NOTITIES 29
NOTITIES 30
Voorwoord Hartelijk dank voor het kiezen van een Mazda. Bij het ontwerp en de constructie van automobielen geven wij bij Mazda aan de volledige tevredenheid van de klant de hoogste prioriteit. Wij raden u aan dit instruktieboekje zorgvuldig door te lezen en de daarin opgenomen raadgevingen op te volgen zodat u zonder problemen van uw nieuwe Mazda kunt genieten. Regelmatig onderhoud van uw auto door een deskundige reparateur helpt zowel de rijwaardigheid als ook de verkoopwaarde ervan te behouden.
Gebruik van dit instruktieboekje Wij willen u er bij helpen optimaal van het rijden met uw auto te kunnen genieten. Wanneer u dit instruktieboekje volledig doorleest, kan dit in belangrijke mate aan uw rijplezier bijdragen. Illustraties vormen een aanvulling op de tekst van dit instruktieboekje en geven een nadere verklaring voor een optimaal gebruik van uw Mazda.
Inhoudsopgave Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten.
1 Afbeeldingenindex Aanzichten van interieur, exterieur en identificatie van de onderdelen van uw Mazda. Overzicht van het interieur (Model met links stuur) ................. Interieuruitrusting (Aanzicht A) ................................................ Interieuruitrusting (Aanzicht B) ................................................ Interieuruitrusting (Aanzicht C) ................................................ 1-2 1-2 1-4 1-5 Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) ...............
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Portiervergrendelknop .................................................................................... pagina 3-22 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering ............................... pagina 4-101 Lichtschakelaar ............................................................................................... pagina 4-91 Ruitenwisser en sproeierhendel ..................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Audiobedieningsschakelaars .......................................................................... pagina 5-71 Instrumentengroep .......................................................................................... pagina 4-24 Kruissnelheidsregelaarschakelaars .................................................... pagina 4-179, 4-226 Instrumentenpaneelverlichtingknop ...............................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags .................................................................................................... pagina 2-47 Klimaatregelsysteem ........................................................................................ pagina 5-2 Achterruitverwarmingsschakelaar ................................................................ pagina 4-109 Audio-installatie ..................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met links stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Veiligheidsgordels .......................................................................................... pagina 2-18 SRS airbag ...................................................................................................... pagina 2-47 Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop .......................................... pagina 3-36 Fleshouder .............................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht A) Ruitenwisser en sproeierhendel .................................................................... pagina 4-103 Lichtschakelaar ............................................................................................... pagina 4-91 Richtingaanwijzers en signaal voor rijbaanverandering ............................... pagina 4-101 Portiervergrendelknop ................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Stoelverwarmingschakelaars ............................................................................ pagina 2-7 Waarschuwingsknipperlichtschakelaar ......................................................... pagina 4-111 Startdrukknop ................................................................................................... pagina 4-2 Audiobedieningsschakelaars .................................................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht B) SRS airbags .................................................................................................... pagina 2-47 Klimaatregelsysteem ........................................................................................ pagina 5-2 Achterruitverwarmingsschakelaar ................................................................ pagina 4-109 Audio-installatie .................................
Afbeeldingenindex Overzicht van het interieur (Model met rechts stuur) Interieuruitrusting (Aanzicht C) Binnenspiegel ................................................................................................. pagina 3-40 Zonneklep ..................................................................................................... pagina 5-160 Make-up spiegeltje ....................................................................................... pagina 5-160 Plafondlampen .......................
Afbeeldingenindex Overzicht van het exterieur Motorkap ........................................................................................................ pagina 6-25 Voorruitenwisserbladen .................................................................................. pagina 6-39 Schuifdak ........................................................................................................ pagina 3-48 Portieren en sleutels .......................................................................
2 Belangrijke veiligheidsuitrusting Belangrijke informatie over de veiligheidsuitrusting, zoals zittingen, veiligheidsgordelsysteem, kinderzitjes en SRS airbags. Zittingen ........................................................................................ 2-2 Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen .................. 2-2 Voorzitting ................................................................................. 2-5 Achterzitting ............................................................
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de zittingen WAARSCHUWING Zorg er voor dat de afstelbare onderdelen van een zitting op hun plaats vergrendeld zijn: Niet goed vergrendelde afstelbare zittingen en rugleuningen zijn gevaarlijk. Bij plotseling stoppen of een botsing kan de zitting of de rugleuning in beweging komen, hetgeen letsel kan veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Rijd niet met beschadigde voorzittingen: Rijden met beschadigde voorzittingen is gevaarlijk. De voorzittingen die belangrijke airbagonderdelen bevatten kunnen door een botsing beschadigd worden, ook als het een botsing is die voor het activeren van de airbags niet krachtig genoeg is. Bij een eventuele volgende botsing zal een airbag mogelijk niet geactiveerd worden, hetgeen tot letsel kan leiden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen WAARSCHUWING Laat een passagier tijdens het rijden nooit op de neergeklapte rugleuning zitten of staan: Rijden met een passagier op de neergeklapte rugleuning is gevaarlijk. Het is vooral gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden een kind op de neergeklapte rugleuning laat zitten.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Voorzitting qGebruik van de zittingen Elektrische bediening Regelknop type Hendel type Lengteverstelling (Handbediende zittingafstelling) Om een zitting naar voren of naar achteren te verplaatsen, de hendel omhoog trekken, de zitting in de gewenste stand schuiven en de hendel loslaten. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de zitting op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Rugleuningverstelling (Handbediende zitting (hendel type)) Om de hoek van de rugleuning te kunnen verstellen, een weinig voorover leunen en de hendel omhoog trekken. Leun vervolgens achterover totdat de gewenste hoek bereikt is en laat de hendel los. Controleer of de hendel in de uitgangspositie is teruggekeerd en of de rugleuning op zijn plaats vergrendeld is door te proberen deze even naar voren en naar achteren te duwen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen qStoelverwarming í De voorzittingen worden elektrisch verwarmd. Het contact moet op ON staan. Druk terwijl het contact op ON staat de stoelverwarmingschakelaar in zodat het indikatielampje gaat branden. De modus verandert als volgt telkens wanneer de stoelverwarmingschakelaar wordt ingedrukt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET Gebruik geen organische oplosmiddelen voor het reinigen van de zitting. Dit kan schade aan het zittingoppervlak en de verwarming veroorzaken. OPMERKING l l l Als het contact wordt uitgeschakeld terwijl de stoelverwarming in werking is (Hoog, Midden of Laag) en vervolgens opnieuw wordt ingeschakeld, zal de stoelverwarming automatisch werken op de temperatuur die ingesteld is alvorens het contact werd uitgeschakeld.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING l l Afstellen van een geprogrammeerde positie Afzonderlijke zittingposities kunnen geprogrammeerd worden onder de twee beschikbare programmeertoetsen aan de zijde van de bestuurdersstoel, plus één zittingpositie voor elke geregistreerde sleutel. (Programmeren op een toets aan de zijkant van de zitting) Als de auto in onderhoud is geweest en de accukabels werden losgekoppeld, zullen de geprogrammeerde zittingposities gewist zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPMERKING l De afstelling van de zittingpositie wordt in de volgende gevallen geannuleerd: l l l l l Wanneer een van de zittingafstelschakelaars gebruikt wordt. De SET toets wordt ingedrukt. Programmeertoets 1 of 2 wordt ingedrukt. De sleutelvergrendelschakelaar of ontgrendelschakelaar gebruikt wordt. Wanneer de auto begint te rijden. (Bij programmeren op de sleutel) 1.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen Achterzitting qAfzonderlijk neerklapbaar Voor het verkrijgen van meer ruimte in de bagageruimte kunnen de rugleuningen worden neergeklapt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET l l (Voertuigen met afstandbediende ontgrendelhendel) Controleer alvorens de rugleuningen met behulp van de afstandbediende ontgrendelhendels neer te klappen of er zich geen beker in een achterste bekerhouder bevindt. Wanneer de rugleuningen met behulp van de afstandbediende ontgrendelhendels worden neergeklapt terwijl er zich een beker in de bekerhouder bevindt, kunnen het zitkussen en de rugleuning verontreinigd of beschadigd raken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET (Neerklappen van de linker rugleuning) Wees voorzichtig bij het bedienen van de afstandbediende ontgrendelhendel wanneer de middelste zitting is neergeklapt. Als iemand die op de rechter achterzitting zit zijn hand op de middelste zitting legt, kan deze door een rugleuning of zittingonderdeel beklemd raken, waardoor letsel veroorzaakt kan worden. Neerklappen van enkel de middelste zitting í Gebruik van de afstandbediende ontgrendelhendel 1.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen 2. Trek voor het naar voren klappen van de rugleuning aan de riem aan de achterzijde van de rugleuning. Terugzetten van de rugleuningen in de rechtop stand WAARSCHUWING Wanneer u de rugleuning in de rechtop stand terugzet, er op letten dat er geen rode indikatie zichtbaar is: Het is gevaarlijk wanneer een rugleuning van de achterzitting niet volledig en vergrendeld in de rechtop stand wordt teruggezet.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen qArmsteun í De achterste armsteun in het midden van de rugleuning van de achterzitting kan gebruikt worden of rechtop geplaatst worden (geen inzittende op de middelste zitting). Hoofdsteunen Uw auto is uitgerust met hoofdsteunen op alle buitenste zitplaatsen en op de middelste zitplaats van de achterzitting. De hoofdsteunen zijn bedoeld om u en uw passagiers te helpen beschermen tegen nekletsel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen qAfstelling van de hoogte Buitenste zitting van achterzitting Stel de hoofdsteun zodanig af dat het midden daarvan op gelijke hoogte is met de bovenzijde van de oren van de passagier. Middelste zitting van achterzitting Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog trekken. Voor het omlaag zetten van de hoofdsteun, de ontgrendeling indrukken en vervolgens de hoofdsteun omlaag drukken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Zittingen OPGELET WAARSCHUWING Rijd wanneer zittingen gebruikt worden steeds met de hoofdsteunen ingestoken en zorg ervoor dat ze goed geïnstalleerd zijn: Rijden zonder dat de hoofdsteunen zijn geïnstalleerd is gevaarlijk. Als u geen steun achter uw hoofd heeft, kan in het geval van een botsing uw nek ernstig letsel oplopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordels helpen de kans op ernstig letsel tijdens ongevallen en plotseling stoppen te verminderen. Het wordt door Mazda aangeraden dat de bestuurder en passagiers te allen tijde gebruik maken van de veiligheidsgordels. Alle zittingen zijn voorzien van heup/schoudergordels.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Rijd niet met een auto met een beschadigde veiligheidsgordel: Gebruik van een beschadigde veiligheidsgordel is gevaarlijk. Bij een ongeluk kan het gordelmateriaal van de veiligheidsgordel die op dat moment werd gedragen beschadigd raken. Een beschadigde veiligheidsgordel kan tijdens een aanrijding geen voldoende bescherming bieden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Instrukties voor gebruik van de veiligheidsgordels: Veiligheidsgordels dienen op het beenderstelsel van het lichaam te drukken en behoren laag om de voorzijde van het bekken, of om het bekken, de borst en schouders gedragen te worden, al naargelang van toepassing; het dragen van de heupgordel rondom de buik dient vermeden te worden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qGebruik van de veiligheidsgordels door zwangere vrouwen en personen met ernstige medische condities Zwangere vrouwen dienen altijd van de veiligheidsgordels gebruik te maken. Raadpleeg uw dokter voor nader advies. De heupgordel dient NAUWSLUITEND EN ZO LAAG MOGELIJK OM DE HEUPEN gedragen te worden. De schoudergordel dient correct over uw schouder gedragen te worden, echter nooit over de buik.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qAutomatische blokkeerstand í Gebruik altijd de automatische blokkeerstand om te voorkomen dat het kinderzitje in het geval van een aanrijding naar een onveilige plaats verschoven wordt. Om de veiligheidsgordel in de automatische blokkeerstand te krijgen, deze volledig naar buiten trekken en aansluiten volgens de instrukties op het kinderzitje. De gordel wordt tot aan het kinderzitje opgerold en houdt dit geblokkeerd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Veiligheidsgordels qVastmaken van de veiligheidsgordels Veiligheidsgordeltong qLosmaken van de veiligheidsgordels Druk de knop op de veiligheidsgordelgesp in. Als de gordel niet volledig wordt opgerold, deze naar buiten trekken en op verdraaiing en knikken inspecteren. Kijk vervolgens of bij het oprollen de gordel onverdraaid blijft.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem qVoorste schoudergordelafsteller Hoger zetten Lager zetten Let er op dat de afsteller vergrendeld is. 2-24 Veiligheidsgordelwaarschuwingssystemen Als deze bespeuren dat de bestuurdersveiligheidsgordel niet is vastgemaakt, wordt de bestuurder door een waarschuwingslampje of een zoemtoon gewaarschuwd. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem Systeem van voorspanners van veiligheidsgordels van voorzitting en begrenzingsysteem Voor een optimale bescherming zijn de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting uitgerust met voorspanner- en begrenzingsystemen. Om deze beide systemen correct te kunnen laten functioneren dient u de veiligheidsgordel op de juiste wijze te dragen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Maak enkel gebruik van de veiligheidsgordels op de wijze zoals in dit instruktieboekje wordt aangegeven: Het verkeerd dragen van de veiligheidsgordels van de bestuurdersstoel en de voorpassagierszitting is gevaarlijk. Als deze niet op de juiste wijze worden gedragen, kunnen de voorspanner- en begrenzingsystemen van de veiligheidsgordels tijdens een ongeval geen adequate bescherming bieden, hetgeen ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem OPMERKING l l Het voorspannersysteem zal geactiveerd worden bij gematigde of grotere frontale of bijna-frontale botsingen of een ernstige zijdelingse botsing. Bij de meeste kantelingen, botsingen vanaf de achterzijde zal het systeem niet geactiveerd worden. Bij het in werking treden van de airbags en de voorspanners zal er enige rook (een niet-toxisch gas) vrijkomen. Dit duidt echter niet op brand.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Veiligheidsgordelsysteem WAARSCHUWING Het enkel met één gesp vastmaken van de middelste veiligheidsgordel van de achterzitting: Het enkel met één gesp vastmaken van de middelste veiligheidsgordel van de achterzitting is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een kinderzitje Het wordt door Mazda ten sterkste aanbevolen gebruik te maken van kinderzitjes voor kinderen die klein genoeg zijn om er gebruik van te kunnen maken. Mazda raadt het gebruik aan van een origineel Mazda kinderzitje of een die voldoet aan de UNECE *1 44 bepaling. Neem contact op met een officiële Mazda dealer in het geval u een origineel Mazda kinderzitje denkt aan te schaffen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik een kinderzitje van de juiste maat: Voor een effectieve beveiliging bij botsingen en plotseling afremmen dienen kinderen gebruik te maken van veiligheidsgordels of een kinderzitje afhankelijk van de leeftijd en de grootte. Zo niet, dan bestaat de kans dat het kind bij een ongeluk ernstig of zelfs dodelijk letsel oploopt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Uiterst gevaarlijk! Gebruik nooit een achterwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting welke voorzien is van een airbag die geactiveerd zou kunnen worden: Gebruik NOOIT een achterwaarts gericht kinderzitje op een zitting die aan de voorzijde door een ACTIEVE AIRBAG beveiligd is. Dit kan DODELIJK of ERNSTIG LETSEL aan het KIND toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Vermijd het installeren van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting tenzij dit niet te vermijden is: Het plaatsen van een voorwaarts gericht kinderzitje op de voorpassagierszitting is gevaarlijk. In het geval van een botsing kan de kracht van een airbag die wordt opgeblazen ernstig of dodelijk letsel aan het kind toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Gebruik de spanriem en de spanriemverankering uitsluitend voor een kinderzitje: Verankeringen voor kinderzitjes zijn bestemd om enkel bestand te zijn tegen de druk zoals die door correct geïnstalleerde kinderzitjes wordt uitgeoefend. Onder geen omstandigheden mogen deze verankeringen gebruikt worden voor de bevestiging van veiligheidsgordels voor volwassenen, tuigjes of voor de bevestiging van andere voorwerpen of uitrusting aan de auto.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installatie van kinderzitjes qCategorieën kinderzitjes OPMERKING Vraag bij aankoop de fabrikant van het kinderzitje welk type kinderzitje voor uw kind en voertuig het meest in aanmerking komt. (Europa) Kinderzitjes worden onderverdeeld in de volgende 5 groepen overeenkomstig de UNECE 44 bepaling.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Babyzitje Gelijk aan Groep 0 en 0 44 bepaling. van de UNECE Peuterzitje Gelijk aan Groep 1 van de UNECE 44 bepaling. Juniorenzitje Gelijk aan Groep 2 en 3 van de UNECE 44 bepaling. (Overige landen) Houd u aan de in uw land geldende wettelijke bepalingen betreffende het gebruik van kinderzitjes. qInstallatiepositie van babyzitje Een babyzitje wordt uitsluitend in de achterwaarts gerichte positie gebruikt.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Installeer altijd een babyzitje op de juiste zitplaats: Het installeren van een babyzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een babyzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd. Bij een botsing zou het kind iets of iemand in de auto kunnen raken en ernstig letsel kunnen oplopen, mogelijk met dodelijke afloop.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje qInstallatiepositie van peuterzitje Een peuterzitje wordt gebruikt in de voorwaarts en achterwaarts gerichte posities, afhankelijk van de leeftijd en de grootte van het kind. Volg bij het installeren de instrukties van de fabrikant in overeenstemming met de betreffende leeftijd en grootte van het kind, alsmede de richtingen voor het installeren van het kinderzitje.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Voorwaarts gericht type WAARSCHUWING Nooit een voorwaarts gericht peuterzitje op de verkeerde zitplaats installeren: Het installeren van een voorwaarts gericht peuterzitje zonder eerst de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” te raadplegen is gevaarlijk. Een voorwaarts gericht peuterzitje dat op de verkeerde zitting wordt geïnstalleerd kan niet op de juiste wijze worden bevestigd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje qInstallatiepositie van juniorenzitje Een juniorenzitje wordt uitsluitend in de voorwaarts gerichte positie gebruikt. Zie de tabel “Geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities” voor de installatiepositie van een juniorenzitje (pagina 2-40).
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Tabel voor geschiktheid van kinderzitjes voor diverse zitposities (Europa) De informatie aangegeven in de tabel geeft de geschiktheid aan van uw kinderzitje voor de diverse zitposities. Voor de geschiktheid van installatie van kinderzitjes van overige fabrikanten wordt u verzocht de instrukties van de fabrikant behorend bij het betreffende kinderzitje nauwkeurig te raadplegen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Behalve kinderzitjes met Isofix-ankerbevestiging Kinderzitjegroep Leeftijdsgroep GROEP 0 GROEP 0 GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 Tot ongeveer 9 maanden oud Tot ongeveer 2 jaar oud Ongeveer 8 maanden tot 4 jaar oud Ongeveer 3 tot 7 jaar oud Ongeveer 6 tot 12 jaar oud Gewichtsgroep Minder dan 10 kg Minder dan 13 kg Type kinderzitje Voorpassagierszit- Achterzitting Achterzitting ting (buiten) (midden) Babyzitje X U L*2 Babyzitje X U L*2 9 kg ― 18 kg Peuterzi
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje Installeren van kinderzitjes qPlaats van ankerplaat De auto is uitgerust met ankersteunen voor de bevestiging van kinderzitjes. Bepaal de plaats van de ankersteunen aan de hand van de afbeelding. Volg bij het installeren van een kinderzitje altijd de gebruikershandleiding die bij het kinderzitje is meegeleverd. Plaats van ankerplaat Gebruik bij het installeren van een kinderzitje uitgerust met een spanriem de aangegeven plaatsen van de ankersteunen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje 3. Bevestig het kinderzitje met behulp van het heupgedeelte van de heup/ schoudergordel. Zie de instrukties van de fabrikant op het kinderzitje voor richtlijnen voor het geleiden van de veiligheidsgordel. 4. Om de oprolautomaat in de automatische blokkeerstand te krijgen, de schoudergordel van de veiligheidsgordel naar buiten trekken totdat de gordel over de gehele lengte uit de oprolautomaat is getrokken. 5.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Leid de spanriem altijd tussen de hoofdsteun en de rugleuning: Het bevestigen van de spanriem bovenop de hoofdsteun is gevaarlijk. Bij een botsing kan de spanriem van de hoofdsteun afglijden, waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Het kinderzitje zou van zijn plaats kunnen schuiven en het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Let erop dat er zich geen veiligheidsgordels of andere voorwerpen in de nabijheid bevinden van het kinderzitje dat met Isofixankers is vastgemaakt: Het is gevaarlijk wanneer de instrukties van de fabrikant van het kinderzitje bij het installeren van een kinderzitje niet worden opgevolgd.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Kinderzitje WAARSCHUWING Bevestig de spanriem altijd aan het juiste spanriemverankeringspunt: Bevestigen van de spanriem aan het verkeerde spanriemverankeringspunt is gevaarlijk. Bij een botsing zou de spanriem los kunnen schieten waardoor het kinderzitje zou kunnen losraken. Als het kinderzitje van zijn plaats schuift, zou dit aan het kind letsel mogelijk met dodelijke afloop kunnen toebrengen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Voorzorgsmaatregelen betreffende het aanvullende beveiligingssysteem (SRS) De aanvullende beveiligingssystemen (SRS) van de voor- en zijkant omvatten in totaal 6 airbags. Ga na met welke soorten airbags uw auto is uitgerust door de plaatsen met de aanduiding “SRS AIRBAG” op te zoeken. Deze aanduidingen zijn zichtbaar op de plaats waar de airbags ingebouwd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING In auto's uitgerust met airbags dienen veiligheidsgordels gedragen te worden: Het uitsluitend vertrouwen op de airbags voor bescherming tijdens een aanrijding is gevaarlijk. Airbags alleen kunnen geen ernstig letsel voorkomen. De betreffende airbags worden uitsluitend opgeblazen bij het eerste ongeval, zoals een frontale, bijna frontale of zijdelingse botsing met een gematigde of grotere kracht.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ga niet te dichtbij de airbags van bestuurder en voorpassagier zitten: Het te dichtbij de airbagmodules van bestuurder en voorpassagier zitten of er handen of voeten op plaatsen is uiterst gevaarlijk. De airbags van bestuurder en voorpassagier worden met grote kracht en snelheid opgeblazen. Als iemand er zich te dichtbij bevindt kan dit ernstig letsel veroorzaken. De bestuurder dient altijd alleen de rand van het stuurwiel vast te houden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Bevestig geen voorwerpen op of in de buurt van de plaats waar een gordijn-airbag geactiveerd wordt: Het bevestigen van voorwerpen op plaatsen waar de gordijn-airbags geactiveerd worden zoals op de voorruit, de zijportierruit, op de voorruit- en achterruitstijlen en langs de dakrand en op de steungrepen is gevaarlijk.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Breng geen wijzigingen aan in het aanvullend beveiligingssysteem: Het aanbrengen van wijzigingen in de onderdelen of de bedrading van het aanvullend beveiligingssysteem is gevaarlijk. U kunt het per ongeluk in werking stellen of buiten gebruik stellen. Breng geen enkele wijziging aan in het aanvullend beveiligingssysteem. Hieronder vallen het aanbrengen van stuurbekleding, etiketten of wat dan ook op de airbagmodules.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags WAARSCHUWING Ruim het airbagsysteem op de juiste wijze op: Het op ondeskundige wijze opruimen van een airbag of slopen van een auto met airbags die onder stroom staan, kan uiterst gevaarlijk zijn. Ernstig letsel kan het gevolg zijn wanneer niet alle veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Laat een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur het airbagsysteem veilig opruimen of een auto uitgerust met een airbagsysteem slopen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Deactiveringsschakelaar van voorpassagiersairbag í WAARSCHUWING De voorpassagiersairbag niet onnodig deactiveren: Onnodig uitschakelen van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Als de airbag onnodig wordt uitgeschakeld, zal de voorpassagier niet de extra beveiliging van de airbag kunnen ontvangen. Dit kan ernstig letsel met mogelijk dodelijke afloop veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaan beide indikatielampjes van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag branden, ongeacht de stand van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag. Het indikatielampje gaat na een bepaalde periode uit en gaat vervolgens aan/uit afhankelijk van de condities zoals aangegeven in onderstaande tabel.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qSchakelaarstanden Controleer alvorens te gaan rijden altijd met de hulpsleutel of de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag in de juiste stand staat al naargelang uw vereisten. WAARSCHUWING Laat de sleutel niet in de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag zitten: Onbedoeld uitschakelen van de deactiveringsschakelaar van de voorpassagiersairbag is gevaarlijk. Bij een ongeluk zal de voorpassagier niet goed beveiligd zijn.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Overschakelen naar de ON positie 1. Steek de sleutel in de deactiveringsschakelaar voor de voorpassagiersairbag en draai de sleutel linksom totdat de sleutel naar ON wijst. 2. Verwijder de sleutel. 3. Kijk of het airbag-uitgeschakeld indikatielampje blijft branden wanneer het contact op ON staat. Het airbag-uitgeschakeld indikatielampje gaat na een korte periode van tijd uit.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Onderdelen van het aanvullend beveiligingssysteem Gasgeneratoren en airbags van bestuurder/voorpassagier Impactsensoren en diagnosemodule (SAS eenheid) Voorspannersysteem van veiligheidsgordels van voorzitting (pagina 2-25) Voorste airbagsensors Zij-impactsensors Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels (pagina 4-38) Zij- en gordijngasgeneratoren en airbags Voorpassagiersairbag-uitgeschakeld indikatielampje í (pag
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Werking van de SRS airbags Uw Mazda is uitgerust met de volgende typen SRS airbags. SRS airbags zijn ontworpen om te werken in combinatie met de veiligheidsgordels om letsel tijdens een ongeval te helpen verminderen. De SRS airbags zijn ontworpen om als aanvulling op de veiligheidsgordelfuncties de passagiers extra bescherming te bieden. Draag de veiligheidsgordels op de juiste wijze.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qVoorpassagiersairbag De voorpassagiersairbag is ingebouwd in het instrumentenpaneel aan de voorpassagierszijde. Het opblaasmechanisme voor de voorpassagiersairbag is hetzelfde als bij de bestuurdersairbag, zoals boven vermeld. Zie voor nadere bijzonderheden over airbag activering, “Criteria voor SRS airbag activering” (pagina 2-61). qZij-airbags De zij-airbags zijn ingebouwd in de buitenste zijden van de rugleuningen van de voorzittingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags qGordijn-airbags De gordijn-airbags zijn ingebouwd in de voorruit- en achterruitstijlen en de dakrand langs beide zijden.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Criteria voor SRS airbag activering Deze tabel geeft de betreffende SRS uitrusting aan die afhankelijk van het type botsing geactiveerd wordt. (De illustraties tonen representatieve voorbeelden van botsingen.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen van de SRS airbag Bij ernstige botsingen zoals die hierboven beschreven onder “Criteria voor SRS airbag activering” zal de betreffende SRS airbaguitrusting geactiveerd worden. Echter bij bepaalde botsingen bestaat de kans dat de uitrusting niet geactiveerd wordt, afhankelijk van het type botsing en de ernst ervan.
Belangrijke veiligheidsuitrusting SRS airbags Beperkingen ten aanzien van de detectie van zijdelingse botsingen: In de volgende illustraties worden voorbeelden gegeven van zijdelingse botsingen die mogelijk niet als ernstig genoeg bespeurd worden om de SRS airbaguitrusting te activeren.
2-64
3 Alvorens te gaan rijden Gebruik van diverse voorzieningen, zoals sleutels, portieren, spiegels en ruiten. Sleutels ...................................................... 3-2 Sleutels ................................................ 3-2 Afstandbediende portiervergrendeling ............................ 3-4 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling ............................. 3-10 Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling í ....................... 3-10 Werkingsbereik .....................
Alvorens te gaan rijden Sleutels Sleutels WAARSCHUWING OPGELET l Laat nooit de sleutel in uw auto achter wanneer er zich kinderen in bevinden en bewaar ze op een plaats waar uw kinderen ze niet kunnen vinden en er niet mee kunnen spelen: Het is gevaarlijk kinderen in een auto achter te laten waarvan de sleutel in het contact steekt. Dit kan tot gevolg hebben dat iemand ernstig letsel wordt toegebracht of zelfs tot een ongeluk met dodelijke afloop leiden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPGELET l Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel (zender) te voorkomen: l l l l l l l l Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. De sleutel niet demonteren. Stel de sleutel niet bloot aan hoge temperaturen op plaatsen zoals het dashboard of de motorkap, onder direct zonlicht. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard. Geen zware voorwerpen op de sleutel plaatsen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels Afstandbediende portiervergrendeling Dit systeem maakt gebruik van de sleuteltoetsen om op afstand de portieren en de achterklep te vergrendelen en te ontgrendelen. Het systeem kan de motor starten zonder dat u de sleutel uit uw portemonnee of zak hoeft te nemen. Bediening van het anti-diefstal beveiligingssysteem is ook mogelijk bij modellen die voorzien zijn van een antidiefstal beveiligingssysteem. Druk de toetsen langzaam en nauwkeurig in.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l qZender De levensduur van de batterij is ongeveer 1 jaar. Vervang de batterij door een nieuwe als het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep gaat knipperen. Het wordt aanbevolen de batterij ongeveer eenmaal per jaar te vernieuwen, omdat de kans bestaat dat het KEY waarschuwingslampje/ indikatielampje niet gaat branden of knipperen, afhankelijk van hoe snel de batterij uitgeput is geraakt.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, Europese modellen) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een pieptoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep met behulp van de sleutel vergrendeld/ ontgrendeld worden.
Alvorens te gaan rijden Sleutels (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie, behalve Europese modellen) Er wordt eenmaal een pieptoon gegeven. OPMERKING l De portieren en de achterklep kunnen niet vergrendeld worden door het indrukken van de vergrendeltoets wanneer een van de portieren of de achterklep geopend is. De waarschuwingsknipperlichten zullen eveneens niet knipperen.
Alvorens te gaan rijden Sleutels OPMERKING l (Automatische hervergrendelfunctie) Na het ontgrendelen met behulp van de sleutel, zullen alle portieren en de achterklep automatisch vergrendeld worden als een van de volgende handelingen niet binnen ongeveer 30 seconden wordt uitgevoerd. Als uw auto uitgerust is met een anti-diefstal beveiligingssysteem, zullen de waarschuwingsknipperlichten knipperen bij wijze van bevestiging.
Alvorens te gaan rijden Sleutels qWerkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling í WAARSCHUWING Radiogolven van de sleutel kunnen van invloed zijn op medische apparatuur zoals pacemakers: Alvorens de sleutel te gebruiken in de nabijheid van personen die medische apparatuur gebruiken, de fabrikant van de apparatuur of uw arts vragen of de radiogolven van de sleutel van invloed zijn op de apparatuur.
Alvorens te gaan rijden Geavanceerde afstandbediende portiervergrendeling Werkingsbereik Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. qOpenen van de achterklep Buitenantenne OPMERKING Wanneer de batterij bijna uitgeput is of op plaatsen waar er radiogolven met hoge intensiteit of storing is, bestaat de kans dat het werkingsbereik kleiner wordt of dat het systeem niet functioneert.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Portiersloten WAARSCHUWING Neem dus altijd alle kinderen en huisdieren met u mee of laat een verantwoordelijke persoon bij hen achter: Het alleen achterlaten van kinderen of huisdieren in een geparkeerde auto is gevaarlijk: Bij warm weer kan de temperatuur in een auto dusdanig hoog oplopen dat dit hersenbeschadiging of zelfs de dood kan veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l De buitensluitingpreventiefunctie voorkomt dat u uwzelf uit de auto kunt buitensluiten. (Europees model) Alle portieren en de achterklep zullen automatisch ontgrendeld worden als deze vergrendeld worden met behulp van de centrale portiervergrendeling wanneer een van de portieren geopend is. Als alle portieren gesloten zijn, worden alle portieren vergrendeld, ook als de achterklep open staat.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qVergrendelen, ontgrendelen met de sleutel Alle portieren en de achterklep worden automatisch vergrendeld wanneer het bestuurdersportier met de sleutel vergrendeld wordt. Alle portieren worden ontgrendeld wanneer het bestuurdersportier met de sleutel ontgrendeld wordt. Draai voor vergrendeling de sleutel naar de voorzijde van de auto en draai voor ontgrendeling de sleutel naar de achterzijde van de auto.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten 4. Steek de sleutel in het bestuurdersportier, draai de sleutel naar de vergrendelstand en draai deze naar de middenpositie terug. Vervolgens de sleutel binnen 3 seconden nogmaals naar de vergrendelstand draaien. 5. Het indikatielampje gaat gedurende ongeveer 3 seconden branden om aan te geven dat het systeem geactiveerd is. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qVergrendelen, ontgrendelen met de verzoekschakelaar (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Alle portieren en de achterklep kunnen vergrendeld/ontgrendeld worden door de verzoekschakelaar op de voorportieren in te drukken wanneer u de sleutel bij u draagt. De verzoekschakelaar op de achterklep kan alleen worden gebruikt voor het vergrendelen van alle portieren en de achterklep.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l (Europees model) De instelling kan zodanig veranderd worden dat een zoemtoon hoorbaar wordt voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep met behulp van de verzoekschakelaar vergrendeld/ontgrendeld worden. (Behalve Europese modellen) Er wordt een zoemtoon gegeven voor bevestiging wanneer de portieren en de achterklep vergrendeld/ontgrendeld worden met behulp van de verzoekschakelaar. Indien gewenst, kan de zoemtoon worden uitgeschakeld.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l De instelling kan zodanig veranderd worden dat de portieren en de achterklep automatisch vergrendeld worden zonder de verzoekschakelaar in te drukken. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14. (Automatische vergrendelfunctie) Er wordt een zoemtoon gegeven wanneer alle portieren en de achterklep gesloten worden en u de geavanceerde sleutel bij u hebt.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten qVergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelschakelaar í Wanneer alle portieren en de achterklep gesloten zijn en de vergrendelzijde wordt ingedrukt, worden alle portieren en de achterklep automatisch vergrendeld. Deze worden alle ontgrendeld wanneer de ontgrendelzijde wordt ingedrukt. Vergrendelen Ontgrendelen OPMERKING De portieren en de achterklep kunnen niet vergrendeld worden terwijl een van de portieren of de achterklep geopend is.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l Voor uw auto is functie nummer 3 de standaardinstelling. l Er zijn enkel in totaal zes automatische vergrendel-/ ontgrendelinstellingen beschikbaar voor voertuigen met automatische transmissie en drie voor voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak. Druk de ontgrendelzijde van de portiervergrendelschakelaar het juiste aantal malen in, overeenkomstig het nummer van de geselecteerde functie.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Functienummer 5 6 Functie*1 (Alleen voertuigen met automatische transmissie) Wanneer het contact op ON staat en de keuzehendel vanuit de parkeerstand (P) in een willekeurige andere schakelstand wordt gezet, worden alle portieren en de achterklep automatisch vergrendeld. Wanneer de keuzehendel in de parkeerstand (P) wordt gezet terwijl het contact op ON staat, worden alle portieren en de achterklep automatisch ontgrendeld.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten (Voertuigen met automatische transmissie) Bediening vanaf de binnenzijde Huidige functienummer Druk eenmaal op de ontgrendelzijde van de vergrendelschakelaar Functienummer 1 Druk 2 maal Druk op de vergrendelzijde van de vergrendelschakelaar Functienummer 2 Druk 3 maal Instelling annuleren Functienummer 3 Druk 4 maal Functienummer 4 Druk 5 maal Functienummer 5 Druk 6 maal Functienummer 6 qVergrendelen, ontgrendelen met de portiervergrendelknop Functie inge
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING OPMERKING De rode indikatie wordt zichtbaar wanneer de portiervergrendelknop ontgrendeld wordt. Wanneer u de portieren op deze manier vergrendelt: Rode indikatie l Let erop de sleutel niet in de auto achter te laten. l De portiervergrendelknop van het bestuurdersportier kan niet worden gebruikt terwijl het bestuurdersportier open is.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Achterklep WAARSCHUWING Sta nooit toe dat iemand in de bagageruimte meerijdt: Toestaan dat iemand in de bagageruimte meerijdt is gevaarlijk. Tijdens plotseling afremmen of een botsing bestaat de kans dat de persoon die in de bagageruimte meerijdt ernstig of dodelijk letsel oploopt. Rijd niet met geopende achterklep: Uitlaatgassen in het interieur van een auto zijn gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPGELET l Wees voorzichtig niet teveel kracht uit te oefenen op de dempersteun op de achterklep, zoals door met uw hand tegen de steun te leunen. Zo niet, dan bestaat de kans op verbuiging van de dempersteun wat een nadelig effect kan hebben op de werking van de achterklep.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten OPMERKING l De achterklep kan gesloten worden wanneer de portieren vergrendeld zijn en de sleutel in de auto is achtergelaten. Echter om te voorkomen dat de sleutel in de auto wordt achtergelaten, kan de achterklep geopend worden door het indrukken van de elektrisch bediende achterklepopener.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Sluiten van de achterklep Voor het sluiten van de achterklep deze langzaam omlaag laten met gebruik van de achterklepgreepuitsparing en vervolgens de achterklep met beide handen dicht duwen. Niet met kracht dichtklappen. Trek de achterklep omhoog om te controleren of deze goed gesloten is.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Leg de vierde golftas met de bovenkant naar links gericht en plaats dan de onderkant van de tas zodanig dat deze naar rechts wijst. OPGELET Zorg er voor dat de afdekking van de bagageruimte stevig wordt vastgemaakt. Als het net niet stevig bevestigd wordt, kan dit plotseling losraken en letsel veroorzaken.
