Stekkerbussen voor accessoires Achter Gebruik uitsluitend originele Mazda accessoires of daaraan gelijkwaardige met een stroomverbruik van niet meer dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A). Het contact dient op ACC of ON te staan.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPGELET l Het is mogelijk dat door aansluiting van bepaalde apparatuur op de stekkerbus voor accessoires problemen met het elektrische systeem van de auto veroorzaakt worden, wat er toe kan leiden dat het waarschuwingslampje gaat branden. Maak de aangesloten apparatuur los en controleer dat het probleem is opgelost. Als het probleem is opgelost, de apparatuur uit de stekkerbus verwijderen en het contact uitzetten.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bekerhouder qVoor Type A WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt. Als de inhoud wordt gemorst, bestaat de kans dat u brandwonden oploopt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Type B Fleshouder Aan de binnenzijde van de portieren bevinden zich fleshouders. Fleshouder qAchter í De achterste bekerhouder bevindt zich in de middelste armsteun van de achterzitting. OPGELET Gebruik de fleshouders niet voor flessen zonder doppen. De kans bestaat dat de inhoud bij het openen of sluiten van het portier gemorst wordt. í Bepaalde modellen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Opbergvakken WAARSCHUWING Houd tijdens het rijden de opbergvakken gesloten: Rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Ter vermindering van de kans op letsel tijdens ongevallen of een plotselinge stop, de opbergvakken tijdens het rijden gesloten houden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qMiddenconsole Voor het openen, de vergrendeling losmaken en het deksel omhoog trekken. qOgen voor het vastzetten van lading WAARSCHUWING Zorg er voor dat bagage en lading alvorens te gaan rijden goed wordt vastgemaakt: Lading die tijdens het rijden niet is vastgemaakt is gevaarlijk aangezien deze bij plotseling afremmen of een botsing kan gaan schuiven of in elkaar gedrukt kan worden en letsel kan veroorzaken. Opberglade De opberglade kan verwijderd worden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qOnderste laadcompartiment í Til de kofferruimteplank omhoog. Hang kleding steeds zonder kleerhangers op aan de kledinghaken en steungrepen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Uitneembare asbak í De uitneembare asbak kan vastgezet en gebruikt worden in een van beide voorste bekerhouders. WAARSCHUWING Leg de vierde golftas met de bovenkant naar links gericht en plaats dan de onderkant van de tas zodanig dat deze naar rechts wijst.
5-126
6 Onderhoud en verzorging Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden. Essentiële informatie ..................................................................... 6-2 Inleiding .................................................................................... 6-2 Periodieke onderhoudsbeurten .................................................... 6-3 Periodieke onderhoudsbeurten .................................................. 6-3 Zelf uit te voeren onderhoud ...............................................
Onderhoud en verzorging Essentiële informatie Inleiding Wanneer u dit instruktieboekje gebruikt als richtlijn bij onderhoud of inspectie van uw auto, dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan en het toebrengen van letsel aan uzelf of aan anderen of beschadiging van de auto te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Periodieke onderhoudsbeurten OPMERKING l Blijf na de aangegeven periode doorgaan met het volgen van het periodieke onderhoud overeenkomstig de voorgeschreven intervallen. l Als resultaat van visuele inspectie of meting van de functies en werking van een systeem (prestatie), corrigeren, reinigen of vernieuwen al naargelang vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten qEuropa Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Elke 120.000 km vernieuwen. Bougies*1 Luchtfilter*2 Motorolie & Oliefilter*3 R Brandstofleidingen en slangen R R R I Dampafzuigsysteem (indien voorzien) R R I R R R I I R R R I I I SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Opmerkingen: *1 Inspecteer in onderstaande landen de bougies elke 10.000 km of 12 maanden alvorens deze bij de genoemde interval te vernieuwen. Albanië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Letland, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Roemenië, Servië, Oekraïne *2 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, dient het luchtfilter vaker gereinigd en indien nodig vernieuwd te worden dan bij de normaal aanbevolen intervallen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten qBehalve Europa Israël Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Bougies Elke 120.000 km of 6 jaar vernieuwen. Brandstoffilter Elke 135.000 km vernieuwen. Dampafzuigsysteem (indien voorzien) I Brandstofleidingen en slangen I SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Opmerkingen: *1 Voer de correctie voor de hoeveelheid brandstofinspuiting uit. *2 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren. Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000 km of korter inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 Onderhoudsfrequentie Aandrijfriemen*1 Motorolie Oliefilter Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 I I I I I I I I I I I I Rusland/WitR R R R R R R R R R R R Rusland*2 *3 Azerbeidzjan Elke 5000 km of 6 maanden vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsfrequentie Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Banden (inclusief reservewiel) (met afstelling van de bandenspanning)*10 Lekke band noodreparatieset (indien voorzien)*11 I I I I I I I I I I I I Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *6 Indien de auto gebruikt wordt in gebieden met veel zand of stof, het luchtfilter elke 7500 km of 6 maanden reinigen. *7 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks verversen. *8 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke 45.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland SKYACTIV-D 2.2 Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabelsymbolen: I: Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen. R: Vernieuwen C: Reinigen T: Vastdraaien L: Smeren Opmerkingen: *1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren. Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000 km of 12 maanden inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Israël/Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Brandstoffilter Elke 60.000 km vernieuwen. Elke 120.000 km vernieuwen. Bougies*1 Dampafzuigsysteem I I I I I I I I (indien voorzien) SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 Bouten en moeren op chassis en T T T T T T T T carrosserie Toestand van carrosserie Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *8 Indien de auto in buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu en het soortelijk gewicht elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. *9 Indien u een intensief gebruik van de remmen maakt (bijvoorbeeld, regelmatig met hoge snelheid of in berggebieden rijdt), of wanneer de auto in zeer vochtige klimaten gebruikt wordt, de remvloeistof jaarlijks verversen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit als u niet voldoende kennis en ervaring heeft of niet over het juiste gereedschap of de juiste uitrusting beschikt welke voor de uitvoer van het werk noodzakelijk is. Laat onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door een deskundige monteur: Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan gevaar opleveren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap 2. Steek uw hand in de motorkapopening, schuif de slothefboom naar rechts en til de motorkap omhoog. WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap gesloten en stevig vergrendeld is: Een motorkap die niet gesloten is en niet stevig is vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze tijdens het rijden open kan vliegen en het uitzicht van de bestuurder kan belemmeren, hetgeen een ernstig ongeluk kan veroorzaken. qOpenen van de motorkap 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qSluiten van de motorkap 1. Controleer de ruimte onder de motorkap om te zien of alle vuldoppen op hun plaats aangebracht zijn en of alle losse voorwerpen (bijv. gereedschap, oliecontainers, enz.) verwijderd zijn. 2. Til de motorkap omhoog, neem de steunstang vast bij het gedeelte met de stootrubber en zet de steunstang in de klem vast. Controleer of de steunstang stevig in de klem vastzit alvorens de motorkap te sluiten. Klem Klem Klem 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Overzicht van de motorruimte SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 Reservoir van voorruitensproeiervloeistof Rem/koppelingsvloeistofreservoir Accu Zekeringenblok Motorolievuldop Motorkoelvloeistofreservoir Dop van koelsysteem Motoroliepeilstok SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie OPMERKING Het verversen van de motorolie dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. qAanbevolen olie Voor het behouden van de onderhoudsinterval (pagina 6-3) en ter bescherming van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specificatie.