Beknopte handleiding Het doel van deze Beknopte handleiding is een eenvoudige uitleg te geven van het gebruik van bepaalde voorzieningen waarmee uw CX-5 is uitgerust.
Belangrijke veiligheidsuitrusting Gebruik van de zittingen Voor de handbediende en elektrische zittingafstelling zijn onderstaande zittingafstelfuncties beschikbaar. Lengteverstelling Afstelling van de hoogte Afstellen van de hoogte van de voorzijde van het zitkussen (Bestuurdersstoel) Rugleuningverstelling Afstelling van de lendesteun (Bestuurdersstoel) Elektrische bediening Regelknop type Hendel type Hoofdsteunen Voor het hoger zetten van de hoofdsteun, deze tot in de gewenste positie omhoog trekken.
Alvorens te gaan rijden Werkingsbereik Het geavanceerde afstandbediende portiervergrendelingssysteem werkt uitsluitend wanneer de bestuurder zich in de auto of binnen het werkingsbereik bevindt en de geavanceerde sleutel bij zich heeft.
Alvorens te gaan rijden Buitenspiegels 1. Draai de spiegelschakelaar naar links of rechts voor het kiezen van de linker of de rechter zijspiegel. 2. Druk de spiegelschakelaar in de gewenste richting. Spiegelschakelaar Middenpositie Binnenspiegel Automatische dimspiegel De automatische dimspiegel vermindert automatisch verblinding door de koplampen van achteropkomende voertuigen wanneer het contact op ON staat. Druk op de ON/OFF toets om de automatische dimfunctie uit te schakelen.
Alvorens te gaan rijden Vereiste brandstof en Inhouden SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G 2.5 Brandstof Loodvrije super brandstof (overeenkomstig EN 228 en binnen E10)*1 Oktaangetal (RON) Inhoud 95 of hoger 2WD : 56,0 liter 4WD : 58,0 liter 92 of hoger Normale loodvrije brandstof 90 of hoger *1 Europa SKYACTIV-D 2.2 Brandstof Inhoud 2WD : 56,0 liter Uw Mazda zal efficiënt functioneren op diesel met specificatie EN590 of gelijkwaardig.
Tijdens het rijden Starten van de motor 1. Zorg er voor dat de handrem aangetrokken is. 2. Blijf het rempedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. 3. (Handgeschakelde versnellingsbak) Blijf het koppelingspedaal stevig intrappen totdat de motor volledig gestart is. (Automatische transmissie) Zet de keuzehendel in stand P (parkeren). Als u de Startdrukknop motor moet starten wanneer de auto in beweging is, dient u de keuzehendel in stand N (neutraal) te zetten. 4.
Tijdens het rijden Gebruik van de i-stop functie De i-stop functie zet de motor automatisch stop wanneer de auto bij een verkeerslicht stil staat of in het verkeer vast komt te zitten en herstart vervolgens de motor automatisch om het rijden te hervatten. Het systeem draagt bij tot een verminderd brandstofverbruik, minder uitstoot van uitlaatgassen en doet het geluid van het stationair draaien verdwijnen wanneer de motor is stopgezet.
Tijdens het rijden i-stop OFF schakelaar Door de schakelaar in te drukken totdat een zoemer klinkt, wordt de i-stop functie uitgeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) in de instrumentengroep branden. Door de schakelaar nogmaals in te drukken totdat de zoemer klinkt, wordt de i-stop functie ingeschakeld en gaat het i-stop waarschuwingslampje (oranje) uit. i-stop indikatielampje (groen)/waarschuwingslampje (oranje) i-stop indikatielampje (groen) • Wanneer de motor gestopt is.
Tijdens het rijden Waarschuwings/indikatielampjes Sommige waarschuwings/indikatielampjes worden in de instrumentengroep getoond. Ga de betekenis van de waarschuwing na onder Waarschuwing (Displayaanduiding) als een waarschuwings/indikatielampje in de instrumentengroep getoond wordt.
Tijdens het rijden Bedieningsorganen van de automatische transmissie Diverse blokkeringen: Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen het rempedaal moet intrappen en de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden (het contact dient op ON te staan). Geeft aan dat de keuzehendel vrij naar elke stand verplaatst kan worden. Geeft aan dat u om over te kunnen schakelen de ontgrendeltoets ingedrukt moet houden. Ontgrendeltoets Drive-selectie Drive-selectie is een systeem dat de drive-stand van de auto overschakelt.