Alvorens te gaan rijden Portieren en sloten Verwijderen van de afdekking Opbergen van de afdekking í 1. Til de afdekking van de bagageruimte bij de uitsteeksels met beide handen omhoog, maak deze uit de klemmen los en laat hem oprollen. 1. Open de kofferruimteplank. Klem Trekken Afdekking bagageruimte Duwen Uitsteeksel 2. Berg de bagageruimteafdekking op met de uitsteeksels naar beneden gericht. 2. Duw de veerhouders aan beide uiteinden van de terugtrekstang naar binnen en verwijder de afdekking.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Voorzorgsmaatregelen ten aanzien van brandstof en motoruitlaatgassen qVereiste brandstof (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Voertuigen met katalysator of zuurstofsensors dienen gebruik te maken van UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF, welke de uitstoot van uitlaatgassen vermindert en de verontreiniging van de bougies minimaal houdt. Uw Mazda zal de beste prestaties leveren met de soort brandstof die in de tabel is aangegeven.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie OPGELET l GEBRUIK UITSLUITEND LOODVRIJE BRANDSTOF. Loodhoudende brandstof is schadelijk voor de katalysator en de zuurstofsensors en leidt tot verminderde werking van het uitlaatgasreinigingssysteem en/of defecten. l Het gebruik van E10 brandstof met 10% ethanol in Europa is veilig voor uw auto. Schade aan uw auto kan optreden wanneer de hoeveelheid ethanol hoger is dan hier aanbevolen. l Nooit het brandstofsysteem voorzien van toevoegingen.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qUitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qUitlaatgasreinigingssysteem (SKYACTIV-D 2.2) Uw auto is voorzien van een uitlaatgasreinigingssysteem (de katalysator is een onderdeel van dit systeem) dat de auto in staat stelt te voldoen aan wettelijke bepalingen betreffende de uitstoot van uitlaatgassen. WAARSCHUWING Parkeer de auto daarom nooit op of bij brandbare materialen: Parkeren op of bij brandbare materialen, zoals droog gras, is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qMotoruitlaatgassen (Koolmonoxide) WAARSCHUWING Niet met uw auto rijden als u uitlaatgas binnen in de auto ruikt: Uitlaatgas is gevaarlijk. Dit gas bevat koolmonoxide (CO), dat kleurloos, geurloos en giftig is. Bij inademing kan dit bewusteloosheid en verstikking veroorzaken. Als u uitlaatgassen in uw auto ruikt, alle ramen volledig openen en onmiddellijk contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie Afsluitklep van brandstoftankdop en brandstoftankdop WAARSCHUWING Bij het verwijderen van de brandstoftankdop, de dop een klein stukje losdraaien en wachten tot het sissende geluid ophoudt. Vervolgens de dop verwijderen: Brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof die op de huid of in de ogen terechtkomt kan brandwonden veroorzaken en bij inslikking ziekte tot gevolg hebben.
Alvorens te gaan rijden Brandstof en emissie qAfsluitklep van brandstoftankdop Trek aan de interieur-ontgrendelknop voor de afsluitklep van de brandstoftankdop om de afsluitklep te openen. Om te sluiten, tegen de afsluitklep van de brandstofvuldop duwen totdat deze goed vergrendelt. Ontgrendeling voor afsluitklep brandstoftankdop qBrandstoftankdop Draai voor het verwijderen van de brandstoftankdop deze linksom. Bevestig de verwijderde dop aan de binnenzijde van de afsluitklep.
Alvorens te gaan rijden Stuurwiel Stuurwiel 3. Probeer alvorens te gaan rijden het stuurwiel omhoog en omlaag te duwen om te controleren of dit vergrendeld is. WAARSCHUWING Nooit tijdens het rijden het stuurwiel afstellen: Het is gevaarlijk wanneer u tijdens het rijden het stuurwiel probeert af te stellen. Bij het bewegen van de stuurkolom is de kans groot dat u het stuurwiel plotseling naar links of rechts draait.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Spiegels Stel alvorens te gaan rijden de binnen- en buitenspiegels af. qBuitenspiegels OPMERKING (Groothoekspiegel bestuurderszijde í) l WAARSCHUWING Kijk daarom steeds over uw schouder achterom alvorens van rijbaan te veranderen: Objecten die in deze bolle spiegel worden waargenomen lijken dichterbij dan zij in werkelijkheid zijn.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Stel als volgt af: 1. Draai de spiegelschakelaar naar links ( ) of rechts ( ) voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. Handbediende inklapbare buitenspiegel Klap de buitenspiegel voorzichtig naar achteren, zodat deze plat tegen de wagen komt te staan. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting.
Alvorens te gaan rijden Spiegels WAARSCHUWING De elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel niet aanraken wanneer deze in beweging is: Aanraken van een elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel wanneer deze in beweging is, is gevaarlijk. Uw hand kan klemraken en gewond raken of de spiegel kan worden beschadigd. Gebruik de elektrische inklapschakelaar om de spiegel in de rijklaarstand te zetten: Het met de hand in de rijstand zetten van de elektrisch bediende inklapbare buitenspiegel is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Spiegels Verminderen van verblinding door koplampen Handbediende dag/nacht spiegel Duw bij het rijden overdag de dag/nacht hendel naar voren. Trek de hendel naar achteren om verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen te verminderen. Druk op de ON/OFF toets om de automatische dimfunctie uit te schakelen. Het indikatielampje gaat uit. Druk voor het opnieuw inschakelen van de automatische dimfunctie op de ON/ OFF toets . Het indikatielampje gaat branden.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Elektrische ruitbediening Het contact dient op ON te staan om de elektrische ruitbediening te kunnen gebruiken. WAARSCHUWING Alvorens een ruit te sluiten, eerst controleren of er zich geen obstakels in de opening bevinden: Het sluiten van elektrisch bediende ruiten is gevaarlijk. De kans bestaat dat iemands hand, hoofd of nek tussen de ruit beklemd raakt, hetgeen ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg kan hebben. Deze waarschuwing heeft vooral betrekking op kinderen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Normaal openen/sluiten Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag. Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omhoog.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Nadat het systeem opnieuw geïnitialiseerd is, kan elk van de passagiersruiten met behulp van de hoofdbedieningsschakelaars automatisch volledig geopend of gesloten worden. OPMERKING l Afhankelijk van de rijomstandigheden bestaat de kans dat een sluitende elektrisch bediende ruit stopt en begint te openen wanneer de ruit een schok ondervindt waarvan het effect hetzelfde is als in het geval waarbij de ruit door iets geblokkeerd wordt.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qGebruik van de elektrische ruitbediening van het bestuurdersportier (Type B) Procedure voor het initialiseren van het systeem van de elektrische ruitbediening Normaal openen/sluiten Duw voor het openen van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omlaag. Duw voor het sluiten van de ruit tot in de gewenste positie de schakelaar licht omhoog.
Alvorens te gaan rijden Ruiten WAARSCHUWING Zorg er voor dat de ruit juist voordat deze de volledig gesloten stand bereikt of wanneer de schakelaar van de elektrische ruitbediening omhoog gehouden wordt door niets geblokkeerd wordt: Het blokkeren van een elektrische bediende ruit juist voordat deze de volledig gesloten stand bereikt of terwijl de schakelaar van de elektrische ruitbediening omhoog gehouden wordt is gevaarlijk.
Alvorens te gaan rijden Ruiten (Met portiervergrendelschakelaar) OPMERKING l l De elektrische ruitbediening kan worden gebruikt wanneer de vergrendelschakelaar van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier in de ontgrendelstand staat. De ruiten van de passagiersportieren kunnen geopend of gesloten worden via het gebruik van de hoofdschakelaars van de elektrische ruitbediening op het bestuurdersportier.
Alvorens te gaan rijden Ruiten Schuifdak í Het schuifdak kan alleen elektrisch geopend of gesloten worden wanneer het contact op ON staat. Kantel-/schuifschakelaar OPMERKING Alvorens u uw Mazda gaat wassen, er voor zorgen dat het schuifdak volledig gesloten is zodat geen water in het interieur kan binnendringen.
Alvorens te gaan rijden Ruiten qOpen- en dichtschuiven Druk om het schuifdak automatisch volledig te openen, de kantel/ schuifschakelaar kortstondig in achterwaartse richting drukken. Druk om het schuiven tussentijds te stoppen de kantel/schuifschakelaar in. Druk om het schuifdak in de gewenste positie te sluiten, de kantel/ schuifschakelaar in voorwaartse richting drukken. Openen 3. Herhaal stap 2.
Alvorens te gaan rijden Ruiten OPGELET l Het zonnescherm gaat niet omhoog. Om beschadiging van het zonnescherm te voorkomen, dit niet omhoog drukken. l Het zonnescherm niet sluiten terwijl het schuifdak geopend wordt. Het zonnescherm kan beschadigd worden wanneer geprobeerd wordt dit door forceren te sluiten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Aanbrengen van wijzigingen en aanvullende apparatuur Mazda kan niet garant staan voor de juiste werking van het startblokkeersysteem en het anti-diefstal beveiligingssysteem als er wijzigingen aan het systeem zijn aangebracht of als er aanvullende apparatuur is aangesloten.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPGELET l Veranderingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor de compliantie kunnen de garantie op de apparatuur ongeldig maken. l Volg onderstaande instrukties om beschadiging van de sleutel te voorkomen: l l l l l Laat de sleutel niet vallen. Laat de sleutel niet nat worden. Stel de sleutel niet bloot aan magnetische velden van enigerlei aard.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWerking OPMERKING l De kans bestaat dat de motor niet start en dat het beveiligingssysteemindikatielampje brandt of knippert als de sleutel op plaatsen gelegd wordt waar het moeilijk is voor het systeem het signaal te ontvangen, zoals op het instrumentenpaneel of in de handschoenenkast. Breng de sleutel naar een plaats binnen het signaalbereik, zet het contact uit en start vervolgens de motor opnieuw.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l l Indien het beveiligingssysteemindikatielampje tijdens het rijden voortdurend blijft knipperen, de motor niet stopzetten. Ga naar een officiële Mazda reparateur en laat het lampje daar controleren. Als u de motor stop zet terwijl het indikatielampje knippert, zult u de motor niet opnieuw kunnen starten. Aangezien bij reparatie van het startblokkeersysteem de elektronische codes opnieuw ingesteld worden, zijn de sleutels nodig.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPGELET Let op de volgende punten om de inbraaksensor normaal te kunnen laten functioneren: l Hang geen kleding of voorwerpen op aan een hoofdsteun of een kledinghaak. l Plaats de uitschuifbare zonnekleppen in hun oorspronkelijke posities terug. l De inbraaksensor niet afschermen door deze af te dekken of er voorwerpen voor te hangen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l l Als de accu uitgeput raakt terwijl het anti-diefstal beveiligingssysteem in staat van paraatheid is, zal de sirene geactiveerd worden en zullen de waarschuwingsknipperlichten gaan knipperen wanneer de accu geladen of vervangen wordt. 4. Druk op de vergrendeltoets op de zender. De waarschuwingsknipperlichten zullen eenmaal knipperen. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Druk op een verzoekschakelaar.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: l l l l Ontgrendelen van een portier Een portier of de achterklep geopend wordt. De motorkap geopend wordt. Het contact wordt aan gezet. Voor het opnieuw in staat van paraatheid brengen van het systeem, de procedure voor het in staat van paraatheid brengen nogmaals uitvoeren.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Voor het annuleren van de inbraaksensor, de toets op de zender binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets indrukken. De waarschuwingsknipperlichten zullen driemaal knipperen. OPMERKING l Voor het opnieuw activeren van de inbraaksensor, het anti-diefstal beveiligingssysteem uitschakelen en dit vervolgens opnieuw in staat van paraatheid brengen.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWaarschuwingslabels voor antidiefstal beveiligingssysteem De handschoenenkast van uw auto bevat een waarschuwingslabel voor het antidiefstal beveiligingssysteem. Het wordt door Mazda aanbevolen dit label aan te brengen op de achterste benedenhoek van een voorportierruit.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem Het contact op ON zetten zonder de startdrukknop te gebruiken. l Als het systeem opnieuw in werking wordt gesteld, zal de verlichting en de claxon geactiveerd worden totdat het bestuurdersportier of de achterklep met de zender ontgrendeld wordt. (Met geavanceerde sleutel) De verlichting en de claxon kunnen ook buiten werking gesteld worden door het indrukken van de verzoekschakelaar op een portier. 4.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem OPMERKING l Het systeem wordt buiten werking gesteld wanneer binnen 20 seconden na het indrukken van de vergrendeltoets een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd: l l l l l Ontgrendelen van een portier Een portier of de achterklep geopend wordt. De motorkap geopend wordt. Het contact wordt aan gezet. (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Druk op de elektrische achterklepopener terwijl u de sleutel bij u hebt.
Alvorens te gaan rijden Beveiligingssysteem qWaarschuwingslabels voor antidiefstal beveiligingssysteem De handschoenenkast van uw auto bevat een waarschuwingslabel voor het antidiefstal beveiligingssysteem. Het wordt door Mazda aanbevolen dit label aan te brengen op de achterste benedenhoek van een voorportierruit.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Inrijden Er is geen speciale inrijperiode noodzakelijk. Echter het opvolgen van enkele eenvoudige voorzorgsmaatregelen gedurende de eerste 1000 km, kan het motorrendement, het brandstofverbruik en de levensduur van uw Mazda ten goede komen. l Voer het toerental van de motor niet te hoog op. l Rijd niet gedurende langere tijd met dezelfde snelheid, snel of langzaam. l Niet gedurende langere tijd constant met volgas of met hoge motortoerentallen rijden.
Alvorens te gaan rijden Rijtips l Neem snelheid terug bij het rijden met sterke zijwind of tegenwind. Moeilijke rijomstandigheden WAARSCHUWING WAARSCHUWING Nooit tijdens het afdalen van hellingen de motor afzetten: Het afzetten van de motor bij het afdalen van hellingen is gevaarlijk. De stuurbekrachtiging en de rembekrachtiging zullen dan buiten werking gesteld worden, hetgeen beschadiging van het aandrijfmechanisme tot gevolg kan hebben.
Alvorens te gaan rijden Rijtips l Gebruik zand, zout, sneeuwkettingen, tapijten of plaats ander anti-slip materiaal onder de voorwielen voor meer aandrijfkracht bij het wegrijden op een gladde ondergrond, zoals ijs of opeengehoopte sneeuw. OPMERKING Gebruik uitsluitend sneeuwkettingen op de voorwielen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips WAARSCHUWING Breng geen twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde aan: Het aanbrengen van twee vloermatten bovenop elkaar aan de bestuurderszijde is gevaarlijk aangezien de opsluitpennen enkel het naar voren schuiven van één vloermat kunnen voorkomen. Losse vloermat(ten) kunnen de bediening van de voetpedalen hinderen en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u in de winter een zwaarder type vloermat gebruikt, altijd de oorspronkelijke vloermat verwijderen.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Rijden in de winter Het wordt aanbevolen een nooduitrusting mee te voeren. Handige daarvoor in aanmerking komende hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een ruitenkrabber, een zakje met zand of zout, een noodlamp, een kleine spade en startkabels. Laat de volgende punten door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur verzorgen: l Zorg er voor dat de radiateur de juiste hoeveelheid anti-vries bevat. Zie Motorkoelvloeistof op pagina 6-34.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Europa Kies wanneer u sneeuwbanden gaat gebruiken de voorgeschreven maat en bandenspanning (pagina 9-11). qSneeuwkettingen Informeer naar de plaatselijke bepalingen alvorens sneeuwkettingen te gaan gebruiken. OPGELET l Het gebruik van sneeuwkettingen kan de bestuurbaarheid van de auto nadelig beïnvloeden. l Rijd nooit sneller dan 50 km/h of de door de kettingfabrikant aanbevolen snelheid, naargelang welke snelheid lager is.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Montagespecificatie (Europa) Bij het aanbrengen van de sneeuwkettingen dient de afstand tussen het bandprofiel en de ketting zich binnen de voorgeschreven limieten te bevinden zoals aangegeven in onderstaande tabel. Afstand [Eenheid: mm] A B Max. 13 Max.
Alvorens te gaan rijden Rijtips Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET l Na het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30 seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair draaien onnodig.
Alvorens te gaan rijden Slepen Trekken van een caravan en aanhanger (Europa/Rusland/ Turkije/Israël/Zuid-Afrika) Uw Mazda is in eerste instantie ontworpen en gebouwd voor het vervoer van passagiers en lading. Als u een aanhanger gaat trekken dient u de hiernavolgende instrukties op te volgen, aangezien de veiligheid van de bestuurder en de passagiers afhankelijk is van de juiste uitrusting en van een veilige rijstijl.
Alvorens te gaan rijden Slepen KOGELDRUK VAN AANHANGER: Het gewicht dat op de tong van de aanhanger drukt. Dit kan gevarieerd worden door bij het laden van de aanhanger de gewichtsverdeling te veranderen. Bij het rijden in berggebieden op grote hoogte treedt er naarmate de hoogte toeneemt verlies aan motorvermogen op. Onder deze omstandigheden wordt het aanbevolen het totale aanhangergewicht en het bruto totaalgewicht met 10% per 1000 m te verminderen.
Alvorens te gaan rijden Slepen TOTALE AANHANGERGEWICHT MODEL Motor SKYACTIV-D 2.2 AutomatiSTANsche DAARD transmissie VERMOGEN SKYACTIV-D 2.2 STANDAARD VERMOGEN Aandrijfsysteem Transmissie Emissieniveau EURO6 HandgeschaEURO6 kelde versnellingsbak SKYACTIV-D Automati2.2 STANsche DAARD transmissie VERMOGEN EURO6 HandgeschaSKYACTIV-D kelde EURO6 2.2 GROOT versnellingsVERMOGEN bak SKYACTIV-D Automati2.
Alvorens te gaan rijden Slepen TOTALE AANHANGERGEWICHT MODEL Motor SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-D 2.2 STANDAARD VERMOGEN Automatische transmissie Automatische transmissie 735 kg 2000 kg 4035 kg EURO6 4WD 750 kg 2000 kg 4065 kg 2WD 740 kg 2000 kg 4050 kg 2WD 750 kg 2000 kg 4050 kg 4WD 750 kg 2100 kg 4210 kg 4WD 750 kg 2100 kg 4225 kg 4WD 750 kg 2100 kg 4210 kg 4WD 750 kg 2100 kg 4225 kg EURO6 EURO6 HandgeschaSKYACTIV-D kelde EURO6 2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Rusland/Helling tot 12% TOTALE AANHANGERGEWICHT MODEL Motor SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.5 Aandrijfsysteem Transmissie Emissieniveau Handgeschakelde EURO4 versnellingsbak Automatische transmissie Automatische transmissie Automatische transmissie SKYACTIV-D Automati2.
Alvorens te gaan rijden Slepen Zuid-Afrika/Helling tot 12% TOTALE AANHANGERGEWICHT MODEL Motor SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.0 SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-G 2.5 Aandrijfsysteem Transmissie Emissieniveau Handgeschakelde EURO4 versnellingsbak Automatische transmissie Automatische transmissie SKYACTIV-D Automati2.2 sche STANtransmissie DAARD VERMOGEN SKYACTIV-D Automati2.
Alvorens te gaan rijden Slepen WAARSCHUWING Zorg er voor dat het gewicht van de te trekken lading nooit meer bedraagt dan de voorgeschreven limieten zoals aangegeven in de Tabel van Aanhangergewichten: Het is gevaarlijk wanneer u probeert een aanhanger te trekken waarvan het gewicht het toegestane totaalgewicht overschrijdt, aangezien dit ernstige problemen ten aanzien van de wegligging en de rijprestaties tot gevolg kan hebben, hetgeen tot persoonlijk letsel en/of schade aan de auto kan leiden.
Alvorens te gaan rijden Slepen qTrekhaak Maak bij het trekken van een aanhanger gebruik van de juiste trekhaak. Het wordt aanbevolen gebruik te maken van een originele Mazda trekhaak. Gebruik de originele gaten die door de autofabrikant zijn geboord voor het bevestigen van de trekhaak. Neem voor nadere informatie contact op met uw officiële Mazda dealer. Montagepunten voor trekhaak Eenheid: mm C A: 350—420 B: 1001,5 C: 1046,9 Max.
Alvorens te gaan rijden Slepen qVeiligheidskettingen Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Alvorens te gaan rijden Slepen WAARSCHUWING Sluit geen hydraulisch aanhanger-remsysteem op het remsysteem van uw auto aan: Wanneer een hydraulisch aanhanger-remsysteem rechtstreeks wordt aangesloten op het remsysteem van de auto, kan dit tot onvoldoende remvermogen leiden waardoor de kans bestaat op letsel. qTips voor het trekken van een aanhanger Alvorens te gaan rijden l Controleer of uw Mazda zich nagenoeg normaal gedraagt wanneer er een belaste of onbelaste aanhanger aan wordt gekoppeld.
Alvorens te gaan rijden Slepen l Schakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig is. Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden. Parkeren Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen.
3-82
4 Tijdens het rijden Informatie betreffende veilig rijden en stoppen Motor start/stop ....................................... 4-2 Contactschakelaar ............................... 4-2 Starten van de motor ........................... 4-4 Stopzetten van de motor .................... 4-12 i-stop í .............................................. 4-14 Instrumentengroep en display .............. 4-24 Meters en tellers ................................ 4-24 Waarschuwings/indikatielampjes ...... 4-38 Transmissie ..
Tijdens het rijden Motor start/stop Contactschakelaar qStartdrukknop-posities Het systeem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de sleutel bij zich heeft. Telkens wanneer de startdrukknop wordt ingedrukt, schakelt het contact over in de volgorde van uit, ACC en ON. Door vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te drukken wordt het contact uit gezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING Alvorens de bestuurdersstoel te verlaten, altijd het contact uitzetten, de handrem aantrekken en er op letten dat de keuzehendel in stand P staat (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling gezet is (handgeschakelde versnellingsbak): Het verlaten van de bestuurdersstoel zonder het contact uit te zetten, de handrem aan te trekken en de keuzehendel in stand P te zetten (automatische transmissie) of in de 1ste of R versnelling te zetten (handgesc
Tijdens het rijden Motor start/stop Starten van de motor OPMERKING l De functies van het startdrukknopsysteem (functie waarmee de motor gestart kan worden door enkel het meedragen van de sleutel) kunnen buiten werking gesteld worden om mogelijke nadelige invloeden op een gebruiker die een pacemaker of andere medische apparatuur draagt te voorkomen. Als het systeem buiten werking is gesteld, zult u de motor niet kunnen starten wanneer u de sleutel bij u draagt.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 5. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPGELET Als het KEY waarschuwingslampje (rood) brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, kan dit duiden op een probleem in het motorstartsysteem en dat de motor niet gestart kan worden of dat het contact niet op ACC of ON gezet kan worden (bij voertuigen met type A meter (pagina 4-38), worden de berichten getoond in de instrumentengroep).
Tijdens het rijden Motor start/stop 7. Druk op de startdrukknop nadat zowel het KEY indikatielampje (groen) (indien voorzien) in de instrumentengroep als het startdrukknopindikatielampje (groen) zijn gaan branden. OPMERKING l OPMERKING l Na het starten van de motor, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) uit en staat het contact in de stand ON. l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l (Duitsland) Ga na het starten van de motor onmiddellijk rijden. Gebruik echter geen hoge motortoerentallen totdat de motor de normale bedrijfstemperatuur heeft bereikt. (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) l Ongeacht of de motor warm of koud is, dient deze zonder gebruik van het gaspedaal gestart te worden. l Zie Starten van een verzopen motor onder Starten in noodgevallen als de motor de eerste keer niet start.
Tijdens het rijden Motor start/stop qMotorstartfunctie wanneer sleutelbatterij uitgeput is OPGELET Wanneer de motor gestart wordt door de zender boven de startdrukknop te houden als gevolg van een uitgeputte sleutelbatterij of een defecte sleutel, er voor zorgen het volgende te voorkomen. Anders kan het signaal van de sleutel niet correct worden ontvangen en bestaat de kans dat de motor niet start. l Metalen delen van andere sleutels of metalen voorwerpen komen in aanraking met de sleutel.
Tijdens het rijden Motor start/stop 4. Raak de startdrukknop aan met behulp van de achterzijde van de sleutel (zoals getoond) terwijl het startdrukknopindikatielampje (groen) knippert. OPMERKING l De motor kan niet gestart worden tenzij het koppelingspedaal volledig is ingetrapt (handgeschakelde versnellingsbak) of het rempedaal volledig is ingetrapt (automatische transmissie). l Als de functie van de startdrukknop defect is, gaat het startdrukknopindikatielampje (oranje) knipperen.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING l Voer voor het overschakelen van de stand van het contact zonder de motor te starten de volgende handelingen uit nadat het startdrukknopindikatielampje (groen) is gaan branden. 1. Laat het rempedaal (automatische transmissie) of het koppelingspedaal (handgeschakelde versnellingsbak) los. 2. Druk de startdrukknop in om over te schakelen naar de contactstand.
Tijdens het rijden Motor start/stop Stopzetten van de motor OPMERKING l (SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5) Het is mogelijk dat de koelventilator in de motorruimte gedurende enkele minuten nadat het contact vanuit ON op OFF gezet is gaat draaien, ongeacht of de airconditioning aan of uit is, voor het snel koelen van de motorruimte. l Als het systeem bespeurt dat de resterende batterijcapaciteit van de sleutel laag is wanneer het contact van ON op ACC of OFF wordt gezet, wordt het volgende aangegeven.
Tijdens het rijden Motor start/stop qMotornoodstop Wanneer terwijl de motor draait of tijdens het rijden de startdrukknop continu ingedrukt wordt gehouden, of een aantal malen achtereen snel wordt ingedrukt, zal de motor onmiddellijk worden stopgezet. Het contact schakelt over naar ACC.
Tijdens het rijden Motor start/stop i-stop í De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop Automatische transmissie 1. De motor stopt wanneer tijdens het rijden het rempedaal wordt ingetrapt (behalve tijdens het rijden in de stand R of M, blokkeermodus voor tweede versnelling) en de auto tot stilstand is gebracht. 2. De motor herstart automatisch wanneer het rempedaal wordt losgelaten met de keuzehendel in de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling). 3.
Tijdens het rijden Motor start/stop l De functies van de afstandbediende portiervergrendeling & startdrukknopsysteem werken normaal. l Het remvacuüm is voldoende hoog. l Het stuurwiel wordt niet gedraaid. l (Handgeschakelde versnellingsbak) l l l l De rijsnelheid is 3 km/h of minder. De keuzehendel staat in de neutraalstand. Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt. (Automatische transmissie) l l l l l l l De auto wordt stopgezet.
Tijdens het rijden Motor start/stop OPMERKING Onder de volgende omstandigheden duurt het enige tijd voordat de motor wordt stopgezet l De accu is om een of andere reden uitgeput geraakt, zoals wanneer er langere tijd niet met de auto is gereden. l De omgevingstemperatuur is hoog of laag. l Nadat de accupolen om een of andere reden zijn losgekoppeld, zoals voor het vervangen van de accu. l (SKYACTIV-D 2.2) Nadat dieseldeeltjes (PM) door het dieseldeeltjesfilter (DPF) zijn verwijderd.
Tijdens het rijden Motor start/stop Wanneer de motor is gestopt, herstart de motor automatisch Onder de volgende omstandigheden herstart de motor automatisch. l De i-stop OFF schakelaar wordt ingedrukt totdat de zoemer klinkt. l De airconditioning wordt bediend met de luchtstroomfunctie in de stand l (Automatische airconditioning) l l (A/C ON). De temperatuurinstelknop van de airconditioning is ingesteld op maximale koeling (A/C ON) of maximale verwarming.
Tijdens het rijden Motor start/stop De keuzehendel wordt bediend terwijl de motor is gestopt (automatische transmissie) Als de motor gestopt is en de keuzehendel vanuit de stand D of M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) verplaatst wordt naar de stand N of P, herstart de motor niet wanneer het rempedaal wordt losgelaten. De motor herstart als het rempedaal nogmaals wordt ingetrapt of de keuzehendel naar de stand D, M (niet in blokkeermodus voor tweede versnelling) of R wordt verplaatst.
Tijdens het rijden Motor start/stop qi-stop OFF schakelaar Door de schakelaar in te drukken totdat een zoemer klinkt, wordt de i-stop functie uitgeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Door de schakelaar nogmaals in te drukken totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop functie ingeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit.
Tijdens het rijden Motor start/stop qHellingstopfunctie (Automatische transmissie) Voertuigen met i-stop zijn uitgerust met een hellingstopfunctie.
Tijdens het rijden Motor start/stop WAARSCHUWING De hellingstopfunctie is een aanvullende functie die gedurende maximaal vier seconden in werking blijft nadat het rempedaal is losgelaten wanneer de auto gestart wordt nadat deze met de i-stop functie tot stilstand is gebracht: l Overmatig vertrouwen op het systeem kan echter ongevallen veroorzaken als de snelheid van de auto ineens toeneemt.
Tijdens het rijden Motor start/stop qi-stop waarschuwingslampje, zoemer Als er zich een defect in het systeem voordoet of bij waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem, wordt de bestuurder op de hoogte gesteld door de waarschuwingszoemer en het waarschuwingslampje in de instrumentengroep. Waarschuwingslampje/zoemer Wanneer de i-stop functie in werking is klinkt de waarschuwingszoemer en gaan het i-stop waarschuwingslampje (oranje) en de overige waarschuwingslampjes branden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Meters en tellers Type A Type B Snelheidsmeter ................................................................................................ pagina 4-25 Kilometerteller, dagteller en dagtellerkeuzeschakelaar ................................... pagina 4-25 Toerenteller ..................................................................................................... pagina 4-26 Brandstofmeter ............................................................