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Het gebruik van oliesoorten met een andere viscositeit dan welke is aanbevolen voor de betreffende buitentemperatuur, kan beschadiging van de motor tot gevolg hebben. l (SKYACTIV-D 2.2) SKYACTIV-D 2.2 gebruikt voorgeschreven olie. Controleer de specificatie in het instruktieboekje.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING l Inspecteer het motoroliepeil regelmatig. Als bij het inspecteren van de motorolie het motoroliepeil hoger is dan het “X” merkteken op de peilstok, de motorolie verversen. Wij bevelen een deskundige reparateur aan, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 7. Steek de peilstok volledig in. SKYACTIV-D 2.2 Vol In orde Laag OPMERKING (SKYACTIV-D 2.2) Bij het inspecteren van het motoroliepeil de oliepeilstok recht naar buiten trekken, zonder deze te draaien. Bij het weer insteken van de oliepeilstok deze steeds insteken zonder te draaien, zodat het “X” merkteken in de richting van de voorzijde van de auto wijst. 5. Trek de peilstok weer naar buiten en controleer het oliepeil.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkoelvloeistof WAARSCHUWING qControleren van het motorkoelvloeistofniveau WAARSCHUWING Geen lucifers of open vuur in de motorruimte gebruiken. VUL GEEN MOTORKOELVLOEISTOF BIJ WANNEER DE MOTOR HEET IS: Een hete motor is gevaarlijk. Als de motor gedraaid heeft, kunnen delen van de motorruimte bijzonder heet worden. U kunt daardoor brandwonden oplopen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 OPGELET l Radiateurkoelvloeistof tast de laklaag aan. Spoel dit bij morsen onmiddellijk af. l Gebruik enkel zacht (gedemineraliseerd) water in het koelvloeistofmengsel. Water dat mineralen bevat doet afbreuk aan de effectieve werking van de koelvloeistof. l Niet enkel water toevoegen. Steeds bijvullen met een juist koelvloeistofmengsel.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Als de aanduiding “FL22” op of in de buurt van de koelsysteemdop wordt aangegeven, FL22 type motorkoelvloeistof gebruiken. Als andere motorkoelvloeistof dan type FL22 wordt gebruikt, dient de motorkoelvloeistof eerder vernieuwd te worden dan de voorgeschreven vernieuwingsinterval zoals aangegeven in het schema voor periodieke onderhoudsbeurten (pagina 6-3).
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Model met links stuur Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof qControle van het sproeiervloeistofniveau WAARSCHUWING Model met rechts stuur Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Indien er geen ruitensproeiervloeistof voorhanden is, kan er gewoon water worden gebruikt. Gebruik echter in een koud klimaat een sproeiervloeistofoplossing om bevriezing te voorkomen. OPMERKING Voor de levering van sproeiervloeistof naar de voorste en achterste ruitensproeier wordt gebruik gemaakt van hetzelfde reservoir.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Ruitenwisserbladen OPGELET l Het is gebleken dat een “hot wax” behandeling, zoals in automatische auto-was installaties een nadelige invloed op de reinigende werking van de ruitenwissers heeft. l Gebruik geen benzine, petroleum, terpentijn of andere chemische middelen in de nabijheid van of op de ruitenwisserbladen om beschadiging er van te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 1. Zet de ruitenwisserarm omhoog. 2. Open de klem en schuif het wisserblad in de richting van de pijl. 3. Zet het wisserblad schuin en verwijder dit van de arm. 4. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. 5. Verwijder de metalen houders van beide wisserbladrubbers en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. l Indien de metalen houders omgewisseld worden, is het mogelijk dat het wisserblad minder goed wist. Gebruik dus niet de metalen houders van de bestuurderszijde op de passagierzijde of omgekeerd. l OPGELET Probeer de ruitenwisser niet met de hand te bewegen om beschadiging van de ruitenwisserarm of overige onderdelen te voorkomen. 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber voorzichtig naar binnen. Monteer het wisserblad daarna in de omgekeerde volgorde van het verwijderen er van. 3. Verwijder de metalen houders van het wisserbladrubber en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers. OPGELET De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Accu WAARSCHUWING Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren: Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van oogbescherming: Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met de carrosserie van de auto: Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOnderhoud van de accu qInspectie van het niveau van het accu-elektroliet Wanneer het niveau van het accuelektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat de accu snel uitgeput raakt. Voor het in optimale conditie houden van uw accu: l Zorg er voor dat de accu steeds stevig gemonteerd is. l Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOpladen van de accu OPMERKING l l l Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren of deze op te laden, dienen alle accessoires te worden uitgeschakeld en de motor te worden afgezet. l Neem voor het vernieuwen van de accu contact op met een officiële Mazda dealer. Bij het aansluiten van de accu deze als laatste bevestigen. l Alvorens de accu te laden de doppen verwijderen. l (Met i-stop systeem) De accu niet snelladen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De volgende condities geven aan dat de batterij nagenoeg uitgeput is: l Het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep knippert gedurende ongeveer 30 seconden nadat de motor is stopgezet (bij voertuigen met type A meter, worden de berichten getoond in de instrumentengroep). l Het systeem functioneert niet en het bedrijfsindikatielampje op de zender knippert niet wanneer de toetsen worden ingedrukt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Verwijder het batterijdeksel en verwijder vervolgens de batterij. 7. Steek de hulpsleutel weer naar binnen. OPGELET 5. Plaats een nieuwe batterij met de positieve pool naar boven gericht en dek de batterij vervolgens af met het batterijdeksel. l Zorg ervoor de rubber ring aangegeven in de afbeelding niet te bekrassen of te beschadigen. l Als de rubber ring los is komen te zitten, deze opnieuw bevestigen alvorens een nieuwe batterij te plaatsen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Banden Voor uw veiligheid, een minimaal brandstofverbruik en een optimale levensduur van de banden, dient u de banden steeds op de aanbevolen bandenspanning te houden en het voor uw auto aanbevolen belastbare gewicht en de gewichtsverdeling niet te overschrijden. WAARSCHUWING Gebruik van banden van verschillende soort: Het rijden met uw auto is gevaarlijk wanneer er banden van verschillende soort op gemonteerd zijn.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De spanningen van alle banden (inclusief het reservewiel í) dient maandelijks gecontroleerd te worden wanneer de banden koud zijn. Voor de beste rijeigenschappen, optimale wegligging van de auto en een minimale slijtage van de banden, dient u de banden op de aanbevolen spanning te houden. Zie de bandenspanningstabel (pagina 9-10).