Tijdens het rijden Gebruik van de koplampen Zonder automatische verlichtingsregeling Met automatische verlichtingsregeling Gebruik van de voorruitenwissers Met intervalruitenwisser Met automatische ruitenwisserregeling Schakelaar Minder gevoeligheid Middenpositie Hogere gevoeligheid Schakelaarstand 10 Wanneer de ruitenwisserhendel in Werking bij omhoogtrekken van de hendel de stand staat, Intervalwerking (Met intervalruitenwisser) tast de regensensor de Automatische regeling (Met automatische hoe
Tijdens het rijden i-ACTIVSENSE i-ACTIVSENSE is een collectieve benaming voor een reeks geavanceerde beveiligings- en rijondersteuningsystemen welke gebruik maken van een vooruitrijcamera (FSC) en radarsensoren. Deze systemen bestaan uit actieve beveiligings- en anti-botsinghulpsystemen. Deze systemen zijn bestemd om de bestuurder te ontlasten en te helpen veiliger te rijden en botsingen te vermijden of de ernst daarvan te verminderen.
Tijdens het rijden Adaptieve LED koplampen Het grootlicht en dimlicht van de adaptieve LED koplampen wordt voor een optimaal zicht van de bestuurder als volgt optimaal geregeld zonder voorliggende voertuigen of voertuigen die uit tegenovergestelde richting naderen te verblinden. Niet-verblindend grootlicht Deze functie dimt enkel de bundel grootlicht die op een voorliggend voertuig schijnt. Bij het rijden met een snelheid van 40 km/h of hoger wordt het grootlicht gedimd.
Tijdens het rijden Adaptieve LED koplampen Inschakelen van het systeem Het systeem schakelt de koplampen over naar grootlicht nadat het contact op ON is gezet en de koplampschakelaar in de stand AUTO staat. OPGELET Vertrouw niet uitsluitend en alleen op het systeem van de adaptieve LED koplampen en rijd met voldoende aandacht voor de veiligheid. Schakel de koplampen indien nodig handmatig over tussen grootlicht en dimlicht. Overige details worden beschreven in de betreffende tekst.
Tijdens het rijden Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem Het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem regelt de volgafstand al naargelang de rijsnelheid met behulp van een radarsensor die de afstand ten opzichte van een voorliggend voertuig meet en door het voorprogrammeren van de rijsnelheid tussen 30 km/h en 145 km/h hoeft de bestuurder het gaspedaal of het rempedaal niet meer constant te gebruiken.
Tijdens het rijden Instellen van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem OPMERKING Onder de volgende omstandigheden wordt de werking van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem tijdelijk geannuleerd, wordt er op de display van de instrumentengroep een annuleringsindikatie getoond en gaat tegelijkertijd het MRCC indikatielampje (groen) uit. • De CANCEL schakelaar wordt ingedrukt of het rempedaal wordt ingetrapt. • De handrem is aangetrokken.
Tijdens het rijden Instellen van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem CANCEL schakelaar RES schakelaar schakelaar schakelaar OFF schakelaar Kruissnelheidsregelaar SET+/SET- schakelaar ON schakelaar Wanneer de ON schakelaar wordt ingedrukt, kan de rijsnelheid en de afstand tussen voertuigen bij het rijden met volgafstandregeling ingesteld worden. De indikatie van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem wordt getoond in de display van de instrumentengroep. Instellen van de snelheid 1.
Tijdens het rijden Instellen van het Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeem Instellen van de afstand tussen voertuigen tijdens volgafstandregeling De afstand tussen voertuigen wordt korter ingesteld telkens wanneer de schakelaar wordt ingedrukt. De afstand tussen voertuigen wordt langer ingesteld door het indrukken van de schakelaar. De afstand-tussen-voertuigen kan ingesteld worden op 4 niveaus; lang, midden, kort en extreem korte afstand.
Tijdens het rijden Rijstrookassistent Het systeem van de rijstrookassistent waarschuwt de bestuurder dat de auto niet binnen zijn rijstrook wordt gehouden en biedt assistentie bij de besturing om de bestuurder te helpen binnen de rijstrook te blijven. De stuurwielbediening van de rijstrookassistent heeft “Laat” en “Vroeg” functies voor instelling van het tijdstip van de besturingsassistentie en de instelling kan gewijzigd worden.