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Onderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) .......................................... pagina 4-31 Boordcomputer en INFO schakelaar .............................................................. pagina 4-31 qSnelheidsmeter De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van de auto aan.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Wanneer dagteller A wordt gekozen, verschijnt TRIP A op de display. Wanneer dagteller B wordt gekozen, verschijnt TRIP B. De dagteller registreert de totale door de auto afgelegde afstand, totdat de meter weer op nul teruggesteld wordt. Zet de meter terug op “0.0” door de keuzeschakelaar 1 seconde of langer ingedrukt te houden. Gebruik deze meter voor het meten van reisafstanden en voor het berekenen van het brandstofverbruik.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qBrandstofmeter De brandstofmeter geeft bij benadering de in de brandstoftank resterende hoeveelheid brandstof aan wanneer het contact op ON wordt gezet. Het wordt aanbevolen de tank voor meer dan 1/4 gevuld te houden. Type A Type B Vol 1/4 Vol Vol Leeg 1/4 Vol Leeg Als het waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil gaat branden of het brandstofpeil erg laag is, de tank zo spoedig mogelijk bijvullen. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Na het bijtanken van brandstof kan het enige tijd duren voordat de indikator stabiel wordt. Bovendien kan bij het rijden op hellingen of in bochten de indikator afwijken als gevolg van de beweging van de brandstof in de tank. l De display die een kwart of minder resterende brandstof aangeeft heeft meer segmenten om het resterende brandstofniveau in groter detail te tonen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Bij het rijden in het donker of bij sneeuw of mist, of in andere situaties waarbij de zichtbaarheid van de instrumentengroep als gevolg van de grote helderheid van de omgeving wordt verminderd, kunt u de verlichtingsdimmer annuleren en de intensiteit van de verlichting doen toenemen. Voor het annuleren van de verlichtingsdimmer, de knop volledig rechtsom draaien. U hoort dan een zoemtoon en de verlichtingsdimmer wordt geannuleerd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Buitentemperatuurwaarschuwing í Type A Wanneer de omgevingstemperatuur laag is, verschijnt een bericht op de multiinformatiedisplay en klinkt er een zoemtoon om de bestuurder te waarschuwen voor de kans op gladde wegen. Als de omgevingstemperatuur lager is dan ongeveer 4 °C, verschijnt gedurende ongeveer 10 seconden een bericht op de multi-informatiedisplay en klinkt eenmaal een zoemtoon.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qOnderhoudsmonitor (Type A instrumentengroep) OPMERKING De volgende kennisgevingen voor periodieke inspectie kunnen getoond worden door de onderhoudsmonitor in te schakelen. l Periodiek onderhoud l Bandenrotatie l Olie verversen l Als terwijl een bericht getoond wordt een van de INFO schakelaars (omhoog , omlaag of INFO toets) wordt ingedrukt, zal het bericht de volgende keer dat het contact op ON gezet wordt niet meer getoond worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l Display van Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem (Type A instrumentengroep) í l Display van afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) (Type A instrumentengroep) í l Waarschuwing (Type A instrumentengroep) Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur indien u problemen heeft met de boordcomputer.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Als er geen historische brandstofverbruikgegevens zijn, bijvoorbeeld nadat u uw auto zojuist heeft aangeschaft of de gegevens als gevolg van het losmaken van de accukabels zijn gewist, is het mogelijk dat de feitelijke afstand die met de voorradige brandstof kan worden afgelegd van de aangegeven hoeveelheid verschilt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type B (Europees model) Type B (Europees model) (Behalve Europees model) (Behalve Europees model) Wanneer u de snelheid heeft teruggebracht tot ongeveer 5 km/h, zal - - - L/100 km op de display worden aangegeven. Houd de INFO toets langer dan 1,5 seconde ingedrukt om de informatie op de display te wissen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type A Het rijsnelheidalarm kan worden ingesteld aan de hand van onderstaande procedure. Type A 1. Druk op de INFO schakelaar op het snelheidsalarmscherm. 2. Selecteer ON en druk op de INFO schakelaar. Type B 3. Stel de rijsnelheid in door het indrukken van de INFO omhoog of omlaag toets en druk vervolgens op de INFO toets. Type B 1. Houd de INFO toets gedurende 1,5 seconde of langer ingedrukt. De rijsnelheid gaat knipperen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display 2. Druk op het omhoog of omlaag gedeelte van de INFO schakelaar voor het selecteren van - - - km/h. Zie het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem op pagina 4-174. 3. Houd de INFO toets gedurende 1,5 seconde of langer ingedrukt. - - - gaat branden. Rijstrookassistent/ Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) display (Type A instrumentengroep) í Informatie betreffende de rijstrookassistent/ rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) wordt getoond.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Wanneer het hoofdwaarschuwingslampje in de instrumentengroep brandt, wordt berichteninformatie op de display getoond om de gebruiker te informeren over de systeemdefecten. l Indikatie op display en hoofdwaarschuwingslampje in instrumentengroep branden tegelijkertijd Dit duidt op een defect in het voertuigsysteem. Controleer het bericht dat wordt aangegeven op de display en raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Waarschuwings/indikatielampjes qType A Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten (Displayvoorbeeld) Wordt als volgt getoond: Hoofdwaarschuwingslampje Indikatie op display en hoofdwaarschuwingslampje in instrumentengroep branden tegelijkertijd Dit duidt op een defect in het voertuigsysteem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Multi-informatiedisplay Er verschijnt een bericht dat bijvoorbeeld de bedrijfstoestand van het systeem, een defect of een afwijking aangeeft. l (Wanneer een symbool en een bericht op de display verschijnen) Controleer voor bijzonderheden over de symbolen die op het bovenste gedeelte van het scherm worden aangegeven de lijst van indikaties en te nemen maatregelen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Oplossing: Raadpleeg een officiële Mazda reparateur om uw auto te laten inspecteren. Indikatie op display Storing in BSM: Dodehoekmonitorsysteem (BSM) dient geïnspecteerd te worden. Storing accu-beheersysteem: Accubeheersysteem dient geïnspecteerd te worden. Storing in Brake Override-systeem: Noodremsysteem dient geïnspecteerd te worden. Indikatie op display Storing motormanagement: Voertuigsysteem dient geïnspecteerd te worden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Waarschuwingslampje elektrische handrem 4-49 Laadsysteemwaarschuwingsindikatie/waarschuwingslampje 4-50 Motoroliewaarschuwingslampje 4-50 Motorwaarschuwingslampje 4-51 Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) 4-52 i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-52 Rijstrookassistentindikatie 4-54 Rijstrookassistent OFF indikatie 4-55 Rijstrookafwijkingwaar
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal 4-42 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Open-portier waarschuwingsindikatie 4-61 Open-achterklep waarschuwingsindikatie 4-61 120 km/h waarschuwingslampje 4-61 Rijsnelheidwaarschuwingsindikatie 4-31 Waarschuwingsindikatie voor laag sproeiervloeistofniveau 4-62 Waarschuwingslampje van bandenspanningcontrolesysteem 4-62 KEY indikatie 4-64 Adaptieve LED koplampen waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-67 Koplampregel
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina TCS OFF indikatielampje 4-71 Smart Brake Support remhulpsysteem/stadsverkeer-remassistent (SBS/SCBS) OFF indikatielampje 4-71 Waarschuwingsindikatie van stadsverkeer-remassistent (SCBS) 4-71 i-ELOOP indikatie 4-72 Indikatielampje voor lage motorkoelvloeistoftemperatuur (Blauw) 4-72 Schakelstandindikatie 4-72 Grootlichtindikatielampje 4-73 Richtingaanwijzers/Waarschuwingsknipperlichten indikatielam
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Indikatielampje voor mistvoorlicht 4-76 Indikatielampje voor mistachterlicht 4-76 qType B Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten Signaal 4-44 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Hoofdwaarschuwingslampje 4-47 Remwaarschuwingslampje 4-47 Waarschuwingslampje van anti-blokkeer remsysteem (ABS) 4-48 Indikatielampje elektrische handrem 4-49 Waarschuwingslampje
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Motorwaarschuwingslampje 4-51 Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) 4-52 i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-52 Waarschuwingslampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) 4-54 Indikatielampje van rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF 4-55 4WD waarschuwingslampje 4-56 Waarschuwingslampje voor automatische transmissie 4-57
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal 4-46 Waarschuwings/indikatielampjes Pagina KEY waarschuwingslampje (Rood)/indikatielampje (Groen) 4-64 Koplampregelsysteem (HBC) waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-67 Voorgloei-indikatielampje 4-68 Dieseldeeltjesfilter indikatielampje 4-68 Moersleutelindikatielampje 4-69 Waarschuwingsindikatie voor lage omgevingstemperatuur 4-70 TCS/DSC indikatielampje 4-70 TCS OFF indikatielampje 4-71 Indikatielampje voor lage
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina Verlichting-aan indikatielampje 4-76 LED koplampwaarschuwingslampje 4-76 Indikatielampje voor mistvoorlicht 4-76 Indikatielampje voor mistachterlicht 4-76 qHoofdwaarschuwingslampje l Er is een defect in de distributieketting van de motor. l Er is een defect in de voorverwarming. qRemwaarschuwingslampje Type A Wordt getoond wanneer melding van de systeemdefecten vereist is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Als het remwaarschuwingslampje blijft branden, bestaat de kans dat het remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem. Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. WAARSCHUWING Niet rijden wanneer het remwaarschuwingslampje brandt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwing van elektronisch remkrachtverdelingssysteem Als de stuureenheid van het elektronisch remkrachtverdelingssysteem vaststelt dat bepaalde onderdelen niet goed functioneren, is het mogelijk dat de stuureenheid het remwaarschuwingslampje en het ABS waarschuwingslampje tegelijkertijd laat branden. Er is vermoedelijk een probleem in het elektronisch remkrachtverdelingssysteem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. qRempedaalbediening vereist indikatielampje (Type B) Als het waarschuwingslampje/indikatie tijdens het rijden gaat branden, geeft dit een storing aan in de dynamo of in het laadsysteem. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Indien het lampje tijdens het rijden gaat branden: qMotorwaarschuwingslampje 1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige en vlakke plaats tot stilstand. 2. Zet de motor stop en wacht 5 minuten om de olie naar het carter te laten terugvloeien. 3. Inspecteer het motoroliepeil (pagina 6-32). Als het peil laag is, de juiste hoeveelheid motorolie bijvullen en er daarbij op letten niet teveel bij te vullen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) Wanneer het contact op ON wordt gezet, brandt het lampje kortstondig en gaat dit vervolgens uit. Het lampje knippert wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur buitengewoon hoog is en gaat branden wanneer de motorkoelvloeistoftemperatuur verder toeneemt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display i-stop waarschuwingslampje (oranje) l Wanneer het lampje brandt l Het lampje gaat branden wanneer het contact op ON wordt gezet en gaat uit wanneer de motor gestart wordt. l Het lampje gaat branden wanneer de istop OFF schakelaar wordt ingedrukt en het systeem wordt uitgeschakeld. l Het lampje gaat branden als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden uitgevoerd.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l l (Europees model) Het lampje knippert wanneer de motor gestopt is en het bestuurdersportier wordt geopend om de bestuurder erop te attenderen dat de motor gestopt is. Het lampje gaat uit wanneer het bestuurdersportier gesloten wordt. (Behalve Europees model) (Automatische transmissie) Het lampje knippert als de auto tot stilstand wordt gebracht maar het rempedaal niet met voldoende kracht wordt ingetrapt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qRijstrookassistent OFF indikatie (Type A) í qRijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF indikatie/indikatielampje í Druk op de rijstrookassistentschakelaar om de rijstrookassistent uit te schakelen. De rijstrookassistent OFF indikatie wordt getoond. Als de indikatie na bediening van de rijstrookassistentschakelaar blijft verschijnen, duidt dit op een probleem in het systeem.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET l l Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde merk, soort en profielpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het LDWS niet normaal functioneert. Wanneer een noodreservewiel wordt gebruikt, bestaat de kans dat het systeem niet normaal functioneert.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l Knippert wanneer er voortdurend een groot verschil is tussen het aantal omwentelingen van de voor- en achterwielen, zoals wanneer u probeert weg te rijden op een bevroren wegdek of wanneer u de auto probeert vrij te trekken uit modder, zand of soortgelijke omstandigheden. Wanneer het lampje brandt Als het 4WD waarschuwingslampje gaat branden, contact opnemen met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type A/Type B Het indikatielampje/ waarschuwingsindikatie voor defecte stuurbekrachtiging gaat branden of knipperen als er een defect is in de stuurbekrachtiging terwijl de motor draait. Als het indikatielampje/ waarschuwingsindikatie brandt of knippert, de auto onmiddellijk op een veilige plaats parkeren en de motor stopzetten.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display WAARSCHUWING Sleutel nooit zelf aan de airbag/ voorspannersystemen en laat altijd alle onderhoud en reparatie door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur uitvoeren: Het zelf uitvoeren van onderhoud of sleutelen aan de systemen is gevaarlijk. De kans bestaat dat een airbag/voorspanner onvoorzien geactiveerd of buiten werking gesteld wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display De zoemtoon stopt niet totdat de veiligheidsgordel wordt aangegespt of een bepaalde tijd is verstreken, ook niet als de rijsnelheid afneemt tot minder dan 20 km/h. Achterzitting í Als de veiligheidsgordels van de achterzitting niet zijn vastgemaakt en het contact op ON staat, worden de bestuurder en de passagier op de hoogte gesteld door de waarschuwingslampjes.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qOpen-portier waarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje qOpen-achterklep waarschuwingsindikatie (Type A instrumentengroep) Type A Type B Type A Deze waarschuwingsindikatie gaat branden, wanneer een van de portieren niet goed gesloten is. Alvorens te gaan rijden het portier goed sluiten. Type B Dit waarschuwingslampje gaat branden, wanneer een van de portieren of de achterklep niet goed gesloten is.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qWaarschuwingslampje voor laag sproeiervloeistofniveau í Type B Wanneer het contact op ON wordt gezet, zal dit waarschuwingslampje gedurende enkele seconden blijven branden. Type A/Type B Dit waarschuwingslampje/ waarschuwingsindikatie geeft aan dat er weinig sproeiervloeistof over is. Vul vloeistof bij (pagina 6-37).
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display WAARSCHUWING OPMERKING l Het TPMS waarschuwingslampje mag nooit genegeerd worden: Negeren van het TPMS waarschuwingslampje is gevaarlijk, ook als u de reden weet waarom het brandt. Laat het probleem zo spoedig mogelijk verhelpen alvorens dit tot een ernstigere situatie leidt, zoals het plotseling lek raken van een band met een gevaarlijk ongeluk als mogelijk gevolg.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING l Banden verliezen na verloop van tijd vanzelf lucht en het TPMS systeem kan niet het verschil aantonen of de banden na verloop van tijd vanzelf zacht geworden zijn of dat er sprake is van een lekke band.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET Als bovenstaand bericht wordt aangegeven of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, bestaat de kans dat de motor niet start. Als de motor niet gestart kan worden, deze proberen te starten met behulp van de noodprocedure voor het starten van de motor en de auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren. Zie Noodbediening voor het starten van de motor op pagina 4-11.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET Als het sleutelwaarschuwingslampje brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, bestaat de kans dat de motor niet start. Als de motor niet gestart kan worden, deze proberen te starten met behulp van de noodprocedure voor het starten van de motor en de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda reparateur inspecteren. Zie Noodbediening voor het starten van de motor op pagina 4-11.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qAdaptieve LED koplampen waarschuwingslampje (Oranje)/ indikatielampje (Groen) (Type A) í qHBC waarschuwingslampje (Oranje)/HBC indikatielampje (Groen) í Adaptieve LED koplampen waarschuwingslampje (Oranje) HBC waarschuwingslampje (Oranje) Wanneer het lampje brandt Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat dit waarschuwingslampje branden en vervolgens na enkele seconden uit.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qVoorgloei-indikatielampje (SKYACTIV-D 2.2) Dit indikatielampje kan gaan branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Het lampje gaat uit wanneer de gloeibougies warm zijn. Als u nadat de gloeibougies zijn opgewarmd het contact gedurende langere tijd in de stand ON laat staan zonder dat de motor draait, worden de gloeibougies mogelijk opnieuw opgewarmd en gaat het voorgloeiindikatielampje branden.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPGELET Als u met de auto blijft doorrijden terwijl “Roetophoping in roetfilter te hoog” op de display wordt aangegeven, nemen de hoeveelheid deeltjes (PM) toe en is het mogelijk dat de indikatie verandert naar “Controleer roetfilter”. Als de indikatie verandert naar “Controleer roetfilter”, de auto onmiddellijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur laten inspecteren.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Type B Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Wanneer het lampje brandt Het moersleutelindikatielampje gaat branden wanneer het tijdstip voor het verversen van de motorolie bereikt is. Als het lampje gaat branden, de motorolie verversen. Zie Motorolie op pagina 6-28. Wanneer het lampje knippert (SKYACTIV-D 2.2) De opvanginrichting voor bezinksel scheidt water van de brandstof.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qTCS OFF indikatielampje Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt. Dit lampje gaat ook branden wanneer op de TCS OFF schakelaar wordt gedrukt en het TCS systeem wordt uitgeschakeld. Zie de TCS OFF schakelaar op pagina 4-122. Als het lampje blijft branden wanneer het TCS systeem niet is uitgeschakeld, uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qi-ELOOP indikatie (Type A) í Als de motor gestart wordt nadat er gedurende langere tijd niet met de auto is gereden, is het mogelijk dat een “iELOOP laadt op” bericht op de display wordt aangegeven. Laat de motor stationair draaien en wacht totdat het bericht verdwenen is. OPMERKING Als er met de auto wordt gereden terwijl het bericht wordt getoond, klinkt er een pieptoon.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display OPMERKING (Bepaalde modellen) Als een van de onderstaande handelingen wordt uitgevoerd, wordt de stand van de keuzehendel gedurende 5 minuten getoond ook als de contactschakelaar in een andere stand dan ON staat. l Het contact is op OFF gezet. l Het bestuurdersportier wordt geopend.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display Als een indikatielampje abnormaal gaat knipperen, bestaat de kans dat één van de richtingaanwijzergloeilampen is doorgebrand. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display qHoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje)/ Indikatielampje voor ingestelde kruissnelheid (Groen) í qDodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/indikatielampje í Type A Dit indikatielampje heeft twee kleuren. Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar (Oranje) Dit indikatielampje blijft gedurende enkele seconden branden wanneer het contact op ON gezet wordt.
Tijdens het rijden Instrumentengroep en display l Wanneer het lampje blijft branden, ook al is de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar uitgezet. l Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden. qLED koplampwaarschuwingslampje í OPMERKING Als er op wegen wordt gereden met minder verkeer en de radarsensoren weinig voertuigen kunnen detecteren, bestaat de kans dat het systeem pauzeert (de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/indikatielampje in de instrumentengroep gaat branden).
Tijdens het rijden Transmissie Bediening van de handgeschakelde versnellingsbak Uw auto is uitgerust met een inrichting welke voorkomt dat per ongeluk naar R (achteruit) overgeschakeld wordt. Duw de versnellingshendel omlaag en schakel over naar R. qSchakelpatroon van de handgeschakelde versnellingsbak Neutraalstand Het schakelpatroon van de versnellingsbak is conventioneel, zoals h aangegeven. Druk het koppelingspedaal tijdens het overschakelen volledig in; laat het vervolgens langzaam opkomen.
Tijdens het rijden Transmissie OPGELET l l l Laat tijdens het rijden uw voet nooit op het koppelingspedaal rusten. Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling in stilstaande positie te houden. Wanneer u uw voet op het koppelingspedaal laat rusten wordt onnodige slijtage van de koppeling en beschadiging veroorzaakt. Oefen geen onnodige zijdelingse kracht uit op de versnellingshendel bij het overschakelen van de 5de naar de 4de versnelling.
Tijdens het rijden Transmissie qSchakelstand-indikatielampje Het schakelstand-indikatielampje dient als hulp voor vermindering van het brandstofverbruik en het verkrijgen van betere rijprestaties. Deze toont de gekozen schakelstand in de instrumentengroep en raadt tevens de bestuurder aan over te schakelen naar de schakelstand die het beste past bij de huidige rijomstandigheden. OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld. l De auto wordt stopgezet.
Tijdens het rijden Transmissie Bedieningsorganen van de automatische transmissie Ontgrendeltoets Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden.
Tijdens het rijden Transmissie qDisplayaanduiding Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie. qWaarschuwingslampje Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38. qSchakelstanden l Het schakelstandindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden.
Tijdens het rijden Transmissie WAARSCHUWING Nooit vanuit N of P naar een van de versnellingen overschakelen wanneer het motortoerental hoger is dan stationair: Het overschakelen vanuit N of P naar een van de versnellingen is gevaarlijk wanneer het motortoerental hoger is dan stationair. Indien dit gedaan wordt, kan de auto plotseling in beweging komen, hetgeen tot een ongeluk of ernstig letsel kan leiden.
Tijdens het rijden Transmissie qSchakelblokkeersysteem Het schakelblokkeersysteem voorkomt dat u vanuit stand P kunt overschakelen tenzij u het rempedaal indrukt. 2. Steek een schroevendraaier naar binnen en duw deze naar beneden. Overschakelen vanuit P: Deksel 1. Houd het rempedaal ingedrukt. 2. Start de motor. 3. Houd de ontgrendeltoets ingedrukt. 4. Verplaats de keuzehendel.
Tijdens het rijden Transmissie qModus voor handbediende overschakeling Deze modus geeft u het gevoel met een auto met handgeschakelde versnellingsbak te rijden door de bediening van de keuzehendel en stelt u in staat het motortoerental en het koppel naar de aangedreven wielen te regelen precies zoals bij een handgeschakelde versnellingsbak wanneer een grotere mate van beheersing gewenst is. Voor het overschakelen naar de modus voor handbediende overschakeling, de keuzehendel van D naar M verplaatsen.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING l Als tijdens het rijden met hoge snelheden de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden, gaat het versnellingspositieindikatielampje tweemaal knipperen om aan te geven dat de versnellingen niet teruggeschakeld kunnen worden (om de transmissie te beschermen).
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING Het schakelstand-indikatielampje wordt op de volgende manieren uitgeschakeld. l De auto wordt stopgezet. l De modus voor handbediende overschakeling wordt geannuleerd. Handbediend terugschakelen (M6 → M5 → M4 → M3 → M2 → M1) Voor terugschakelen naar een lagere versnelling, de keuzehendel eenmaal naar voren ( ) verplaatsen.
Tijdens het rijden Transmissie OPMERKING l Tijdens het rijden met hoge snelheden is het mogelijk dat de versnelling niet automatisch teruggeschakeld wordt. l Tijdens afremmen op de motor is het mogelijk dat de versnelling automatisch teruggeschakeld wordt, afhankelijk van de rijsnelheid.
Tijdens het rijden Transmissie Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen) In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld. Opschakelen De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de snelheidslimiet. Terugschakelen De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet.
Tijdens het rijden Transmissie Automatisch terugschakelen De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het afremmen op de motor. OPMERKING Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de versnelling in de tweede.
Tijdens het rijden Transmissie Afrijden van steile hellingen Schakel bij het afrijden van een steile helling over naar een lagere versnelling, afhankelijk van het laadgewicht en de graad van de helling. Rijd langzaam naar beneden en maak daarbij slechts af en toe gebruik van de remmen om te voorkomen dat deze oververhit raken.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Lichtschakelaar qKoplampen l Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen. l Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie. l Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Schakelaarstand Contactstand ×*1 ACC of OFF ― ― ― ON Dagverlichting í Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting ― ACC of OFF ― × × ON ― ACC of OFF ― × ×*2 ON ×: Aan ―: Uit *1 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden. *2 Als de koplampen branden en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, worden de koplampen uitgeschakeld.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Schakelaarstand ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF ON ACC of OFF Dagverlichting í ×*2 ― Automatisch*1 ― ― ― ― ― Achterlichten Positielampen Kentekenplaatlampen Instrumentenpaneelverlichting ― ― Automa- *3 *4 × /― tisch*1 × × × ×*5 Contactstand ×: Aan ―: Uit *1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de omgeving zoals afgetast door de sensor.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Automatische verlichtingsregeling staat en het contact op ON gezet is, tast Wanneer de koplampschakelaar in de stand de lichtsensor de lichtheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze automatisch de koplampen, andere buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting in of uit (zie bovenstaande tabel). OPGELET l De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken. Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l De koplampen, overige buitenverlichting en instrumentenpaneelverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals bijvoorbeeld in lange tunnels, bij files in tunnels of in parkeergarages.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qThuiskomstverlichtingsysteem qVertrekverlichtingsysteem Wanneer u uit uw auto stapt en de omgeving donker is, kan er voor gezorgd worden dat het gebied aan de voorzijde van de auto gedurende een bepaalde tijd verlicht blijft. Wanneer het contact op ACC of uit wordt gezet, gaan de koplampen (dimlicht) branden wanneer er aan de hendel wordt getrokken. Nadat de portieren zijn gesloten en er een bepaalde tijd is verstreken gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l De functie van het vertrekverlichtingsysteem kan in- of uitgeschakeld worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14. l Wanneer de vergrendeltoets van de zender wordt ingedrukt en de auto het zendersignaal heeft ontvangen, gaat de verlichting uit. l Wanneer de koplampschakelaar in of een andere stand staat dan , gaan de koplampen uit.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voormistlichten í Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is. Gebruik deze schakelaar om de voormistlichten in te schakelen. De voormistlichten helpen het zicht in het donker en tijdens mist te verbeteren.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qType B (Zonder achtermistlicht) Voor het inschakelen van de mistlichten, de mistlichtschakelaar naar de stand draaien. De koplampschakelaar dient in de stand of te staan alvorens de mistlichten in te schakelen. Het voormistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer de mistlichten ingeschakeld zijn. Mistlichtschakelaar Achtermistlicht í Kan worden gebruikt wanneer het contact op ON gezet is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Het achtermistlichtindikatielampje in de instrumentengroep gaat uit wanneer het achtermistlicht wordt uitgeschakeld. OPMERKING l De voormistlichten worden ingeschakeld wanneer het achtermistlicht wordt ingeschakeld. l Als de mistlichtschakelaar naar de stand gedraaid wordt (de mistlichtschakelaar keert automatisch naar de stand terug), gaat het voormistlichtindikatielampje in de instrumentengroep eveneens branden.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING (Met automatische verlichtingsregeling) Als de koplampschakelaar in de stand staat, kan het voormistlicht ingeschakeld worden wanneer de koplampen, de buitenverlichting en de instrumentenpaneelverlichting ingeschakeld zijn. Richtingaanwijzers en signalen voor rijbaanverandering OPMERKING l Als een indikatielampje abnormaal gaat knipperen, bestaat de kans dat één van de richtingaanwijzergloeilampen is doorgebrand.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qRichtingaanwijzers qDrie-knipperingen richtingaanwijzer Beweeg de richtingaanwijzerhendel naar beneden (voor een bocht naar links) of naar boven (voor een bocht naar rechts) tot aan de stopstand. Na het nemen van de bocht worden de richtingaanwijzers automatisch uitgeschakeld. Duw voor het aangeven van een rijbaanverandering de richtingaanwijzerhendel een weinig omhoog of omlaag en laat de hendel los.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Voorruitenwissers en ruitensproeier Het contact moet op ON staan. WAARSCHUWING Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars qVoorruitenwissers Met automatische ruitenwisserregeling Schakel de ruitenwissers in door de hendel omhoog of omlaag te drukken. Met intervalruitenwisser Schakelaarstand Type Type Nr. A B Schakelaarstand Type Type Nr.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars De gevoeligheid van de regensensor kan afgesteld worden door de schakelaar op de ruitenwisserhendel te draaien. De schakelaar vanuit de middenpositie (normaal) omlaag draaien voor een hogere gevoeligheid (snellere respons) of de schakelaar omhoog draaien voor minder gevoeligheid (langzamere respons).
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l Door de hendel van de automatische ruitenwisser tijdens het rijden van de stand naar de stand over te schakelen, worden de voorruitenwissers eenmaal geactiveerd, waarna ze zullen functioneren overeenkomstig de hoeveelheid regenval. l Het is mogelijk dat de automatische ruitenwisserregeling niet functioneert wanneer de temperatuur van de regensensor ongeveer _10 °C of lager is, of ongeveer 85 °C of hoger is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING Als de voorruitensproeier wordt gebruikt terwijl de voorruitenwissers niet zijn ingeschakeld, zullen de voorruitenwissers enkele wisbewegingen maken. Achterruitenwisser en ruitensproeier Het contact moet op ON staan. qAchterruitenwisser Indien de ruitensproeier niet werkt, het vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-37). Is dit in orde, raadpleeg dan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Koplampsproeier í De motor dient gestart te zijn en de koplampen dienen ingeschakeld te zijn. Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken, de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe trekken. UIT Ruitensproeier OPMERKING l Als na het inschakelen van de koplampen de voorruitensproeier als eerste wordt gebruikt, werkt de koplampsproeier automatisch.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Achterruitverwarming De achterruitverwarming ontdoet de achterruit van wasem. Handbediend type airconditioning Indikatielampje Het contact moet op ON staan. Druk op de schakelaar om de achterruitverwarming in te schakelen. De achterruitverwarming functioneert gedurende ongeveer 15 minuten en wordt dan automatisch uitgeschakeld. Het indikatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming in werking is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars OPMERKING l Deze achterruitverwarming is niet bestemd voor het doen smelten van sneeuw. Als sneeuw zich op de achterruit heeft opgehoopt, deze eerst verwijderen alvorens de achterruitverwarming te gebruiken. l De instelling van de achterruitverwarming kan gewijzigd worden. Na het veranderen van de instelling, stopt de achterruitverwarming automatisch nadat 15 minuten zijn verstreken en wanneer de omgevingstemperatuur hoog is.
Tijdens het rijden Schakelaars en regelaars Waarschuwingsknipperlichten De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. OPMERKING l De richtingaanwijzers kunnen niet gebruikt worden wanneer de waarschuwingsknipperlichten zijn ingeschakeld.
Tijdens het rijden Remmen Remsysteem qVoetrem Uw Mazda is uitgerust met een bekrachtigd remsysteem dat bij normaal gebruik zichzelf automatisch afstelt. In het geval de rembekrachtiging uitvalt, tengevolge van het afslaan van de motor of enige andere reden, kunt u de auto alsnog tijdig tot stilstand brengen door het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken. De remafstand wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
Tijdens het rijden Remmen OPGELET l Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal of rempedaal rusten en houd het koppelingspedaal niet onnodig halverwege ingetrapt. Anders kan dit onderstaande gevolgen hebben: l l l l De onderdelen van koppeling en rem zullen sneller slijten. De remmen kunnen oververhit raken waardoor de remwerking nadelig beïnvloed wordt. Trap het rempedaal altijd met uw rechtervoet in.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l De elektrische handrem kan niet aangetrokken of vrijgezet worden wanneer de accu van de auto uitgeput is. l Als de elektrische handrem veelvuldig achtereen wordt aangetrokken en vrijgezet, bestaat de kans dat de werking ervan wordt stopgezet om oververhitting van de motor te voorkomen. Wacht in dit geval ongeveer 1 minuut alvorens de elektrische handremschakelaar opnieuw te bedienen.
Tijdens het rijden Remmen Aantrekken van de elektrische handrem Handmatig vrijzetten van de elektrische handrem De elektrische handrem kan worden aangetrokken ongeacht de stand van de contactschakelaar. Trap het rempedaal stevig in en trek de elektrische handremschakelaar omhoog. De elektrische handrem wordt aangetrokken en het elektrische handremindikatielampje en het indikatielampje van de elektrische handremschakelaar gaan branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING Als het gaspedaal door iets zoals de voet van de bestuurder wordt aangeraakt terwijl de motor draait en de elektrische handrem is aangetrokken, is het mogelijk dat de handrem automatisch wordt vrijgezet. Als u niet van plan bent meteen weg te rijden, zet dan de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) in de neutraalstand of zet de keuzehendel (automatische transmissie) in de stand P of N.
Tijdens het rijden Remmen qRembekrachtiging Wanneer het bij het afremmen in noodsituaties nodig is het rempedaal met een grotere kracht dan normaal in te drukken, biedt het rembekrachtigingsysteem remassistentie voor een verbetering van het remvermogen. Wanneer het rempedaal krachtig wordt ingedrukt of sneller wordt ingedrukt, zullen de remmen krachtiger in werking treden.
Tijdens het rijden Remmen Hellingwegrijsysteem (HLA) Het hellingwegrijsysteem (HLA) is een functie welke de bestuurder helpt bij het vanuit stilstand wegrijden op een helling. Wanneer de bestuurder op een helling het rempedaal loslaat en het gaspedaal intrapt, voorkomt de functie dat de auto wegrolt. De remkracht blijft automatisch behouden nadat het rempedaal op een steile helling wordt losgelaten.
Tijdens het rijden Remmen OPMERKING l De kans bestaat dat tijdens het functioneren van het hellingwegrijsysteem (HLA) het rempedaal stroef aanvoelt en trilt, echter dit duidt niet op een defect. l Wanneer het TCS/DSC indikatielampje brandt werkt het hellingwegrijsysteem (HLA) niet. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38. l Het hellingwegrijsysteem (HLA) wordt niet uitgeschakeld als de TCS OFF schakelaar ingedrukt wordt om het TCS systeem uit te schakelen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-blokkeer remsysteem (ABS) OPMERKING l Houd er rekening mee dat de remafstand langer is op wegen met een losse bovenlaag, (zoals sneeuw of grind) welke zich vaak boven op het verharde wegdek bevindt. Onder dergelijke omstandigheden kan het voorkomen dat een auto met een conventioneel remsysteem sneller tot stilstand komt omdat bij het slippen van de wielen een laag los materiaal door de banden als een blok opgestuwd wordt.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Anti-wielspin regeling (TCS) De anti-wielspin regeling (TCS) zorgt via regeling van het motorkoppel en de remmen voor een verhoging van de aandrijfkracht en een verbetering van de veiligheid. Wanneer door het TCS systeem het doorspinnen van een van de aangedreven wielen wordt geregistreerd, wordt het motorkoppel verminderd om verlies van aandrijfkracht te voorkomen.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC qTCS OFF schakelaar Druk op de TCS OFF schakelaar om het TCS systeem uit te schakelen. Het TCS OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat branden. Druk nogmaals op de schakelaar om het TCS systeem opnieuw in te schakelen. Het TCS OFF indikatielampje gaat uit.
Tijdens het rijden ABS/TCS/DSC Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) OPGELET l De Dynamische Stabiliteitsregeling (DSC) regelt automatisch het remvermogen en het motorkoppel in samenhang met systemen zoals ABS en TCS voor de regeling van de zijslip tijdens het rijden op een glad wegdek of bij het maken van plotselinge uitwijkingsmanoeuvres voor een verbetering van de veiligheid. l l Zie ABS (pagina 4-120) en TCS (pagina 4-121). De DSC regeling functioneert bij snelheden hoger dan 20 km/h.
Tijdens het rijden i-ELOOP i-ELOOP í Bij conventionele voertuigen komt de kinetische energie die gegenereerd wordt wanneer het voertuig snelheid mindert door het in werking stellen van de remmen of tijdens afremmen op de motor als hitte vrij. Door deze vrijkomende kinetische energie om te zetten in elektriciteit en deze te gebruiken voor de aandrijving van de apparatuur en accessoires van het voertuig zoals de airconditioning en de audio-installatie, kan het brandstofverbruik teruggebracht worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP In de inrichting die gebruikt wordt voor het opslaan van de opgewekte elektriciteit is een condensator ingebouwd die grote hoeveelheden elektriciteit onmiddellijk kan opslaan en gebruiken. Variabele spanning dynamo DC-DC omzetter Condensator OPGELET Op de volgende plaatsen vloeit hoge spanning, dus deze niet aanraken.