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOnderling verwisselen van de banden WAARSCHUWING Verwissel periodiek de banden onderling: Onregelmatige slijtage van de banden is gevaarlijk. Voor een gelijkmatige bandenslijtage wordt het voor het behoud van een goede bestuurbaarheid en goede remprestaties aanbevolen de banden om de 10.000 km onderling te verwisselen, of eerder, wanneer er blijk is van onregelmatige slijtage.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qVernieuwen van een band WAARSCHUWING Gebruik steeds banden die in goede conditie zijn: Rijden met versleten banden is gevaarlijk. Het verminderde remvermogen, de verslechtering van de bestuurbaarheid en de wegligging kan een ongeluk veroorzaken. Vervang alle vier banden tegelijkertijd: Het vervangen van enkel één band is gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l l l De velg van het noodreservewiel niet gebruiken voor het monteren van een conventionele band of voor het aanbrengen van sneeuwkettingen. Geen van beiden zal juist passen waardoor zowel de band als de velg beschadigd kunnen raken. Het profiel van de band van het noodreservewiel heeft een levensduur van maximaal 5000 km. Het is mogelijk dat de levensduur van het profiel korter is, afhankelijk van de rijomstandigheden.
NOTITIES 6-49
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Gloeilampen Met xenon gasontlading koplampen 6-50 Met halogeen koplampen
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Dimlicht/grootlicht) Dagverlichting Koplampen (Dimlicht) Koplampen (Grootlicht)/Dagverlichting í Mistlampen voor í Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen Zijrichtingaanwijzerlampen Lampen van rem-/achterlichten Achterste richtingaanwijzerlampen Achterlichten (Zijde achterklep) Achteruitrijlampen Mistlamp achter (Model met links stuur) í Mistlamp achter (Model met rechts stuur) í Middelste remlicht Kentekenplaatlampen Plafondlamp (Voor)/
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING De xenon gasontladingslampen niet zelf vervangen: Het zelf vervangen van xenon gasontladingslampen is gevaarlijk. Aangezien de xenon gasontladingslampen gebruik maken van hoge spanning, bestaat de kans op een elektrische schok als de lampen verkeerd behandeld worden. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur wanneer vervanging noodzakelijk is.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar achteren te trekken. 2. Til de motorkap omhoog. 3. (Rechterzijde) Verwijder het reservoir van de voorruitensproeiervloeistof uit de geleider. Geleider 4. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze. Verwijder de gloeilamp voorzichtig uit de lamphouder in de reflector door deze langzaam recht naar achteren uit de houder te trekken. 3. (Rechterzijde) Verwijder het reservoir van de voorruitensproeiervloeistof uit de geleider. Geleider Reservoir van voorruitensproeiervloeistof 4. Trek het afsluitkapje los. 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. (Zonder dagverlichting) 5. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze. Verwijder de gloeilamp voorzichtig uit de lamphouder in de reflector door deze langzaam recht naar achteren uit de houder te trekken. 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Til de motorkap omhoog. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. Voorste richtingaanwijzerlampen Verwijderen Monteren Positielampen 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats. 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 5. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6. Maak de gloeilamp los uit de houder. Mistlampen voor í 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. 5. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. Verwijderen Monteren 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats. 6. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zijrichtingaanwijzerlampen Aangezien de procedure nogal ingewikkeld en moeilijk is, dient het vervangen van de LED lampen door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. Achterlichten (Zijde achterklep), Achteruitrijlampen OPMERKING Vervangen van de LED gloeilamp is niet mogelijk, aangezien deze in de lampeenheid is ingebouwd. Vervang de lampeenheid.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Achterste richtingaanwijzerlampen Mistlamp achter í 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen en de afdekking. Verwijderen Achterlichten (Zijde achterklep) Monteren 3. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achteruitrijlampen 5.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Middelste remlicht Aangezien de procedure nogal ingewikkeld en moeilijk is, dient het vervangen van de LED lampen door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. OPMERKING Vervangen van de LED gloeilamp is niet mogelijk, aangezien deze in de lampeenheid is ingebouwd. Vervang de lampeenheid. Kentekenplaatlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Make-up spiegeltje verlichtingen Achterste kaartleeslampen 3. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Bagageruimteverlichting 1. Omwikkel een kleine platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder de lenseenheid voorzichtig door de rand van de lenseenheid voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Maak de elektrische stekker los van de gloeilamp door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en aan de stekker te trekken. Zekeringen De elektrische installatie van uw auto is beveiligd tegen beschadiging door overbelasting door middel van zekeringen. Indien een van de lampen, elektrische accessoires of bedieningsorganen van uw auto niet functioneert, dient u de betreffende circuitbeveiliging te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Open de kap van het zekeringenpaneel. 3. Trek de zekering recht uit met behulp van de zekeringtrekker welke aangebracht is op het zekeringenblok in de motorruimte. 5. Druk een nieuwe zekering van hetzelfde amperage op de plaats en controleer of deze goed in de klemmen vastzit. Als dit niet het geval is, de zekering door een deskundige reparateur laten installeren. Bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Verwijder de kap van het zekeringenblok. WAARSCHUWING De hoofdzekering niet zelf vervangen. Laat het vervangen van de zekering over een aan officiële Mazda reparateur: Het zelf vervangen van de zekering is gevaarlijk, omdat de MAIN zekering een hoogspanningszekering is. Als de zekering op onjuiste wijze wordt vervangen, kan dit een elektrische schok of kortsluiting veroorzaken en brand teweeg brengen. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qBeschrijving van het zekeringenpaneel Zekeringenblok (Motorruimte) BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 ADD FAN GE IG2 INJECTOR FAN DE P.WINDOW1 ― ADD FAN DE EVVT DEFOG DCDC DE FAN GE ― ― ― ENG.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING 18 19 20 21 22 WIPER HEATER DCDC REG ENGINE.IG1 C/U IG1 H/L LOW L HID L H/L LOW R ENGINE3 ENGINE2 ENGINE1 AT H/CLEAN A/C AT PUMP STOP R.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING 53 54 HORN ROOM ZEKERINGCAPACITEIT 15 A Claxon 15 A Plafondlamp BEVEILIGD ONDERDEEL *1 Met xenon gasontlading koplampen *2 Met halogeen koplampen Zekeringenblok (Linkerzijde) BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 P.SEAT D P.WINDOW3 R.OUTLET3 P.WINDOW2 SRS2/ESCL D.LOCK SEAT WARM SUNROOF F.OUTLET MIRROR R.