Operating Instructions and Installation Instructions
PELLETKACHEL Hoofdstuk 4
INSTRUCTIE- EN INSTALLATIEBOEKJE
pag. 51
Werking Technische dienst - Alle rechten voorbehouden aan MCZ GROUP S.p.A. - Reproductie
verboden
D
G
4.15. DE AFSTANDSBEDIENING SYNCHRONISEREN
Bij de eerste ingebruikname kan het nodig zijn om de
afstandsbediening te synchroniseren met de kachel. Volg hiervoor de
onderstaande instructies:
sluit de kachel aan op het elektriciteitsnet en schakel de
stroomschakelaar in
controleer of de schakelaar D van het noodpaneel in de stand
REMOTE
wanneer het eerste opschrift op de display van het noodpaneel
verschijnt, druk op de verzonken toets G met behulp van een
puntvormig voorwerp (bv. een tandenstoker..)
op de display van het paneel verschijnen 3 knipperende lijnen
“---“. Druk op de on/off toets van de afstandsbediening om te
initialiseren.
De drie knipperende lijnen op de display verdwijnen en de kachel slaat
het nieuwe adres op om te kunnen communiceren met de
afstandsbediening. De initialisatie wordt bevestigd met 4
geluidssignalen.
4.16. DE VEILIGHEIDSINRICHTINGEN
De kachel is voorzien van de volgende veiligheidsinrichtingen:
ROOKGASTEMPERATUURSENSOR
Meet de temperatuur van de rookgassen en geeft toestemming om
de kachel aan te maken of uit te zetten als de temperatuur van de
rookgassen onder de vooringestelde waarde zakt.
TEMPERATUURSENSOR VAN DE PELLETVOORRAADBAK
Als de temperatuur de vooringestelde veiligheidswaarde
overschrijdt, stopt de sensor de werking van de kachel
onmiddellijk. Om hem weer aan te maken, moet de sensor
handmatig worden gereset nadat de kachel is afgekoeld.
ELEKTRISCHE VEILIGHEID
De kachel wordt met een algemene zekering in het
voedingspaneeltje aan de achterkant van de kachel beschermd
tegen hevige stroomwisselingen. In dit voedingspaneel op de
achterkant zijn ook andere zekeringen voor de bescherming van de
printplaten voorzien.
DEFECT VAN DE ROOKGASVENTILATOR
Als de ventilator stopt, blokkeert de printplaat de pellettoevoer
meteen en wordt een alarmmelding weergegeven.
DEFECT VAN DE REDUCTIEMOTOR
Als de reductiemotor stopt, blijft de kachel werken tot het
minimum koelniveau wordt bereikt.
TIJDELIJKE STROOMUITVAL
Als de stroom tijdens de werking uitvalt, ontbreekt de spanning.
Als de stroom weer terugkeert, gaat de kachel op de koelstand
over en wordt vervolgens automatisch weer aangemaakt.
GEEN ONTSTEKING
Als er bij de ontsteking geen vlam ontstaat, komt de kachel in de
alarmstand.