Tijdens het rijden i-ELOOP qi-ELOOP laaddisplay Als de motor gestart wordt nadat er gedurende langere tijd niet met de auto is gereden, is het mogelijk dat een “iELOOP laadt op” bericht op de display wordt aangegeven. Laat de motor stationair draaien en wacht totdat het bericht verdwenen is. OPMERKING Als er met de auto wordt gereden terwijl het bericht wordt getoond, klinkt er een pieptoon. Als u het stuurwiel draait terwijl het bericht wordt getoond, voelt dit zwaarder dan normaal.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Brandstofverbruikmonitor Bij voertuigen met type C/type D audio, kan de bedrijfstoestand, het brandstofverbruik en de energiebesparing beurtelings worden getoond door bediening van de pictogrammen in de display. Bovendien kan wanneer de einddisplay is ingeschakeld na het voltooien van een rit de totale energiebesparing tot op dat moment in de einddisplay worden getoond. 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het toepassingen scherm. 2.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor qBedrijfstoestanddisplay De bedrijfstoestand van de i-stop functie en de i-ELOOP regeneratiestatus worden getoond. Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont het niveau van de elektriciteit die opgewekt wordt door regeneratief remmen. Toont de hoeveelheid elektriciteit die opgeslagen is in de condensator.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Zonder i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie om aan te geven of deze al dan niet voor gebruik beschikbaar is. Toont de bedrijfsklaarstatus van de i-stop functie vanaf het voertuig (motor, accu en airconditioning) met gebruik van gekleurde pictogrammen.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand Toont de status van de i-stop functie terwijl de auto stilstaat. Geeft de handelingen aan die de bestuurder moet uitvoeren om de i-stop functie te activeren wanneer deze niet in werking is. Toont de huidige hoeveelheid tijd dat de i-stop functie in werking is geweest en de totale hoeveelheid tijd dat deze in werking is geweest.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor qEnergiebesparingsdisplay De actuele prestaties van de energiebesparing worden getoond. Indikatie op display Met i-ELOOP systeem Bedrijfstoestand De bladgrafiek groeit al naargelang de hoeveelheid CO2 uitstoot die door de werking van het systeem wordt gereduceerd. De totaal verzamelde hoeveelheid bladgroei wordt aangegeven in termen van het aantal boomgrafieken. Toont de totale rijafstand die door de werking van de i-stop functie verlengd kon worden.
Tijdens het rijden Brandstofverbruikmonitor qEindschermweergave Als de einddisplay op de verbrandingsmonitor is ingeschakeld wanneer het contact vanuit ON op OFF wordt gezet, wordt de actuele energiebesparingsprestatie getoond.
Tijdens het rijden Drive-selectie Drive-selectie (Automatische transmissie) í Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt. Wanneer de sportstand is geselecteerd, geeft de auto bij de bediening van het gaspedaal een krachtigere respons. Dit zorgt voor een extra snelle acceleratie, wat nodig kan zijn voor het veilig uitvoeren van manoeuvres zoals het wisselen van rijbaan, het oprijden van snelwegen of het inhalen van andere voertuigen.
Tijdens het rijden Drive-selectie qDrive-keuzeschakelaar Druk voor het selecteren van de sportstand de drive-keuzeschakelaar naar de zijde (naar voren). Trek voor het annuleren van de sportstand de drive-keuzeschakelaar naar de zijde (naar achteren). OPMERKING l De sportstand wordt geannuleerd wanneer het contact wordt uitgeschakeld. l Afhankelijk van de rijomstandigheden is het mogelijk dat wanneer de sportstand is geselecteerd de auto terugschakelt of een weinig accelereert.
Tijdens het rijden 4WD Gebruik van de 4wielaandrijving (4WD) l Het 4WD systeem zorgt voor uitstekende rijeigenschappen op wegen die met sneeuw of ijs overdekt zijn, bij het rijden door zand en modder, alsmede bij het rijden op steile hellingen of op overige gladde ondergrond. l Bij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie.
Tijdens het rijden 4WD l WAARSCHUWING Rijd voorzichtig wanneer de auto geladen is door de rijsnelheid te verlagen en de remmen eerder in werking te stellen: Het maken van plotselinge manoeuvres en plotseling afremmen tijdens het rijden met een geladen auto is gevaarlijk, aangezien het rijgedrag van een auto met een hoog zwaartepunt in beladen toestand anders is dan wanneer de auto niet geladen is, hetgeen verlies van de macht over het stuur en een ongeluk kan veroorzaken.
Tijdens het rijden Stuurbekrachtiging Stuurbekrachtiging l De stuurbekrachtiging functioneert uitsluitend wanneer de motor draait. Indien de motor niet draait of wanneer de stuurbekrachtiging buiten werking is, kan de auto alsnog worden bestuurd, ofschoon er dan meer stuurkracht vereist is. Als het stuurwiel stroever dan gewoonlijk aanvoelt tijdens normaal rijden of als het stuurwiel trilt, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE í i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings- en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en antibotsinghulpsystemen. Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qAnti-botsingtechnologie De anti-botsingtechnologie is ontworpen om de bestuurder te helpen botsingen te voorkomen of de ernst daarvan te verminderen in situaties waar deze niet voorkomen kunnen worden. Vermindering van de ernst van een botsing bij lage snelheden Vooruit rijden Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) ................................................. pagina 4-199 Achteruit rijden Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) ............................
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE De radarsensor (voor) is gemonteerd achter de radiateurgrille. Zie Radarsensor (Voor) op pagina 4-217. Lasersensor (voor) De lasersensor (voor) zendt een nabij-infrarood laserstraal uit en vangt de straal op die weerkaatst wordt door het reflecterende oppervlak van een voorliggend voertuig. De gedetecteerde straal wordt vervolgens voor de meting gebruikt. De volgende systemen maken eveneens gebruik van de lasersensor (voor).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) í Het aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) stelt de lichtbundels van de koplampen automatisch naar links of rechts af in samenhang met de bediening van het stuurwiel nadat de koplampen zijn ingeschakeld. Systeemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Koplampregelsysteem (HBC) í Het koplampregelsysteem (HBC) bepaalt met behulp van de vooruitrijcamera (FSC) de omstandigheden aan de voorzijde van de auto bij het rijden in het donker en schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Het moment waarbij het systeem de koplampen overschakelt verandert onder de volgende omstandigheden. Als het systeem de koplampen niet juist overschakelt, handmatig tussen grootlicht en dimlicht overschakelen, overeenkomstig het zicht en de verkeersomstandigheden. l Wanneer er lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qGebruik van het systeem qHandmatig overschakelen Het koplampregelsysteem (HBC) schakelt het licht van de koplampen automatisch over tussen grootlicht en dimlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO en grootlicht staat. Tegelijkertijd gaat het koplampregelsysteem (HBC) indikatielampje (groen) in de instrumentengroep branden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Adaptieve LED koplampen í De adaptieve LED koplampen zijn een systeem dat gebruik maakt van de vooruitrijcamera (FSC) om tijdens het rijden in het donker de situatie van een voorliggend voertuig of van een voertuig dat uit tegenovergestelde richting nadert te bepalen en het verlichtingsbereik van de koplampen, het verlichtingsgebied of de verlichtingshelderheid automatisch overschakelt. Zie Vooruitrijcamera (FSC) op pagina 4-214.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Groothoekdimlicht Deze functie vergroot het verlichtingsbereik van de lichtbundel van het dimlicht bij het rijden met een snelheid van 40 km/h of lager. Snelwegstand Deze functie verplaatst de verlichtingshoek van de lichtbundel van de koplampen omhoog bij het rijden op snelwegen. De afstand waarover de adaptieve LED koplampen objecten kunnen herkennen varieert afhankelijk van de omgevingsomstandigheden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de adaptieve LED koplampen niet normaal functioneren. Schakel handmatig over tussen grootlicht en dimlicht al naargelang het zicht en de weg- en verkeerssituatie. l Wanneer er andere lichtbronnen in het gebied zijn, zoals straatlantaarns, verlichte aanwijsborden en verkeerslichten. l Wanneer er lichtweerkaatsende voorwerpen in de omgeving zijn, zoals lichtweerkaatsende platen en borden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qHandmatig overschakelen Overschakelen naar dimlicht Zet de hendel in de stand voor dimlicht. Het adaptieve LED koplampen indikatielampje (groen) gaat uit. Overschakelen naar grootlicht Draai de koplampschakelaar naar de stand . Het adaptieve LED koplampen indikatielampje (groen) gaat uit en het gaat branden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) í Het LDWS systeem stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden: De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden. l Bij het rijden op wegen met scherpe bochten. l Bij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw). De functies van het LDWS hebben beperkingen: Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat het LDWS de witte of gele strepen niet correct kan bespeuren en dat het LDWS niet juist functioneert. l l l l l l l l l l l l l l l l l l l Als een voorwerp dat op het instrumentenpaneel geplaatst is in de voorruit weerkaatst wordt en door de camera wordt opgenomen. Wanneer er zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst en de auto overhelt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWanneer het systeem in werking is 1. Wanneer de LDWS schakelaar wordt ingedrukt gaat het systeem over naar standby en gaat de LDWS OFF indikatie/indikatielampje uit. l De auto rijdt in het midden van de rijstrook met de witte of gele strepen aan de linker of rechter zijde of aan weerszijden. l De rijsnelheid is 65 km/h of hoger. l De auto rijdt op een rechte weg of op een weg met flauwe bochten.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het LDWS functioneert niet totdat het systeem een witte of gele streep aan de linker- of rechterzijde heeft bespeurd. l Wanneer het systeem een witte of gele streep enkel aan één zijde bespeurt, activeert het systeem enkel de waarschuwing wanneer de auto afwijkt aan de zijde waar de witte of gele streep bespeurd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qUitschakelen van het systeem Indikatie op display Druk op de LDWS schakelaar om het LDWS systeem uit te schakelen. De LDWS OFF indikatie/indikatielampje gaat branden. De rijstrookaanduiding die in de type A instrumentengroep getoond wordt gaat uit. OPMERKING l Als het LDWS waarschuwingsgeluid op trilling is ingesteld klinkt het geluid vanuit de autoluidspreker aan de zijde waar het systeem bepaald heeft dat de auto van de rijstrook afwijkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Dodehoekmonitorsysteem (BSM) í Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten tijdens het veranderen van rijbaan, door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk uit te voeren: Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te helpen op achteropkomende voertuigen te controleren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje blijft branden. l l l l l l l Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Als de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld overeenkomstig de breedte van snelwegen. l Het is mogelijk dat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden in reactie op stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels, zijwanden en geparkeerde voertuigen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/ knipperen. l l l Wanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs. Wanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitorsysteem (BSM)) Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes in die aangebracht zijn op de portierspiegels.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qDodehoekmonitor (BSM) schakelaar Wanneer de dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt, worden de systemen van dodehoekmonitor (BSM) en achteruitrijwaarschuwing (RCTA) uitgeschakeld en gaat de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/ indikatielampje in de instrumentengroep branden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) í Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) meet de afstand tussen uw auto en een voorliggend voertuig met gebruik van een radarsensor (voor) wanneer de rijsnelheid 30 km/h of hoger is en geeft een aanbevolen afstand aan om tussen voertuigen aan te houden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) kan ook in de aanwezigheid van motorfietsen en fietsen functioneren. l Het afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) functioneert mogelijk niet normaal onder de volgende omstandigheden: l l l De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) is defect. Het voorliggende voertuig rijdt met een buitengewoon lage snelheid. Het systeem werkt niet met de volgende objecten: l l Voertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qIndikatie op display De bedrijfstoestand van het Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) wordt getoond op de multi-informatiedisplay. Problemen worden aangegeven in de middendisplay (Type C/D audio). Als er zich een probleem voordoet, de juiste actie ondernemen overeenkomstig het getoonde bericht. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Richtlijnen voor afstand-tussen-voertuigen*1 Indikatie op display Richtlijnen voor afstand-tussen-voertuigen (Bij een rijsnelheid van ongeveer 40 km/h) Richtlijnen voor afstand-tussen-voertuigen (Bij een rijsnelheid van ongeveer 80 km/h) Ongeveer 25 m Ongeveer 50 m Ongeveer 20 m Ongeveer 40 m Ongeveer 15 m Ongeveer 30 m Ongeveer 10 m Ongeveer 20 m Ongeveer 10 m of minder Ongeveer 20 m of minder *1 De afstand tussen voertuigen verschilt al naargelang de rijsnelh
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vermoeidheidswaarschuwing í De vermoeidheidswaarschuwing is een systeem dat vermoeidheid en verminderde aandacht van de bestuurder bespeurt en raadt de bestuurder aan een rustpauze te nemen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l De vermoeidheidswaarschuwing functioneert wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan. l l l l De vermoeidheidswaarschuwing werkt niet onder de volgende omstandigheden. l l l l l l l l Wanneer de (gele) rijstrookstrepen minder goed zichtbaar zijn doordat deze vuil zijn of de verf afgesleten is. De auto schokt of slingert voortdurend als gevolg van sterke wind of oneffen wegen. Er wordt agressief met de auto gereden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qDisplay van vermoeidheidswaarschuwing Wanneer het systeem vermoeidheid of verminderde oplettendheid van de bestuurder bespeurt, wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en verschijnt er een alarmmelding in de multi-informatiedisplay. qUitschakelen van de vermoeidheidswaarschuwing De vermoeidheidswaarschuwing kan ingesteld worden zodat deze niet wordt geactiveerd. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) í Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) is bedoeld om de bestuurder tijdens het achteruitrijden te assisteren bij het controleren van het gebied aan de achterzijde van de auto aan beide kanten door de bestuurder te waarschuwen voor de aanwezigheid van voertuigen die vanaf de achterzijde naderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE 2. Als er de kans bestaat op een botsing met een naderend voertuig, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje knipperen en wordt tegelijkertijd de waarschuwingszoemer geactiveerd. (Met achteruitkijkmonitor) De waarschuwingsindikatie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) in de achteruitkijkmonitor werkt ook synchroon met het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje op de portierspiegels.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen gaat de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/ indikatielampje branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als de dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/indikatielampje blijft branden. l l l l l l Er heeft zich een probleem in het systeem voorgedaan, inclusief de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden. l l De rijsnelheid bij het achteruitrijden is ongeveer 10 km/h of hoger. Het detectiegebied van de radarsensor (achter) wordt gehinderd door een nabije muur of geparkeerd voertuig. Rijd achteruit tot een plaats waar het detectiegebied van de radarsensor niet meer gehinderd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Schakel het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) uit wanneer u een aanhanger trekt of wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt geïnstalleerd. Anders zullen de radiogolven die door de radar worden uitgezonden geblokkeerd raken waardoor het systeem niet meer normaal zal functioneren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem í Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand*1 al naargelang de rijsnelheid met behulp van een radarsensor die de afstand ten opzichte van een voorliggend voertuig meet, zodat de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet constant hoeft te gebruiken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Gebruik het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem niet op de volgende plaatsen. Anders kan dit een ongeluk tot gevolg hebben: l Wegen met scherpe bochten en met druk verkeer waar er onvoldoende ruimte is tussen de voertuigen. Wegen waar veelvuldig en herhaaldelijk geaccelereerd en afgeremd moet worden (rijden onder deze omstandigheden met gebruik van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is niet mogelijk).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan. l l l l De rijsnelheid is als volgt: (Europees model) Ongeveer 30 km/h tot 200 km/h (Behalve Europese modellen) Ongeveer 30 km/h tot 145 km/h Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld. De handrem is niet aangetrokken. De Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) werkt normaal.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Tijdens het rijden met volgafstandregeling, laat het systeem uw auto accelereren en snelheid minderen overeenkomstig de snelheid van het voorliggende voertuig. Als het echter voor een rijbaanverandering noodzakelijk is te accelereren of als het voorliggende voertuig plotseling afremt waardoor u het voertuig snel dicht nadert, accelereren met behulp van het gaspedaal of snelheid minderen met behulp van het rempedaal afhankelijk van de omstandigheden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWaarschuwing voor korte volgafstand Als uw auto het voorliggende voertuig snel nadert omdat het voertuig plotseling afremt terwijl u met volgafstandregeling rijdt, wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en wordt de remwaarschuwing aangegeven in de display. Controleer altijd de veiligheid van de omgeving en trap het rempedaal in terwijl u een veiliger afstand ten opzichte van het voorliggende voertuig aanhoudt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qInstellen van het systeem Activeren Met afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het activeren van het systeem op de ON/OFF schakelaar. Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het activeren van het systeem op de ON schakelaar.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van de snelheid OPMERKING 1. Stel de rijsnelheid af op de gewenste instelling met behulp van het gaspedaal. 2. Volgafstandregeling begint wanneer de SET of SET schakelaar wordt ingedrukt. De ingestelde snelheid en de afstand-tussen-voertuigen display gevuld met witte lijnen wordt getoond. Het indikatielampje (groen) van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem wordt tegelijkertijd getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Instellen van de afstand tussen voertuigen tijdens volgafstandregeling De afstand tussen voertuigen wordt korter ingesteld telkens wanneer de schakelaar wordt ingedrukt. De afstand tussen voertuigen wordt langer ingesteld door het indrukken van de schakelaar. De afstand-tussen-voertuigen kan ingesteld worden op 4 niveaus; lang, midden, kort en extreem korte afstand.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Accelereren met behulp van het gaspedaal OPMERKING l Trap het gaspedaal in en druk de SET of SET schakelaar bij de gewenste snelheid in en laat deze los. Als een schakelaar niet gebruikt kan worden, keert het systeem terug naar de ingestelde snelheid wanneer u uw voet van het gaspedaal afhaalt. OPGELET De waarschuwingen en remregeling functioneren niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE l (Automatische transmissie) De keuzehendel wordt in de parkeerstand (P), neutraalstand (N) of achteruit (R) gezet. l (Handgeschakelde versnellingsbak) De keuzehendel staat in de achteruit (R) stand. l In de volgende gevallen wordt de “MRCC niet actief” indikatie getoond en klinkt de pieptoon één keer. l l l l l l l De rijsnelheid neemt af tot minder dan 25 km/h. Het DSC systeem is in werking getreden. Het TCS systeem heeft gedurende een bepaalde periode gewerkt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWeergave van verzoek opschakelen/terugschakelen (handgeschakelde versnellingsbak) Het is mogelijk dat de weergave van het verzoek opschakelen/terugschakelen op de multi-informatiedisplay getoond wordt terwijl het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem in werking is. Wanneer dit gebeurt dient u de versnelling over te schakelen omdat de schakelstand niet juist is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookassistent í Het systeem van de rijstrookassistent waarschuwt de bestuurder dat de kans bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt en biedt assistentie bij de besturing om de bestuurder te helpen binnen de rijstroken te blijven.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet blindelings op de rijstrookassistent: l De rijstrookassistent is niet een automatisch besturingsysteem. Daarnaast is het systeem niet bedoeld ter compensatie van onvoorzichtig rijgedrag van de bestuurder en kan blindelings vertrouwen op het systeem ongelukken veroorzaken. l De detectiecapaciteit van de rijstrookassistent is beperkt. Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt bediend om van rijstrook te veranderen, wordt de rijstrookassistent automatisch uitgeschakeld. De rijstrookassistent wordt weer operationeel wanneer de richtingaanwijzerhendel wordt teruggezet en het systeem witte (gele) rijstrookstrepen bespeurt terwijl met de auto normaal binnen de rijstrook wordt gereden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Wanneer een misleidende streep op de weg wordt waargenomen, zoals bij een tijdelijke streep voor wegwerkzaamheden, of door schaduweffecten, sneeuwresten of gleuven met water. l Wanneer de helderheid van de omgeving plotseling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van een tunnel. l Wanneer de verlichting van de koplampen afgezwakt is als gevolg van verontreiniging of afwijking van de optische as. l Wanneer de voorruit verontreinigd of beslagen is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qGebruik van het systeem Druk op de rijstrookassistentschakelaar. De display van de rijstrookassistent (standby status) wordt aangegeven in de multi-informatiedisplay en het systeem gaat over op standby. OPMERKING Wanneer de instelling voor besturingsassistentie op nietbedrijfsklaar is ingesteld, wordt de rijstrookassistentdisplay niet aangegeven. Rijd met het systeem op standby naar het midden van de rijstrook.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l (Wanneer het tijdstip van de besturingsassistentie is ingesteld op “Laat”) l l l l l Als de bestuurder zijn of haar handen van het stuurwiel afneemt (het stuurwiel niet vasthoudt), wordt het waarschuwingsgeluid geactiveerd en wordt een alarmmelding aangegeven in de multi-informatiedisplay. l Het tijdstip waarbij de waarschuwing voor rijstrookafwijking wordt geactiveerd en de besturingsassistentie wordt uitgevoerd varieert.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Rijstrookstrependisplay Wanneer de rijstrookassistent overgaat van de standby naar de bedrijfsklaar toestand, worden de rijstrookstrepen aangegeven op de display. Op de display van de rijstrookassistent die de bedrijfstoestand aangeeft, verandert enkel de kleur van de rijstrookstreep aan de zijde die bespeurd wordt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Automatische uitschakeling van waarschuwing/besturingsassistentie Wanneer de volgende handelingen worden uitgevoerd, bepaalt de rijstrookassistent dat de bestuurder de bedoeling heeft van rijstrook te wisselen en wordt de werking van het systeem automatisch uitgeschakeld. De werking van de rijstrookassistent wordt na de handeling automatisch hervat. l De bestuurder neemt zijn of haar handen van het stuurwiel af.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Wanneer de rijstrookassistent is uitgeschakeld, wordt de rijstrookindikatie niet in de display getoond.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qRijstrookassistentwaarschuwing Als het systeem bepaalt dat de kans bestaat dat de auto van zijn rijstrook afwijkt, wordt de rijstrookafwijkingwaarschuwing (zoemtoon, dreunend geluid of stuurwieltrilling) geactiveerd en wordt de richting waarin het systeem bepaalt dat de auto afwijkt aangegeven in de multi-informatiedisplay. Bedien het stuurwiel op geschikte wijze en stuur de auto naar het midden van de rijstrook.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Afstelbare snelheidsbegrenzer í De afstelbare snelheidsbegrenzer is een functie die voorkomt dat er niet sneller met de auto gereden kan worden dan een ingestelde snelheid. De rijsnelheid wordt geregeld zodat deze onder de ingestelde snelheid blijft ook als het gaspedaal wordt ingetrapt. De afstelbare snelheidsbegrenzer kan ingesteld worden tussen 30 km/h en 200 km/h. Bij het afrijden van een helling is het mogelijk dat de rijsnelheid de ingestelde snelheid overschrijdt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qDisplay van afstelbare snelheidsbegrenzer l Gaspedaal wordt krachtig ingetrapt De instellingsstatus van de afstelbare snelheidsbegrenzer wordt getoond in de multi-informatie display in de instrumentengroep. Standby display Wordt getoond wanneer de snelheidsbegrenzerschakelaar wordt bediend en het systeem wordt ingeschakeld. Wordt uitgeschakeld wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Als de ingestelde snelheid ten opzichte van de huidige ingestelde rijsnelheid verlaagd wordt door het indrukken van de SET of RESUME schakelaar, wordt de waarschuwingszoemer gedurende ongeveer 30 seconden niet geactiveerd als de rijsnelheid 3 km/h sneller is dan de nieuw ingestelde snelheid.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE 4. Houd voor het verlagen van de ingestelde snelheid de SET schakelaar continu ingedrukt. De ingestelde snelheid kan omlaag afgesteld worden in stappen van 10 km/h. De ingestelde snelheid kan ook afgesteld worden in stappen van ongeveer 1 km/h door de SET schakelaar kortstondig in te drukken. Bijvoorbeeld, de ingestelde snelheid neemt met ongeveer 4 km/h af door de SET schakelaar 4 maal in te drukken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) í Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de lasersensor van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en bepaalt dat een botsing met het voorliggend voertuig niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F): l Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Schakel de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) uit wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt: Schakel de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) uit om te voorkomen dat deze per ongeluk in werking treedt wanneer de auto op een rollenbank wordt gezet of gesleept wordt. Zie de volgende pagina voor hoe u de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) kunt uitschakelen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l De stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) bespeurt een voorliggend voertuig door het uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door de reflector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor de meting te gebruiken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l (Handgeschakelde versnellingsbak) Als de auto door de werking van het SCBS tot stilstand wordt gebracht en het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, stopt de motor. l Wanneer het systeem in werking is, wordt de gebruiker op de hoogte gesteld door het knipperen van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) waarschuwingsindikatie en de multi-informatiedisplay.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Met SCBS OFF schakelaar Druk op de SCBS OFF schakelaar om het systeem uit te schakelen. Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) OFF indikatielampje in de instrumentengroep gaat branden. Druk nogmaals op de schakelaar om het systeem opnieuw in te schakelen. Het stadsverkeer-remassistent (SCBS) OFF indikatielampje gaat uit.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) í De stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS) is een systeem dat bestemd is schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing (SCBS rem) wanneer de ultrasonische sensoren van het systeem een obstakel aan de achterzijde van het voertuig bespeuren bij een rijsnelheid tussen ongeveer 2 tot 8 km/h en het systeem bepaalt dat een botsing niet te vermijden is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE WAARSCHUWING Vertrouw niet volledig op het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit]: l Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) is enkel bestemd om in het geval van een botsing schade te verminderen. Wanneer u overmatig op het systeem vertrouwt en daardoor het gaspedaal of rempedaal per ongeluk intrapt, kan dit een ongeluk veroorzaken.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET l Bij het off-road rijden op plaatsen met gras of hooi, wordt het aanbevolen de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) uit te schakelen. l Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat en van hetzelfde merk, soort en profielpatroon op alle 4 wielen. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Gebruik geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen kunnen de ultrasonische sensoren (achter) geen obstakels bespeuren en bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) niet functioneert. l l l l l l l l l l Lage obstakels, zoals lage muren of vrachtwagens met lage laadbakken. Hoge obstakels, zoals vrachtwagens met hoge laadbakken. Kleine obstakels. Dunne obstakels, zoals wegwijzerpalen. Obstakels die zich op afstand van het midden van de auto bevinden.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen is het mogelijk dat een ultrasonische sensor (achter) iets abusievelijk als een doelobstakel bespeurt, wat tot gevolg kan hebben dat de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) in werking treedt. l l l l l l l l Rijden op een steile helling. Wielblokken. Hangende gordijnen, poortpalen, zoals bij tolpoorten en spoorwegovergangen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qStopzetten van de werking van de stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) De stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) kan tijdelijk buiten werking gesteld worden. Wanneer het stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) systeem wordt uitgeschakeld, gaat het stadsverkeerremassistent (SCBS) OFF indikatielampje branden. Het systeem wordt gebruiksklaar zodra de motor opnieuw gestart wordt. Zonder SCBS OFF schakelaar Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) í Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is een systeem dat de bestuurder waarschuwt voor een mogelijke botsing door middel van een indikator en een waarschuwingsgeluid in de instrumentengroep bij een rijsnelheid van 15 km/h of sneller en de radarsensor van het systeem bepaalt dat uw auto met een voorliggend voertuig in botsing kan komen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan: l l l l l l Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert mogelijk niet onder de volgende omstandigheden: l l l l l l l l l l Als u uw auto snel laat accelereren en dit een voorliggend voertuig dicht nadert. De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig. Het gaspedaal ingetrapt wordt. Het rempedaal is ingedrukt.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE qWaarschuwing voor botsing Als er de kans bestaat op een botsing met een voorliggend voertuig, klinkt er onafgebroken een zoemtoon en wordt een waarschuwing aangegeven in de multiinformatiedisplay. qStopzetten van de werking van het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) kan tijdelijk buiten werking gesteld worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Vooruitrijcamera (FSC) í Uw auto is uitgerust met een vooruitrijcamera (FSC). De vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET l Neem voor de juiste werking van de vooruitrijcamera (FSC) de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l l l l l l l l l l l De richting van de vooruitrijcamera (FSC) is met grote precisie afgesteld, dus de montagepositie van de vooruitrijcamera (FSC) niet wijzigen en deze niet verwijderen. Wees voorzichtig de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet te beschadigen en voorkom dat deze vuil wordt. De afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l In de volgende gevallen kan de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct bespeuren, waardoor de systemen niet normaal kunnen functioneren. l l l l De hoogte van het voorliggende voertuig is laag. U rijdt met dezelfde snelheid als het voorliggende voertuig. De koplampen zijn bij avond of tijdens het rijden door een tunnel niet ingeschakeld. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de vooruitrijcamera (FSC) doelobjecten niet correct kan bespeuren.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensor (Voor) í Uw auto is uitgerust met een radarsensor (voor). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensor (voor). l Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem l Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) l Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) De radarsensor (voor) zendt radiogolven uit die weerkaatst worden door een voorliggend voertuig of een obstakel en die vervolgens weer door de radarsensor worden opgevangen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET l Als het voorste gedeelte van de auto bij een botsing beschadigd is geraakt, bestaat de kans dat de radarsensor (voor) uit zijn positie is verschoven. Stop onmiddellijk met het gebruik van het systeem en laat de auto altijd door een een officiële Mazda reparateur inspecteren. l Gebruik de voorbumper niet om tegen andere voertuigen of obstakels te duwen, zoals bij het wegrijden uit een parkeerruimte.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de radarsensor (voor) voorliggende voertuigen of obstakels niet kan bespeuren. l l l l l l l l l Het begin en het einde van een bocht. Continu bochtige wegen. Wegen met smalle rijstroken als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten rijstroken. Het voorliggende voertuig komt in de dode hoek van de radarsensor. Het voorliggende voertuig rijdt abnormaal als gevolg van een ongeluk of schade.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Lasersensor (Voor) í Uw auto is uitgerust met een lasersensor (voor). De lasersensor (voor) is geplaatst nabij de achteruitkijkspiegel en wordt gebruikt door de volgende systemen. l Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) l Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) 4-220 í Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPGELET Neem voor de juiste werking van het systeem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l Zorg er voor dat de voorruit altijd schoon is. l Breng geen stickers aan op de voorruit (ook geen doorzichtige stickers).
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Stralingsgegevens van lasersensor Maximum gemiddeld vermogen: 45 mW Impulsduur: 33 ns Golflengte: 905 nm Divergentiehoek (horizontaal x verticaal): 28 graden × 12 graden OPMERKING l Onder de volgende omstandigheden kan de lasersensor (voor) voorliggende voertuigen niet correct bespeuren en bestaat de kans dat de systemen niet normaal functioneren. l l l l Wanneer de voorruit vuil is.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Radarsensoren (Achter) í Uw auto is uitgerust met radarsensoren (achter). De volgende systemen maken eveneens gebruik van de radarsensoren (achter). l Dodehoekmonitorsysteem (BSM) l Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) De radarsensoren (achter) detecteren de radiogolven die door de radarsensor worden uitgezonden en op hun beurt weerkaatst worden door een voertuig dat van achteren nadert of door een obstakel.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE OPMERKING l De detectiecapaciteit van de radarsensoren (achter) heeft beperkingen. In de volgende gevallen bestaat de kans dat de detectiecapaciteit is verminderd en dat het systeem niet normaal functioneert. l l l l De achterbumper in de buurt van de radarsensoren (achter) is vervormd geraakt. Nabij de radarsensoren (achter) op de achterbumper heeft zich sneeuw, ijs of modder verzameld. Bij slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw en mist.
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE Ultrasonische sensor (Achter) í De ultrasonische sensoren (achter) zenden ultrasonische golven uit die weerkaatst worden door obstakels aan de achterzijde en die vervolgens weer door de ultrasonische sensoren (achter) worden opgevangen. Ultrasonische sensor (achter) De ultrasonische sensoren (achter) zijn gemonteerd in de achterbumper. í Bepaalde modellen.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Kruissnelheidsregelaar í Met behulp van de kruissnelheidsregelaar kunt u elke willekeurige snelheid boven ongeveer 25 km/h instellen, zodat de auto deze snelheid constant blijft aanhouden. WAARSCHUWING Gebruik de kruissnelheidsregelaar niet onder de volgende omstandigheden: Onder de volgende omstandigheden is gebruik van de kruissnelheidsregelaar gevaarlijk en kan tot gevolg hebben dat u de macht over de auto verliest.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qActivering/deactivering Met afstelbare snelheidsbegrenzer Druk voor het activeren van het systeem op de ON/OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38. Voor het deactiveren van het systeem nogmaals op de schakelaar drukken. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat uit.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qInstellen van de gewenste constante snelheid 1. (Met afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON/OFF schakelaar. Het hoofdindikatielampje van de kruissnelheidsregelaar (oranje) gaat branden. Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38. (Zonder afstelbare snelheidsbegrenzer) Druk voor het activeren van het systeem van de kruissnelheidsregelaar op de ON schakelaar.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar OPMERKING l Het is mogelijk dat de kruissnelheidsregelaar wordt uitgeschakeld wanneer de rijsnelheid tot ongeveer 15 km/h onder de vooringestelde snelheid afneemt (zoals kan gebeuren bij het oprijden van een lange, steile helling). Bij de type A meter wordt de rijsnelheid die met de kruissnelheidsregelaar is ingesteld getoond in de instrumentengroep. Druk op de SET toets en laat deze onmiddellijk los om de ingestelde snelheid af te stellen.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar Druk op de SET- toets en laat deze onmiddellijk los om de ingestelde snelheid af te stellen. Door de toets meerdere malen in te drukken wordt de ingestelde snelheid al naargelang verminderd.
Tijdens het rijden Kruissnelheidsregelaar qDeactiveren Druk voor het deactiveren van het systeem op de OFF schakelaar.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem Bandenspanningcontrolesysteem l Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep (de waarschuwing wordt ook getoond op de display op de type A*1 instrumentengroep) en een pieptoon.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPMERKING Aangezien dit systeem kleine veranderingen in de toestand van de banden bespeurt, kan het tijdstip van de waarschuwing in de volgende gevallen vroeger of later zijn: l De maat, het merk, of de soort banden verschilt van de specificatie. l De maat, merk of de soort band verschilt van de overige, of de mate van bandenslijtage is onderling buitengewoon verschillend.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem qInitialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem In onderstaande gevallen dient het initialiseren van het systeem uitgevoerd te worden om het systeem normaal te laten functioneren. l De bandenspanning wordt afgesteld. l De banden worden onderling uitgewisseld. l Een band of wiel wordt vernieuwd. l De accu is vernieuwd of volledig uitgeput. l Het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem brandt. 4.
Tijdens het rijden Bandenspanningcontrolesysteem OPGELET Als de initialisering van het systeem uitgevoerd wordt zonder de bandenspanning af te stellen, kan het systeem de normale bandenspanning niet bespeuren en bestaat de kans dat het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem niet gaat branden als een bandenspanning laag is, of dat het lampje gaat branden ook als de bandenspanningen normaal zijn.