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING ― ― ― ― M.DEF ― ― AT IND P.SEAT P 13 14 15 16 17 18 19 20 21 6-68 í Bepaalde modellen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van de carrosserie Bij het aanbrengen van de lak op uw Mazda is voor wat betreft de samenstelling en de spuitmethoden gebruik gemaakt van de laatste technische ontwikkelingen. De beschermende eigenschappen van de lak kunnen echter aangetast worden door schadelijke stoffen in het milieu indien de laklaag niet op de juiste wijze wordt onderhouden. Hier volgen enkele voorbeelden van mogelijke beschadiging en tips hoe u dit kunt helpen voorkomen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Vogeluitwerpselen kunnen verwijderd worden met behulp van een zachte spons en water. Indien u onderweg bent en dit niet beschikbaar is, kan het probleem ook met een natte papieren zakdoek verholpen worden. Het betreffende gedeelte dient daarna overeenkomstig de instructies in dit hoofdstuk in de was gezet te worden. Insecten en boomhars kunnen het beste verwijderd worden met een zachte spons en water of met een chemisch reinigingsmiddel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Volg bij gebruik van een chemisch reinigingsmiddel of poetsmiddel alle aanwijzingen op het etiket en de container. Lees alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING l Mazda stelt zich niet verantwoordelijk voor krassen die veroorzaakt worden door automatische auto-wasinstallaties of door een verkeerde manier van wassen. l Krassen zijn duidelijker waarneembaar op auto's met donkere kleuren. Voor het minimaal houden van de kans op het ontstaan van krassen op de laklaag: l Alvorens de auto te wassen, eerst alle vuil of vreemde bestanddelen afspoelen met behulp van lauw of koud water.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk 3. Bij het in de was zetten de laag was gelijkmatig aanbrengen met behulp van de bijgeleverde spons of een zachte doek. Het is natuurlijk het beste wanneer u dergelijke werkzaamheden aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur overlaat. 4. Veeg de was af met behulp van een zachte doek.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen of sterke reinigingsmiddelen welke in hoge mate alkali of bijtende bestanddelen bevatten op onderdelen van chroom of geanodiseerd aluminium. Dit kan beschadiging van de beschermlaag tot gevolg hebben alsmede verkleuring of aantasting van de laklaag.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk qOnderhoud van plastic onderdelen l Bij het reinigen van de plastic lenzen van de lampen, geen benzine, petroleum, gezuiverde alcohol, verfverdunner, reinigingmiddelen met hoge zuurtegraad of sterke alkalische reinigingsmiddelen gebruiken. Anders kunnen deze chemische middelen de buitenoppervlakken doen verkleuren of beschadigen, wat een beduidend verlies aan functionaliteit tot gevolg kan hebben.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van het interieur WAARSCHUWING Spuit geen water in de cabine: Het is gevaarlijk wanneer water op elektrische onderdelen zoals de audioinstallatie en schakelaars terechtkomt, aangezien dit defecten of brand kan veroorzaken. qVoorzorgsmaatregelen betreffende het dashboard Voorkom dat bijtende oplossingen zoals parfum en cosmetische olie in aanraking komt met het instrumentenpaneel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING l Echt leer is een natuurlijk materiaal en daarom is het oppervlak ervan niet gelijkmatig en kan dit natuurlijke schrammen, krassen en plooien bevatten. l Om het materiaal zo lang mogelijk in goede conditie te houden wordt regelmatig onderhoud, ongeveer tweemaal per jaar, aanbevolen. l Zand en stof op de zitting kan de bovenlaag van echt leer beschadigen en slijtage bevorderen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING qReinigen van de binnenzijde van de ruiten Krassen of deukjes in de panelen die het gevolg zijn van het gebruik van een harde borstel of doek zijn mogelijk niet meer te repareren. Wees bijzonder voorzichtig bij het reinigen van de volgende plaatsen waar panelen gemonteerd zijn die met een speciale laag zijn behandeld.
6-80
7 Als er zich een probleem voordoet Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met de auto. Parkeren in noodgevallen ............................................................. 7-2 Parkeren in noodgevallen .......................................................... 7-2 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek í ................................ 7-3 Lekke band ....................................................................................
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Parkeren in noodgevallen De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Bevestigingsriem voor gevarendriehoek í Bewaar de gevarendriehoek in de linker zijbekleding en zet deze met de riem vast. Riem í Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset Het reservewiel en de gereedschapset zijn opgeborgen op de plaatsen aangegeven in het schema. Met reservewiel Krikslinger Wielmoersleutel Krik Reservewielbevestigingsbout Sleepoog (kort type) Reservewiel Schroevendraaier Sleutel Gereedschapset Sleepoog (lang type) Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Zonder reservewiel Sleepoog (lang type) Krikslinger Wielmoersleutel Instant Mobiliteit Systeem (IMS) lekke band noodreparatieset Krik Sleepoog (kort type) Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qKrik í Met afdekking bagageruimte OPMERKING Uw voertuig is al dan niet uitgerust met een krik en wielmoersleutel. Raadpleeg voor bijzonderheden een officiële Mazda dealer. Verwijderen van de krik 1. Open de kofferruimteplank. 3. Verwijder de krik. Vastzetten van de krik Voer de procedure voor het verwijderen in omgekeerde volgorde uit. Onderhoudspunt 2. Zet de kofferruimteplank vast door de haak vast te maken aan de hoofdsteun.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET WAARSCHUWING Monteer het noodreservewiel niet op de voorwielen (aangedreven wielen): Rijden met het noodreservewiel op een van de voorste aangedreven wielen is gevaarlijk. De wegligging wordt hierdoor nadelig beïnvloed. De kans bestaat dat u de macht over het stuur verliest, vooral op gladde en met sneeuw overdekte wegen en een ongeluk veroorzaakt. Breng een normale band over naar het voorwiel en monteer het noodreservewiel aan de achterzijde.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 2. Zet de kofferruimteplank vast door de haak vast te maken aan de hoofdsteun. Zonder afdekking bagageruimte Met afdekking bagageruimte 3. Draai de bevestigingsbout van de reserveband linksom. Reservewielbevestigingsbout 7-8 Vastzetten van het reservewiel Berg het reservewiel op in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Controleer na het opbergen dat het reservewiel stevig is vastgezet.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Instant Mobiliteit Systeem (IMS) lekke band noodreparatieset í De IMS lekke band noodreparatieset die bij uw Mazda wordt geleverd is voor een tijdelijke reparatie van een licht beschadigde lekke band welke veroorzaakt is door het rijden over spijkers of soortgelijke scherpe voorwerpen op het wegdek. Voer de noodreparatie van de lekke band uit zonder de spijker of soortgelijke scherpe voorwerp dat de lekke band heeft veroorzaakt te verwijderen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING OPMERKING l Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Inslikken van bandreparatievloeistof is gevaarlijk. In het geval bandreparatievloeistof per ongeluk wordt ingeslikt, onmiddellijk grote hoeveelheden water drinken en medische hulp inroepen. Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Bandreparatievloeistof welke in aanraking komt met de ogen en de huid is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Laat de passagiers uitstappen, neem de bagage uit de auto en verwijder de lekke band noodreparatieset. 