Tijdens het rijden Rijstrookassistent 2. Rijd met het systeem op standby naar het midden van de rijstrook. 3. Het systeem zal beginnen te functioneren wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan. • De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of hoger. • Het systeem bespeurt witte (gele) rijstrookstrepen. Overige situaties worden beschreven in de betreffende tekst.
Tijdens het rijden Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)/Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) Het systeem van de stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) is bestemd schade in het geval van een botsing te beperken door het in werking stellen van de rembesturing wanneer de lasersensor (voor) van het systeem een voorliggend voertuig bespeurt en het systeem bepaalt dat een botsing niet te vermijden is.
Tijdens het rijden Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)/Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R) OPMERKING • (Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)) De stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F) bespeurt een voorliggend voertuig door het uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door de reflector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor de meting te gebruiken.
Tijdens het rijden Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) is een systeem dat de bestuurder waarschuwt voor een mogelijke botsing door middel van een indikator en een waarschuwingsgeluid in de instrumentengroep bij een rijsnelheid van 15 km/h of sneller en de radarsensor van het systeem bepaalt dat uw auto met een voorliggend voertuig in botsing kan komen.
Tijdens het rijden Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) OPMERKING Het Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS) functioneert mogelijk niet onder de volgende omstandigheden: • Als er de kans bestaat van het botsen tegen enkel een deel van het voorliggende voertuig. • De auto met dezelfde snelheid rijdt als het voorliggende voertuig. • Het rempedaal, stuurwiel, de keuzehendel of een richtingaanwijzer wordt bediend. Overige details worden beschreven in de betreffende tekst.
Tijdens het rijden i-ELOOP systeem Bij conventionele voertuigen komt de kinetische energie die gegenereerd wordt wanneer het voertuig snelheid mindert door het in werking stellen van de remmen of tijdens afremmen op de motor als hitte vrij. Door deze vrijkomende kinetische energie om te zetten in elektriciteit en deze te gebruiken voor de aandrijving van de apparatuur en accessoires van het voertuig zoals de airconditioning en de audio-installatie, kan het brandstofverbruik teruggebracht worden.
Tijdens het rijden i-ELOOP laaddisplay Als er met de auto wordt gereden terwijl “i-ELOOP laadt op” wordt getoond, klinkt er een pieptoon. Let er op dat het bericht niet langer getoond wordt alvorens te gaan rijden. Bandenspanningcontrolesysteem Het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle vier wielen.
Interieurvoorzieningen Klimaatregelsysteem (Volautomatisch type) Temperatuurinstellingdisplay (bestuurder) Bestuurderstemperatuurregelknop Luchtinlaatkeuzeschakelaar (stand voor aanvoer van buitenlucht) Voorruitontwasemingsschakelaar Luchtinlaatkeuzeschakelaar Achterruitverwarmingsschakelaar (stand voor recirculerende lucht) Display van airconditioningmodus A/C schakelaar AUTO schakelaar Aanjagerregelschakelaar OFF schakelaar Functiekeuzedisplay Luchtstromingdisplay Passagierstemperatuurregelknop DUA
Onderhoud en verzorging Voorzorgsmaatregelen betreffende onderhoudswerkzaamheden Routine-onderhoud Het wordt ten zeerste aangeraden de volgende punten dagelijks of tenminste wekelijks te controleren. • Motoroliepeil • Motorkoelvloeistofniveau • Niveau van remvloeistof en koppelingsvloeistof • Niveau van sproeiervloeistof • Onderhoud van de accu • Bandenspanning SKYACTIV-G 2.0 en SKYACTIV-G 2.
Als er zich een probleem voordoet Als er zich een probleem voordoet • Lekke band Als u een lekke band heeft, langzaam naar een vlak gedeelte rijden en de band op een plaats buiten het verkeer en op voldoende afstand van de rijbaan verwisselen. Gebruik in het geval van een lekke band het noodreservewiel. • Oververhitting 1. Rijd naar de kant van de weg en breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. 2. Controleer of er koelvloeistof of stoom uit de motorruimte ontsnapt.