Tijdens het rijden Dieseldeeltjesfilter Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D 2.2) Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de uitlaatgassen van een dieselmotor.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Achteruitkijkmonitor í De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van de auto. WAARSCHUWING Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen: Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING l Als water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen met behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht reinigingsmiddel gebruiken. l Als de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm), bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt. l Raadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qWeergavebereik op het scherm De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING l Het weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie. l Het weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven. l De afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een specifieke lens.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qGebruik van de display Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject De geprojecteerd trajectbegeleidingsmodus toont het voorspelde traject van de auto na het draaien van het stuurwiel. Gebruik deze modus wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert. c a b a) Geprojecteerd rijtraject (geel) Deze lijnen worden getoond als referentie voor het geprojecteerde traject van de auto.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPGELET De getoonde positie van de richtlijnen op de display verandert afhankelijk van de toestand van de auto (zoals het aantal inzittenden/belading) en de wegomstandigheden (zoals een steile helling aan de achterzijde van de auto). Controleer tijdens het achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte rechtstreeks met uw ogen.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qWerking van de achteruitkijkmonitor De werking van de achteruitkijkmonitor bij het achteruitrijden met de auto varieert afhankelijk van de verkeers- en wegsituatie en de auto. De hoeveelheid benodigde stuurbeweging en de timing varieert ook afhankelijk van de omstandigheden, dus controleer de omgeving rechtstreeks met uw ogen en stuur de auto al naargelang de situatie.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn. (Displayconditie) (Voertuigconditie) 4. Ga verder met het bijdraaien van het stuurwiel totdat de voertuigbreedterichtlijnen parallel zijn aan de linker- en rechterzijde van de parkeerruimte. 5.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 6. Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet, keert het scherm terug naar de voorgaande display. OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 2. Controleer de omgeving rondom de auto en rijd achteruit. (Displayconditie) (Voertuigconditie) 3. Nadat u de parkeerruimte binnen begint te rijden, langzaam achteruit blijven rijden zodat de afstand tussen de voertuigbreedterichtlijnen en de zijkant van de parkeerruimte aan de linker- en rechterzijde nagenoeg gelijk zijn. 4.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 5. Zodra de lijnen parallel staan, de wielen rechtvooruit zetten en uw auto langzaam achteruit de parkeerruimte inrijden. Blijf de omliggende ruimte van de auto controleren en breng vervolgens de auto op de best mogelijke plaats tot stilstand. (Als de parkeerruimte verdeelstrepen heeft, controleer dan of de voertuigbreedterichtlijnen ten opzichte hiervan parallel staan.) (Displayconditie) (Voertuigconditie) 6.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor OPMERKING Aangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hieronder aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks visueel controleren.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor qAfwijking tussen de werkelijke wegsituatie en het weergegeven beeld Er is een enige afwijking tussen de werkelijke wegsituatie en de weergegeven wegsituatie. Een dergelijke afwijking in het afstandsperspectief kan tot een ongeval leiden. Houd rekening met de volgende omstandigheden die een afwijking in het afstandsperspectief kunnen veroorzaken.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Wanneer er een steile helling achter de auto is Wanneer er een steile opwaartse helling (neerwaartse helling) achter de auto is, lijkt het voorwerp dat op het scherm getoond wordt verder weg (neerwaartse helling: dichterbij) dan de werkelijke afstand. Lijkt verder weg dan de werkelijke afstand Voorwerp in werkelijke positie Voorwerp op scherm Voorwerp op scherm A: Afstand tussen het voertuig en het voorwerp dat op het scherm wordt getoond.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor Driedimensionaal object aan de achterzijde van de auto Aangezien de afstandrichtlijnen getoond worden uitgaande van een plat vlak, bestaat de kans dat de afstand naar het driedimensionele object dat op het scherm wordt getoond verschilt van de werkelijke afstand.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor (Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject) Bij het achteruitrijden nabij een driedimensionaal object Bij het achteruitrijden nabij een overhangend object, bestaat de kans dat de auto het object raakt, ook als de lijn van het geanticipeerde traject niet met het object op het scherm in aanraking komt.
Tijdens het rijden Achteruitkijkmonitor 2. Selecteer het gewenste tabblad-item. 3. Stel de helderheid, contrast, kleurtint en kleur af met behulp van de schuifregelaar. Druk op de terugsteltoets als u moet terugstellen. 4. Selecteer het 4-254 pictogram op het scherm voor het sluiten van het tabblad.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Parkeersensorsysteem í Het parkeersensorsysteem maakt gebruik van ultrasonische sensoren voor het opsporen van hindernissen rondom de auto bij het parkeren van de auto in een garage of tijdens het fileparkeren wanneer er met een snelheid van ongeveer 10 km/h of minder met de auto wordt gereden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING l Breng geen accessoires aan binnen het detectiebereik van de sensoren. Dit kan de werking van het systeem hinderen. l Afhankelijk van de soort hindernis en de omgevingscondities, kan het detectiebereik van een sensor verminderd worden, of bestaat de kans dat de sensoren de hindernissen niet kunnen opsporen.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem OPMERKING l Laat het systeem altijd inspecteren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als de bumpers een schok of stoot hebben gekregen, ook bij een klein ongeluk. Als de sensoren een afwijking hebben, kunnen ze hindernissen niet opsporen. l Het is mogelijk dat er een storing is in het systeem als de zoemtoon niet werkt of als het indikatielampje niet brandt wanneer de parkeerhulpsensorsschakelaar wordt ingeschakeld.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qGebruik van het parkeerhulpsensorsysteem De schakelaar kan geactiveerd worden wanneer het contact op ON staat, de keuzehendel in een andere stand dan achteruit (R) staat en de rijsnelheid ongeveer 10 km/h of minder is. Wanneer de parkeersensorschakelaar wordt ingedrukt, wordt een pieptoon gegeven, wordt de hindernisdetectieaanduiding í op het audioscherm getoond en gaat het indikatielampje in de schakelaar branden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qHindernisdetectieaanduiding De positie van een sensor die een hindernis heeft bespeurd wordt aangeduid. De meter gaat op verschillende punten branden, afhankelijk van de afstand naar de hindernis die door de sensor bespeurd wordt. Naarmate de auto een hindernis dichter nadert, gaat de zone in de meter dichter bij de auto branden.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Melding van systeemproblemen Als er zich een van de problemen voordoet die in onderstaande tabel worden aangegeven, wordt de bestuurder als volgt afhankelijk van het type systeem van het probleem op de hoogte gesteld. Detectieindikator Oplossing Loszittende verbinding Er is mogelijk een defect in het systeem. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur inspecteren.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qParkeersensorwaarschuwingszoemer Wanneer het systeem in werking is, klinkt de zoemer als volgt.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem Voorste hoeksensor, achterste hoeksensor Afstanddetectiegebied Afstand tussen het voertuig en de hindernis Voorste/achterste hoeksensor Ongeveer 50―38 cm Grote afstand Zoemtoon*1 Gematigd onderbroken geluid Ongeveer 38―25 cm Snel onderbroken geluid Middenafstand Binnen ongeveer 25 cm Nabije afstand Continu geluid *1 De snelheid van de onderbroken pieptonen neemt toe naarmate de auto de hindernis nadert.
Tijdens het rijden Parkeersensorsysteem qWanneer de waarschuwingsindikator/zoemer geactiveerd is Het systeem stelt de bestuurder op de hoogte van een abnormale toestand door het activeren van de zoemtoon en het indikatielampje. Indikatielampje/zoemtoon Controle Het indikatielampje gaat Er is mogelijk een defect in het systeem.
4-264
5 Interieurvoorzieningen Gebruik van de diverse uitrustingsonderdelen voor rijcomfort, zoals klimaatregeling en audio-installatie. Klimaatregelsysteem ..................................................................... 5-2 Bedieningstips ........................................................................... 5-2 Bediening van de luchtroosters ................................................. 5-3 Handbediend type .....................................................................
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bedieningstips l Gebruik het klimaatregelsysteem wanneer de motor draait. l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de aanjagerregelknop niet gedurende langere tijd ingeschakeld laten wanneer het contact op ON staat en de motor niet draait. l De hoeveelheid luchtstroming kan enigszins afnemen wanneer de i-stop functie in werking is.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Bediening van de luchtroosters qAfstelling van de luchtroosters Richten van de luchtstroom Voor het afstellen van de richting van de luchtstroom, de afstelknop verplaatsen. OPMERKING l Wanneer de airconditioning gebruikt wordt bij vochtig warm weer, bestaat de kans dat het systeem mist uit de luchtstroomroosters blaast. Dit is geen teken van defect, maar het gevolg van vochtige lucht die plotseling wordt afgekoeld.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qKiezen van de luchtstroomfunctie Dashboardluchtroosters Ontwasemings- en vloerluchtroosters Dashboard- en vloerluchtroosters Ontwasemingsluchtroosters Vloerluchtroosters 5-4
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Handbediend type Temperatuurregelknop A/C schakelaar Aanjagerregelknop Functiekeuzeregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar qRegelschakelaars Temperatuurregelknop Deze knop regelt de temperatuur. Draai deze rechtsom voor verhoging van temperatuur en linksom voor verlaging van temperatuur. Aanjagerregelknop Door middel van deze regelknop kunnen vier verschillende aanjagersnelheden gekozen worden. De aanjager heeft zeven snelheden.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Druk voor het uitschakelen van de airconditioning de schakelaar nogmaals in. OPMERKING Wanneer de buitentemperatuur in de nabijheid komt van 0 °C, het airconditioningsysteem niet gebruiken. Luchtinlaatkeuzeschakelaar WAARSCHUWING Bij koud of regenachtig weer de stand niet gebruiken: Gebruik van de stand bij koud of regenachtig weer is gevaarlijk aangezien dit het beslaan van de ruiten veroorzaakt.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING l Wanneer de voorruit beslaat, de functiekeuzeregelknop in de stand zetten. l Indien koelere lucht op gezichtsniveau gewenst is, de functiekeuzeregelknop in de stand zetten en de temperatuurregelknop afstellen zodat een optimaal comfort gehandhaafd blijft. l De lucht die naar de vloer stroomt is warmer dan de lucht die naar het gezicht gevoerd wordt (behalve wanneer de temperatuurregelknop in de hoogste of laagste stand gezet is).
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qVentilatie 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht (indikatielampje is uit). 3. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 4. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. qOntdooien en ontwasemen van de voorruit 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de stand . 2. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 3.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem qOntvochtigen (Met airconditioning) Schakel de airconditioning bij koel of koud weer in om de voorruit en de zijruiten te helpen ontwasemen. 1. Zet de functiekeuzeregelknop in de gewenste stand. 2. Zet de luchtinlaatkeuzeschakelaar in de stand voor aanvoer van buitenlucht (indikatielampje is uit). 3. Zet de temperatuurregelknop in de gewenste stand. 4. Stel de aanjagerregelknop in op de gewenste snelheid. 5.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Volautomatisch type Klimaatregelinginformatie wordt getoond op de display.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem OPMERKING l Als bij automatische regeling een van de volgende schakelaars wordt bediend, gaat het AUTO schakelaarindikatielampje uit. l l l Functiekeuzeregelknop Aanjagerregelschakelaar Voorruitontwasemingsschakelaar De functies van andere dan de hierboven bediende schakelaars blijven werken in de automatische regeling. OFF schakelaar Door het drukken op de OFF schakelaar wordt het klimaatregelsysteem uitgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem A/C schakelaar Door het indrukken van de A/C schakelaar terwijl de AUTO schakelaar is ingeschakeld wordt de airconditioning uitgeschakeld (koeling/ ontvochtigingsfuncties). Wanneer de aanjagerregelschakelaar aan is kan de airconditioning in- en uitgeschakeld worden door het indrukken van de A/C schakelaar. Verandert als volgt telkens wanneer de A/C schakelaar wordt ingedrukt.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem Gekoppelde modus (indikatielampje is uit) De temperatuurinstelling voor de bestuurder en voorpassagier wordt gelijktijdig geregeld. OPMERKING l Wanneer de temperatuur op het hoogste of laagste niveau wordt ingesteld, zal de gewenste temperatuur niet sneller worden verkregen. l Bij het kiezen van hete lucht, zal het systeem de luchtstroom beperken totdat deze is opgewarmd om te voorkomen dat koude lucht uit de luchtroosters wordt geblazen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem WAARSCHUWING Zonlichtsensor Zet bij het ontwasemen de temperatuurregelaar in de stand voor hete of warme lucht ( stand): met de Gebruik van de stand temperatuurregelaar in de stand voor koude lucht is gevaarlijk, aangezien dit het beslaan van de voorruit kan veroorzaken. Uw uitzicht wordt dan belemmerd, hetgeen een ernstig ongeluk tot gevolg kan hebben.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Antenne qType A í De antenne is in het ruitglas ingebouwd. OPGELET Gebruik voor het reinigen van de binnenzijde van een ruit met een antenne een zachte doek bevochtigd met lauw water en veeg de antennedraden voorzichtig af. Het gebruik van ruitreinigingsmiddelen kan beschadiging van de antenne veroorzaken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de audio-installatie niet gedurende langere tijd aan laten staan terwijl de motor niet draait. Als een mobiele telefoon of een CB radio in of bij de auto wordt gebruikt, kan dit tot gevolg hebben dat de audio-installatie storing te horen geeft, dit duidt er echter niet op dat de installatie defect is.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie De signalen van FM zenders zijn vergelijkbaar met lichtstralen, aangezien deze niet om hoeken kunnen buigen maar wel weerkaatst kunnen worden. In tegenstelling tot AM signalen, kunnen FM signalen niet verder reiken dan de horizon. Dit is de reden waarom FM zenders geen grote afstanden kunnen overbruggen, hetgeen AM zenders wel kunnen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Storing als gevolg van een te zwak signaal In sommige stedelijke gebieden is de ontvangst zwak, aangezien de zender zich op een te grote afstand bevindt. De ontvangst in dergelijke randgebieden wordt gekenmerkt door het uiteenvallen van het geluid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Behandeling van de CD speler Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l Gebruik geen vervormde of gebarsten CD's. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt. l Gebruik geen onconventionele discs zoals hartvormige of achtkantige discs, enz. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l CD's die voorzien zijn van het logo dat in de afbeelding wordt aangegeven kunnen worden afgespeeld. Er kunnen geen andere discs worden weergegeven. l Gebruik discs die legaal geproduceerd zijn. Als illegaal gekopiëerde discs zoals onwetmatig geproduceerde discs gebruikt worden, bestaat de kans dat het systeem niet correct functioneert. l Let er op bij het gebruik van CD's nooit het signaaloppervlak aan te raken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l Als CD's bewaard worden in de auto wanneer deze aan direct zonlicht of hoge temperaturen is blootgesteld, kunnen de CD-R/CD-RW's zodanig beschadigd worden dat ze niet meer afspeelbaar zijn. l Een CD-R/CD-RW van meer dan 700 MB kan niet worden afgespeeld. l De kans bestaat dat deze installatie bepaalde discs die gemaakt zijn met behulp van een computer niet kan afspelen als gevolg van de instelling van de gebruikte toepassing (schrijfsoftware).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l Het aantal tekens dat getoond kan worden is beperkt. l WMA bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. l De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l AAC bestanden die geschreven zijn onder andere dan de aangegeven specificaties worden mogelijk niet normaal weergegeven of de bestandsnamen of mapnamen worden mogelijk niet correct getoond. Behandeling van de DVD speler Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. l Gebruik geen vervormde of gebarsten DVD's. De kans bestaat dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l Het is mogelijk bij nieuwe DVD's dat de binnenste en buitenste randen enigszins ruw zijn. Als een disc met ruwe randen wordt gebruikt, kan deze niet goed geplaatst worden met als gevolg dat de DVD speler de DVD niet afspeelt. Bovendien bestaat de kans dat de disc niet wordt uitgeworpen en dat de installatie defect raakt. Verwijder tevoren de ruwe randen met behulp van een balpen of een potlood, zoals hieronder afgebeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l l Stof, vingerafdrukken en vuil kunnen de hoeveelheid licht dat door het signaaloppervlak weerkaatst wordt verminderen, hetgeen een nadelige invloed op de geluidskwaliteit heeft. Indien de DVD verontreinigd mocht raken, deze voorzichtig met een zachte doek vanaf het midden van de DVD tot aan de rand afvegen. Gebruik geen reinigings-sprays voor grammofoonplaten, anti-statische reinigingsmiddelen of huishoudelijke spray-reinigers.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gefabriceerd onder licentie van Dolby Labouratories, Inc.. Dolby en het dubbel-D symbool zijn handelsmerken van Dolby Labouratories. l Markeringen op disc Op discs of verpakkingen worden de volgende markeringen aangegeven: Mark OPMERKING l Videogegevens (DVD-Video/DVDVR bestanden) die geschreven zijn naar DVD/DVD-R/DVD R/DVDRW/DVD RW kunnen worden afgespeeld. l Dit apparaat is geschikt voor weergave van dubbellaagse DVD/ DVD-R.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Er wordt gebruik gemaakt van “MPEG2”, een wereldwijde standaard in digitale compressietechnologie, die gemiddeld ongeveer 1/40-ste van de beeldgegevens comprimeert en deze opslaat. Verder wordt er gebruik gemaakt van een variabele-snelheid coderingstechnologie, welke de toegewezen hoeveelheid informatie verandert overeenkomstig de vorm van het schermbeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie l De bestandsextensie is mogelijk niet aanwezig, afhankelijk van het besturingssysteem van de computer, versie, software of instellingen. Voeg in dit geval de bestandsextensie “.ogg” toe aan het einde van de bestandsnaam en schrijf deze vervolgens op de disc.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBedieningstips voor iPod Dit apparaat ondersteunt weergave van muziekbestanden die zijn opgenomen op een iPod. iPod is een handelsmerk van Apple Inc., gedeponeerd in de VS en overige landen. Het is mogelijk dat de iPod niet compatibel is afhankelijk van het model of de versie van het besturingssysteem. In dit geval verschijnt een foutmelding. OPGELET l Verwijder de iPod wanneer deze niet wordt gebruikt.
NOTITIES 5-30
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type A/Type B) Type A (RDS niet-compatibel) Type B (RDS compatibel) Aan/uit/Volume/Geluidsregelaars ................................................................... pagina 5-32 Klok ................................................................................................................ pagina 5-36 Bediening van de radio (Type A) ................................................................... pagina 5-38 Bediening van de radio (Type B) ....
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qAan/uit/Volume/Geluidsregelaars Audiodisplay Audioregelknop Aan/uit/volumeknop De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Installatie AAN/UIT Zet het contact op ACC of ON. Druk op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie in te schakelen. Druk nogmaals op de aan/uit/volumeknop om de audioinstallatie uit te schakelen. Afstelling van het volume Draai de aan/uit/volumeknop om het volume af te stellen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aanduiding AF *1 (Instellen van de alternatieve frequentie (AF)) REG *1 (Instellen van het regionaal programma (REG)) ALC (Automatische afstelling van het volume) BASS (Lage tonen) TREB (Hoge tonen) FADE (Volumebalans voor/achter) BAL (Volumebalans links/rechts) BEEP (Audiobedieningsgeluid) BT SETUP *2 24Hr 12Hr (12-uur/24-uur tijdsinstelling) Instelwaarde Linksom Rechtsom draaien draaien Uit Aan Uit Aan Niveau verlagen Niveau verhogen Afname van de lage ton
Interieurvoorzieningen Audio-installatie BEEP (Audiobedieningsgeluid) De instelling voor het werkingsgeluid bij het indrukken en vasthouden van een toets kan gewijzigd worden. De begininstelling is ON. Stel in op OFF om het werkingsgeluid uit te schakelen.
NOTITIES 5-35
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qKlok Kloktoets Audiodisplay Audioregelknop Urentoets :00 toets Minutentoets De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid. Instellen van de tijd 2. Druk op de :00 toets. De klok kan op elk tijdstip worden ingesteld wanneer het contact op ACC of ON gezet wordt. 3. Wanneer u de toets indrukt, zal de tijd als volgt teruggesteld worden: (Voorbeeld) 12:01―12:29→12:00 12:30―12:59→1:00 1.
NOTITIES 5-37
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type A) Audiodisplay Zenderaftasttoetsen Voorkeuzezendertoetsen Handbediende afstemtoets Bandkeuzetoetsen Scan-toets Automatische geheugenopslagtoets Radio AAN Handbediende afstemming Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). Door het draaien van de handbediende afstemtoets kan naar een hogere of lagere frequentie overgeschakeld worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemmen op voorkeuzezenders De zes voorkeuzekanalen kunnen worden gebruikt voor het opslaan van 6 AM en 12 FM zenders. 1. Voor het instellen van een kanaal, eerst AM, FM1 of FM2 kiezen. Stem af op de gewenste zender. 2. Houd een van de voorkeuzezendertoetsen gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. Het voorkeuzezendernummer of de zenderfrequentie wordt getoond. De zender is nu in het geheugen opgeslagen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type B) Audiodisplay Programmatype informatietoetsen Zenderaftasttoetsen Voorkeuzezendertoetsen Handbediende afstemtoets/audioregelknop Bandkeuzetoetsen Scan-toets Verkeersinformatietoets Radio AAN Handbediende afstemming Druk voor het inschakelen van de radio op een bandkeuzetoets ( ). Door het draaien van de handbediende afstemtoets kan naar een hogere of lagere frequentie overgeschakeld worden.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Afstemmen op voorkeuzezenders De zes voorkeuzekanalen kunnen worden gebruikt voor het opslaan van 6 MW/LW en 12 FM zenders. 1. Voor het instellen van een kanaal, eerst MW/LW, FM1 of FM2 kiezen. Stem af op de gewenste zender. 2. Houd een van de voorkeuzezendertoetsen gedurende ongeveer 2 seconden ingedrukt, totdat u een pieptoon hoort. Het voorkeuzezendernummer of de zenderfrequentie wordt getoond. De zender is nu in het geheugen opgeslagen. 3.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk op een van de volgende toetsen: l Druk op de voorgeprogrammeerde zendervoorkeuzetoets (1 tot 6). l Druk op de programmatype informatietoets ( , ). (Opsporen van programmatype informatie:) 1. Druk op de programmatype informatietoets ( , ) wanneer de programmatype code wordt getoond. 2. Druk op de programmatype informatietoets ( , ) totdat de pieptoon klinkt.
NOTITIES 5-43
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de compact disc (CD) speler Willekeurige volgorde weergavetoets Weergave/pauzetoets Herhaalde weergavetoets CD gleuf Audiodisplay CD uitwerptoets Map omhoog toets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Map omlaag toets Spoor terug/terugspoeltoets Bestandsregelknop CD weergavetoets Teksttoets Scan-toets Afspeelbare gegevens Uitwerpen van een CD l Muziekgegevens (CD-DA) l MP3/WMA/AAC bestand Druk op de CD uitwerptoets ( CD uit te werpen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk op de spoor vooruit toets ( ) of draai de bestandsregelknop eenmaal rechtsom om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop binnen enkele seconden na het begin van de weergave linksom om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie (Map herhalen) (CD willekeurig) 1. Druk op de herhaaltoets (1) tijdens weergave en druk vervolgens binnen 3 seconden nogmaals op de toets om de sporen in de huidige map bij herhaling weer te geven. “FOLDER RPT” wordt getoond ( wordt getoond naast RPT aan de onderkant van het displaygedeelte). 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l De informatie die zichtbaar is op de display is enkel CD informatie (zoals artiestnaam, muziekstuktitel) die op de CD is opgenomen. l Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden. Niettoonbare tekens worden aangegeven door een sterretje ( ). Display scrollen Alleen 13 lettertekens kunnen gelijktijdig worden getoond. Houd voor het tonen van de rest van de lettertekens van een lange titel de teksttoets ( ) ingedrukt.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Audioset (Type C/Type D) OPMERKING De verklaring van functies die in deze handleiding worden beschreven kunnen afwijken van de feitelijke bediening en de vormen van de getoonde schermen, toetsen, letters en tekens kunnen eveneens van de feitelijke weergave verschillen. Bovendien kunnen afhankelijk van toekomstige softwareupdates gegevens zonder voorafgaande kennisgeving successievelijk worden gewijzigd.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Schakelaars rondom de commanderknop De volgende bedieningen kunnen worden uitgevoerd door het indrukken van de schakelaars rondom de commanderknop. : Toont het thuisscherm. : Toont het Amusementscherm. : Toont het navigatiescherm (Alleen voertuigen uitgerust met navigatie). Zie voor bediening van het navigatiescherm de handleiding van het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Voor bepaalde functies is het ook mogelijk de commanderknop lang ingedrukt te houden. Gebruik van het aanraakpaneel OPGELET Oefen geen druk uit op het scherm en druk er niet met puntige voorwerpen tegen. Anders bestaat de kans op beschadiging van het scherm. OPMERKING Om veiligheidsredenen is tijdens het rijden de bedieningsfunctie van het aanraakpaneel uitgeschakeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBasisbedieningsmethode AANRAKEN & TIKKEN 1. Raak of tik het item aan dat op het scherm wordt getoond. 2. De bediening gaat van start en het volgende item wordt getoond. SCHUIVEN 1. Raak het instellingsitem aan dat wordt getoond met een schuifbalk. 2. Raak de schuifregelaar met uw vinger aan en verplaats deze naar het gewenste niveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie VEGEN 1. Raak het scherm met uw vinger aan en beweeg het omhoog of omlaag. 2. Items die niet zichtbaar waren kunnen worden getoond. Terugkeer naar het vorige scherm Raak aan. Tonen van het thuisscherm Raak aan. qThuisscherm Pictogram Functie Applicaties Informatie zoals gemiddeld brandstofverbruik, onderhoud en waarschuwingen kunnen worden geverifieerd. Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qVolume/Display/Geluid regelaars Commanderschakelaar Audiobedieningsschakelaar Volumeregelknop Volumeschakelaar Afstelling van het volume Draai de volumeregelknop van de commanderschakelaar. De volumeschakelaar op het stuurwiel kan ook worden ingedrukt. Displayinstelling Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Selecteer het tabblad om het item te selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Selecteer het tabblad om het item te selecteren dat u wilt wijzigen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type C) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De Favorietenlijst omvat zowel AM als FM radiozenders. 4. Selecteer de radiozender of de radiofrequentie die u wilt wissen. Registreren onder Favorieten 1. Selecteer het pictogram om de favorietenlijst te tonen. Druk lang op het pictogram om de huidige radiozender te registreren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de radio (Type D) Radio AAN Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. Bij het selecteren van de gewenste radiogolfband, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. AM/FM Radio Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de lijst van ontvangbare RDS radiozenders (Alleen FM). Toont de zenderlijst (Alleen AM).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Wissen van Favorieten OPMERKING Wanneer het of pictogram wordt geselecteerd terwijl FM is gekozen, worden de programma’s geselecteerd. 1. Selecteer het pictogram om de favorietenlijst te tonen. 2. Selecteer 3. Selecteer Favorietenlijst radio Voor meer bedieningsgemak kunnen geselecteerde zenders worden geregistreerd. In totaal kunnen 50 zenders worden geregistreerd. De favorietenlijst omvat zowel AM, FM als DAB radiozenders.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie AF/REG in- of uitschakelen Selecteer in de FM modus het pictogram om over te schakelen naar het FM instellingenscherm. AF/REG in- of uitschakelen gebeurt als volgt: (AF modus aan/uit) Selecteer aan/uit op het FM instelscherm. (REG modus aan/uit) Selecteer aan/uit terwijl de AF modus is ingeschakeld. Verkeersinformatie (TA) Selecteer tijdens FM/AM ontvangst om over te schakelen naar de TA modus.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de Digital Audio Broadcasting (DAB) radio (Type D) í Wat is DAB radio? DAB radio is een digitaal radiouitzendsysteem. DAB radio biedt radiogeluid van hoge kwaliteit en maakt gebruik van een automatische frequentieoverschakelfunctie in grensgebieden. Door het tonen van de radiotekst, kan informatie zoals de naam van het muziekstuk en de naam van de artiest getoond worden. Radio AAN 1. Selecteer 2. Selecteer getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Voorbeeld van gebruik (Zenderlijst updaten en DAB radio beluisteren) 1. Selecteer het pictogram en toon het volgende scherm. Ensemblenaam A Zendernaam 1 Zendernaam 2 2. Selecteer voor het updaten van de zenderlijst. voor het 3. Selecteer selecteren van het ensemble dat u wilt tonen. 4. Selecteer een gewenste zender om de radio-ontvangst te laten beginnen. Instellen van DAB radio 1. Selecteer tijdens gebruik van DAB radio het pictogram. 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de compact disc (CD) speler CD uitwerptoets Type l Muziek/MP3/WMA/ AAC CD speler l Afspeelbare gegevens Muziekgegevens (CD-DA) MP3/WMA/AAC bestand OPMERKING Als een disc zowel muziekgegevens (CD-DA) als MP3/WMA/AAC bestanden bevat, verschilt de weergave van de twee of drie bestandstypen afhankelijk van de manier waarop de disc werd opgenomen. Insteken van de CD Steek de CD in de gleuf met het label naar boven gericht.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave pictogram op het thuisscherm en toon het Selecteer terwijl een CD is ingestoken het wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen Amusementscherm. Wanneer in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. (Muziek CD) Toont de sporenlijst van de CD. Selecteer het spoor dat u wilt afspelen.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Pictogram Functie Als dit binnen enkele seconden nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen wordt geselecteerd, wordt het eerdere muziekstuk geselecteerd. Als er meer dan een paar seconden zijn verstreken nadat een muziekstuk met afspelen is begonnen, wordt het muziekstuk dat op het huidige moment wordt afgespeeld vanaf het begin opnieuw afgespeeld. Lang indrukken voor snelterugspoelen. Deze stopt wanneer u uw hand van het pictogram of de commanderknop wegneemt.
NOTITIES 5-65
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qBediening van de DVD (Digital Versatile Disc) speler í DVD uitwerptoets Type DVD VIDEO/DVD-VR speler DVD gleuf Afspeelbare gegevens DVD VIDEO/DVD-VR bestand Insteken van de DVD Steek de DVD in de gleuf met het label naar boven gericht. De DVD wordt automatisch naar binnen getrokken en het bovenste menuscherm van de DVD disc en de controller worden getoond.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Weergave pictogram op het thuisscherm en toon het Selecteer terwijl een DVD is ingestoken het wordt geselecteerd, wordt het bovenste menuscherm Amusementscherm. Wanneer van de DVD en de controller getoond. Wanneer het afspelen door middel van bediening van de controller wordt gestart, worden de volgende pictogrammen aan de onderzijde van het scherm getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l Om veiligheidsredenen worden tijdens het rijden geen beelden getoond. l Schuif de van de controller om de controller te verplaatsen. l Als de modus wordt overgeschakeld naar DVD modus nadat het afspelen van de DVD is gestopt, begint het afspelen opnieuw zonder dat het DVD menuscherm wordt getoond. Instellen van de DVD functies Instellingen voor geluidskwaliteit en aspectverhouding kunnen worden uitgevoerd. Instellen van de geluidskwaliteit 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qInstellingen OPMERKING Het schermdisplay kan verschillen afhankelijk van kwaliteit en specificatie. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen. U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen: Tabblad Display Veiligheid Geluid Klok Voertuig Apparat.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Tabblad Onderwerp Tooltips Taal Temperatuur Afstand Muziekdatabase updaten Systeem Fabrieksreset Functie Hiermee worden toetsverklaringen aan/uit gezet. Verandert de taal. Verandert de instelling tussen Fahrenheit en Celsius. Verandert de instelling tussen mijlen en kilometers. Gebruikt voor het bijwerken van Gracenote®. Gracenote wordt gebruikt met USB audio en biedt: 1. Aanvullende muziekinformatie (zoals naam van muziekstuk, artiest) 2.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Bovenkant scherm Onderwerp Functie Waarschuwing Waarschuwingen die op dat moment actief zijn kunnen worden geverifieerd. Zie Wanneer waarschuwings-/ indikatielampjes branden/knipperen op pagina 7-36. Gebruik van de audiobedieningsschakelaar Zonder Bluetooth® handsfree Met Bluetooth® handsfree qAfstellen van het volume Druk de volumetoets omhoog om het volume te verhogen ( ). Druk de volumetoets omlaag om het volume te verlagen ( ).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qZoektoets AM/FM radio (Type A/Type C/Type D), MW/LW/FM radio (Type B) Druk op de zoektoets ( , ). De radio schakelt over naar de volgende/vorige opgeslagen zender in de volgorde waarin deze werden opgeslagen. Houd de zoektoets ( , ) ingedrukt voor het opsporen van alle bruikbare zenders, al dan niet geprogrammeerd, op een hogere of lagere frequentie.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Aha™/Stitcher™ Radio (Type C/Type D) AUX/USB/iPod modus Druk op de zoektoets ( ) om vooruit te springen naar het begin van het volgende spoor. Houd de zoektoets ingedrukt ( ) om de weergave van het huidige muziekstuk met “Leuk” te evalueren. Houd de zoektoets ingedrukt ( ) om de weergave van het huidige muziekstuk met “Niet leuk” te evalueren.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Type C/Type D Ingang voor extra apparatuur OPGELET l Sluit altijd de afdekking van de ingang voor extra apparatuur/USB poort wanneer deze niet wordt gebruikt. Als vreemde bestanddelen of vloeistof in de ingang voor extra apparatuur/USB poort terechtkomen, kan dit een defect veroorzaken. l Afhankelijk van de draagbare audioapparatuur is het mogelijk dat storing optreedt wanneer de apparatuur aangesloten wordt op de stekkerbus voor accessoires van de auto.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING l Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de hulpaansluitingen niet gedurende langere tijd gebruiken wanneer de motor stopgezet is of stationair draait. l Wanneer apparatuur wordt aangesloten op de ingang voor extra apparatuur of USB poort, kan er zich storing voordoen afhankelijk van de aangesloten apparatuur.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPGELET Plaats geen voorwerpen op de ingang voor extra apparatuur/USB poort en oefen er geen druk op uit wanneer de stekker is ingestoken. OPMERKING l Wanneer het apparaat niet op de ingang voor extra apparatuur wordt aangesloten, schakelt de modus niet over naar de AUX modus. l Stel het audiovolume af met behulp van het draagbare audioapparaat of de audio-installatie.
NOTITIES 5-77
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de USB modus (Type A/Type B) Willekeurige volgorde weergavetoets Herhaalde weergavetoets Weergave/pauzetoets Audiodisplay Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Map omhoog toets Map omlaag toets Bestandsregelknop USB/AUX toets Teksttoets Scan-toets Type USB modus Afspeelbare gegevens MP3/WMA/AAC bestand USB 3.0 apparatuur wordt door deze installatie niet ondersteund.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Druk nogmaals op de toets om de weergave te hervatten. Snelvooruitspoelen/Terugspoelen Houd de snelvooruitspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in voorwaartse richting te doorlopen. Houd de terugspoeltoets ( ) ingedrukt om met hoge snelheid een spoor in achterwaartse richting te doorlopen. Spooraftasting Druk op de spoor vooruit toets ( ) of draai de bestandsregelknop eenmaal rechtsom om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Map willekeurig OPMERKING 1. Druk op de willekeurige weergavetoets (2) tijdens weergave om de sporen in de map in willekeurige volgorde weer te geven. “FOLDER RDM” wordt getoond ( wordt getoond naast RDM aan de onderkant van het displaygedeelte). 2. Druk voor het annuleren van de weergave in willekeurige volgorde na 3 seconden nogmaals op de toets.