5. De fles met bandreparatievloeistof goed schudden. OPMERKING De bandreparatievloeistof kan gebruikt worden bij buitentemperaturen tot _30 °C. Bij extreme lage temperaturen (0 °C of lager) kan de bandreparatievloeistof gemakkelijk hard worden en kan het inspuiten van de vloeistof bemoeilijkt worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 7. Verwijder de ventieldop van de lekke band. Druk de achterzijde van het ventielafsluitergereedschap tegen de afsluiter van het bandventiel en laat de resterende lucht uit de band lopen. OPMERKING Bewaar de ventielafsluiter op een plaats waar deze niet vuil kan worden. 9. Verwijder de plug uit de inspuitslang en steek de inspuitslang in het ventiel.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 11. Trek de inspuitslang uit het ventiel. Steek de ventielafsluiter weer in het ventiel en monteer deze door rechtsom te draaien weer op zijn plaats. OPMERKING Gooi de lege fles van de bandreparatievloeistof na gebruik niet weg. Breng de lege fles van de bandreparatievloeistof naar een officiële Mazda reparateur wanneer de band vernieuwd wordt.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 14. Steek de stekker van de compressor in de stekkerbus voor accessoires in het interieur en zet het contact op ACC (pagina 5-118). Compressor Middenconsole Stekker van compressor OPGELET l Controleer alvorens de stekker van de compressor uit de elektrische insteekbus te verwijderen of de aan/ uit schakelaar van de compressor uitgeschakeld is. l De compressor kan met behulp van de druktoets schakelaar in- en uitgeschakeld worden. 15.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING l Controleer voor de correcte bandenspanning het bandenspanningslabel (frame van het bestuurdersportier). l Gebruik de compressor niet langer dan 10 minuten, aangezien de compressor beschadigd kan worden wanneer deze gedurende langere perioden gebruikt wordt. l l Als de band niet kan worden opgepompt, is reparatie van de band wellicht niet mogelijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET l Als de bandenspanning tot onder 130 kPa (1,3 kgf/cm2 of bar, 18,9 psi) terugvalt, kan de reparatie niet met behulp van de lekke band noodreparatieset worden uitgevoerd. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond op een veilige plaats buiten het verkeer en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qInspecteren van de IMS lekke band noodreparatieset Inspecteer de lekke band noodreparatieset met regelmatige tussenpozen. l l Controleer de periode van effectief gebruik van de bandreparatievloeistof. Controleer de werking van de luchtcompressor. OPMERKING De bandreparatievloeistof heeft een periode van effectief gebruik. Controleer de periode van effectief gebruik op het etiket van de fles en gebruik de vloeistof niet wanneer de periode is verstreken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING OPMERKING Zorg ervoor dat de krik goed gesmeerd is alvorens deze te gebruiken. Gebruik bij het blokkeren van een wiel houten blokken of stenen welke indien mogelijk voldoende groot zijn om de band op zijn plaats te houden. 1. Parkeer op een vlakke ondergrond en trek de handrem stevig aan. 2. Schakel bij een automatische transmissie in stand P (parkeren) of bij een handgeschakelde versnellingsbak in stand R (achteruit) of 1 en zet de motor stop.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 2. Draai de wielmoeren los door ze beurtelings één slag linksom te draaien. Echter geen van de wielmoeren verwijderen totdat de band van de grond gekrikt is. 5. Plaats de krik onder het kriksteunpunt dat zich het dichtste bij de te verwisselen band bevindt met de krikkop recht onder het kriksteunpunt. Kriksteunpunt 3. Plaats de krik op de grond. 4.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen: Het is gevaarlijk de auto op te krikken bij andere kriksteunpunten dan die welke in deze handleiding worden aanbevolen. De auto kan van de krik glijden en iemand ernstig letsel mogelijk met dodelijke afloop toebrengen. Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 8. Draai de krikhendel rechtsom en krik de auto zodanig omhoog dat het reservewiel gemonteerd kan worden. Controleer alvorens de wielmoeren te verwijderen of uw Mazda stabiel is en er geen kans is dat deze van de krik kan glijden. WAARSCHUWING De auto niet hoger opkrikken dan noodzakelijk: Het hoger opkrikken van de auto dan noodzakelijk is gevaarlijk aangezien dit de auto uit balans kan brengen wat een ongeluk kan veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qMonteren van het reservewiel 1. Verwijder alle vuil en overige verontreiniging van de montagevlakken van het wiel, de naaf en de naafbouten met behulp van een doek. 3. Monteer de wielmoeren met de afgeschuinde zijde naar binnen gericht; draai ze vervolgens hand-vast.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Draai de wielmoersleutel linksom en laat de auto tot op de grond zakken. Gebruik de wielmoersleutel om de wielmoeren in de aangegeven volgorde vast te draaien. Indien u onzeker bent of de wielmoeren voldoende strak aangetrokken zijn, dient u ze te laten controleren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Rijd nooit met banden waarvan de bandenspanning niet juist is: Het rijden met banden waarvan de bandenspanning niet juist is, is gevaarlijk. Banden met een onjuiste bandenspanning kunnen de wegligging nadelig beïnvloeden en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u de bandenspanning van de normale banden controleert, dit ook bij het noodreservewiel controleren.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput Starten met een hulpaccu Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt. Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige monteur of aan de wegenwacht.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput WAARSCHUWING Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu: Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve ( ) pool van de uitgeputte accu is gevaarlijk. Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontploffing komen en iemand letsel toebrengen.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 1. Verwijder het accudeksel. 5. Start de motor van de auto waarin zich de hulpaccu bevindt en laat de motor gedurende enkele minuten draaien. Start vervolgens de motor van de auto met de uitgeputte accu. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels voorzichtig los, in de omgekeerde volgorde als beschreven in de illustratie. 7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in omgekeerde volgorde van verwijderen monteren. 2.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Starten van een verzopen motor (SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5) Indien de motor weigert te starten, bestaat de kans dat deze is “verzopen” (motor heeft een overmaat aan brandstof toegevoerd gekregen). Volg onderstaande procedure: 1. Als de motor bij de eerste poging binnen vijf seconden niet start, tien seconden wachten en opnieuw proberen. 2. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 3. Druk het gaspedaal volledig in en houd dit ingedrukt. 4.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET Probeer de motor niet langer dan telkens 30 seconden achtereen te starten. Dit om schade aan de startmotor te voorkomen. Indien de motor weigert te starten, ongeveer 10 seconden wachten alvorens opnieuw te proberen. Als de brandstoftank van uw auto is leeggeraakt, tenminste 10 liter brandstof bijvullen en de motor opnieuw proberen te starten.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting Oververhitting Indien het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat branden, de auto vermogen verliest of u een luid tikkend of pingelend geluid hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit. WAARSCHUWING Zet het contact uit en let er op dat de ventilator niet draait alvorens te proberen in de buurt van de koelventilator te werken: Werken in de buurt van de koelventilator wanneer deze draait is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting OPGELET Als de koelventilator niet functioneert terwijl de motor draait, zal de motortemperatuur toenemen. Zet de motor stop en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. 