Operating Instructions and Installation Instructions

PELLETKACHELS
Hoofdstuk 6
HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE EN HET GEBRUIK
page 47
Dispositifs de sécurité Technische dienst - Rechten voorbehouden - Reproductie verboden
6. DISPOSITIFS DE SÉCURITÉ
De kachel is uitgerust met volgende veiligheidsinrichtingen :
SONDE VOOR DE ROOKGASTEMPERATUUR
Zij meet de temperatuur van de rookgassen en schakelt de kachel
aan of uit als de temperatuur van de rookgassen onder de
geprogrammeerde waarde daalt.
SONDE VOOR DE TEMPERATUUR VAN HET
BRANDSTOFRESERVOIR
Als de temperatuur de ingestelde veiligheidswaarde overschrijdt,
wordt de werking van de kachel onmiddellijk gestopt. Om de
kachel weer in werking te stellen, moet worden gewacht tot de
kachel afgekoeld is.
ELEKTRISCHE VEILIGHEID
De kachel is beveiligd tegen bruuske stroomonderbrekingen door
een algemene stroomverbreker op het controlebord achteraan op
de kachel. De smeltveiligheden. Van de elektronische kaarten
bevinden zich eveneens achteraan op de kachel.
ONDERBREKING VAN DE ROOKGASVENTILATOR
Als de ventilator stopt, blokkeert de printplaat de pellettoevoer
meteen en wordt het alarm weergegeven.
ONDERBREKING VAN DE REDUCTIEMOTOR
Als de reductiemotor stopt, gaat de kachel uit en wordt het
bijbehorende alarm gemeld.
TIJDELIJKE AFWEZIGHEID VAN ELEKTRISCHE STROOM
Indien er zich tijdens de werking van de kachel een elektrische
stroomonderbreking voordoet zal de kachel bij het stroomherstel
eerst afkoelen en daarna opnieuw automatisch aanschakelen.
FOUTIEF AANSCHAKELEN VAN DE KACHEL
Indien tijdens de aanschakelfase geen vlam verschijnt gaat de
kachel in de alarmtoestand.
HET IS VERBODEN DE VEILIGHEIDSINRICHTINGEN
TE BEWERKEN.
Het zal alleen mogelijk zijn de kachel aan te schakelen nadat
de reden, die aanleiding heeft gegeven tot het inschakelen
van het veiligheidssysteem, uitgeschakeld is, en nadat de
automatische werking van de sonde hersteld is. Om de aard
van de onregelmatigheid , die zich heeft voorgedaan, te
begrijpen, onderhavige handleiding raadplegen. Deze
verklaart op welke manier moet worden ingegrepen,
afhankelijk van de afgebeelde alarmboodschap op het
display.
6.1. ALARMSIGNALEN
Indien zich een andere bedrijfstoestand voordoet dan die nodig is voor
een goede werking van de kachel, doet zich een alarm voor. Het
bedieningspaneeltje geeft aanwijzingen over de reden van het lopende
alarm en door op de info-toets te drukken, krijgt u beknopte informatie
over hoe te handelen om de werking van de kachel te herstellen. A01
en A02 hebben geen geluidsalarm om de gebruiker niet te storen indien
de pellets in de voorraadbak midden in de nacht op zijn.
Volgende tabel geeft een opsomming van de alarmsignalen, die de
kachel eventueel kan geven, samen met de daarbijhorende code die op
het display van de hulpbediening verschijnt.