NOTITIES 5-81
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de iPod modus (Type A/Type B) Categorie omlaag toets Categorie omhoog toets Willekeurige volgorde weergavetoets Weergave/pauzetoets Herhaalde Audiodisplay weergavetoets Spoor vooruit/snelvooruitspoeltoets Spoor terug/terugspoeltoets Lijst omhoog toets Lijst omlaag toets Bestandsregelknop De afbeelding toont als voorbeeld de type A eenheid.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Spooraftasting Druk op de spoor vooruit toets ( ) of draai de bestandsregelknop eenmaal rechtsom om vooruit te gaan naar het begin van het volgende spoor. Druk op de spoor terug toets ( ) of draai de bestandsregelknop binnen enkele seconden (afhankelijk van de iPod software versie) na het begin van de weergave linksom om het begin van het vorige spoor op te zoeken.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Druk voor het annuleren van de weergave in willekeurige volgorde na 3 seconden nogmaals op de toets. OPMERKING l De informatie (artiestnaam, muzieknaam) wordt enkel getoond wanneer de iPod informatie bevat die getoond kan worden. l Bepaalde tekens kunnen op deze installatie niet getoond worden. Niettoonbare tekens worden aangegeven door een sterretje ( ). Album willekeurig 1.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qFoutaanduidingen (Type A/Type B) Als u een foutaanduiding op de display ziet, de oorzaak in de tabel opzoeken. Als u de foutaanduiding niet kunt wissen, de auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen. Aanduiding CHECK USB CHECK iPod Oorzaak Oplossing Controleer dat de gegevens die opgenomen zijn in het USB apparaat MP3/WMA/AAC bestanden bevatten en sluit het apparaat USB nogmaals correct aan.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGebruik van de AUX modus (Type C/Type D) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Amusementscherm. 2. Selecteer om over te schakelen naar de AUX modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de geluidsinstellingen voor het afstellen van het audiokwaliteitsniveau.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie 2. Selecteer of om over te schakelen naar de USB modus. De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de middendisplay. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. De lijst met categorieën wordt getoond. De huidige sporenlijst wordt getoond. Selecteer een gewenst spoor om dit af te spelen. Speelt het huidige spoor bij herhaling af.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Categorielijst pictogram om de volgende categorielijst te tonen. Selecteer het Selecteer een gewenste categorie en item. Categorie Afspeellijst Artiest Album Muziek Genre Audioboek Podcast Map Functie Toont de playlists op het apparaat. Toont de artiestnaamlijst. Alle sporen of de sporen van elk album van de geselecteerde artiest kunnen worden afgespeeld. Toont de albumnaamlijst. Alle sporen in het apparaat worden getoond. Toont de genrelijst.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie OPMERKING Alleen de sporen in de gewenste map geselecteerd in stap 3 worden afgespeeld.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie qGracenote Database (Type C/Type D) Wanneer een USB apparaat op dit apparaat wordt aangesloten en audio wordt weergegeven, wordt de albumnaam, artiestnaam, het genre en de titelinformatie automatisch getoond als er een overeenkomst is tussen de databasecompilatie van het voertuig en de muziek die wordt afgespeeld. De informatie die in dit apparaat is opgeslagen maakt gebruik van de databaseinformatie in de Gracenote-muziekherkenningservice.
Interieurvoorzieningen Audio-installatie Gracenote® Eindgebruikersovereenkomst Deze toepassing of dit apparaat bevat software van Gracenote, Inc., Emeryville, Californië (“Gracenote”).
Interieurvoorzieningen Audio-installatie GRACENOTE GEEFT GEEN GARANTIES, NOCH UITDRUKKELIJK NOCH IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT IMPLICIETE GARANTIES VOOR HANDELSDOELEINDEN, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, TITELS EN HET ONTBREKEN VAN INBREUK OP BESTAANDE RECHTEN. GRACENOTE GEEFT GEEN GARANTIES TEN AANZIEN VAN DE RESULTATEN DIE U VERKRIJGT DOOR HET GEBRUIK VAN DE GRACENOTESOFTWARE OF EEN GRACENOTE-SERVER.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® í Beschrijving van Bluetooth® handsfree Wanneer Bluetooth® apparatuur (mobiele telefoon) op de Bluetooth® eenheid van de auto wordt aangesloten via draadloze verbinding, is het mogelijk telefoongesprekken te voeren of te ontvangen met behulp van de sprekentoets, opneemtoets, ophangtoets op de audiobedieningsschakelaar of door bediening van de middendisplay.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPGELET Bepaalde Bluetooth® mobiele apparatuur is niet compatibel met de auto. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur, Mazda's telefonische klantenservice of website voor informatie betreffende compatibiliteit van Bluetooth® mobiele apparatuur: Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOnderdelen Audio-installatie Type B Type C/Type D Sprekentoets, opnementoets en ophangentoets Sprekentoets Opnementoets Ophangentoets Microfoon Microfoon Microfoon (Handsfree) De microfoon wordt gebruikt voor het inspreken van spraakopdrachten of voor het houden van een handsfree-telefoongesprek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® *2 Type C/Type D OPMERKING Als het volume lager is vergeleken met andere audiomodi, het volume aan de apparatuurzijde verhogen. (Type C/Type D) Het gespreksvolume en het volume van de gesproken begeleiding en de beltoon kunnen elk van te voren worden ingesteld. 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer 3. Stel de .
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 14. Prompt:“Uw nieuwe koppelingspincode is YYYY. Gebruik deze pincode voor het koppelen van apparaten aan het handsfree-systeem. Wilt u nu een apparaat koppelen?” OPMERKING l 15. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” of “Nee”. 16. In geval van “Ja” schakelt het systeem over naar de apparatuurregistratiemodus. Als “Nee”, keert het systeem terug naar de standby-stand.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 6. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: koppelen, bewerken, wissen, lijst weergeven, of pincode instellen.” 7. Zeg: [Geluidssignaal] “Koppel” 8. Prompt: “Start koppelingsproces op uw Bluetooth®-apparaat. Uw PINcode is 0000 (XXXX). Voer dit in op uw Bluetooth®-apparaat. Zie de handleiding van het apparaat voor instructies.” 9. Voer met behulp van de apparatuur een zoekopdracht voor de Bluetooth® apparatuur (randapparatuur) uit.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l l Wanneer de paring is voltooid, wordt het symbool getoond. Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het symbool wordt getoond. l Registratie van de apparatuur is ook mogelijk door bediening van de audio-eenheid. l Afhankelijk van de apparatuur is het mogelijk dat de registratiestatus na een bepaalde tijd verloren gaat. Herhaal in dit geval de volledige procedure vanaf stap 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 9. Zeg: [Geluidssignaal] “Nee” 10. Prompt: “Keer terug naar het hoofdmenu.” Selectie van apparatuur Als meerdere apparatuur wordt gepaard, verbindt de Bluetooth® eenheid de laatst gepaarde apparatuur. Als u andere gepaarde apparatuur wilt verbinden, is het nodig de verbinding te wijzigen. Na het wijzigen van de verbinding blijft de volgorde van prioriteit van de apparatuur behouden, ook wanneer het contact wordt uitgezet. (Handsfree telefoon) 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l l Wanneer de verbinding met het geselecteerde apparaat is voltooid, wordt het of symbool getoond. Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het of symbool wordt getoond. OPMERKING Geregistreerde apparatuur (mobiele telefoon) kan verwijderd worden met behulp van de registratielijst. 6. Zeg: [Geluidssignaal] “Wissen” Wissen van een apparaat 7. Prompt: “Noem de naam van het apparaat dat u wilt wissen.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Koppel opties” Gereed maken van Bluetooth® audio 5. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: koppelen, bewerken, wissen, lijst weergeven, of pincode instellen.” Instellen van Bluetooth® audioapparatuur Paren van Bluetooth® audio, maken van wijzigingen, verwijderen en tonen van informatie over de gepaarde apparatuur is mogelijk. 6. Zeg: [Geluidssignaal] “Bewerken” 7. Prompt: “Noem de naam van het apparaat dat u wilt bewerken.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Draai de audioregelknop en kies de gewenste modus.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Voer de PIN code van uw Bluetooth® audioapparatuur in door de voorkeuzezendertoetsen 1 tot 4 in te drukken terwijl “PIN 0000” wordt getoond. Druk voorkeuzezendertoets 1 in voor het invoeren van het eerste cijfer, 2 voor het tweede, 3 voor het derde en 4 voor het vierde. Als de PIN code bijvoorbeeld “4213” zou zijn, de voorkeuzezendertoets 1 viermaal (1, 2, 3, 4), toets 2 tweemaal (1, 2), toets 3 eenmaal (1) en toets 4 driemaal (1, 2, 3) indrukken.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Bedien de Bluetooth® audioapparatuur en stel deze in op de paringmodus terwijl “PAIRING” knippert. 5. Voer “0000” in aangezien voor de Bluetooth® audioapparatuur een PIN code vereist is. 6. Wanneer het paren voltooid is, wordt “ ” en “PAIR SUCCESS” na ongeveer 10-30 seconden getoond, waarna “PAIR SUCCESS” nog gedurende drie seconden wordt getoond en de eenheid vervolgens terugkeert naar de normale display.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Draai de audioregelknop voor het selecteren van de naam van de apparatuur die u wilt verbinden. Apparatuurnaam 1 6. Als de verbinding met de gewenste apparatuur met goed gevolg is gemaakt, wordt het “ ” symbool nogmaals getoond, tezamen met “LINK CHANGED”. “LINK CHANGED” wordt gedurende drie seconden getoond, vervolgens keert de normale display terug.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Verifiëren van de huidige verbonden apparatuur Schakel over naar de modus voor verbindingswijziging. (Zie “Wijzigen van de verbinding naar Bluetooth® audioapparatuur”) De naam van de apparatuur die als eerste wordt getoond is de apparatuur die op dat moment is verbonden. 4. Draai de audioregelknop en selecteer de naam van de gepaarde apparatuur die u wilt verwijderen. Apparatuurnaam 1 Apparatuurnaam 2 Wissen van een apparaat Apparatuurnaam 3 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Informatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur De display verandert als volgt afhankelijk van of de audioregelknop rechtsom of linksom wordt gedraaid. - Rechtsom: “SURE ? YES” wordt op de display getoond - Linksom: “SURE ? NO” wordt op de display getoond 1. Selecteer met behulp van de audioregelknop de modus voor weergave van paringapparatuurinformatie “DEVICE INFO” in de “BT SETUP” modus. (Zie voor bijzonderheden “Instellen van Bluetooth® audioapparatuur”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qBeschikbare taal (Type B audio) De beschikbare talen zijn Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Duits, Nederlands en Portugees. Als de taalinstelling wordt veranderd, worden alle gesproken begeleiding en spraakinvoeropdrachten in de gekozen taal gedaan. OPMERKING l Als de taalinstelling wordt veranderd, blijft de apparatuurregistratie behouden. l Telefoonboekgegevens worden niet gewist, echter voor elke taal is er een apart telefoonboek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Overige taalinstellingen kunnen in de huidige instelling ook worden gemaakt door het uitspreken van de naam van de taal in de uitspraak van de betreffende taal. 3. Prompt: “Wilt u de taal veranderen naar het Frans (Gewenste taal) ?” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” 5. Prompt: “Een moment alstublieft, het telefoonboek in het Frans wordt geïnstalleerd. Frans is geselecteerd.” (Gesproken in de nieuw geselecteerde taal).
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Terug naar vorige bedieningsmodus Deze opdracht is om vanuit de spraakherkenningsmodus terug te keren naar de vorige bedieningsmodus. Zeg: [Geluidssignaal] “Terug” Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: l l l Tijdens de gesproken begeleiding of het klinken van de zoemer is gebruik van de spraakherkenning niet mogelijk.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 7. Prompt:“Spreek een 4-cijferig wachtwoord in. Onthoud dit wachtwoord. Er zal om gevraagd worden om dit systeem te gebruiken.” 8. Zeg: [Geluidssigaal] “XXXX” (Zeg een gewenst 4-cijferig wachtwoord, “PCode”.) 9. Prompt:“Wacht woord XXXX (Wachtwoord, PCode). is dit nummer correct?” 10. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” 11. Prompt:“Wachtwoord is geactiveerd.” Gebruik van Bluetooth® handsfree met een wachtwoord 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING Als de bevestigingspromptfunctie is uitgeschakeld wanneer u een alarmnummer belt, leest het systeem de opdracht op en bevestigt deze alvorens de opdracht uit te voeren. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Setup” 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende Koppelingsopties, Bevestiging Prompts, Taal, Wachtwoord, Selecteer Telefoon, of Selecteer muziekspeler .” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Bevestiging prompts” 5.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Prompt: “Dit moet u doen in een stille omgeving terwijl de auto stilstaat. Zie de eigenaarshandleiding voor de lijst met benodigde trainingsuitdrukkingen. Druk even op de knop Spraak als u wilt beginnen. U kunt op elk gewenst moment stoppen door op de knop Ophangen te drukken.” 4. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 5. De gesproken begeleiding leest het spraakinvoeropdrachtnummer op (zie de lijst met spraakinvoeropdrachten voor spraakherkenningleren). (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Lijst met spraakinvoeropdrachten voor spraakherkenningleren Bij het oplezen dienen de volgende punten in acht genomen te worden: Lees de nummers één voor één correct en natuurlijk op. (Bijvoorbeeld, “1234” moet opgelezen worden als “eén, twee, drie, vier”, niet “twaalf, vierendertig”.) l Lees geen haakjes op. “ (” en koppeltekens “ - ” worden gebruikt voor het scheiden van nummers in een telefoonnummer. l Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Paringprocedure 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het 3. Selecteer tabblad. . 4. Schakel de Bluetooth® instelling in. 5. Selecteer om het bericht te tonen en over te schakelen naar gebruik van de apparatuur. 6. Voer met behulp van uw apparatuur een zoekopdracht voor de Bluetooth® apparatuur (randapparatuur) uit. 7. Selecteer “Mazda” uit de lijst met apparatuur die door de apparatuur wordt afgezocht. 8.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® l Controleer alvorens u uw apparaat paart, dat Bluetooth® op zowel uw telefoon als op de auto “AAN” zijn. Selectie van apparatuur Als meerdere apparatuur wordt gepaard, verbindt de Bluetooth® eenheid de laatst gepaarde apparatuur. Als u andere gepaarde apparatuur wilt verbinden, is het nodig de verbinding te wijzigen. Na het wijzigen van de verbinding blijft de volgorde van prioriteit van de apparatuur behouden, ook wanneer het contact wordt uitgezet.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Wissen van alle apparatuur 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het tabblad. 3. Selecteer Druk op de sprekentoets. . Beëindigen van de spraakherkenning 5. Selecteer . . Wijzigen van de pincode De pincode (4 cijfers) kan gewijzigd worden. pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Instellingen scherm. 2. Selecteer het tabblad. 4. Selecteer . 5. Selecteer . 6.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Let op de volgende punten om vermindering van de spraakherkenning en spraakkwaliteit te voorkomen: l l Tijdens de gesproken begeleiding of het klinken van de zoemer is gebruik van de spraakherkenning niet mogelijk. Wacht totdat de gesproken begeleiding of de pieptoon is beëindigd alvorens uw opdrachten uit te spreken. Opdrachten die verband houden met de telefoon zijn alleen beschikbaar wanneer uw telefoon is aangesloten via Bluetooth®.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qBediening van de audio-installatie met behulp van spraakherkenning (Type C/Type D audio) Hoofdaudiobediening Onderstaande opdrachten zijn voorbeelden van de beschikbare opdrachten. Wanneer de sprekentoets wordt ingedrukt en de volgende opdracht wordt uitgesproken, kan de audio worden bediend. De opdrachten tussen ( ) kunnen worden weggelaten. De betreffende naam en het nummer worden tussen de {} ingevoerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type B audio) í qBellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de naam van een persoon (gesproken naam) waarvan het telefoonnummer tevoren in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Telefoonboekregistratie. Telefoonboekregistratie In het Bluetooth® handsfree telefoonboek kunnen telefoonnummers worden geregistreerd.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 10. Zeg: [Geluidssignaal] “Mobiel” (Zeg “Thuis”, “Werk”, “Mobiel”, of “Andere”, voor het registreren van de gewenste locatie.) 11. Prompt: “Mobiel (Te registreren locatie). is dit nummer correct?” 12. Zeg:[Geluidssignaal] “Ja” 13. Prompt: “Het nummer alstublieft” 14. Zeg:[Geluidssignaal] “XXXXXXXXXXX” (Zeg het te registreren telefoonnummer.) 15. Prompt: “XXXXXXXXXXX (telefoonnummer registratie).
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 7. Zeg: [Geluidssignaal] “XXXXX... (Bijv. “Mary's telefoon”)” (Zeg een gesproken naam voor de geregistreerde naam.) 8. Prompt: “Toevoegen XXXXX... (Bijv. “Mary's telefoon”) (gesproken naam). is dit nummer correct?” 9. Zeg:[Geluidssignaal] “Ja” 10. Prompt: “Nummer opgeslagen. Wilt u een ander contactpersoon importeren?” 11. Zeg: [Geluidssignaal] “Ja” of “Nee”. 12. Als “Ja”, gaat de procedure verder naar stap 5. Als “Nee”, keert het systeem terug naar de standby-stand.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 13. Prompt: “XXXXXXXX (telefoonnummer) Voeg na de pieptoon meer nummers toe, of zeg 'Terug,' om het laatst toegevoegde nummer nogmaals toe te voegen, of druk op de knop 'Opnemen' om het nummer op te slaan.” 14. (Nummer wijzigen) Druk de opnementoets en ga dan verder naar stap 15. (Telefoonnummer toevoegen/ invoeren) Zeg “XXXX” (gewenste telefoonnummer) en ga dan verder naar stap 13. (Telefoonnummercorrectie) Zeg, “Terug”. De prompt antwoordt, “Terug.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Prompt: “Selecteer één van de volgende opties: Voeg Nieuw Contactpersoon Toe, Bewerken, Naam Toevoegen, Wissen, Alles Verwijderen, of Importeer contactpersoon.” 4. Zeg: [Geluidssignaal] “Alles verwijderen” 5. Prompt: “Weet u zeker dat u alles uit uw handenvrije-systeem telefoonboek wilt wissen?” 5. Prompt: “XXXXX..., XXXXX..., XXXXX... (Bijv.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 3. Prompt: “Bellen” Telefoonnummer invoeren OPMERKING Oefen dit terwijl u geparkeerd staat totdat u het vertrouwen heeft dit te kunnen doen tijdens het rijden in een niet veeleisende rijsituatie. Als u nog niet volledig vertrouwd bent, alle telefoongesprekken voeren vanuit een plaats waar u veilig geparkeerd staat en pas beginnen te rijden wanneer u uw volledige aandacht bij het rijden kunt houden. 1. Druk de opnementoets of sprekentoets kort in. 2.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOntvangen van een inkomend gesprek 1. Prompt: “Binnenkomend gesprek... druk op de knop Opnemen om te antwoorden” 2. Druk voor het accepteren van het gesprek op de opnementoets. Druk voor het weigeren van het gesprek op de ophangentoets. qGesprek beëindigen Druk tijdens het gesprek op de ophangentoets. Een geluidssignaal bevestigt dat het gesprek is beëindigd. qGeluid uitschakelen Het microfoongeluid kan tijdens het bellen uitgeschakeld worden. 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Methode 1 1. Druk op de opnementoets. 2. Prompt: “Gesprekken wisselen.” Methode 2 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. 2. Zeg: [Geluidssignaal] “Wissel gesprekken” 3. Prompt:“Gesprekken wisselen.” OPMERKING l l Druk voor het weigeren van een inkomend gesprek op de ophangentoets. Na het ontvangen van een nieuw inkomend gesprek, wordt het eerdere gesprek in de wachtstand geplaatst.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bellen met gebruik van het telefoonboek qDTMF (tweevoudige toon multifrequentie signaal) transmissie 1. Druk de sprekentoets in met een korte druk. Deze functie wordt gebruikt wanneer DTMF via de gebruikerspraak wordt verzonden. De ontvanger van een DTMF transmissie is in het algemeen een huistelefoonantwoordapparaat of de geautomatiseerde telefooncentrale van een bedrijf (wanneer u toonsignalen terugzend overeenkomstig de gesproken begeleidingopname). 2.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® handsfree (Type C/Type D audio) í qBellen van een telefoonnummer Gebruik van het telefoonboek Telefoongesprekken kunnen tot stand gebracht worden door het zeggen van de contactnaam in het gedownloade telefoonboek of de naam van een persoon waarvan het telefoonnummer in Bluetooth® handsfree is vastgelegd. Zie Contact importeren (telefoonboek downloaden) 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg:“Bellen XXXXX... (Bijv. “John”) Mobiel”. 4.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l OPMERKING Als “Alle contactpersonen importeren” wordt uitgevoerd na het opslaan van het telefoonboek in de Bluetooth® eenheid, wordt het telefoonboek overschreven. l Maximaal 1000 contacten kunnen in het telefoonboek geregistreerd worden. l Telefoonboek, registratie van inkomende/uitgaande gesprekken en favorietgeheugens zijn ter bescherming van de privacy voor elke mobiele telefoon specifiek.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 4. Selecteer . OPMERKING 5. Selecteer de contactinformatie die u wilt wissen. 6. Selecteer Als het contact lang ingedrukt wordt gehouden wanneer de favorietenlijst wordt getoond, kan de contactinformatie bewerkt (gewist, verplaatst) worden. . Veranderen van de weergavevolgorde van uw favorietenlijst pictogram op het 1. Selecteer het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. Telefoonnummer invoeren OPMERKING 2. Selecteer voor het tonen van de favorietenlijst. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Opnieuw bellen functie Belt de laatstgebelde persoon (de laatste persoon op de lijst van uitgaande gesprekken) vanaf de mobiele telefoon/ auto. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3. Zeg: “Opnieuw kiezen” Terugbelfunctie Belt de laatste persoon (de laatste persoon op de lijst van inkomende gesprekken) die uw mobiele telefoon/auto heeft gebeld. 1. Druk op de sprekentoets. 2. Wacht op de pieptoon. 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qOntvangen van een inkomend gesprek Wanneer een inkomend gesprek wordt ontvangen, wordt het kennisgevingscherm voor inkomende gesprekken getoond. De instelling “Binnenkomende gespreksinformatie” moet aan zijn. Zie Communicatie-instellingen op pagina 5-139. Druk voor het aannemen van het gesprek op de opneemtoets op de audiobedieningsschakelaar of selecteer op het scherm.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l l Als het contact tijdens een handsfree gesprek uit wordt gezet, wordt de lijn automatisch overgezet naar de apparatuur (mobiele telefoon). Als de DTMF code twee of meer cijfers of symbolen heeft, dient elk afzonderlijk verzonden te worden. qGesprek onderbreken Een gesprek kan worden onderbroken voor het ontvangen van een inkomend gesprek van een derde partij.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Selecteer of Postvak In te tonen. 3. Selecteer om het . 4. Het downloaden gaat van start vanaf de mobiele telefoon. OPMERKING l Als bijlage verstuurde gegevens worden niet gedownload. l Berichten tot 1 kilobyte (e-mail)/ 140-bytes (SMS) kunnen worden gedownload. l Voor elk apparaat wordt een berichtenlijst samengesteld. l Als de aangesloten apparatuur niet overeenkomt met MAP 1.0, wordt voor het downloaden het AT commando gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® De volgende pictogrammen worden getoond op het onderste gedeelte van de details op het bericht. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de gebruiksomstandigheden. Pictogram Functie Toont het Communicatiemenu. Toont het Postvak In. Geeft een bericht weer. Wanneer dit opnieuw wordt geselecteerd, wordt de weergave tijdelijk stopgezet. Toont het vorige bericht. Toont het volgende bericht.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bewerken van voorgeprogrammeerde berichten OPMERKING In totaal drie voorgeprogrammeerde berichten kunnen worden geselecteerd. Voorbeeld van gebruik (verifieer ongelezen e-mail) 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer tonen. om het Postvak In te 1. Selecteer het pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. 2. Selecteer 3. Selecteer . . 4. Selecteer het voorgeprogrammeerde bericht dat u wilt bewerken.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qCommunicatie-instellingen Selecteer het Selecteer Onderwerp Bluetooth® Binnenkomende gespreksinformatie Autom. download SMS SMS informatie Autom. download Email *1 Email informatie Autom. download belhistorie Autom. download contactpersonen *1 Ringtone Volume telefoon VR en ringtone Sorteervolgorde contactpersonen Berichten instellen Reset pictogram op het thuisscherm en toon het Communicatiescherm. om de instelling wijzigen.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type B audio) í Bluetoothc® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 2.0 OPMERKING l l Als een gangbare mobiele telefoon USB wordt aangesloten tijdens muziekweergave via een Bluetooth® verbinding, wordt de Bluetooth® verbinding verbroken. Om deze reden is muziekweergave via een Bluetooth® verbinding en muziekweergave via een USB verbinding niet tegelijkertijd mogelijk.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® 2. Zet het contact op ACC of ON. Controleer dat het “ ” symbool op de audiodisplay wordt getoond. Het symbool wordt niet getoond als nietgepaarde Bluetooth® audioapparatuur wordt gebruikt of de Bluetooth® eenheid van de auto defect is. OPMERKING Bij bepaalde Bluetooth® audioapparatuur duurt het enige tijd voordat het “ ” symbool wordt getoond. Weergave 1.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Overschakelen van de display (AVRCP Ver. 1.3) qInformatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Telkens wanneer tijdens weergave op de teksttoets ( ) wordt gedrukt verandert de informatie die op de audiodisplay wordt getoond als volgt. Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de audiodisplay getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Bluetooth® Audio (Type C/Type D audio) í Bluetooth® specificatie van toepassing (Aanbevolen) Ver. 1.1/1.2/2.0 EDR/2.1 EDR/3.0 (conformiteit) Responsprofiel l A2DP (Advanced Audio Distribution Profile) Ver. 1.0/1.2 l AVRCP (Audio/Video Remote Control Profile) Ver. 1.0/1.3/1.4 A2DP is een profiel dat enkel audio naar de Bluetooth® eenheid verzendt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l Het batterijverbruik van Bluetooth® audioapparatuur neemt toe wanneer dit via Bluetooth® is verbonden. l Als een gangbare mobiele telefoon USB wordt aangesloten tijdens muziekweergave via een Bluetooth® verbinding, wordt de Bluetooth® verbinding verbroken. Om deze reden is muziekweergave via een Bluetooth® verbinding en muziekweergave via een USB verbinding niet tegelijkertijd mogelijk.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van de Bluetooth® audio-installatie Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus Schakel over naar de Bluetooth® audiomodus voor het bedienen van de audioapparatuur met behulp van het bedieningspaneel van de audio-installatie voor het beluisteren van muziek of spraakaudio welke is opgenomen op Bluetooth® audioapparatuur. Alle Bluetooth® audioapparatuur dient gepaard te worden met de Bluetooth® eenheid van de auto alvorens deze kan worden gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Weergave Schakel de modus over naar Bluetooth® audiomodus om te luisteren naar Bluetooth® audioapparatuur via het luidsprekersysteem van de auto. (Zie “Overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus”) Na het overschakelen naar de Bluetooth® audiomodus, worden de volgende pictogrammen op het onderste gedeelte van de display getoond. De pictogrammen die kunnen worden gebruikt verschillen afhankelijk van de versie van het Bluetooth® audioapparaat dat u op dat moment gebruikt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Bij het zoeken naar een muziekstuk vanaf het hoogste niveau van een apparaat) 1. Selecteer het pictogram en toon de lijst met mappen/bestanden op het hoogste niveau. qInformatiedisplay van Bluetooth® audioapparatuur Als een Bluetooth® audioapparaat wordt aangesloten, wordt de volgende informatie op de middendisplay getoond. AVRCP Ver. lager dan 1.3 2. Wanneer de map is geselecteerd, worden de lijsten met mappen/ bestanden in de map getoond.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van Aha™*1 Aha is een toepassing die kan worden gebruikt voor de ontvangst van diverse internetdata, zoals internetradio en podcasts. Blijf op de hoogte de activiteiten van uw vrienden door het verkrijgen van updates van Facebook en Twitter. Via het gebruik van de lokatieafhankelijke diensten, kunnen diensten en bestemmingen in de buurt worden opgezocht of kan actuele lokale informatie worden verkregen. Zie voor details betreffende Aha, “http://www.aharadio.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Pictogram Functie Schreeuwen Neemt ingesproken berichten op. Neemt stemgeluid op en verzendt dit als afspeelbare audio naar Facebook en andere sociale zenders. Like*2 Beoordeelt de huidige inhoud als “Leuk”. Dislike*2 Beoordeelt de huidige inhoud als “Niet leuk”. Gaat gedurende 15 seconden terug. Kaart (voertuigen met navigatiesysteem) Toont de bestemming die door de lokatieafhankelijke diensten wordt opgezocht op het navigatiesysteem.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Hoofdmenu Selecteer het pictogram. Verander het tabblad en selecteer de zendercategorie. Tabblad Voorinstellingen Vlakbij Functie Toont de lijst met voorkeuzezenders die op het apparaat is ingesteld. Selecteer de naam van een voorkeuzezender om de gegevens van de zender weer te geven. Selecteer de gewenste zender. Er wordt begeleiding gegeven naar de gezochte bestemming nabij de lokatie van het voertuig.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Voorbeeld van gebruik (Lokatieafhankelijke diensten) 1. Selecteer de gewenste zender in het Dichtbij tabblad op het hoofdmenu. De weergave van de naam of het adres van de bestemming begint in de volgorde van de lijst met bestemmingsnamen. 2. Wanneer het pictogram wordt geselecteerd, wordt de huidige getoonde bestemming op het navigatiesysteem getoond (voertuigen met navigatiesysteem). 3.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® qGebruik van Stitcher™*1 Radio Wat is Stitcher™ Radio? Stitcher™ radio is een toepassing die kan worden gebruikt voor het beluisteren van internetradio of streampodcasts. Aanbevolen gegevensinhoud wordt automatisch geselecteerd door deze te registreren en in uw favorieten te plaatsen, of door het indrukken van de Leuk of Niet leuk toets. Zie voor details betreffende Stitcher™ Radio, “http://stitcher.com/”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Weergave pictogram op het thuisscherm. Wanneer Selecteer het Amusementscherm en toon het wordt geselecteerd, worden de volgende pictogrammen in het onderste gedeelte van de middendisplay getoond. Pictogram Functie Toont het Amusementmenu. Gebruik dit voor het overschakelen naar een andere audiobron. Toont de zenderlijst. Gebruik dit voor het overschakelen naar andere zenders. Dislike Beoordeelt het huidige programma als “Niet leuk”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Zenderlijst 1. Selecteer het pictogram en toon de zenderlijst. Favoriete zendernaam: Selecteer dit om het programma te tonen dat onder uw favorieten is geregistreerd. Categorienaam: Een aanbevolen categorie die geselecteerd is uit uw favorieten door Stitcher™ wordt getoond. Selecteer dit voor het tonen van het categorieprogramma. 2. Selecteer de programmanaam om dit weer te geven.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Oplossen van problemen í Mazda Bluetooth® Handsfree Klantenservice Als u problemen heeft met Bluetooth®, kunt u gratis bellen met onze klantenservicedienst. Telefoon: (Duitsland) 0800 4263 738 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Behalve Duitsland) 00800 4263 7383 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) (Wereldwijd) 49 (0) 6838 907 287 (8:00―18:00 Middeneuropese tijd) Web: http://www.mazdahandsfree.com í Bepaalde modellen.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Paring van Bluetooth® apparatuur, problemen met verbinding Probleem Paring is niet mogelijk Paring kan niet nogmaals worden uitgevoerd. Oorzaak ― De paringinformatie die gekoppeld is aan de Bluetooth® eenheid of het apparaat wordt niet correct herkend. Oplossingsmethode Kijk eerst of de apparatuur compatibel is met de Bluetooth® eenheid en controleer vervolgens of de Bluetooth® functie en de zoekmodus/zichtbare instelling*1 op de apparatuur ingeschakeld zijn.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® OPMERKING l Bij het updaten van het besturingssysteem van de apparatuur bestaat de kans dat de paringinformatie gewist wordt. Herprogrammeer in dit geval de paringinformatie in de Bluetooth® eenheid. l Als u uw telefoon paart die reeds in het verleden meerdere malen aan uw auto is gepaard, dient u “Mazda” op uw mobiele apparaat te wissen. Voer vervolgens de Bluetooth® zoekprocedure nogmaals op uw mobiele apparaat uit en paar dit aan een nieuw opgespoorde “Mazda”.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Problemen die verband houden met de spraakherkenning Probleem Slechte spraakherkenning l l Buitengewoon harde spraak (schreeuwen). l Spreken alvorens de pieptoon is beëindigd. l Verkeerde herkenning van nummers l l Slechte spraakherkenning Oorzaak Buitengewoon langzame spraak. Oplossingsmethode Betreffende de oorzaken die links worden aangegeven, letten op de manier waarop u spreekt.