6. Controleer of de koelventilator draait en zet vervolgens de motor stop nadat de temperatuur gedaald is. 7. Controleer nadat de motor is afgekoeld het niveau van de koelvloeistof.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleepmethoden Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend sleepbedrijf over te laten. Om beschadiging van de auto te voorkomen, is het van belang dat de juiste takel- en sleepmethoden gebruikt worden.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen OPGELET l De auto nooit in achterwaartse richting slepen met de aangedreven wielen op de grond. Dit kan interne beschadiging van de transmissie veroorzaken. Als in een noodgeval geen sleepdienst beschikbaar is, mag de auto met alle vier wielen op de grond gesleept worden met behulp van de sleephaak aan de voorzijde van de auto. De auto mag alleen gesleept worden op een verhard wegdek over een korte afstand en met lage snelheid.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken Voor OPGELET l Het sleepoog dient gebruikt te worden in noodsituaties, (bijvoorbeeld, bij het uit sneeuw of uit een greppel trekken van de auto). l Wanneer de sleepogen gebruikt worden, dient men steeds in een rechte lijn ten opzichte van het sleepoog aan de kabel of ketting te trekken. Nooit kracht in zijdelingse richting uitoefenen.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Voor OPGELET l Als het sleepoog niet stevig is vastgedraaid, kan dit los komen te zitten of tijdens het slepen van de auto uit de bumper getrokken worden. Zorg er voor dat het sleepoog stevig aan de bumper wordt bevestigd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer waarschuwings-/ indikatielampjes branden/ knipperen qAls het hoofdwaarschuwingslampje gaat branden Type A Wordt getoond wanneer melding van de systeemdefecten vereist is. Controleer het bericht dat wordt aangegeven op de display en raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het remwaarschuwingslampje gaat branden OPGELET Ook is het mogelijk dat het effectieve remvermogen vermindert, zodat u het rempedaal krachtiger moet intrappen dan normaal om de auto tot stilstand te brengen. Als het remwaarschuwingslampje blijft branden alhoewel de handrem is vrijgezet, is het niveau van de remvloeistof mogelijk laag of is er een probleem in het remsysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd gaan branden Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls de motoroliewaarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje wordt aangegeven OPGELET De motor niet laten draaien als het oliepeil laag is. Anders kan dit uitgebreide motorschade tot gevolg hebben. 4. Start de motor en controleer het waarschuwingslampje. Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is. Bij SKYACTIV-D 2.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers l Wanneer er een probleem is met de elektrische installatie van de motor. l Wanneer er een probleem is met het systeem van de uitlaatgasreiniging. Als het motorwaarschuwingslampje blijft branden of continu knippert (SKYACTIVG 2.0, SKYACTIV-G 2.5), niet met hoge snelheden rijden en zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer het lampje knippert Het lampje knippert als er een defect in het i-stop systeem is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET l Als zich een van onderstaande gevallen voordoet, is er mogelijk een defect in het systeem. Laat de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. l l l l Het lampje gaat tijdens het rijden knipperen. Het lampje gaat niet branden wanneer het contact op ON gezet wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer “Voertuig stoppen op een veilig plek” wordt aangegeven Parkeer de auto op een veilige plaats. Als de aanduiding na enkele ogenblikken verdwijnt kunt u verder rijden. Als de aanduiding niet verdwijnt, contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls de waarschuwingsindikatie/ indikatielampje voor defecte stuurbekrachtiging wordt aangegeven í Het indikatielampje voor defecte stuurbekrachtiging gaat branden of knipperen als er een defect is in de stuurbekrachtiging terwijl de motor draait. Als het indikatielampje brandt of knippert, de auto onmiddellijk op een veilige plaats parkeren en de motor stopzetten.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels gaat branden of knipperen qAls het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat knipperen Een defect in het systeem wordt aangeduid als het waarschuwingslampje constant knippert, constant brandt of helemaal niet brandt wanneer het contact op ON gezet wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET Als bovenstaand bericht wordt aangegeven of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, bestaat de kans dat de motor niet start. Als de motor niet gestart kan worden, deze proberen te starten met behulp van de noodprocedure voor het starten van de motor en de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls de waarschuwingsindikatie/ indikatielampje van het dieseldeeltjesfilter wordt aangegeven í Type A Wanneer “Roetophoping in roetfilter te hoog” wordt aangegeven De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet automatisch verwijderd worden en de hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM) hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET Als het dieseldeeltjesfilter indikatielampje brandt en u als normaal met de auto blijft doorrijden, zullen de dieseldeeltjes toenemen en bestaat de kans dat het indikatielampje begint te knipperen. Laat de auto onmiddellijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren als het dieseldeeltjesfilter indikatielampje begint te knipperen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het indikatielampje van de anti-wielspin regeling (TCS)/ dynamische stabiliteitsregeling (DSC) gaat branden Als het lampje blijft branden, is er mogelijk een defect in het TCS, DSC of het rembekrachtigingsysteem en bestaat de kans dat deze niet correct functioneren. Breng uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (blauw) niet uit gaat qAls het beveiligingssysteemindikatielampje gaat branden of knipperen Als het indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur blijft branden nadat de motor voldoende is opgewarmd, bestaat de kans dat de temperatuursensor defect is. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd qWaarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting Als de verlichting is ingeschakeld en het contact in de stand ACC wordt gezet of wordt uitgeschakeld, zal er een continue pieptoon klinken zodra het bestuurdersportier geopend wordt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qWaarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel qWaarschuwingszoemtoon voor niet-uitgeschakeld contact (STOP) Als de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h en de veiligheidsgordel van de bestuurder of voorpassagier niet is vastgemaakt, klinkt continu een waarschuwingspieptoon. Als de veiligheidsgordel dan nog niet is vastgemaakt, zal de pieptoon eenmaal stoppen en dan gedurende ongeveer 90 seconden doorgaan.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qSleutel uit auto verwijderd waarschuwingszoemtoon In de volgende gevallen zal er een pieptoon gegeven worden en zal het KEY waarschuwingslampje (rood) continu knipperen wanneer het contact niet uit gezet is om de bestuurder op de hoogte te stellen dat de sleutel is verwijderd (bij voertuigen met type A meter, worden de berichten getoond in de instrumentengroep).