Interieurvoorzieningen Bluetooth® Betreffende problemen met telefoongesprekken Probleem Oorzaak Oplossingsmethode Gedurende ongeveer drie seconden na het begin van een gesprek, heeft Aan het begin van een de storingonderdrukkingsfunctie van Dit duidt echter niet op een probleem telefoongesprek, zijn rijgeluiden van met de apparatuur. de Bluetooth® eenheid enige tijd de andere partij hoorbaar nodig om zich aan te passen aan de gespreksomgeving.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Zonnekleppen Interieurverlichting Voor gebruik van een zonneklep aan de voorzijde, deze naar beneden klappen. Voor gebruik bij een van de zijramen, de zonneklep opzij klappen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Voorste kaartleeslampen Wanneer de plafondverlichtingschakelaar in de stand portier of uit staat, op de lens drukken om de voorste kaartleeslampen te laten branden en vervolgens nogmaals op de lens drukken om de lampen uit te schakelen. OPMERKING De voorste kaartleeslampen gaan in onderstaande gevallen als de lens wordt ingedrukt niet uit: l De plafondverlichtingschakelaar staat in de stand ON.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bagageruimteverlichting De plafondverlichting gaat gedurende ongeveer 15 seconden branden wanneer het contact is uitgeschakeld en de plafondverlichtingschakelaar in de stand DOOR staat. De plafondverlichting gaat in de volgende gevallen onmiddellijk uit: Schakelaarstand l Het contact is ingeschakeld en alle portieren zijn gesloten. l Het bestuurdersportier wordt vergrendeld.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Stekkerbussen voor accessoires Achter Gebruik uitsluitend originele Mazda accessoires of daaraan gelijkwaardige met een stroomverbruik van niet meer dan 120 W (12 V gelijkstroom, 10 A). Het contact dient op ACC of ON te staan.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting OPGELET l Het is mogelijk dat door aansluiting van bepaalde apparatuur op de stekkerbus voor accessoires problemen met het elektrische systeem van de auto veroorzaakt worden, wat er toe kan leiden dat het waarschuwingslampje gaat branden. Maak de aangesloten apparatuur los en controleer dat het probleem is opgelost. Als het probleem is opgelost, de apparatuur uit de stekkerbus verwijderen en het contact uitzetten.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Bekerhouder qVoor WAARSCHUWING Gebruik tijdens het rijden de bekerhouder dus nooit voor het vasthouden van hete dranken: Het is gevaarlijk wanneer een bekerhouder tijdens het rijden voor het vasthouden van hete dranken gebruikt wordt. Als de inhoud wordt gemorst, bestaat de kans dat u brandwonden oploopt.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qAchter í De achterste bekerhouder bevindt zich in de middelste armsteun van de achterzitting. Fleshouder Aan de binnenzijde van de portieren bevinden zich fleshouders. Fleshouder OPGELET Gebruik de fleshouders niet voor flessen zonder doppen. De kans bestaat dat de inhoud bij het openen of sluiten van het portier gemorst wordt. 5-166 í Bepaalde modellen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Opbergvakken WAARSCHUWING Houd tijdens het rijden de opbergvakken gesloten: Rijden met geopende opbergvakken is gevaarlijk. Ter vermindering van de kans op letsel tijdens ongevallen of een plotselinge stop, de opbergvakken tijdens het rijden gesloten houden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qMiddenconsole Voor het openen, de vergrendeling losmaken en het deksel omhoog trekken. qOgen voor het vastzetten van lading WAARSCHUWING Zorg er voor dat bagage en lading alvorens te gaan rijden goed wordt vastgemaakt: Lading die tijdens het rijden niet is vastgemaakt is gevaarlijk aangezien deze bij plotseling afremmen of een botsing kan gaan schuiven of in elkaar gedrukt kan worden en letsel kan veroorzaken. Opberglade De opberglade kan verwijderd worden.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting qOnderste laadcompartiment í Til de kofferruimteplank omhoog. Hang kleding steeds zonder kleerhangers op aan de kledinghaken en steungrepen.
Interieurvoorzieningen Interieuruitrusting Uitneembare asbak í De uitneembare asbak kan vastgezet en gebruikt worden in een van beide voorste bekerhouders. WAARSCHUWING Gebruik de uitneembare asbak uitsluitend in zijn vaste positie en zorg ervoor dat deze volledig is ingestoken: Gebruik van een asbak die uit zijn vaste positie verwijderd is of niet volledig is ingestoken is gevaarlijk. Sigaretten kunnen gaan rollen of uit de asbak in het interieur vallen en brand veroorzaken.
6 Onderhoud en verzorging Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden. Essentiële informatie ..................................................................... 6-2 Inleiding .................................................................................... 6-2 Periodieke onderhoudsbeurten .................................................... 6-3 Periodieke onderhoudsbeurten .................................................. 6-3 Onderhoudsmonitor ..........................................................
Onderhoud en verzorging Essentiële informatie Inleiding Wanneer u dit instruktieboekje gebruikt als richtlijn bij onderhoud of inspectie van uw auto, dient u bijzonder voorzichtig te werk te gaan en het toebrengen van letsel aan uzelf of aan anderen of beschadiging van de auto te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Periodieke onderhoudsbeurten OPMERKING l Blijf na de aangegeven periode doorgaan met het volgen van het periodieke onderhoud overeenkomstig de voorgeschreven intervallen. l Als resultaat van visuele inspectie of meting van de functies en werking van een systeem (prestatie), corrigeren, reinigen of vernieuwen al naargelang vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten qEuropa Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Elke 120.000 km vernieuwen. Bougies*1 Luchtfilter*2 R R Vervangen wanneer de indikator AAN is. (Max. interval: 12 maanden/20.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 ×1000 km 20 40 60 80 100 120 140 160 180 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *3 Alleen in bepaalde landen van Europa kan er bij SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 voertuigen een flexibele instelling worden geselecteerd. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details. Een flexibele instelling kan worden ingesteld als het voertuig hoofdzakelijk wordt gebruikt op plaatsen waar geen van onderstaande condities van toepassing zijn. a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *13 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, is het aan te bevelen elke 45.000 km de achterdifferentieelolie te verversen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten qBehalve Europa Israël Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Bougies Elke 120.000 km of 6 jaar vernieuwen. Brandstoffilter Elke 135.000 km vernieuwen. Dampafzuigsysteem (indien voorzien) I Brandstofleidingen en slangen I I I I I I I I SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Onderhoudsfrequentie Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *2 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren. Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000 km of korter inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Onderhoudsfrequentie Aandrijfriemen*1 Motorolie Oliefilter Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 I I I I I I I I I I I I Rusland/WitR R R R R R R R R R R R Rusland/Kazachstan*2 Elke 5000 km of 6 maanden vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsfrequentie Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150 165 180 Toestand van carrosserie (op roest, corrosie en perforatie) Cabineluchtfilter (indien voorzien) Banden (inclusief reservewiel) (met afstelling van de bandenspanning)*11*12 Lekke band noodreparatieset (indien voorzien)*13 Jaarlijks inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *4 Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, het motoroliefilter elke 5.000 km of 6 maanden vernieuwen. a) Gebruiksdoel van het voertuig is als politieauto, taxi of rijschoolauto.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Rusland/Wit-Rusland SKYACTIV-D 2.2 Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet. Maanden 12 24 36 48 60 72 84 96 108 120 132 144 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 Onderhoudsfrequentie Aandrijfriemen*1 I Motorolie*2*3 Oliefilter*2 Brandstoffilter R R Wit Rusland I Luchtfilter*5 C Koelsysteem I R R R R R R R R R R R R Elke 60.000 km vernieuwen.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabelsymbolen: I: Inspecteren: Inspecteren en reinigen, repareren, afstellen, bijvullen of indien nodig vernieuwen. R: Vernieuwen C: Reinigen T: Vastdraaien L: Smeren Opmerkingen: *1 De aandrijfriemen van de airconditioning, indien voorzien, eveneens inspecteren. Indien de auto hoofdzakelijk onder de volgende omstandigheden gebruikt wordt, de aandrijfriemen elke 10.000 km of 12 maanden inspecteren.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Behalve Israël/Rusland/Wit-Rusland/Azerbeidzjan/Kazachstan Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 SKYACTIV-G 2.0 EN SKYACTIV-G 2.5 Brandstoffilter Elke 60.000 km vernieuwen. Elke 120.000 km vernieuwen. Bougies*1 Dampafzuigsysteem I I I I I I I I (indien voorzien) SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 EN SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Aantal maanden of kilometers,naargelang de situatie welke zich het eerst voordoet Maanden 6 12 18 24 30 36 42 48 54 60 66 72 78 84 90 96 ×1000 km 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120 130 140 150 160 Toestand van carrosserie Jaarlijks inspecteren (op roest, corrosie en perforatie) Onderhoudsfrequentie Cabineluchtfilter (indien voorzien) Banden (inclusief reservewiel) (met afstelling van de bandenspanning)*12 Onderling verwisselen van de banden*12 Lekke
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten *8 Inspecteer het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu. Indien de auto in buitengewoon hete en koude gebieden gebruikt wordt, het elektrolietniveau van de accu, het soortelijk gewicht en het uiterlijk van de accu elke 10.000 km of 6 maanden inspecteren. Bij de onderhoudsvrije accu is alleen een inspectie van het uiterlijk vereist.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Onderhoudsmonitor qOnderhoudsmonitor (Type A/Type B) “Olie verversen” met flexibele instelling*1 is beschikbaar. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details*2.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten 3. Verander het tabblad en selecteer het instellingsitem dat u wilt veranderen. U kunt instellingen in de instellingsdisplay als volgt naar eigen voorkeur instellen: Tabblad Onderhoud Onderwerp Instellingen Tijd (maanden) Afstand (mijl of km) Reset Instellingen Afstand (mijl of km) Bandenrotatie Reset Instellingen *1 Afstand (mijl of km) Olie verversen Reset *2 Verklaring Melding kan in-/uitgeschakeld worden.
Onderhoud en verzorging Periodieke onderhoudsbeurten Tabblad Onderwerp Olie periode (%) Olie verversen Reset 6-22 Verklaring Toont de gebruiksduur van de motorolie tot aan de volgende olieverversingsbeurt. “Ververs olie!” wordt in rood getoond en het moersleutelindikatielampje in de instrumentengroep gaat branden wanneer de resterende afstand voor de oliegebruiksduur minder is dan 500 km of het resterende aantal dagen minder is dan 15 (al naargelang wat zich het eerst voordoet).
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Voer geen onderhoudswerkzaamheden uit als u niet voldoende kennis en ervaring heeft of niet over het juiste gereedschap of de juiste uitrusting beschikt welke voor de uitvoer van het werk noodzakelijk is. Laat onderhoudswerkzaamheden uitvoeren door een deskundige monteur: Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een auto kan gevaar opleveren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkap 2. Steek uw hand in de motorkapopening, schuif de slothefboom naar rechts en til de motorkap omhoog. WAARSCHUWING Controleer altijd of de motorkap gesloten en stevig vergrendeld is: Een motorkap die niet gesloten is en niet stevig is vergrendeld is gevaarlijk aangezien deze tijdens het rijden open kan vliegen en het uitzicht van de bestuurder kan belemmeren, hetgeen een ernstig ongeluk kan veroorzaken. qOpenen van de motorkap 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qSluiten van de motorkap 1. Controleer de ruimte onder de motorkap om te zien of alle vuldoppen op hun plaats aangebracht zijn en of alle losse voorwerpen (bijv. gereedschap, oliecontainers, enz.) verwijderd zijn. 2. Til de motorkap omhoog, neem de steunstang vast bij het gedeelte met de stootrubber en zet de steunstang in de klem vast. Controleer of de steunstang stevig in de klem vastzit alvorens de motorkap te sluiten. Klem Klem Klem 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Overzicht van de motorruimte SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 Reservoir van voorruitensproeiervloeistof Rem/koppelingsvloeistofreservoir Accu Zekeringenblok Motorolievuldop Dop van koelsysteem Motorkoelvloeistofreservoir Motoroliepeilstok SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorolie OPMERKING Het verversen van de motorolie dient door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur te worden gedaan. qAanbevolen olie Voor het behouden van de onderhoudsinterval (pagina 6-3) en ter bescherming van de motor tegen beschadiging door slechte smering, is het van vitaal belang gebruik te maken van motorolie met de juiste specificatie.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-D 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Het gebruik van oliesoorten met een andere viscositeit dan welke is aanbevolen voor de betreffende buitentemperatuur, kan beschadiging van de motor tot gevolg hebben. l (SKYACTIV-D 2.2) SKYACTIV-D 2.2 gebruikt voorgeschreven olie. Controleer de specificatie in het instruktieboekje.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING l Inspecteer het motoroliepeil regelmatig. Als bij het inspecteren van de motorolie het motoroliepeil hoger is dan het “X” merkteken op de peilstok, de motorolie verversen. Wij bevelen een deskundige reparateur aan, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING Het initialiseren (terugstellen van de motoroliegegevens) van de geregistreerde waarde kan als volgt worden uitgevoerd: 1. Zet het contact op OFF. 2. Zet het contact op ON terwijl u de keuzeschakelaar ingedrukt houdt en blijf de keuzeschakelaar gedurende ongeveer 5 seconden ingedrukt houden totdat het hoofdwaarschuwingslampje gaat knipperen. Keuzeschakelaar 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 7. Steek de peilstok volledig in. SKYACTIV-D 2.2 Vol In orde Laag OPMERKING (SKYACTIV-D 2.2) Bij het inspecteren van het motoroliepeil de oliepeilstok recht naar buiten trekken, zonder deze te draaien. Bij het weer insteken van de oliepeilstok deze steeds insteken zonder te draaien, zodat het “X” merkteken in de richting van de voorzijde van de auto wijst. 5. Trek de peilstok weer naar buiten en controleer het oliepeil.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Motorkoelvloeistof WAARSCHUWING qControleren van het motorkoelvloeistofniveau WAARSCHUWING Geen lucifers of open vuur in de motorruimte gebruiken. VUL GEEN MOTORKOELVLOEISTOF BIJ WANNEER DE MOTOR HEET IS: Een hete motor is gevaarlijk. Als de motor gedraaid heeft, kunnen delen van de motorruimte bijzonder heet worden. U kunt daardoor brandwonden oplopen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5 OPGELET l Radiateurkoelvloeistof tast de laklaag aan. Spoel dit bij morsen onmiddellijk af. l Gebruik enkel zacht (gedemineraliseerd) water in het koelvloeistofmengsel. Water dat mineralen bevat doet afbreuk aan de effectieve werking van de koelvloeistof. l Niet enkel water toevoegen. Steeds bijvullen met een juist koelvloeistofmengsel.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Als de aanduiding “FL22” op of in de buurt van de koelsysteemdop wordt aangegeven, wordt bij vervanging van de motorkoelvloeistof gebruik van FL22 aanbevolen. Gebruik van andere motorkoelvloeistof dan FL-22 kan ernstige schade aan de motor en het koelsysteem toebrengen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur als het koelvloeistofreservoir leeg is of u regelmatig nieuwe koelvloeistof moet bijvullen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Model met links stuur Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof qControle van het sproeiervloeistofniveau WAARSCHUWING Model met rechts stuur Gebruik steeds gewoon water of ruitensproeiervloeistof in het reservoir: Gebruik van radiateur-antivries in plaats van sproeiervloeistof is gevaarlijk. Als dit op de voorruit gesproeid wordt, zal de voorruit hierdoor verontreinigd worden en uw uitzicht belemmerd worden. Dit kan een ongeluk tot gevolg hebben.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Indien er geen ruitensproeiervloeistof voorhanden is, kan er gewoon water worden gebruikt. Gebruik echter in een koud klimaat een sproeiervloeistofoplossing om bevriezing te voorkomen. OPMERKING Voor de levering van sproeiervloeistof naar de voorste en achterste ruitensproeier wordt gebruik gemaakt van hetzelfde reservoir.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Ruitenwisserbladen OPGELET l Het is gebleken dat een “hot wax” behandeling, zoals in automatische auto-was installaties een nadelige invloed op de reinigende werking van de ruitenwissers heeft. l Gebruik geen benzine, petroleum, terpentijn of andere chemische middelen in de nabijheid van of op de ruitenwisserbladen om beschadiging er van te voorkomen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 1. Zet de ruitenwisserarm omhoog. 2. Open de klem en schuif het wisserblad in de richting van de pijl. 3. Zet het wisserblad schuin en verwijder dit van de arm. OPGELET De ruitenwisserarm voorzichtig neerlaten en niet tegen de voorruit laten terugklappen om beschadiging van de voorruit te voorkomen. 6-40 4. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. 5.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. l Indien de metalen houders omgewisseld worden, is het mogelijk dat het wisserblad minder goed wist. Gebruik dus niet de metalen houders van de bestuurderszijde op de passagierzijde of omgekeerd. l OPGELET Probeer de ruitenwisser niet met de hand te bewegen om beschadiging van de ruitenwisserarm of overige onderdelen te voorkomen. 1.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Trek het wisserbladrubber naar beneden en schuif dit uit de wisserbladhouder. 3. Verwijder de metalen houders van het wisserbladrubber en bevestig deze aan de nieuwe wisserbladrubbers. OPGELET De metalen houders niet buigen of wegwerpen. Deze worden opnieuw gebruikt. 6-42 4. Steek het nieuwe wisserbladrubber voorzichtig naar binnen. Monteer het wisserblad daarna in de omgekeerde volgorde van het verwijderen er van.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Accu WAARSCHUWING Lees voor een veilige en juiste behandeling de volgende voorzorgsmaatregelen zorgvuldig alvorens de accu te gebruiken of te inspecteren: Maak bij het werken in de buurt van de accu steeds gebruik van oogbescherming: Werken zonder oogbescherming is gevaarlijk. Accuvloeistof bevat ZWAVELZUUR dat blindheid kan veroorzaken wanneer dit met uw ogen in aanraking komt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud WAARSCHUWING Houd open vuur en vonken uit de buurt van open accucellen en laat bij het werken in de buurt van een accu geen metalen gereedschap in aanraking komen met de positieve ( ) of negatieve ( ) pool van de accu. Laat de positieve ( ) pool niet in aanraking komen met de carrosserie van de auto: Open vuur en vonken in de buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOnderhoud van de accu qInspectie van het niveau van het accu-elektroliet Wanneer het niveau van het accuelektroliet laag is, heeft dit tot gevolg dat de accu snel uitgeput raakt. Voor het in optimale conditie houden van uw accu: l Zorg er voor dat de accu steeds stevig gemonteerd is. l Houd de bovenzijde van de accu schoon en droog.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qOpladen van de accu OPMERKING l l l Alvorens onderhoud aan de accu uit te voeren of deze op te laden, dienen alle accessoires te worden uitgeschakeld en de motor te worden afgezet. l Neem voor het vernieuwen van de accu contact op met een officiële Mazda dealer. Bij het aansluiten van de accu deze als laatste bevestigen. l Alvorens de accu te laden de doppen verwijderen. l (Met i-stop systeem) De accu niet snelladen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De volgende condities geven aan dat de batterij nagenoeg uitgeput is: l Het KEY indikatielampje (groen) in de instrumentengroep knippert gedurende ongeveer 30 seconden nadat de motor is stopgezet (bij voertuigen met type A meter, worden de berichten getoond in de instrumentengroep). l Het systeem functioneert niet en het bedrijfsindikatielampje op de zender knippert niet wanneer de toetsen worden ingedrukt.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 4. Draai de platte schroevendraaier in de richting van de pijl en verwijder de afdekking. 6. Plaats een nieuwe batterij met de positieve pool naar boven gericht en dek de batterij vervolgens af met het batterijdeksel. Deksel 5. Verwijder het batterijdeksel en verwijder vervolgens de batterij. 7. Sluit de afdekking. 8. Steek de hulpsleutel weer naar binnen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET l Zorg ervoor de rubber ring aangegeven in de afbeelding niet te bekrassen of te beschadigen. l Als de rubber ring los is komen te zitten, deze opnieuw bevestigen alvorens een nieuwe batterij te plaatsen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qBandenspanning WAARSCHUWING Houd de bandenspanning steeds op het juiste niveau: Een te hoge of te lage bandenspanning is gevaarlijk. De verminderde bestuurbaarheid of het plotseling lek raken van een band kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Zie Banden op pagina 9-11.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING l Controleer de bandenspanning altijd wanneer de banden koud zijn. l Bij warme banden wordt normaal de aanbevolen bandenspanning overschreden. Geen lucht aflaten van banden die warm zijn om de bandenspanning af te stellen. l Een te lage bandenspanning kan een hoger brandstofverbruik en een onvoldoende afdichting van de velgrand tot gevolg hebben, waardoor de kans bestaat op vervorming en/of het losraken van het loopvlak.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Controleer bij het onderling verwisselen de banden op ongelijkmatige slijtage en beschadiging.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud U dient de band te vernieuwen alvorens de lijn van de slijtage-indikator over het gehele profiel verschijnt. Na het afstellen van de bandenspanning is initialisering van het bandenspanningcontrolesysteem noodzakelijk om het systeem normaal te laten functioneren. Zie Initialiseren van het bandenspanningcontrolesysteem op pagina 4-235.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPGELET Een velg van een verkeerde maat kan een nadelige invloed hebben op: l Passing van de band op de velg l Levensduur van de velg en het wiellager l Grondspeling l Speling van sneeuwkettingen l Juiste werking van de snelheidsmeter l Richting van de lichtbundel van de koplampen l Bumperhoogte l Bandenspanningcontrolesysteem Wanneer u om een of andere reden de velgen wenst te vervangen, dient u er op te letten dat de nieuwe velgen geli
NOTITIES 6-55
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Gloeilampen Met LED koplampen Met halogeen koplampen 6-56
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Koplampen (Dimlicht) Koplampen (Grootlicht)/Dagverlichting í Dagverlichting/Positielampen Mistlampen voor í Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen Zijrichtingaanwijzerlampen Lampen van rem-/achterlichten Achterlichten Achterste richtingaanwijzerlampen Achterlichten (Zijde achterklep) Achteruitrijlampen Mistlamp achter (Model met links stuur) í Mistlamp achter (Model met rechts stuur) í Middelste remlicht Kentekenplaatlampen Plafondlamp (Voor)/Kaar
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud OPMERKING l Neem voor het vervangen van de gloeilamp contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. l Als de halogeenlamp per ongeluk wordt aangeraakt, deze met schoonmaakalcohol schoonvegen alvorens de lamp te gebruiken. l Gebruik het beschermkapje en het doosje van de nieuwe gloeilamp om de oude gloeilamp onmiddellijk en buiten het bereik van kinderen op te ruimen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze. Verwijder de gloeilamp voorzichtig uit de lamphouder in de reflector door deze langzaam recht naar achteren uit de houder te trekken. 3. (Rechterzijde) Verwijder het reservoir van de voorruitensproeiervloeistof uit de geleider. Geleider Reservoir van voorruitensproeiervloeistof 4. Trek het afsluitkapje los. 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 6. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. (Zonder dagverlichting) 5. Draai de houder en de gloeilamp en verwijder deze. Verwijder de gloeilamp voorzichtig uit de lamphouder in de reflector door deze langzaam recht naar achteren uit de houder te trekken. 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Til de motorkap omhoog. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen. Voorste richtingaanwijzerlampen Verwijderen Monteren Positielampen 4. Draai de schroef linksom en verwijder deze en trek vervolgens de stofkap gedeeltelijk van zijn plaats. 7. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. 5. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 6. Maak de gloeilamp los uit de houder.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Mistlampen voor (Met halogeen koplampen) í 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 5. Maak de stekker los van de eenheid door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en de stekker naar beneden te trekken. 2. Als u de rechter gloeilamp gaat vernieuwen, de motor starten, het stuurwiel volledig naar rechts draaien en de motor stopzetten.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De LED lamp dient met de eenheid als geheel te worden vervangen. Wanneer vernieuwen noodzakelijk is, dit bij voorkeur door een officiële Mazda reparateur laten uitvoeren. Achteruitrijlampen (Met LED koplampen) Remlichten, Achterlichten, Achterste richtingaanwijzerlampen, Achterruitrijlampen Remlichten, Achterlichten De LED lamp kan niet als een afzonderlijke eenheid worden vervangen, omdat dit een geïntegreerde eenheid is.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 5. Monteer de nieuwe gloeilamp in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Achterlichten (Zijde achterklep), Achteruitrijlampen (Met halogeen koplampen) Lampen van rem-/achterlichten, Achterste richtingaanwijzerlampen, Achterlichten (Zijde achterklep), Achteruitrijlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Achterste richtingaanwijzerlampen Mistlamp achter í 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2. Trek aan het midden van elk van de plastic klemmen en verwijder de klemmen en de afdekking. Verwijderen Achterlichten (Zijde achterklep) Monteren 3. Draai de houder en de gloeilamp linksom en verwijder deze. 4. Maak de gloeilamp los uit de houder. Achteruitrijlampen 5.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud De LED lamp dient met de eenheid als geheel te worden vervangen. Wanneer vernieuwen noodzakelijk is, dit bij voorkeur door een officiële Mazda reparateur laten uitvoeren. Kentekenplaatlampen 1. Zorg ervoor dat het contact uitgeschakeld is en de koplampschakelaar uit is. 2.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Achterste kaartleeslampen Bagageruimteverlichting 1. Omwikkel een kleine platte schroevendraaier met een zachte doek om beschadiging van de lens te voorkomen en verwijder de lenseenheid voorzichtig door de rand van de lenseenheid voorzichtig met de platte schroevendraaier los te wrikken. 2. Maak de elektrische stekker los van de gloeilamp door het uitsteeksel op de stekker met uw vinger in te drukken en aan de stekker te trekken.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 3. Steek de platte schroevendraaier in de ruimte tussen de lens en de lenseenheid en verschuif vervolgens de schroevendraaier om de lens los te maken. Zekeringen De elektrische installatie van uw auto is beveiligd tegen beschadiging door overbelasting door middel van zekeringen. Indien een van de lampen, elektrische accessoires of bedieningsorganen van uw auto niet functioneert, dient u de betreffende circuitbeveiliging te controleren.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Open de kap van het zekeringenpaneel. 3. Trek de zekering recht uit met behulp van de zekeringtrekker welke aangebracht is op het zekeringenblok in de motorruimte. 5. Druk een nieuwe zekering van hetzelfde amperage op de plaats en controleer of deze goed in de klemmen vastzit. Als dit niet het geval is, de zekering door een deskundige reparateur laten installeren. Bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud 2. Verwijder de kap van het zekeringenblok. WAARSCHUWING De hoofdzekering niet zelf vervangen. Laat het vervangen van de zekering over een aan officiële Mazda reparateur: Het zelf vervangen van de zekering is gevaarlijk, omdat de MAIN zekering een hoogspanningszekering is. Als de zekering op onjuiste wijze wordt vervangen, kan dit een elektrische schok of kortsluiting veroorzaken en brand teweeg brengen. 3.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud qBeschrijving van het zekeringenpaneel Zekeringenblok (Motorruimte) BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 ADD FAN GE IG2 INJECTOR FAN DE P.WINDOW1 ― ADD FAN DE EVVT DEFOG DCDC DE FAN GE EPB L AUDIO EPB R ENG.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING 18 19 20 21 22 WIPER HEATER DCDC REG ENGINE.IG1 C/U IG1 H/L LOW L HID L H/L LOW R ENGINE3 ENGINE2 ENGINE1 AT H/CLEAN A/C AT PUMP STOP R.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud Zekeringenblok (Linkerzijde) BESCHRIJVING 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 P.SEAT D P.WINDOW3 R.OUTLET3 P.WINDOW2 SRS2/ESCL D.LOCK SEAT WARM SUNROOF F.OUTLET MIRROR R.OUTLET1 ― ― ― ― ― M.
Onderhoud en verzorging Zelf uit te voeren onderhoud BESCHRIJVING 20 21 6-74 AT IND P.SEAT P í Bepaalde modellen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van de carrosserie Bij het aanbrengen van de lak op uw Mazda is voor wat betreft de samenstelling en de spuitmethoden gebruik gemaakt van de laatste technische ontwikkelingen. De beschermende eigenschappen van de lak kunnen echter aangetast worden door schadelijke stoffen in het milieu indien de laklaag niet op de juiste wijze wordt onderhouden. Hier volgen enkele voorbeelden van mogelijke beschadiging en tips hoe u dit kunt helpen voorkomen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Vogeluitwerpselen kunnen verwijderd worden met behulp van een zachte spons en water. Indien u onderweg bent en dit niet beschikbaar is, kan het probleem ook met een natte papieren zakdoek verholpen worden. Het betreffende gedeelte dient daarna overeenkomstig de instructies in dit hoofdstuk in de was gezet te worden. Insecten en boomhars kunnen het beste verwijderd worden met een zachte spons en water of met een chemisch reinigingsmiddel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Volg bij gebruik van een chemisch reinigingsmiddel of poetsmiddel alle aanwijzingen op het etiket en de container. Lees alle waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING l Mazda stelt zich niet verantwoordelijk voor krassen die veroorzaakt worden door automatische auto-wasinstallaties of door een verkeerde manier van wassen. l Krassen zijn duidelijker waarneembaar op auto's met donkere kleuren. Voor het minimaal houden van de kans op het ontstaan van krassen op de laklaag: l Alvorens de auto te wassen, eerst alle vuil of vreemde bestanddelen afspoelen met behulp van lauw of koud water.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk WAARSCHUWING Droog remmen die nat geworden zijn door langzaam te rijden, het gaspedaal los te laten en het rempedaal enkele malen licht in te trappen totdat de remwerking weer normaal wordt: Rijden met natte remmen is gevaarlijk. De grotere remafstand of het naar één kant trekken van de auto tijdens het remmen kan een ernstig ongeluk veroorzaken. Licht afremmen geeft aan of het remvermogen verminderd is.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk 3. Bij het in de was zetten de laag was gelijkmatig aanbrengen met behulp van de bijgeleverde spons of een zachte doek. Het is natuurlijk het beste wanneer u dergelijke werkzaamheden aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur overlaat. 4. Veeg de was af met behulp van een zachte doek.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPGELET Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen of sterke reinigingsmiddelen welke in hoge mate alkali of bijtende bestanddelen bevatten op onderdelen van chroom of geanodiseerd aluminium. Dit kan beschadiging van de beschermlaag tot gevolg hebben alsmede verkleuring of aantasting van de laklaag.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk qOnderhoud van plastic onderdelen l Bij het reinigen van de plastic lenzen van de lampen, geen benzine, petroleum, gezuiverde alcohol, verfverdunner, reinigingmiddelen met hoge zuurtegraad of sterke alkalische reinigingsmiddelen gebruiken. Anders kunnen deze chemische middelen de buitenoppervlakken doen verkleuren of beschadigen, wat een beduidend verlies aan functionaliteit tot gevolg kan hebben.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Verzorging van het interieur WAARSCHUWING Spuit geen water in de cabine: Het is gevaarlijk wanneer water op elektrische onderdelen zoals de audioinstallatie en schakelaars terechtkomt, aangezien dit defecten of brand kan veroorzaken. qVoorzorgsmaatregelen betreffende het dashboard Voorkom dat bijtende oplossingen zoals parfum en cosmetische olie in aanraking komt met het instrumentenpaneel.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk OPMERKING l Echt leer is een natuurlijk materiaal en daarom is het oppervlak ervan niet gelijkmatig en kan dit natuurlijke schrammen, krassen en plooien bevatten. l Om het materiaal zo lang mogelijk in goede conditie te houden wordt regelmatig onderhoud, ongeveer tweemaal per jaar, aanbevolen. l Zand en stof op de zitting kan de bovenlaag van echt leer beschadigen en slijtage bevorderen.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk Paneel Wanneer de interieurpanelen gereinigd moeten worden, zacht materiaal gebruiken zoals een zachte doek die is gedompeld in schoon water en goed is uitgewrongen. Verwijder daarmee het vuil voorzichtig van het oppervlak. Volg onderstaande procedure als een paneel verdere reiniging behoeft. qReinigen van het materiaal van de heup/schoudergordels 1.
Onderhoud en verzorging Verzorging van het uiterlijk qReinigen van de binnenzijde van de ruiten Indien de binnenzijden van de ruiten van de auto bedekt raken met een olieachtig, vettig of wasachtig laagje, dienen deze gereinigd te worden met behulp van een glasreiniger. Volg de gebruiksaanwijzing op de verpakking van het reinigingsmiddel. OPGELET l De binnenzijde van het ruitglas niet afkrabben of bekrassen. Dit kan schade aan de verwarmingsdraden en de antennedraden veroorzaken.
7 Als er zich een probleem voordoet Nuttige informatie over wat u kunt doen als er zich een probleem voordoet met de auto. Parkeren in noodgevallen ............................................................. 7-2 Parkeren in noodgevallen .......................................................... 7-2 Bevestigingsriem voor gevarendriehoek í ................................ 7-3 Lekke band ....................................................................................
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Parkeren in noodgevallen De waarschuwingsknipperlichten dienen steeds te worden gebruikt wanneer u de auto in een noodgeval op de rijbaan of langs de kant van de weg tot stilstand brengt. De waarschuwingsknipperlichten dienen als waarschuwing voor de overige weggebruikers om bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen bij het benaderen of passeren van uw auto.