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qSleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Als een sleutel in het interieur van de auto is achtergelaten en alle portieren en de achterklep met een afzonderlijke sleutel worden vergrendeld, wordt er gedurende ongeveer 10 seconden een pieptoon gegeven om de bestuurder er op attent te maken dat de sleutel in het interieur van de auto is achtergela
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qBuitentemperatuurwaarschuwingszoemer í Waarschuwt de bestuurder voor de mogelijkheid van gladde wegen wanneer de buitentemperatuur laag is. Als de buitentemperatuur lager is dan ongeveer 4 °C, wordt er eenmaal een pieptoon gegeven en gaat de buitentemperatuurdisplay gedurende ongeveer tien seconden knipperen.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep niet geopend kan worden Wanneer de achterklep niet geopend kan worden Als de accu van de auto uitgeput is of als er een defect is in het elektrische systeem en de achterklep niet geopend kan worden, bij wijze van noodmaatregel de volgende procedure uitvoeren om de achterklep te openen: 3. Draai de hendel naar rechts om de achterklep te ontgrendelen. Hendel 1.
8 Informatie voor de eigenaar Belangrijke consumenteninformatie zoals garanties en aanvullende apparatuur Garantie ......................................................................................... 8-2 Registratie van de auto in het buitenland .................................. 8-2 Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires ............ 8-3 Mobiele telefoons ..........................................................................
Informatie voor de eigenaar Garantie Registratie van de auto in het buitenland Registratie van uw voertuig in het buitenland kan problemen opleveren afhankelijk ervan of het voertuig voldoet aan de specifieke emissie- en veiligheidsnormen van het land waarin het voertuig gebruikt gaat worden. Als gevolg bestaat de kans dat om aan de normen te kunnen voldoen op eigen kosten wijzigingen aan het voertuig aangebracht moeten worden.
Informatie voor de eigenaar Garantie Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of hulpstukken, zoals velgen en banden. Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor Mazda automobielen.
Informatie voor de eigenaar Mobiele telefoons Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons WAARSCHUWING Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van communicatieapparatuur in auto's: Het is gevaarlijk wanneer tijdens het rijden door de bestuurder elektrische apparatuur zoals mobiele telefoons, computers, draagbare radio's, autonavigatiesystemen of andere apparatuur worden gebruikt.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Verklaring van Conformiteit qAfstandbediende portiervergrendeling/Start-blokkeersysteem 8-5
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-6
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-7
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-8
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qRijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) 8-9
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-10
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-11
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-12
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qBluetooth® handsfree FCC FCC: CB2MAZGEN6HFT 8-13
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit OPMERKING Dit apparaat voldoet aan Deel 15 van de FCC regels. Gebruik is verbonden aan de volgende twee condities: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke storing veroorzaken, en (2) Dit apparaat moet alle ontvangen storing accepteren, inclusief storing die ongewenste bediening kan veroorzaken.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit (2) Dit apparaat moet alle storing accepteren, inclusief storing die ongewenste bediening van het apparaat kan veroorzaken. De term “IC: ” voor het radiocertificatienummer betekent enkel dat is voldaan aan de technische specificaties van Industry Canada. De antenne die voor deze zender wordt gebruikt mag niet in combinatie met een andere antenne of zender geplaatst of gebruikt worden.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Elektromagnetische compatibiliteit Uw Mazda is getest en goedgekeurd inzake bepaling UNECE *1 10 welke verband houdt met elektromagnetische compatibiliteit. Radio Frequentie (RF) zendapparatuur (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mag enkel in uw Mazda geïnstalleerd worden als deze voldoet aan de parameters die in onderstaande tabel worden getoond.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Frequentieband (MHz) Maximaal uitgangsvermogen (Watt) 50 ― 54 50 68 ― 87,5 50 142 ― 176 50 380 ― 470 50 806 ― 940 10 1200 ― 1300 10 1710 ― 1885 10 1885 ― 2025 10 2400 ― 2500 0,01*1 Antenneposities In een cabine*1 ® *1 Enkel voor Bluetooth OPMERKING Controleer na het installeren van RF zenders voor storing van en naar alle elektrische apparatuur in de auto, zowel in de standbymodus als in de zendmodus.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte batterijen Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen qInformatie over opruimen in overige landen buiten de Europese Unie Bovenstaande symbolen zijn enkel geldig in de Europese Unie. Neem als u afgedankte producten en gebruikte batterijen wilt opruimen contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt waar u de producten heeft gekocht en vraag naar de juiste methode van opruimen.
8-20
9 Technische gegevens Technische informatie over uw Mazda. Identificatienummers .................................................................... 9-2 Voertuiginformatielabels ........................................................... 9-2 Technische gegevens ..................................................................... 9-5 Technische gegevens ................................................................. 9-5 Gebruikersinstellingen .............................................................
Identificatienummers Voertuiginformatielabels Voertuigen gebouwd in de Russische Federatie qVoertuig-identificatienummer (Zuid-Afrika, Vereniging van Arabische Golfstaten) Met het voertuig-identificatienummer wordt uw voertuig wettelijk geïdentificeerd. Het nummer staat op een plaatje dat bevestigd is aan het ventilatiekastpaneel aan de linkerhoek van het instrumentenpaneel. Dit plaatje is door de voorruit gemakkelijk zichtbaar.
Identificatienummers Voertuig-identificatienummer Europese modellen met rechts stuur qBandenspanningslabel Voertuigen gebouwd in de Russische Federatie Model met rechts stuur qInformatielabel voor uitlaatgasreiniging (Filippijnen) Model met links stuur qMotornummer SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.
Identificatienummers SKYACTIV-D 2.2 Voorwaarts qVoertuiginformatieplaatje (Vereniging van Arabische Golfstaten) Op dit plaatje wordt het productiejaar en de maand aangegeven.
Technische gegevens Technische gegevens qMotor Benzinemotor Technische gegevens Onderwerp SKYACTIV-G 2.0 Type Boring x slag Cilinderinhoud SKYACTIV-G 2.5 DOHC-16V in lijn, 4 cil. 83,5 × 91,2 mm 1998 cc Europees model Compressieverhouding Behalve Europees model 89,0 × 100 mm 2488 cc 14,0 13,0 13,0 Dieselmotor Technische gegevens SKYACTIV-D 2.2 DOHC-16V in lijn, 4 cil.
Technische gegevens qAanbevolen smeermiddelen Motorolie*1 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-D 2.
Technische gegevens qInhouden (Hoeveelheden zijn bij benadering) SKYACTIV-G 2.0 Motorolie SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-D 2.2 SKYACTIV-G 2.0 Koelvloeistof SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-D 2.
Technische gegevens Onderwerp Brandstoftank Inhoud 56,0 liter 58,0 liter 2WD 4WD Controleer altijd het oliepeil en de vloeistofniveaus met behulp van de peilstokken of de reservoirmeters.