Als er zich een probleem voordoet Parkeren in noodgevallen Bevestigingsriem voor gevarendriehoek í Bewaar de gevarendriehoek in de linker zijbekleding en zet deze met de riem vast. Riem í Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Opbergplaatsen van reservewiel en gereedschapset Het reservewiel en de gereedschapset zijn opgeborgen op de plaatsen aangegeven in het schema. Met reservewiel Krikslinger Wielmoersleutel Krik Reservewielbevestigingsbout Sleepoog (kort type) Reservewiel Schroevendraaier Sleutel Gereedschapset Sleepoog (lang type) Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Zonder reservewiel Sleepoog (lang type) Krikslinger Wielmoersleutel Lekke band noodreparatieset Krik Sleepoog (kort type) Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qKrik í Met afdekking bagageruimte OPMERKING Uw voertuig is al dan niet uitgerust met een krik en wielmoersleutel. Raadpleeg voor bijzonderheden een officiële Mazda dealer. Verwijderen van de krik 1. Open de kofferruimteplank. 3. Verwijder de krik. Vastzetten van de krik Voer de procedure voor het verwijderen in omgekeerde volgorde uit. Onderhoudspunt 2. Zet de kofferruimteplank vast door de haak vast te maken aan de hoofdsteun.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET WAARSCHUWING Monteer het noodreservewiel niet op de voorwielen (aangedreven wielen): Rijden met het noodreservewiel op een van de voorste aangedreven wielen is gevaarlijk. De wegligging wordt hierdoor nadelig beïnvloed. De kans bestaat dat u de macht over het stuur verliest, vooral op gladde en met sneeuw overdekte wegen en een ongeluk veroorzaakt. Breng een normale band over naar het voorwiel en monteer het noodreservewiel aan de achterzijde.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 2. Zet de kofferruimteplank vast door de haak vast te maken aan de hoofdsteun. Zonder afdekking bagageruimte Met afdekking bagageruimte 3. Draai de bevestigingsbout van de reserveband linksom. Reservewielbevestigingsbout 7-8 Vastzetten van het reservewiel Berg het reservewiel op in de omgekeerde volgorde van het verwijderen. Controleer na het opbergen dat het reservewiel stevig is vastgezet.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band Lekke band noodreparatieset í De lekke band noodreparatieset die bij uw Mazda wordt geleverd is voor een tijdelijke reparatie van een licht beschadigde lekke band welke veroorzaakt is door het rijden over spijkers of soortgelijke scherpe voorwerpen op het wegdek. Voer de noodreparatie van de lekke band uit zonder de spijker of soortgelijke scherpe voorwerp dat de lekke band heeft veroorzaakt te verwijderen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING OPMERKING l Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Inslikken van bandreparatievloeistof is gevaarlijk. In het geval bandreparatievloeistof per ongeluk wordt ingeslikt, onmiddellijk grote hoeveelheden water drinken en medische hulp inroepen. Houd kinderen buiten het bereik van de bandreparatievloeistof: Bandreparatievloeistof welke in aanraking komt met de ogen en de huid is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Laat de passagiers uitstappen, neem de bagage uit de auto en verwijder de lekke band noodreparatieset. 5. De fles met bandreparatievloeistof goed schudden. OPMERKING De bandreparatievloeistof kan gebruikt worden bij buitentemperaturen tot _30 °C. Bij extreme lage temperaturen (0 °C of lager) kan de bandreparatievloeistof gemakkelijk hard worden en kan het inspuiten van de vloeistof bemoeilijkt worden.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 7. Verwijder de ventieldop van de lekke band. Druk de achterzijde van het ventielafsluitergereedschap tegen de afsluiter van het bandventiel en laat de resterende lucht uit de band lopen. OPMERKING Bewaar de ventielafsluiter op een plaats waar deze niet vuil kan worden. 9. Verwijder de plug uit de inspuitslang en steek de inspuitslang in het ventiel.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 11. Trek de inspuitslang uit het ventiel. Steek de ventielafsluiter weer in het ventiel en monteer deze door rechtsom te draaien weer op zijn plaats. OPMERKING Gooi de lege fles van de bandreparatievloeistof na gebruik niet weg. Breng de lege fles van de bandreparatievloeistof naar een officiële Mazda reparateur wanneer de band vernieuwd wordt.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 14. Steek de stekker van de compressor in de stekkerbus voor accessoires in het interieur en zet het contact op ACC (pagina 5-163). Stekker van compressor Compressor WAARSCHUWING Gebruik de compressor nooit boven 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi): Het gebruik van de compressor boven 300 kPa (3,1 kgf/cm2, 3 bar, 43,5 psi) is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING l Controleer voor de correcte bandenspanning het bandenspanningslabel (frame van het bestuurdersportier). l Gebruik de compressor niet langer dan 10 minuten, aangezien de compressor beschadigd kan worden wanneer deze gedurende langere perioden gebruikt wordt. l l Als de band niet kan worden opgepompt, is reparatie van de band wellicht niet mogelijk.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPGELET l Als de bandenspanning tot onder 130 kPa (1,3 kgf/cm2 of bar, 18,9 psi) terugvalt, kan de reparatie niet met behulp van de lekke band noodreparatieset worden uitgevoerd. Parkeer de auto op een vlakke ondergrond op een veilige plaats buiten het verkeer en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qInspectie van de lekke band noodreparatieset Inspecteer de lekke band noodreparatieset met regelmatige tussenpozen. l l Controleer de periode van effectief gebruik van de bandreparatievloeistof. Controleer de werking van de luchtcompressor. OPMERKING De bandreparatievloeistof heeft een periode van effectief gebruik. Controleer de periode van effectief gebruik op het etiket van de fles en gebruik de vloeistof niet wanneer de periode is verstreken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band OPMERKING OPMERKING Zorg ervoor dat de krik goed gesmeerd is alvorens deze te gebruiken. Gebruik bij het blokkeren van een wiel houten blokken of stenen welke indien mogelijk voldoende groot zijn om de band op zijn plaats te houden. 1. Parkeer op een vlakke ondergrond en trek de handrem stevig aan. 2. Schakel bij een automatische transmissie in stand P (parkeren) of bij een handgeschakelde versnellingsbak in stand R (achteruit) of 1 en zet de motor stop.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 2. Draai de wielmoeren los door ze beurtelings één slag linksom te draaien. Echter geen van de wielmoeren verwijderen totdat de band van de grond gekrikt is. 5. Plaats de krik onder het kriksteunpunt dat zich het dichtste bij de te verwisselen band bevindt met de krikkop recht onder het kriksteunpunt. Kriksteunpunt 3. Plaats de krik op de grond. 4.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen: Het is gevaarlijk de auto op te krikken bij andere kriksteunpunten dan die welke in deze handleiding worden aanbevolen. De auto kan van de krik glijden en iemand ernstig letsel mogelijk met dodelijke afloop toebrengen. Gebruik uitsluitend de kriksteunpunten aan de voor- en achterzijde die in deze handleiding worden aanbevolen.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 8. Draai de krikhendel rechtsom en krik de auto zodanig omhoog dat het reservewiel gemonteerd kan worden. Controleer alvorens de wielmoeren te verwijderen of uw Mazda stabiel is en er geen kans is dat deze van de krik kan glijden. WAARSCHUWING De auto niet hoger opkrikken dan noodzakelijk: Het hoger opkrikken van de auto dan noodzakelijk is gevaarlijk aangezien dit de auto uit balans kan brengen wat een ongeluk kan veroorzaken.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band qMonteren van het reservewiel 1. Verwijder alle vuil en overige verontreiniging van de montagevlakken van het wiel, de naaf en de naafbouten met behulp van een doek. 3. Monteer de wielmoeren met de afgeschuinde zijde naar binnen gericht; draai ze vervolgens hand-vast.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band 4. Draai de wielmoersleutel linksom en laat de auto tot op de grond zakken. Gebruik de wielmoersleutel om de wielmoeren in de aangegeven volgorde vast te draaien. Indien u onzeker bent of de wielmoeren voldoende strak aangetrokken zijn, dient u ze te laten controleren door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Als er zich een probleem voordoet Lekke band WAARSCHUWING Rijd nooit met banden waarvan de bandenspanning niet juist is: Het rijden met banden waarvan de bandenspanning niet juist is, is gevaarlijk. Banden met een onjuiste bandenspanning kunnen de wegligging nadelig beïnvloeden en een ongeluk veroorzaken. Wanneer u de bandenspanning van de normale banden controleert, dit ook bij het noodreservewiel controleren.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput Starten met een hulpaccu Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn wanneer dit niet op de juiste wijze gebeurt. Volg daarom de procedure nauwkeurig op. Indien u hiermee niet vertrouwd bent, raden wij u ten sterkste aan het starten van uw auto met een hulpaccu over te laten aan een deskundige monteur of aan de wegenwacht.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput WAARSCHUWING Sluit de negatieve kabel aan op een geschikt massapunt op afstand van de accu: Het aansluiten van het uiteinde van de tweede hulpstartkabel op de negatieve ( ) pool van de uitgeputte accu is gevaarlijk. Het gas rondom de accu kan door een vonk tot ontploffing komen en iemand letsel toebrengen.
Als er zich een probleem voordoet Accu is uitgeput 1. Verwijder het accudeksel. 5. Start de motor van de auto waarin zich de hulpaccu bevindt en laat de motor gedurende enkele minuten draaien. Start vervolgens de motor van de auto met de uitgeputte accu. 6. Maak wanneer u gereed bent de kabels voorzichtig los, in de omgekeerde volgorde als beschreven in de illustratie. 7. Als het accudeksel verwijderd is, dit in omgekeerde volgorde van verwijderen monteren. 2.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Starten van een verzopen motor (SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.5) Indien de motor weigert te starten, bestaat de kans dat deze is “verzopen” (motor heeft een overmaat aan brandstof toegevoerd gekregen). Volg onderstaande procedure: 1. Als de motor bij de eerste poging binnen vijf seconden niet start, tien seconden wachten en opnieuw proberen. 2. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 3. Druk het gaspedaal volledig in en houd dit ingedrukt. 4.
Als er zich een probleem voordoet Starten in noodgevallen Leegraken van de brandstoftank (SKYACTIV-D 2.2) OPGELET Probeer de motor niet langer dan telkens 30 seconden achtereen te starten. Dit om schade aan de startmotor te voorkomen. Indien de motor weigert te starten, ongeveer 10 seconden wachten alvorens opnieuw te proberen. Als de brandstoftank van uw auto is leeggeraakt, tenminste 10 liter brandstof bijvullen en de motor opnieuw proberen te starten.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting Oververhitting Indien het waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur gaat branden, de auto vermogen verliest of u een luid tikkend of pingelend geluid hoort, is de motor waarschijnlijk oververhit. WAARSCHUWING Zet het contact uit en let er op dat de ventilator niet draait alvorens te proberen in de buurt van de koelventilator te werken: Werken in de buurt van de koelventilator wanneer deze draait is gevaarlijk.
Als er zich een probleem voordoet Oververhitting OPGELET Als de koelventilator niet functioneert terwijl de motor draait, zal de motortemperatuur toenemen. Zet de motor stop en neem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. 6. Controleer of de koelventilator draait en zet vervolgens de motor stop nadat de temperatuur gedaald is. 7. Controleer nadat de motor is afgekoeld het niveau van de koelvloeistof.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleepmethoden Indien slepen noodzakelijk is, wordt het aanbevolen dit aan een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur of aan een erkend sleepbedrijf over te laten. Om beschadiging van de auto te voorkomen, is het van belang dat de juiste takel- en sleepmethoden gebruikt worden.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen OPGELET l De auto nooit in achterwaartse richting slepen met de aangedreven wielen op de grond. Dit kan interne beschadiging van de transmissie veroorzaken. Als in een noodgeval geen sleepdienst beschikbaar is, mag de auto met alle vier wielen op de grond gesleept worden met behulp van de sleephaak aan de voorzijde van de auto. De auto mag alleen gesleept worden op een verhard wegdek over een korte afstand en met lage snelheid.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Sleephaken Voor OPGELET l Het sleepoog dient gebruikt te worden in noodsituaties, (bijvoorbeeld, bij het uit sneeuw of uit een greppel trekken van de auto). l Wanneer de sleepogen gebruikt worden, dient men steeds in een rechte lijn ten opzichte van het sleepoog aan de kabel of ketting te trekken. Nooit kracht in zijdelingse richting uitoefenen.
Als er zich een probleem voordoet Slepen in noodgevallen Voor OPGELET l Als het sleepoog niet stevig is vastgedraaid, kan dit los komen te zitten of tijdens het slepen van de auto uit de bumper getrokken worden. Zorg er voor dat het sleepoog stevig aan de bumper wordt bevestigd.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer waarschuwings-/ indikatielampjes branden/ knipperen Als een van de waarschuwingslampjes gaat branden/knipperen, voor het betreffende lampje de juiste actie ondernemen. Er is geen probleem als het lampje uit gaat, echter als het lampje niet uit gaat of opnieuw gaat branden/ knipperen, een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers (SKYACTIV-D 2.2) l Er is een defect in de hydraulische regeling van de motor. l Er is een defect in de distributieketting van de motor. l Er is een defect in de voorverwarming. qAls het remwaarschuwingslampje gaat branden Als het remwaarschuwingslampje blijft branden, bestaat de kans dat het remvloeistofniveau laag is of dat er een probleem is met het remsysteem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het ABS waarschuwingslampje gaat branden Wanneer het ABS waarschuwingslampje van het ABS systeem tijdens het rijden blijft branden, geeft dit aan dat de ABS besturingseenheid een defect in het systeem vastgesteld heeft. In dat geval zal het remsysteem op dezelfde wijze werken als bij een auto zonder ABS.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het elektrische handremindikatielampje gaat branden qAls het elektrische handremwaarschuwingslampje gaat branden Het lampje gaat branden wanneer de elektrische handrem wordt ingeschakeld en het lampje gaat uit wanneer de rem wordt vrijgezet. Het waarschuwingslampje gaat branden als het systeem defect is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls de motoroliewaarschuwingsindikatie/ waarschuwingslampje wordt aangegeven OPGELET De motor niet laten draaien als het oliepeil laag is. Anders kan dit uitgebreide motorschade tot gevolg hebben. 4. Start de motor en controleer het waarschuwingslampje. Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de druk van de motorolie laag is. Bij SKYACTIV-D 2.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers l Wanneer er een probleem is met de elektrische installatie van de motor. l Wanneer er een probleem is met het systeem van de uitlaatgasreiniging. Als het motorwaarschuwingslampje blijft branden of continu knippert (SKYACTIVG 2.0, SKYACTIV-G 2.5), niet met hoge snelheden rijden en zo spoedig mogelijk een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur raadplegen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer het lampje knippert Het lampje blijft knipperen als er een defect in het systeem is. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET l l Gebruik altijd banden van het voorgeschreven formaat voor alle wielen en van hetzelfde merk, soort en profielpatroon. Bovendien geen banden met duidelijk zichtbaar verschillende slijtagepatronen op dezelfde auto gebruiken. Als dergelijke ongeschikte banden gebruikt worden, bestaat de kans dat het LDWS niet normaal functioneert.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers l Knippert wanneer er voortdurend een groot verschil is tussen het aantal omwentelingen van de voor- en achterwielen, zoals wanneer u probeert weg te rijden op een bevroren wegdek of wanneer u de auto probeert vrij te trekken uit modder, zand of soortgelijke omstandigheden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPMERKING l Als het indikatielampje brandt of knippert, zal de stuurbekrachtiging niet normaal functioneren. In dat geval kan het stuurwiel alsnog gedraaid worden, echter het sturen gaat dan zwaarder dan normaal en het is mogelijk dat het stuurwiel tijdens het draaien trilt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het waarschuwingslampje van het bandenspanningcontrolesysteem gaat knipperen Als het bandenspanningcontrolesysteem defect is, gaat het waarschuwingslampje voor de bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het contact op ON gezet wordt en vervolgens continu branden. Laat uw auto zo spoedig mogelijk door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPGELET Als het sleutelwaarschuwingslampje brandt of het startdrukknopindikatielampje (oranje) knippert, bestaat de kans dat de motor niet start. Als de motor niet gestart kan worden, deze proberen te starten met behulp van de noodprocedure voor het starten van de motor en de auto zo spoedig mogelijk door een officiële Mazda reparateur inspecteren. Zie Noodbediening voor het starten van de motor op pagina 4-11.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Wanneer “Controleer roetfilter” wordt aangegeven Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. OPGELET Als u met de auto blijft doorrijden terwijl “Roetophoping in roetfilter te hoog” op de display wordt aangegeven, nemen de hoeveelheid deeltjes (PM) toe en is het mogelijk dat de indikatie verandert naar “Controleer roetfilter”.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls de moersleutelindikatie/ indikatielampje wordt aangegeven qAls het indikatielampje van de anti-wielspin regeling (TCS)/ dynamische stabiliteitsregeling (DSC) gaat branden Type A Laat onderhoud uitvoeren overeenkomstig het bericht. Type B Wanneer het lampje brandt Het moersleutelindikatielampje gaat branden wanneer het tijdstip voor het verversen van de motorolie bereikt is.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het indikatielampje van de anti-wielspin regeling (TCS) OFF gaat branden Als het lampje blijft branden wanneer het TCS systeem niet is uitgeschakeld, uw auto naar een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur brengen. Er is mogelijk een defect in het DSC systeem.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem waarschuwingslampje (oranje) brandt í Het waarschuwingslampje gaat branden als er een defect is in het systeem terwijl het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem is ingeschakeld. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qAls het LED koplampwaarschuwingslampje gaat branden í In de volgende gevallen wordt een waarschuwingszoemer geactiveerd qWaarschuwing voor nietuitgeschakelde verlichting Dit lampje gaat branden als er een defect is in de LED koplamp. Laat uw auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren. 7-52 í Bepaalde modellen.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qWaarschuwingszoemer voor systeem van airbag/voorspanners van voorste veiligheidsgordels qWaarschuwingszoemer voor veiligheidsgordel Als er een defect geconstateerd wordt in de systemen van de airbag/voorspanners van de voorste veiligheidsgordels en het waarschuwingslampje, zal er elke minuut gedurende ongeveer 5 seconden het geluid van een waarschuwingszoemer hoorbaar worden.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers Achterzitting í De waarschuwingszoemer klinkt enkel als een veiligheidsgordel wordt losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qZie Verzoekschakelaar-buitenwerking waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) qSleutel-in-auto-achtergelaten waarschuwingspieptoon (Met geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingsfunctie) Als in de volgende gevallen de verzoekschakelaar wordt ingedrukt terwijl u de sleutel bij zich heeft, zal er gedurende ongeveer 2 seconden een pieptoon gegeven worden om aan te ge
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers l De waarschuwingszoemer klinkt als de motor gestopt is en de volgende handelingen worden uitgevoerd. In dergelijke gevallen herstart de motor om veiligheidsredenen niet automatisch. Start de motor met behulp van de normale methode. l l (Europees model) De veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het bestuurdersportier wordt geopend.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers OPMERKING l l Het volume van het rijstrookassistent/LDWS waarschuwingsgeluid kan gewijzigd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14. Het type rijstrookassistent/LDWS waarschuwingsgeluid kan gewijzigd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-14.
Als er zich een probleem voordoet Waarschuwings-/indikatielampjes en waarschuwingszoemers qWaarschuwing voor botsing í Als er de kans bestaat op een botsing met een voorliggend voertuig of obstakel aan de achterzijde van de auto, wordt een waarschuwing aangegeven op de display en klinkt er met tussenpozen een waarschuwingsgeluid. q120 km/h waarschuwingszoemer í Als de rijsnelheid hoger wordt dan 120 km/h, klinkt er gedurende 5 seconden een pieptoon.
Als er zich een probleem voordoet Wanneer de achterklep niet geopend kan worden Wanneer de achterklep niet geopend kan worden Als de accu van de auto uitgeput is of als er een defect is in het elektrische systeem en de achterklep niet geopend kan worden, bij wijze van noodmaatregel de volgende procedure uitvoeren om de achterklep te openen: 3. Draai de hendel naar rechts om de achterklep te ontgrendelen. Hendel 1.
7-60
8 Informatie voor de eigenaar Belangrijke consumenteninformatie zoals garanties en aanvullende apparatuur. Garantie ......................................................................................... 8-2 Registratie van de auto in het buitenland .................................. 8-2 Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires ............ 8-3 Mobiele telefoons ..........................................................................
Informatie voor de eigenaar Garantie Registratie van de auto in het buitenland Registratie van uw voertuig in het buitenland kan problemen opleveren afhankelijk ervan of het voertuig voldoet aan de specifieke emissie- en veiligheidsnormen van het land waarin het voertuig gebruikt gaat worden. Als gevolg bestaat de kans dat om aan de normen te kunnen voldoen op eigen kosten wijzigingen aan het voertuig aangebracht moeten worden.
Informatie voor de eigenaar Garantie Installatie van niet-originele onderdelen en accessoires Het aanbrengen van technische wijzigingen aan de originele staat van uw Mazda kan van invloed zijn op de veiligheid van uw auto. Dergelijke technische wijzigingen omvatten niet alleen het gebruik van niet geschikte onderdelen, maar ook accessoires, uitrusting of hulpstukken, zoals velgen en banden. Originele Mazda onderdelen en originele Mazda accessoires zijn specifiek ontworpen voor Mazda automobielen.
Informatie voor de eigenaar Mobiele telefoons Waarschuwing voor het gebruik van mobiele telefoons WAARSCHUWING Houd u aan de wettelijke regelingen in uw land betreffende het gebruik van communicatieapparatuur in auto's: Het is gevaarlijk wanneer tijdens het rijden door de bestuurder elektrische apparatuur zoals mobiele telefoons, computers, draagbare radio's, autonavigatiesystemen of andere apparatuur worden gebruikt.
Informatie voor de eigenaar Registratie van voertuiggegevens Registratie van voertuiggegevens Deze auto is uitgerust met een computer die de volgende belangrijke gegevens van de auto registreert welke verband houden met de elektronische besturing, rijgegevens en overige gebruiksomstandigheden.
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Verklaring van Conformiteit qAfstandbediende portiervergrendeling/Start-blokkeersysteem 8-6
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-7
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-8
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qDodehoekmonitorsysteem (BSM) 8-9
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-10
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qBluetooth® handsfree Type A/Type B 8-11
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-12
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit Type C/Type D 8-13
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-14
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-15
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-16
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-17
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit qSmart Brake Support remhulpsysteem (SBS)/Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem/Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) 8-18
Informatie voor de eigenaar Verklaring van Conformiteit 8-19
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Elektromagnetische compatibiliteit Uw Mazda is getest en goedgekeurd inzake bepaling UNECE *1 10 welke verband houdt met elektromagnetische compatibiliteit. Radio Frequentie (RF) zendapparatuur (bijv. mobiele telefoons, amateur radiozenders, enz.) mag enkel in uw Mazda geïnstalleerd worden als deze voldoet aan de parameters die in onderstaande tabel worden getoond.
Informatie voor de eigenaar Elektromagnetische compatibiliteit Frequentieband (MHz) Maximaal uitgangsvermogen (Watt) 50 ― 54 50 68 ― 87,5 50 142 ― 176 50 380 ― 470 50 806 ― 940 10 1200 ― 1300 10 1710 ― 1885 10 1885 ― 2025 10 2400 ― 2500 0,01*1 Antenneposities In een cabine*1 ® *1 Enkel voor Bluetooth OPMERKING Controleer na het installeren van RF zenders voor storing van en naar alle elektrische apparatuur in de auto, zowel in de standbymodus als in de zendmodus.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen Informatie voor gebruikers betreffende het inzamelen en opruimen van afgedankte apparatuur en gebruikte batterijen Zie voor het opruimen van uw oude batterijen onderstaande informatie.
Informatie voor de eigenaar Inzamelen/opruimen van afgedankte apparatuur/gebruikte batterijen qInformatie over opruimen in overige landen buiten de Europese Unie Bovenstaande symbolen zijn enkel geldig in de Europese Unie. Neem als u afgedankte producten en gebruikte batterijen wilt opruimen contact op met uw plaatselijke gemeente, afvalverwerkingsbedrijf of verkooppunt waar u de producten heeft gekocht en vraag naar de juiste methode van opruimen.
8-24
9 Technische gegevens Technische informatie over uw Mazda. Identificatienummers .................................................................... 9-2 Voertuiginformatielabels ........................................................... 9-2 Technische gegevens ..................................................................... 9-5 Technische gegevens ................................................................. 9-5 Gebruikersinstellingen .............................................................
Identificatienummers Voertuiginformatielabels qVoertuig-identificatienummer (Zuid-Afrika, Vereniging van Arabische Golfstaten) Met het voertuig-identificatienummer wordt uw voertuig wettelijk geïdentificeerd. Het nummer staat op een plaatje dat bevestigd is aan het ventilatiekastpaneel aan de linkerhoek van het instrumentenpaneel. Dit plaatje is door de voorruit gemakkelijk zichtbaar.
Identificatienummers qInformatielabel voor uitlaatgasreiniging (Filippijnen) qMotornummer SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 Voorwaarts qBandenspanningslabel SKYACTIV-D 2.
Identificatienummers qVoertuiginformatieplaatje (Vereniging van Arabische Golfstaten) Op dit plaatje wordt het productiejaar en de maand aangegeven.
Technische gegevens Technische gegevens qMotor Benzinemotor Onderwerp Technische gegevens SKYACTIV-G 2.0 Type Boring x slag Cilinderinhoud SKYACTIV-G 2.5 DOHC-16V in lijn, 4 cil. 83,5 × 91,2 mm 1998 cc Europees model 14,0 Compressieverhouding Behalve Europees model 13,0/14,0 89,0 × 100 mm 2488 cc 13,0 Vereniging van Arabische Golfstaten Onderwerp Maximum motorvermogen/aantal omwentelingen Maximum motorkoppel/aantal omwentelingen Maximum snelheid Technische gegevens SKYACTIV-G 2.
Technische gegevens qElektrische systeem Onderwerp Accu Bougienummer Classificatie SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 Q-85*1 *2 12V-55Ah/20UUR of 12V-65Ah/20UUR*2 Originele Mazda PE5R-18-110 of PE5S-18-110 bougie*3 SKYACTIV-D 2.2 T-110*1 ― *1 Q-85 of T-110 is bestemd voor het i-stop systeem (FOR STOP & START). Voor de juiste werking van het istop systeem mag enkel gebruik gemaakt worden van Q-85 of T-110 (FOR STOP & START).
Technische gegevens Smeermiddel Classificatie Type FL-22 Koelvloeistof Handgeschakelde versnellingsbakolie Automatische transmissievloeistof Tussenbakolie Achterdifferentieelolie Rem/koppelingsvloeistof API Service SAE GL-4 75W-80 Originele Mazda Olie ATF-FZ Mazda Long Life Hypoïde Tandwielolie SG1 Mazda Long Life Hypoïde Tandwielolie SG1 SAE J1703 of FMVSS116 DOT-3 of DOT-4 9-7
Technische gegevens qInhouden (Hoeveelheden zijn bij benadering) SKYACTIV-G 2.0 Motorolie SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-D 2.2 SKYACTIV-G 2.0 Koelvloeistof SKYACTIV-G 2.5 SKYACTIV-D 2.
Technische gegevens qAfmetingen Onderwerp Zonder kentekenplaathouder Met kentekenplaathouder Totale lengte Totale breedte Type A Type B Totale hoogte*1 Spoorbreedte, voor Spoorbreedte, achter Wielbasis Voertuigspecificatie 4540 mm 4555 mm 1840 mm 1710 mm 1670 mm 1585 mm 1590 mm 2700 mm *1 De totale hoogte wordt al naargelang het antennetype als volgt gecategoriseerd: Type A Antenne Type B Behalve bovengenoemde.
Technische gegevens qGloeilampen Buitenverlichting Gloeilamp Halogeen koplampen Koplampen LED koplampen Dagverlichting í Voorste richtingaanwijzerlampen Positielampen Mistlampen voor í Grootlicht Watt Zonder dagverlichting Met dagverlichting Dimlicht Grootlicht Dimlicht Met halogeen koplampen Met LED koplampen Met halogeen koplampen Met LED koplampen Met halogeen koplampen Met LED koplampen Met halogeen koplampen Met LED koplampen Zijrichtingaanwijzerlampen Middelste remlicht Achterste richtingaanwij
Technische gegevens Interieurverlichting Gloeilamp Bagageruimteverlichting Plafondlamp (Voor)/Kaartleeslampen Achterste kaartleeslampen Make-up spiegeltje verlichtingen í Categorie UNECE *1 ― ― ― ― Watt 8 8 8 2 *1 UNECE staat voor Economische Raad van de Verenigde Naties voor Europa (United Nations Economic Commission for Europe). *2 LED is de afkorting voor Licht Emitterende Diode.
Technische gegevens Bandentype en bandenspanning OPMERKING De banden zijn optimaal aangepast aan het chassis van uw auto. Bij het vernieuwen van banden wordt het door Mazda aanbevolen banden van hetzelfde type te monteren als waarmee uw auto oorspronkelijk is uitgerust. Neem voor details contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur. Controleer het bandenspanningslabel voor de bandenmaat en de bandenspanning (pagina 6-50).
Technische gegevens qZekeringen Zie Zekeringen op pagina 6-68. qRemmen Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur, als u informatie nodig heeft betreffende de slijtagelimiet-specificaties voor de remschijfplaten en de meetmethode. De informatie is vrij beschikbaar gesteld.
Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen De volgende gebruikersinstellingen kunnen ingesteld of gewijzigd worden door een officiële Mazda reparateur. Raadpleeg een officiële Mazda reparateur voor details. Sommige van de gebruikersinstellingen kunnen ook door de klant gewijzigd worden, afhankelijk van de instelling. Gebruikersinstellingen die gewijzigd kunnen worden verschillen afhankelijk van de bestemming en de specificatie.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Stadsverkeer-remassistent (SCBS) Zie Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) op pagina 4-199. Zie Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) op pagina Veiligheid 4-205. Bijzonderheid Het systeem kan zodanig gewijzigd worden dat de Stadsverkeer-remassistent (SCBS) niet functioneert.*1 Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat het Smart Brake Support remhulpsysteem *1 Smart Brake (SBS) niet functioneert.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Methode voor wijzigen van instellingen Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het waarschuwingsgeluid voor het rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) kan veranderd worden.*2 Ribbel Pieptoon/ Ribbel Laag Hoog/ Midden/ Laag Laag Hoog/ Laag Medium Vaak/ Medium/ Zeldzam Zie Instellingen op pagina 5-69. Adaptief Adaptief/ Vroeg/ Medium/ Laat Zie Instellingen op pagina 5-69.
Gebruikersinstellingen Beschikbare instellingen Methode voor wijzigen van instellingen Bijzonderheid Fabrieksinstelling Het systeem kan zodanig worden gewijzigd dat de besturingsassistentie niet werkt. Aan Aan/Uit Het tijdstip van de waarschuwing waarop de rijstrookassistent bepaalt dat de auto van zijn rijstrook afwijkt kan worden gewijzigd. Laat Vroeg/ Laat De gevoeligheid van de besturingsassistentie voor de rijstrookassistent kan worden gewijzigd.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Rijstrookassistent Zie Rijstrookassistent op pagina 4-185. Veiligheid Dodehoekmonitorsysteem (BSM) Zie Dodehoekmonitorsysteem (BSM) op pagina 4-155. Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) Zie Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS) op pagina 4-162.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Vermoeidheidswaarschuwing Zie VermoeiVeiligheid dheidswaarschuwing op pagina 4-166. Bijzonderheid Het systeem kan zodanig gewijzigd worden dat de vermoeidheidswaarschuwing niet werkt.*1 Fabrieksinstelling Aan Beschikbare instellingen Aan/Uit Methode voor wijzigen van instellingen Zie Instellingen op pagina 5-69. Vergrendelen: rijden Ongrendelen: parkeren/ Dicht: uit P-stand.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Fabrieksinstelling Bijzonderheid Europese modellen Auto Het volume van de antwoord-terug pieptoon tijdens het gebruik van het Geavanceerd geavanceerde Behalve afstandbe- afstandbediende Europese portiervergrendelings- modellen diend portierver- systeem kan veranderd grendelings- worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Automatische ruitenwisserregeling Zie Voorruitenwissers en ruitensproeier op pagina 4-103. Dagverlichting Zie Dagverlichting op pagina 4-97. Auto Automatische verlichtingsregeling Zie Koplampen op pagina 4-91. Koplampregelsysteem (HBC) Zie Koplampregelsysteem (HBC) op pagina 4-142. Adaptieve LED koplampen Zie Adaptieve LED koplampen op pagina 4-145. Bijzonderheid Fabrieksinstelling De regelfunctie van de automatische ruitenwisser kan veranderd worden.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) Zie De functie van het aanpasbaar Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) voorverlich- kan gewijzigd worden.*1 tingssysteem (AFS) op pagina 4-141. Auto 9-22 Fabrieksinstelling Aan Waarschuwing voor niet-uitgeschakelde verlichting Het volume van het Zie waarschuwingsalarm voor Hoog Waarschu- niet-uitgeschakelde verlichting wing voor kan gewijzigd worden. niet-uitgeschakelde verlichting op pagina 7-52.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Richtingaanwijzerindikator Zie RichtingaanHet volumeniveau van de wijzers en pieptoon van de signalen richtingaanwijzerindikator kan voor veranderd worden. rijbaanverandering op pagina 4-101. Auto Drie-knipperingen richtingaanwijzer Zie Drie-knipperingen richtingaanwijzer op pagina 4-102. Achterruitverwarming Zie Achterruitverwarming op pagina 4-109.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Afstandeenheid Systeem Taal Bijzonderheid De afstandeenheid kan worden gewijzigd. De displaytaal kan gewijzigd worden. Temperatuureen- De temperatuureenheid kan heid worden gewijzigd. 9-24 Fabrieksinstelling mi of km Engels °C Beschikbare instellingen mi/km Methode voor wijzigen van instellingen Zie Instellingen op pagina 5-69.
Gebruikersinstellingen Onderwerp Bijzonderheid Instelling kan zodanig worden Brandstofgewijzigd dat de einddisplay Einddisplay verbruik van de Brandstofverbruik wordt Zie getoond. Brandstofverbruik Instelling kan zodanig worden op Terugstelgewijzigd dat de terugstelling pagina procedure van het brandstofverbruik wordt 4-127. brandstof- gekoppeld aan de terugstelling verbruik van de dagteller.
9-26
10 Index 10-1
Index A A Aanbevolen olie ................................ 6-28 Aanbevolen smeermiddelen ................ 9-6 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) .............................................. 4-141 Accu .................................................. 6-43 Inspectie van het niveau van het accuelektroliet ................................... 6-45 Laden ......................................... 6-46 Onderhoudspunt ......................... 6-45 Technische gegevens ....................
Index B B Banden .............................................. 6-49 Bandenspanning ......................... 6-50 Noodreservewiel ........................ 6-53 Onderling verwisselen van de banden ........................................ 6-51 Sneeuwbanden ........................... 3-67 Sneeuwkettingen ........................ 3-68 Technische gegevens .................. 9-11 Vernieuwen van een band .......... 6-52 Vernieuwen van een velg ........... 6-53 Bandenspanningcontrolesysteem ....
Index D I Doorwaden van water ....................... 3-69 Drive-selectie .................................. 4-133 Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) .............................................. 4-123 i-ACTIVSENSE ............................. 4-138 Aanpasbaar voorverlichtingssysteem (AFS) ....................................... 4-141 Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) ....................................... 4-169 Actieve rijondersteuningstechnologie ......... 4-138 Adaptieve LED koplampen ....
Index I I Indikatielampjes Adaptieve LED koplampen ........ 4-67 Beveiliging ................................. 4-74 Dieseldeeltjesfilter ...................... 4-68 Dodehoekmonitor (BSM) OFF... 4-75 Elektrische handrem ................... 4-49 Gloeibougie ................................ 4-68 HBC ........................................... 4-67 Hoofdindikatielampje van kruissnelheidsregelaar ................ 4-75 i-ELOOP ..................................... 4-72 i-stop ...................................
Index K M Koplampen Dagverlichting ............................ 4-97 Grootlicht-dimlicht ..................... 4-95 Hoogteverstelling ....................... 4-97 Knippert ..................................... 4-95 Regelaar ..................................... 4-91 Thuiskomstverlichtingsysteem ......... 4-96 Vertrekverlichtingsysteem .......... 4-96 Koplampregelsysteem (HBC) ......... 4-142 Koplampsproeier ............................. 4-108 Krik .....................................................
Index P R Parkeersensorsysteem ..................... 4-255 Sensordetectiebereik ................ 4-257 Plafondlampen ................................ 5-160 Portiersloten ...................................... 3-12 Probleem Parkeren in noodgevallen ............. 7-2 Rijtips Automatische transmissie ........... 4-89 Brandstofbesparing en milieubescherming ..................... 3-63 Doorwaden van water ................ 3-69 Inrijden .......................................
Index S S Sleutel-uit functie ................................ 3-9 Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ............................................... 4-211 Stopzetten van de werking van het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) ........................................ 4-213 Waarschuwing voor botsing ..... 4-213 Smering van de carrosserie ............... 6-38 Snelheidsmeter .................................. 4-25 Spiegels Binnenspiegel ............................. 3-40 Buitenspiegels ............
Index V V Vernieuwen Banden ....................................... 6-52 Gloeilampen ............................... 6-56 Ruitenwisser ............................... 6-39 Sleutelbatterij ............................. 6-46 Wiel ............................................ 6-53 Zekering ..................................... 6-68 Vertrekverlichtingsysteem ................. 4-96 Verzorging van de carrosserie ........... 6-75 Bescherming van holle ruimten .......................................
Index Z Z Zekeringen ........................................ 6-68 Beschrijving van het paneel ....... 6-68 Vernieuwen ................................ 6-68 Zelf uit te voeren onderhoud Openen van de motorkap ........... 6-25 Overzicht van de motorruimte .... 6-27 Sluiten van de motorkap ............ 6-26 Vernieuwen van de sleutelbatterij .............................. 6-46 Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden ....... 6-23 Zender .................................................
8DV8-DN-14L-R_1 Europe