Technische gegevens qGloeilampen Buitenverlichting Gloeilamp Dimlicht Halogeenlamp Grootlicht Koplampen Zonder dagverlichting Met dagverlichting Xenon Grootlicht/Dimlicht gasontladingslamp Met halogeen koplampen Dagverlichting í Met xenon gasontlading koplampen Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen Mistlampen voor í Zijrichtingaanwijzerlampen Middelste remlicht Achterste richtingaanwijzerlampen Lampen van rem-/achterlichten Achterlichten (Zijde achterklep) Achteruitrijlampen Mistlamp achter í Ke
Technische gegevens qBanden Voorbeeld van een bandmarkering en zijn betekenis Nominale profielbreedte Nominale breedtehoogteverhouding in % Constructiecode Nominale velgdiameter in inches Modder en sneeuw Snelheidsaanduiding Belastingsindex (niet op ZR banden) Bandmarkering-informatie Kies de juiste banden voor uw wagen aan de hand van de volgende bandmarkering-informatie.
Technische gegevens Controleer het bandenspanningslabel voor de bandenmaat en de bandenspanning (pagina 6-44). Na het afstellen van de bandenspanning is initialisering van het bandenspanningcontrolesysteem noodzakelijk om het systeem normaal te laten functioneren. Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-144.
Technische gegevens qRemmen Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, als u informatie nodig heeft betreffende de slijtagelimiet-specificaties voor de remschijfplaten en de meetmethode. De informatie is vrij beschikbaar gesteld.
Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstelling is beschikbaar. Deze instelling kan enkel veranderd worden door een officiële Mazda reparateur. Items waarbij de instelling van de functie veranderd kan worden verschillen al naargelang de bestemming en specificatie. Onderwerp Dagverlichting Bijzonderheid Fabrieksinstelling De functie van de dagverlichting kan veranderd worden.
Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstellingen kunnen veranderd worden door de eigenaar van de auto. Items waarbij de instelling van de functie veranderd kan worden verschillen al naargelang de bestemming en specificatie. Onderwerp Bijzonderheid Verandert de instelling van de automatische vergrendel-/ontgrendelfunctie voor alle portieren overeenkomstig de rijsnelheid, de Centrale portiervergrendeling stroomvoorzieningstoestand van de auto en de stand van de keuzehendel.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid De functie van de drie-knipperingen richtingaanwijzer kan veranderd worden. Zie Instellen op pagina 5-58. De regelfunctie van de automatische Automatische ruitenwisser kan veranderd worden. ruitenwisserregeling Zie Instellen op pagina 5-58. Drie-knipperingen richtingaanwijzer Automatische verlichtingsregeling Het aan/uit tijdstip van de koplampverlichting kan gewijzigd worden op basis van de lichtheid/donkerte van de omgeving. Zie Instellen op pagina 5-58.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Het waarschuwingsgeluid voor het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) kan veranderd worden.*3 Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op pagina 4-34. Het volume van het Ribbel waarschuwingsgeluid voor het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) kan veranderd worden. Piep Zie Boordcomputer en INFO Rijstrookafwijkinschakelaar op pagina 4-34.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid De afstandeenheid kan worden gewijzigd. Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op pagina 4-34. Meterdisplay De displaytaal kan gewijzigd worden. Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op pagina 4-34. De temperatuureenheid kan worden gewijzigd. Zie Boordcomputer en INFO schakelaar op pagina 4-34. Het systeem kan zodanig gewijzigd worden dat de Stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet Stadsverkeer-remas- functioneert.
9-18
10 Index 10-1
Index A A Aanbevolen olie ................................ 6-24 Aanbevolen smeermiddelen ................ 9-6 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ................................................ 4-97 Accu .................................................. 6-38 Inspectie van het niveau van het accuelektroliet ................................... 6-40 Laden ......................................... 6-41 Onderhoudspunt ......................... 6-40 Technische gegevens ....................
Index B D Bekerhouder .................................... 5-120 Beveiligingssysteem Anti-diefstal beveiligingssysteem (behalve Europese modellen) ..... 3-56 Anti-diefstal beveiligingssysteem (Europese modellen) .................. 3-51 Start-blokkeersysteem ................ 3-48 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek .................................. 7-3 Binnenspiegel ................................... 3-37 Bluetooth® ....................................... 5-84 Bluetooth® audio .....................
Index H I Hoofdsteun ........................................ 2-15 Interieurverlichting .......................... 5-114 Bagageruimteverlichting .......... 5-114 Kaartleeslampen ....................... 5-114 Plafondlampen ......................... 5-114 i-stop ................................................. 4-13 Hellingstopfunctie ...................... 4-21 i-stop OFF schakelaar ................. 4-20 Waarschuwingslampje, zoemer... 4-23 I Indikatielampjes AFS OFF ....................................
Index K O Koplampregelsysteem (HBC) ........... 4-99 Koplampsproeier ............................. 4-114 Krik ..................................................... 7-6 Kruissnelheidsregelaar .................... 4-137 Ogen voor het vastzetten van lading .............................................. 5-123 Onderhoudsmonitor .......................... 4-30 Onderste laadcompartiment ............ 5-124 Op eigen kracht lostrekken van de auto ...................................................
Index R S Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) .............................................. 4-145 Onderhoud van de radarsensors .............................. 4-151 RVM schakelaar ....................... 4-151 RVM waarschuwingsindikatielampje/ waarschuwingszoemer .................. 4-150 Rijden in de winter ............................ 3-64 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) ............................................. 4-152 Rijtips Automatische transmissie ...........
Index S V Starten in noodgevallen Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 2.2) ................... 7-29 Starten door aanduwen ............... 7-28 Starten van een verzopen motor (SKYACTIV-G 2.0) ................... 7-28 Starten met een hulpaccu .................. 7-25 Starten van de motor ........................... 4-4 Stekkerbus voor accessoires ............ 5-118 Stuurbekrachtiging .......................... 4-136 Stuurwiel ........................................... 3-34 Claxon ....................
Index V Z Voetrem ........................................... 4-117 Voorruitensproeier ........................... 4-112 Voorruitenwissers ............................ 4-110 Voorzitting .......................................... 2-5 Zelf uit te voeren onderhoud Openen van de motorkap ........... 6-21 Overzicht van de motorruimte .... 6-23 Sluiten van de motorkap ............ 6-22 Vernieuwen van de batterij ......... 6-41 Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden ....... 6-19 Zender .......
Index Z Zoemers 120 km/h waarschuwing ............ 7-55 Buitentemperatuurwaarschuwing ....... 7-55 i-stop waarschuwing .................. 7-54 Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) waarschuwing ......................... 7-55 Rijsnelheidsalarm ....................... 7-54 Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) waarschuwing ........................... 7-55 Sleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwing ............................ 7-54 Sleutel-in-bagageruimte-achtergelaten waarschuwing ..................
10-10
8EJ6-DN-14D_2